Emigratie niet aan de orde? De avonturen van een verkeersagentje I d\d u&faal van den daq w Keel Verzachtend en geneeskrachtig door de *gg? I 0. ALLEABONNÊ’S F 750.-F 750.-ZXTX: F 250- VICKS HOESTBONBONS NEDERLAND LEVERT GERING CONTINGENT De vorst HONIG’s KEUKENSTROOP/I/j^-^'1/ I WOENSDAG 12 OCTOBER 1938 Tucht op school De eene dienst is den anderen waard I reist incognito De mogelijkheden in Zuid-Amerika IN VIILICHE1D AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 1 1 RIT5E.MA STOFZUIGERS Vicks VapoRub ingrediënten is mooi van V, dat JJ me de ik. xoo- schiet maar o Het duurde niet tang, at ia sprongen verschrikt van de bank (Nadrux verboden) op. Ze en gen, dat heel hard aan het net werd getrokken. Het touw, waaraan het net aan de schuit was verbonden, kronkelde. terwijl kringen in het water ontstonden DOOR FRITZ METZNER 5 ■Z liet Sjef Borrelmans. rie-, zich bij den re Hij beeft misschien rechter bet uit België: uit Portugal: uit Zweden: uit Zwitserland: uit: Denemarken: uit Noorwegen: 348.000 848.000 487.000 116.000 158.000 326.000 menschen II onzerzijds opgave zal worden die naar Ar- Llnde" de bontjas en de onbekenden vent gekocht ■1 I niet bent.’ Genswel- „Ophalen, Keesie, ophalen jongen," commandeerde de vis- echer, terwijl hu met zijn schepnet gereed stond om den buit naar binnen te halen, aoodra het net boven water sou zün verschenen. Keesie kon niet denken, dat het nu al rijn vriend, bet matroosje zoude zijn. haar tranen. ,Kn dan de Dat dat nou juist u moet ..Komt er allemaal niets op aan, kastelein, ah hjj maar spelen kan! Weet u dat zeker?" Voor Peter Schmledel was dat een ónmoge lijke vraag en hU werd boos.' Ah vele menschen ergerde hem een vraag, die' hU niet kon beant woorden. .Kan ik dat weten?” viel hjj uit. ..Alleen om dat hjj spiegeleieren en spinazie bjj mjj gegeten heeft? Ik ken hem verder toch ook niet! En bo vendien. hij is al gaan slapen. Maar nou Ja.... wacht even.... ik wil toch wel eens gaan kij ken.” Zoo vlug ah Peter Schmledel met zijn hon- derdnegentig pond de trap opholde, zou het een lichtgewlcht-athleet nog eer hebben aangedaan. Hl) stond boven wel op een geweldige manier te hjjgen en te blazen, maar dat duurde toch niet lang en toen klopte hij zachtjes aan. Hij moest nog even overleggen Hoe zou hjj nu eigenlijk voor den dag komen? De vreemde ling was af en toe nogal stug geweest. Soms was het toch niet meegevallen een gesnrek met hem gaande te houden. Maar als hij het nu eens heel beleefd vroeg en hem dan correct met zijn naam aansprak.... Ja, maar welken naam had die gast zonder bagage ook weer....? „W... .steen. W....steen. Was bet niet Warms teen?” Er viel den kastelein geen andere naam in. En daar hjj ook een naam die er op leek, nog nooit had gehoord, stelde hjj al gauw vast, dat de vreemde niet anders dan Warmsteen kon heeten. En juist toen het uit de kamer klonk: .Ja. wat h er?" bulderde de kaïtehin dan nieu wen naam er bijna uK. Het Schoolblad ontleent aan het onderwijs verslag 1937 enkele belangrijke opmerkingen naar aanleiding van de rapporten der inspec teurs aangaande de tuchteloosheid op de lagere scholen: woorden vangt een beschouwing aan over ..Ons werkmateriaal." De fout wordt terecht voor een groot deel bij de ouders gezocht. Vooral de inspecteur te Gortnchem heeft zich uitvoerig met het tuchtvraagstuk bezig gehouden Met kennelijke instemming maakt hij gewag van de pogingen van den Minister vim Onderwijs om met zijn ambt genoot van Justitie tot overeenstemming te komen. De inhoud van een missive door laatstgenoemde magistraat aan de parket ten gezonden werd destijds in ons blad ver meld (Schbld. 24 Maart 1938). Het gaat er om. de juiste grens te vinden tussen „onge oorloofde mishandeling" en .middel tot het bereiken van een geoorloofd doel.” Uit een enquête over het voorkomen van baldadigheid in de inspectie Oorlnchem is genoemden inspecteur gebleken, dat vele onderwijzers in de mening verkeren, dat zU tegenover onwillige ouders wettelijk onbe schermd staan. Om een Indruk te krijgen van de opvat tingen. die In de kring van de gemeentebe sturen inzake het tuchtrecht bestaan, heeft hij zich tevens tot de burgemeesters in zijn inspectie gewend, om. met de vraag „of ztj een regeling van het tuchtrecht voor den onderwijzer voor het handhaven of het bentel van de plaatselUke tucht in hun gemeenten wenselijk achtten.” Uit de Ingekomen antwoorden van 44 ge meenten blijkt, dat alle op 4 na een wet te lijke regeling ongewenst at overbodig achten. In 4 gevallen werd het wel nodig geoordeeld, maar 2 daarvan gaven als reden op: de preventieve werking die er van ver wacht mag worden, hoewel in hun gemeen te overigens van tuchteloosheid geen sprake was. In bijna «He antwoorden werd er de nadruk op gelegd, dat de urgentie op het platteland niet wordt gevoeld, „omdat hier geen sprake is van bandeloosheid, laat staan van toenemende bandeloosheid.” Wij willen dit hoofdstuk zo niet beslui ten. Een uitvoerige opsomming van klach ten over lastige leerlingen en moeilijkheden met het handhaven van de tucht op onze scholen heeft voor ons iets buitengewoon onbevredigends. Zelfs in deze tijd, nu de waaronder in school ge- die I Dl* laatste twe* woorden heeft de wijsgeer vergeten, maarvoor de meeste men schen op straat kan het geen kwaad om ze er nog even bij te zetten! „Vraag excuus, mijnheer Warmsteen. maar ik zou u iets willen vragen.Over den pianospe ler. weet u. U hebt toch gezien, dal....” De deur ging al open en Sigmar von Wem- steln stond nog geheel gekleed in de kamer. In zijn hand hield hij een blad schrijfpapier met een kroontje erop, dat hl) net uit zijn portefeuil le scheen genomen te hebben. „Alweer een kroontje,” dacht de kastelein en hl) vond bat nog onbegrijpelijker dan eerst. Een doodgewone mijnheer Warmsteen met een kroontje op zijn portefeuille en op zijn briefpapier.... En dat alles door de doodgeslagen hoop van een oom Ja. ja.... HU wilde echter aan die dingen na niet denken. Hjj kon den man noodlg hebben, om zl)n verdiefiste niet te laten glippen. ..Heb ik u gestoord, mijnheer Warmsteen?** „Hoe, Warmsteen? Wie, Warmsteen?" „O, excuseer, ik bedoel u. mUnheer Wam» steen”. Nu begreep Sigmar von Wernsteln het en hU lachte aoo, dat zl)n schitterende tan den zichtbaar werden. Warmsteen.Wat een onbetaalbare mop.Waarom zou hij die grap pige verandering van zijn naam niet laten door gaan? HIJ stak het papier weer in zijn portefeuille^ schroefde zjjn vulpen dicht en Met den kastelein vertellen. .JCn omdat de bruiloft anders gedaan la, en ik toch graag wat verdien, dacht ik aan mijn heer Warmsteen. die toch zeker zal kunnen spe len en als reiziger toch ook wel een paar mark ml willen verdienen.En daarom bob ik maar eventjes aangekiopt." winterjas had gestolen Mr. Gensweider had het nuttig effect van zoo’n publicatie totaal ver keerd beoordeeld, want reeds den volgenden dag Ugenaamd „Rooie Schor- iter aandienen. Sjef was een goede kennis b<J de rechtbank. „Zoo. de rooie Schorrie,” zei rechter Gena- wetder, „wat hebben we nou weer uitgehaald.” Borrelmans schoot, zichtbaar opgewonden, zUn pet naar achteren: ..Het Is maar voor dieën bontjas en winterjas. mUnheer de rechter.... 1 Is maar, asdat ge niet mot denken, dat iemand van ons dat gedaan heeftHet is gewoon een schandaal.... een schandaal, zeg ik oe, en we vinden het allemaal een schooiersstreek, dat ze van onzen rechter iets gestolen Maar ge begrijpt wel. dat niemand dat gedaan heeft, want meneer de i Mogen wij hopen, dat dit onderwerp met zijn veelzijdige aspecten en zijn groote be langen alsnog bij de gedachtenwisseling tusschen Regeering en Kamers aan de orde wordt gesteld? ntusschen hebben verscheidene landen, die In vroeger jaren wijd openstonden voor immigranten uit Europa, zoowel onder den Invloed van de wereldcrisis als uit vrees van al te zeer ge-infiltreerd te worden met menschen van andere, dan Europeesche afkomst, successievelijk hun grenzen zeer resoluut voor den vreemdeling gesloten. De Vereenigde Staten van Ameri ka, die vroeger talrijke emigranten uit Nederland opnamen, contingenteerden den stroom tot een uiterst gering percentage en stelden aan de weinige toegelatenen hooge elschen van bekwaamheid en kapitaal kracht. In Canada, waar de immigranten doorgaans als loonarbeiders In het boeren bedrijf plachten te beginnen, laat de regee- ,Jn zo goed als alle verslagen”, zegt de hoofdinspecteur van de Noordelüke provin ciën, „wordt de aandacht gevestigd op de ongunstige invloed, die de slechte economi sche omstandigheden op de lichamelUke en ook dikwijls op de geestelijke toestand der leerlingen hebben. Doch niet alleen de slechte economische omstandigheden, ook de „tijdgeest” en wat daarmede samen hangt, blUken dikwijls remmend te wer ken”. „Enkele hoofden van scholen", schrijft de inspectrice te Assen, .hebben tegenover mU opmerkingen gemaakt over de slechte in vloed van de tegenwoordige tijdsomstandig heden op de houding der jeugd. Het leven Is druk en gejaagd, de radio verstoort de rust in vele gezinnen, de kinderen gaan vaak l»»t naar bed, enz." .Anderdeels heeft de werkloosheid van de ouders en de rijpende jeugd een slechte in vloed op de belangstelling. Uver en tuchte loosheid van de schooljeugd. Meestal wor den de onaangename ervaringen In de werk verschaffing besproken, waar de kinderen bU sl)n, en de uitzichtloosheid van de toe komst drukt een stempel van onverschillig heid en slapheid op de leerlingen”. (Insp Emmen) WU stappen over naar het verslag van de tweede H. I. Daar wordt ook nogal een en ander te berde gebracht. ,JDe geest van de tUd weerspiegelt rich ook in de leerlingen, die onze scholen be zoeken Een van de kenmerkende verschijn selen in onze dagen is zeker wel: het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.” Met deze doendein twee gebeuren.” KAthe baadde in overjas ook nog.... overkomen „Dat dat juist u moet overkomen,” dat zei den ook de collega’s van de rechtbank. .De man heeft vast niet geweten, met wlen hU te doen had.” Allen bemoeienissen van rechter Gensweider ten spUt, kwam op zekeren dag een plaatselijk blad toch met een omstandig verhaal, hoe men bU mr. Gensweider, den zoozeer geliefden rech ter en reeds jarenlang president van de ver- eeniging „Sociale hulp”, een bontjas en een onze provincies maken den hokvasten Ne derlander murw en het zijn niet de slecht- sten, die overal wel heen willen, waar zij maar in den letterlijken zin van ’t woord een bestaan kunnen vinden. De Regeering ziet hierbij nog steeds toe. Hier en daar helpt zij, zooals met het Argentljnsche emigratle-verdrag. Doch van een levendige «tlmuleering der emigratie, van een doelbewuste emlgratle-politiek, die een breede deur zou openen voor de hier gepreste duizenden, is geen sprake. De jongste documenten de Troonrede en de millloenennota hebben met geen woord over dezen vorm van hulp aan de werkloozen gerept. en de danszaal. En binnen strompelden de ober en 'n bruiloftsgast, met veel moeite den pianist steunetjd. De man had last van de warmte heette het, maar hU had meer last van den te rijkelUk genoten drank en kon zich moeilijk op de been houden. Met nog een schertsend: „Goeden nacht!” verdween Sigmar von Wemstein naar boven. „Daar hebben wij het al! Wat nu? Wie zal nu spelen?” riep de kastelein bUna wanhopend uit, terwUl de pianist met een bleek en vertrokken gezicht in een hoek van de sofa viel. „Br moet een andere pianist komen.” sprak de bruilofsgast. „WU willen toch dansen en het Jonge volk trappelt al van ongeduld. Stuur ons maar gauw een plaatsvervanger." De gast, in zUn nieuw feestcostuum. scheen heelemaal geen begrip te hebben van de lande- lUke toestanden in Altroda, doch de kastelein lichtte hem daar duldelUk over In. „Wat denk JU wel? Stel je Je voor, dat je hier net zoo makkeluk pianisten kunt krijgen als versche melk? Dacht Je dat? Ik was al blü, dat ik dien daar uit de stad had. Hier In Altroda is geen pianist. De eenige, die nog kan spelen, is de bruidegom zelf." ,Ja. maar dat gaat niet!" haastte de ober zich te antwooorden. „Dat gaat niet," herhaalde de kastelein. .Dat weet ik ook. Doch wat moeten wU dan begin nen? Wacht eens, sou die kerel, die daar net naar boven ging....? Wie weet.... Het is wel een vreemde, en mesjogge is hl) beslist. De kerel lacht telkens zonder eenige reden en zuiver op de graat Hjkt M za| ook niet, maar....” de Nederlandsche Handelsmlssle naar Zuid-Amerikaansche landen heeft reeds met de Argentljnsche regeering zulk een emigratle-verdrag gesloten, waarbij de Ar gentljnsche regeering zich verbindt aan de Nederlandsche regeering alle inlichtingen te verstrekken, welke voor de immigratie van Nederlandsche onderdanen van belang zijn, terwlj: verstrekt van Nederlanders, gentinië willen emlgreeren. Een gemengde commissie zal in Argentinië contróle op de binnengekomenen uitoefenen en alle ko- lonisatie-plannen bestudeeren. Het jonaste officieele emlgratie-rapport, uitgebracht door den minister van Sociale Zaken, sprak dan ook de verwachting uit, dat, Indien een dergelijke commissie of een organisatie, die de menschen bij aan komst ter zijde kan staan, in het leven werd geroepen, een behoorlijke emigratie-be- weging van Nederlanders naar Argentinië kan worden opgebouwd. Ten aanzien van de mogelijkheden In Brazilië bleef het verslag daarentegen sterk in mineur en over Chili sprak het in het ge heel niet. Brazilië elscht een „uitnoodi- ging”, een „carta de chamada” van den immigrant en bovendien een garantstelling van een kolonisatie-maatschappij of eenige Brazlliaansche instelling, zoodat het bin nenkomen daar niet gemakkelijk Is. In de kringen der emigratle-vereenigingen heeft men echter de overtuiging, dat de belem merende maatregelen in deze landen niet l* In de eerste plaats tegen Europeesche, laat staan Nederlandsche Immigranten zijn ge richt en dat een aanzienlijke vergemakke lijking in de toelating te verkrijgen zou zijn, indien de Nederlandsche regeering wilde garandeeren, dat slechts behoorlijke, ge zonde, ordelievende en onderlegde menschen naar Brazilië en Chili zouden komen. Bra zilië, dat een oppervlakte heeft gelijk aan drie kwart van Europa en slechts door 42 millioen zielen bevolkt is, kan door vesti ging van bekwame boeren slechts winnen. Ook neemt nu, zooals wij boven zeiden, in ons'eigen land de bereidwilligheid om te emlgreeren zienderoogen toe. Hoewel de emigratie-vereenigingen zich bij den ge- ringen steun, dien zij van regeerlngs-zijde ontvangen, van iedere propaganda onthou den, komen dagelijks brieven binnen Waar in jonge mannen en huisvaders dringend vragen om „weg” geholpen te worden. De langdurige werkloosheid, de landnood In hebben. I van ons rechter Is Immers onze weldoener en met rijn sooejale gerechtshulp ondersteunt hU onze gezinnen, als wU-... als we.... om zoo te zeggen.... zonder verdiensten zUn. En meneer de rechter helpt ons veel meer. Neeje, dat kunnen wij niet op ons lat-n ritten.... dat mot een vreemde ge daan hebben, een onbekendeEn daarom ben ik hier, om te zeggen, dat Berta Hanekraal van de .Kromme winterjas van een heeft.” Zoo? Tja. dat dit bericht komt brengen. De bontjas is een aandenken van mün overleden vrouw. Ik zou hem dus wel heel graag terug hebben En toen duurde het ook niet lang meer, of de onbekende stond zelf voor den rechter. HU heette Leopold Zwenda en was werkelUk een vreemde in de streek. HU had een blauw oog, een gescheurd oorlelletje en twee bulten op zijn achterhoofd. De plaatselUke collega’s hadden hem niet direct aan de politie willen overgeven, maar ze hadden hem Intusschen op eigen houtje een kleine straf toegediend. Bovendien was Leopold Zwenda een jammer lijk toonbeeld van berouw en wroeging. „Ik heb er geen benul van gehad. mUnheer de rechter.... met wien ik te doen had.... geen snippertje benul. mUnheer de rechter.... als ik dit geweten hadmaar dat komt ervan als je met de plaats niet bekend bent....” „Ja, dat is al- rijd vervelend, als je ergens bekend knikte der. „En waar als ik hier sta.... ik hoop aileen, dat Ik nog eens wat voor mUnheer den rechter aal kunnen doen.” stamelde de vermorzelde. „t Is goed, hoor,” weerde de rechter glim lachend af. En toen er van dé acht maanden, welke Leo pold Zwenda voor dit grapje mocht ritten, on geveer vUf voorbü waren, gebeurde het, dat rechter Gensweider, In een moeilUk proces ver diept. tüd en plaats vergat en pas door den mid- demachtslag van de slingerklok er aan her innerd werd, dat het rijd was. om naar bed te gaan. HU legde zUn werk neer, nam zUn jas en liep door de voorkamer, waar anders de klerken zaten, naar de deur. Gesloten! HU liep naar het bureau terug en belde naar alle afdeellngen. Het was tevergeefs, omdat er binnen het gebouw niemand meer aanwezig was en van de werkkamer was er geen directe ver binding naar de gevangenlsafdeellng. Middenin het paleis der Gerechtigheid zat een van haar trouwste dienaren van zUn vrijheid beroofd” en kon niets anders doen, dan wat de natuurvolken doen, wanneer zU berichten Willen doorzenden: trommelen. Mr. Gensweider trommelde op de deur om hulp, dat het door de nachtelUke stille gangen daverde. HU trommelde zoowat een uur lang, toen kwamen elndelUk de stappen van een oprichter naderbU. „Wat is dat voor een kabaal?" brulde de man buiten. Maar toen schrok hU: „O mUnheer de rechter.... wat is er toch gebeurd?" „Haal direct een smid,” schreeuwde Gens weider, „ik rit opgesloten.” „Ja. maar waar zal ik zoo gauw een smid vandaan halen, midden in den nstcht?" De man scheen na te denken. „In de gevangenis hebben we wel iemand, die is mecanicien en ’n soort smid., gisteren nog een slot gerepareerd., kan die het.... Als mUnheer de goed vindt?” ..Natuurrijk vind ik het goed.... op!" Twintig minuten later hoorde mr. Gensweider bulten een gemompel, een of ander ding werd in het slot gestoken en tegerijk sprong de deur open. Ze was met een krommen spUker ge opend. Rechter Gensweider keek in "n lachend ge zicht. ,Jk ken u!” De gevangene knikte grijnzend: „Leopold Zwenda. mUnheer. neem me niet kwarijk.ik ben brij, dat ik voor mijnheer dan rechter toch nog iets heb kunnen doennou zUn de bontjas en de winterjas etnderijk van mUn leven gevallen ze hebben er zwaar genoeg gelegen. Ik zou niet graag hebben, dat mUnheer de rechter dacht, dat ik een heel slecht mensch was. ,Kee hoor," verzekerde nu Gensweider, terwijl hU op de buitendeur toestapte, „dat ben je niet, tenminste geen slechte smid....” ring geen personen meer toe, die in loon dienst willen gaan. Australië is voorzichtig geworden door droevige ervaringen, opge daan met enkele tienduizenden Engelse hen, die zich van 1920 tot 1929 leder jaar In „blocks” vestigden; het stelt nu zéér bezwa rende toelatingsvoorwaarden. Nieuw-Zee- land vertoont ook weinig bereidwilligheid om Immigranten op te nemen. Deze feiten hebben er het hunne toe bij gedragen, dat de emlgratie-beweging In ons land momenteel slechts uiterst geringe be- teekenis toekomt, zoodat zij de overladen arbeidsmarkt niet merkbaar ontlast en on der de middelen ter bestrijding der werk loosheid nauwelijks genoemd wordt. bruiloft werd gemaakt, en hoe minda: er werd gedronken, scheen toch veel waars te zün. Hoe zou hU zelf nog eens bruiloft vieren? En met wie? In gedachten liet hU verschillende families uit de kringen van rijn oom de revue passee- ren. Nee, in niet één van deze families was een meisje, tot wie Sigmar zich voelde aange trokken. WerkelUk niet één.... Och, hoe kon je ook pellen, of het bU die dames niet alleen om den titel van vorstin von Werasteln ging? Of het hart ook meesprak, daar wist je In zulke gevallen weinig van. HU kon het wel voor zeker aannemen, dat het altUd om het vermogen van Wernsteln ging. „Nou ja, enkelen was het toch ook wel te doen om de knappe verschUnlng van Sigmar zelf,” plaagde gravin Edlar Hughen wel eens, maar Sigmar had haar daarin nooit ge lijk kunnen geven. HU «as niet erg Udel, want was hU dat geweest, dan had hU rijn makkeluk leventje op slot Wemstein niet verruild tegen zUn leven van nu, langs den weg.... Maar één ding stond nu toch vast. Sig mar von Wemstein was thans een vrU man en als vrij man zou hU voor zUn volgend leven zijn hart laten beslissen Bi.... wanneer hU met zUn reservekapltaal van dertigduizend mark zuinig omsprong, was dat misschien nog wel voldoende om een bescheiden huishouding op te wetten. .Alstublieft, mUnheer! Hier hebt u de rest van uw geld terug. Is het zoo in orde?” Sigmar telde het geld nauwkeurig na, w echt als. iemand die met weinig moet rondko'nen. Nu omstandigheden, werkt wordt, een groot aantal van klachten stellig wel rechtvaardigen. We hebben er twee redenen voor. In de eerste plaats laat het oude schoolmeester- axioma' ons niet los. dat veelvuldige klach ten over orde, tucht en over de geest der leerlingen steeds een element van zelfbe schuldiging inhouden. En daarnaast hin dert het ons, dat wU er onwillens toe zou den hebben meegewerkt deindrukte vesti gen, dat het op een betrekkelUk groot aan tal scholen een Janboel dreigt te worden. Dit idee mogen we zeker niet helpen verbrei den. Het is ook niet zo, al zal Iedereen er kennen. dat in overvolle klassen het hand haven van de orde vaak te veel van de krachten der onderwUzers vergt. GemakkelUk valt echter op zaken als deze te veel licht en krijgen bepaalde voorvallen te veel relief. Daarmee wordt de school niet gediend, zomin als onze eigen positie er iets goed van te verwachten heeft. Gelukkig bevat het onderwUsverslag ook meer geruststellende mededelingen, die on- gstwUfeld de algemene toestand juist weer geven. De Inspecteur te Arnhem wUst er op. dat een enkel geval op zoveel duizend kinderen gelukkig een uitsondering vormt Apeldoorn rapporteert onverdeeld gunstig Over 1 algemeen wordt de verhouding tus sen ouders en het onderwVzend personeel geroemd, zegt t verslag van de eerste H. I. Zo is geluklft bUna overal, en' waar de toestand geen aanleiding tot klachten geeft, bestaat ook weinig aanleiding om hiervan melding te maken. Er bluft dus nog wel plaats voor vertrouwen." Beladen met volle bierglazen schoof de ober door de deur van de gelagkamer en nu klonken de eerste tonen van een nieuwen dans daar binnen. a „WU hebben vandaag een bruiloftsfeest”, ver telde de kastelein, „ik hoop dat mUnheer er verder geen last van heeft. Zoolets wordt in den regel nogal laat, ziet u.” Sigmar von Wernsteln schoof zUn bord opzij en lachte eens. „Ik heb een flinken marsch achter den rug, kastelein, en dan slaapt men door alles heen. Geef mU nog maar een glas licht bier, dan trek ik naar boven. Houdt u maar Ineens alles tegelUk af.” „Bruiloft," peinsde Sigmar, „ja, als je zóó bruiloft kunt vieren.... Een bruiloft die je niet met bruid en al door een erf-oom Is opgedron gen...." HU dacht aam de bruiloft van Hervard Hughen en zijn vrouw. Hoe eenvoudig hadden «U hun feest gevierd en hoe gelukkig leefden «li jiu. In de bewering, dat een huwelUk te ge- MkMger weed, hoe minder drakte er saa deTwüde htf echter nog oen praatje makr a, Mnde Uit Nederland echter emigreerden nog geen 60.000 menschen In deze 25 jaren. De cijfers van na den oorlog toonen on geveer hetzelfde beeld. Tegenover 305.000 Portugeezen, 169.000 Belgen en 92.000 Zweden, die van 1919 tot 1927 het moederland verlieten om zich over zee te vestigen, stonden ruim 30.000 Neder landers. Het hoogste aantal emigranten, dat in één bepaald jaar werd bereikt, lag tusschen de 5 en de 6000. Een uiterst gering cijfer tegenover de meer dan anderhalf millioen, dezen aanzien kan verkrijgen. De leider van die Groot-Brittannlë en Ierland en de bijna twee millioen, die Italië in sommige jaren verlieten. Vond deze geringe deelname aan de emi- gratlebeweging, die tusschen de werelddee- len stroomde ten eenen deele haar oorzaak in een betrekkelijke welvaart en in het em plooi, dat vele tienduizenden Nederlanders in de eigen koloniën konden vinden, ten anderen deele heeft ongetwijfeld de geringe belangstelling, die voor de emigratie werd gevoeld, een rol gespeeld, een geringe be langstelling, die zich ook in de passieve houding van de Nederlandsche regeering ten aanzien van dit vraagstuk weerspie gelde. Deze passieve houding werd op haar beurt ingegeven eensdeels door de overweging, dat emigratie *t land verarmt wijl zij werk- krachtige personen, in wie een kapitaal aan onderwijs en vakscholing steekt, aan het volksgeheel onttrekt, en anderdeels door den wensch om> de emigratie slechts zijdelings, via particuliere organisaties te doen bevor- j£ren en leiden, zulks met het oog op de geestelijke belangen der emigranten. Verschillende van zulke emigratie-ver eenigingen hebben nu inderdaad hun best gedaan om de stichting van eenlgzins uit gebreide „Koloniën”, bijvoorbeeld in de Zuid-Amerikaansche staten, als rendabele geldbelegging voor te stellen en onge twijfeld hadden zij daarbij geen ongelijk doch het particuliere Nederlandsche kapi taal had in dezen vorm van geldbelegging tot dusverre geen voldoende vertrouwen, zoodat de emlgratie-beweging ook langs dien weg geen grooten omvang kon berei ken. T"”Xen laatsten tijd echter komt er van LI twee zijden verandering in de ge schetste situatie. Aan den eenen kant toonen sommige landen nu een grootere bereidwilligheid om immigranten op te ne men. En aan den anderen kant groeit in Nederland, onder den druk der werkloos heid, de bereidwilligheid om naar overzee- sche gewesten te trekken. Ruimer mogelijkheden voor immigratie bieden op het oogenblik vooral de zooge naamde A-B-C-Staten van Zuid-Amerika, Argentinië, Brazilië en Chili. In deze drie landen schijnt de vestiging van emigranten de geringste kosten te vergen en de meeste uitzichten te bieden. Er is daar veel en goed land te krijgen tegen matige, deels zelfs uiterst lage prijzen. De regeeringen stellen ■weliswaar strenge toelatingsvoorwaarden, doch de ervaring, schijnt? te leeren, dat de Nederlandsche regeering, indien zij zich in die richting moeite wil getroosten, langs den weg van emigratie- en immigratie- overeenkomsten aanmerkelijke concessies te oen rechter Gensweider van de balie naar huls terugkeerde, ontmoette hU op de trap een man, die een pelsjas over den arm droeg- De man groette beleefd en drukte slch plat tegen den wand aan om den rechter voorbU te laten. Op dat moment aag mUnheer Gens weider dat de bontjas sUn eigendom was. „Aha. is u de kleermaker en hebt u mUn jas gehaald? Ja. de kraag is niet heelemaal In orde, niet waar?" „Zeker, seker,” antwoordde de man een beetje aaraelend. .Ja, niet heelemaal in orde." „Wacht even,” beval mr. Gensweider. „U kunt tegelUk mUn winterjas wel meenemen: de voering is een beetje gescheurd." De rechter trok rijn jas uit en legde die boven op de bontjas. „Wordt het niet te «waar?" vroeg hü bezorgd. „Nee hoor." lachte de kleermaker, „dank u wel” en met s’n dubbelen last ging hu vlug de trap af. „Er is geen haast bU. hoor" riep de rechter hem nog na. HU ging nog een verdieping hooger en opende de deur van sUn woning. In de keu kendeur stond KAthe. de dikke huishoudster. „Lieve hemel, waar is uw winterjas, mUn heer?” „Ik ontmoette aoo even den kleermaker met ml)n bont ias en toen heb ik hem tegelUk mUn winterjas meegegeven om te repareeren.” KAthe's oogen werden onnatuurlUk groot. „De kleermaker? Welke kleermaker?” „Nou. de kleermaker, die zooeven mUn bont jas gehaald heeft.” .Dat was toch geen kleermaker, dat was de gasman, die den muntmeter heeft...." Met een schreeuw onderbrak KAthe zichzelf en schoot ondanks haar 96 kilo met een sprong naar de kleerenkast. Tusschen de Jassen en overjassen gaapte een leemte en in deze leemte had eens de bontjas van den rechter gehangen. Kermend leunde KAthe tegen de kastdeur, die krakend en piepend zooveel mogelUk terugweek en toen met veel lawaai uit de scharnieren brak. „En ik heb hem hoogstens twee minuten al leen gelaten,” hUgde zU. „hoogstens twee mi nuten!” De rechter bleef, zooals het een rechter be taamt. kalm. „Twee minuten zUn soms vol- minuten kan er heel wat ■w—a e Nederlander heeft nooit bijster Iveel belangstelling aan den dag ge- legd voor de mogelijkheid om met zijn gezin naar overzeesche gewesten te trekken en daar een héél nieuw bestaan te zoeken. Andere landen, ook met aanzienlijk min- der inwoners dan het onze, leveren, van ouds ware massa’s van emigranten. Het aantal landverhuizers bedroeg in een kwart eeuw, van 1890 tot 1914: hU slot Wemstein had verlaten en een zwer versbestaan leidde, interesseerden de menschen hem meer dan vroeger. „Het schUnt daarbinnen nogal een groote bruiloft te zUn, is t niet, kas telein?” vroeg hU- Peter Schmledel trok een gezicht zoo gewich tig. ala betrof het de bruiloft van een dochter van Rotschild, en niet van een eenvoudige doch ter van een heereboer. Zeker. Grets Richter, de bruid van Wenzel, den onderwijzer, was niet onvermogend; voor een dorpje als Altroda «as zU zelfs rijk. Maar het gewichtige gezicht van den kastelein uit „Het Witte Hert” voerde dien rUkdom bUna op tot mlllioenen. „En of dat een groote bruiloft is! Greta Rich ter is de bruid, dat zegt al genoeg! Minstens honderd gasten! SchatrUke luitjes, die Rich ters! Weet u, als u alleen maar het geld had gezien, dat die op de bank hebben, dan zoudt u niet hoeven te loopen. O, nee....! En de moe der van Greta, die is nog van adel. ZU is eene von.... von.... Ja, welke von dat weet ik niet!" Die laatste woorden vooral klonken Sigmar zoo komisch in de ooren, dat hU in een schate renden lach losbrak en de kastelein meende daaruit natuurlUk te moeten opmaken, dat zUn gast hem niet geloofde. TwUfelt u er soms aan?** vroeg hU. „Ik ver zeker u, waarde heer, dat wU allebei maar luit jes van niks zUn bU de Richters vergeleken!” „Maar, kastelein, waarom zou ik aan uw woorden twUfelen? Niet het allerminst, hoor." Maar daar ging onverwachte de deur van het vooetitas open, dto toegang gaf naar <te gang

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 9