I DE WRAAK VAN SPITSNEUS FOTOREPORTAGE DE TOESTAND IN PALESTINA. I r Zoekt gij betrouwbaar Personeel? REGENDAG gezinnen M Plaats dan een „Omroeper” voor 80. EEN SPROOKJE te heeten. Het paard stond buiten al te wachten en DONDERDAG 13 OCTOBER 1938 A t Tikketok-tikketak, druppeltjes druipen zat somber voor zich uit te 0OMEJAN f 100 jaar Fran- 't Museum dat het gezicht van Spitsneus vertrok. Een trek als van doodsangst teekende zich erop af. De kleeren kwamen weer vanzelf in den koffer terecht en Spitsneus wilde als een haas door de kamerdeur verdwijnen, toen hij in zijn kraag werd gegrepen door den Tikketok-tikketak, altijd maar regen. Antoontje moppert Pietertje lacht. Maar wist je: regen is hemelzegenf Of heb je daar nog nooit aan gedacht? PIKT BROOS Tikketok-tikketak tokkelt de regen boven op huizen, op straat en op plein, Tikketok-tikketak, Rob kan er tegen, dié vindt zoo’n regentje heusch reuzefijn. ti S 11 tl D< 8. vn nli de be wa «ei all ra lx ui O! Ir P< al K N di in de be vc ge Ik bc wi ov Stl Ui tu ba ric ca ,,’Jt wou net vanmiddag 'bloemen gaan plukken, en nu, nu komt er natuurlijk niets van." K’ Toen hij zoo een kwartiertje gezeten had vernam hij plotseling een geluid van mu ziek. Het was alsof het heel uit de verte kwam, en toch ook weer niet. International Air Traffic Association, is toegelaten als privaat-docent in het luchtrecht aan de Rijks Universiteit te Leiden Tikketok-tikketak, druppeltjes druipen over het afdak van Liens paraplu. hoofdkabouter. De prins had onwillekeurig „Fijn, als je veilig daar onder kunt kruipen." lacht Lientje, ,leuk is zoo’n regen als nu." Tikketok-tikketak, altijd maar vallen tikkende druppeltjes tegen de ruit. Op die woorden zag de prins plotseling „Hu, ’t is geen weer om nu buiten te ballen, bah,’’ moppert Jan, ,,’k kan de deur niet eens utt!" aan do tentoonstelling .100 j. sche Kunst* in het Stedelijk te Amsterdam plechtigheid Woensdag In tegenwoordigheid der leden van de Belgische Koninklijke Familie plaats vond En nog had de prins geen kans'gekregen zich in zijn goede kleeren te steken. Nog wel een half uur duurde de jacht, tot tenslotte de prins het moest opgeven. HIJ was uitge put en steeds stond Spitsneus grijnslachend tegenover hem, in zijn eigen kleeren. „Wat moet ik doen,” zuchtte de prins. „Wat moet ik doen! Was die eene kabouter maar hier, die me vanmiddag beloofd had. me te zullen helpen in al mijn moeilijk heden!” precies twee minuten voor twaalf hield Prins Louis stil voor het kasteel. Er werden reeds aanstalten gemaakt, om het bal maar ■te beëindigen, toen Prins Louis kwam bin nenstappen. Het gezicht van de prinses ver anderde op stel en sprong. „Ik had het wel gedacht,” sprak ze opge wonden tot den koning, „dat hij komen zou. Dat is de prins, die mijn gemaal wordt! En hij moet zeker veel moeilijkheden op zijn weg gevonden hebben, dat hij pas zoo laat hier kan zijn.” Het eerste werk van den prins was zijn late komst te verontschuldigen, maar dat werd haast niet aanhoord. Er waren direct door den koning twee herauten geroepen, die hun bazuinen opstaken ten teeken, dat de goede prins was aangekomen. Het heele kasteel kwam nu in feeststemming. De herauten gingen naar buiten om aan allen bekend te maken, dat de prins-gemaal was aangekomen. Het werd een feest van be lang. Ondanks het nachtelijk uur liepen alle inwoners van de stad uit om het paar toe te juichen.... En zoo had op het laatste oogenblik kae bouter Orion den prins nog gered, die nu gelukkig naast prinses Yvonne het groot» koninkrijk daar bestuurt. Prinses Yvonne was van een buitenge wone schoonheid. Goudblond haar en een sdlerliefst gezichtje, ’t Is dus heel goed te begrijpen, dat er reeds heel veel prinsen in het ouderlijk slot waren geweest om naar haar hand te dingen. Steeds waren ze ech ter onverrichterzake teruggekeerd met de boodschap, dat de vader van de prinses haar nog te jong raid om te trouwen. Zoo- dra ze daartoe den leeftijd zou hebben be reikt, zouden alle prinsen worden uitgenoo- digd op een bal, en dan mocht prinses Yvonne zelf haar keus maken. Ook prins Louis was destijds met die mededeeling naar huis gestuurd. Reeds enkele Jaren had hij gewacht, totdat eindelijk de koninklijke bode hem kwam berichten, dat over enkele dagen het bewuste bal zou gegeven worden. Onnoodig te zeggen, dat Prins Louis zich alle moeite gaf, er dien avond zoo mooi mogelijk uit te zien. HU pakte zUn groene Ja« in, met het gele vest en de prachtige paarse broek, de beige kousen volgden met de zwart fluweelen schoenen. Daarna werd het mooiste rijpaard van stal gehaald, dooi zUn lakeien glimmend geborsteld en ge kamd en belegd met het prachtigste zadel, dat te vinden was. Nadat Prins Louis zich had voorzien van den noodigen mondvoor raad ging hU op pad. HU zou minstens een heelen dag hebben te rijden, voordat hU in de stad, waar hU moest zUn, zou aankomen. Het was prachtig weer, en de prins genoot er met volle teugen van. De zon stond aan een wolkenloozen hemel en schoot haar Stralen over het aardrijk. Tegen den middag begon het Prins Louis echter wel wat warm te worden. HU rekende uit, dat hU dien avond toch in elk geval voldoende op tUd in de stad zou kunnen zUn, en besloot een half uurtje te gaan rusten. Zijn paart' maakte hU aan een boom vast en ging in de schaduw zitten. Het valies werd te voor- schUn gehaald, en de prins liet zich den Inhoud goed smaken. Prins Louis keek om zich heen en ont waarde toen op een kleinen afstand een groot aantal kabouters, zoowaar met een volledig muziekcorps voorop. De kabouters schenen hem ook bemerkt te hebben, want plotseling hield de muziek op, en allen keken met spanning naar dien grooten mensch en het paard. Prins Louis ging staan en deed eenige schreden in de rich ting van de kabouters. Dezen schenen nu te begrijpep, dat zU van dien mensch niets hadden te vreezen en kwamen naderbU. Het was een grappig gezicht. Een kabouter met een groote trom, een andere met een trom pet, weer een ander met bekkens en zoo had elk wat. „Wel, dat tref ik,” sprak de prins vrien- delljk tegen den kabouter, die er het mooist uitzag, en zeker het hoofd was, „dat ik daar zoowaar een kabouter-muziekcorps tegen kom. Dat zal een ieder we! niet overko men!” De prins was juist aan een stuk koek be zig, terwUl een nog niet aangesneden ge deelte naast hem lag. ,4a, ik ben op weg naar Prinses Yvonne,” zoo ging hU door. „Vanavond moet ik er zUn. Maar ik heb wat rust genomen in de schaduw van dezen elk. Willen jullie mis schien ook wat koek?’ Nou jullie begrijpt, dat dat in goede aar de viel. De kabouters waren er dolblU mede. En hoewel er wel rijf tig In getal waren konden ze allen hun buikje vol eten van het stuk, dat de prins nog over had. Het laatste brokje ging juist door de keel, toen er nog een kabouter kwam aanspringen. Ook dien had Prins Louis gaarne zUn deel gegund, maar er was niet meer. En ofschoon Spitsneus, zoo heette die laatste kabouter, al overal rondsnuffelde, er was geen kruimpje meer te bekennen. Nu was Spits neus altUd een eigenaardige kabouter ge weest. Thans ook. HU wist, dat hU door eigen schuld te laat was gekomen, maar wilde dat voor zichzelf niet weten. De prins zag het aan zUn gezicht, dat de kabouter erg nUdig was. HU was dit echter spoedig vergeten, toen hU de voldane ge zichten van de andere kabouters zag, die hem allen kwamen bedanken voor de trac- In korte bewoordingen was het gëheele geval verteld. Kabouter Spitsneus stond te trillen op zUn beenen. Kabouter Orion was woedend. „Zoo, heb je weer een van je gemeene streken uitgehaald, deugniet! Is het nog niet genoeg geweest, dat ik je verleden week nog drie dagen op water en brood heb moe ten laten leven! Je bent een schelm, die de geheele kabouterwereld oneer aandoet! Ik schaam me over je! VerdwUn naar het kabouterdorp en wacht daar op me. Mor gen zullen we verder zien!” Als een geslagen hond verdween Spits neus. De Prins rijken. „Ja, dat is allemaal nu wel goed en wel,” sprak hU- „Maar de avond is nu zoo goed als voorbU- Ik maak geen kans meer!” „Geen kans meer?” riep kabouter Orion uit, „maar dan zal ik u wel vertellen dat de prinses reeds den geheelen avond op u zit te wachten! Ik ben daar zoojuist in het kasteel geweest om eens een rijkje te gaan nemen, maar het Is er een dooie boel. Al de prinsen uit den omtrek zijn aan prin ses voorgesteld, maar niemand maakt een kans. Ze zit maar somber te rijken en zegt dat er nog een moet komen, die haar ge maal zal worden! Ze wil daar tot twaalf uur op wachten. Nu is het nog kwart voor twaalf. Dus u gauw aangekleed en als de weerga naar het kasteel! Ik ga wel vast naar den stal en zal tegen het paard zeg gen, naar buiten te komen.” Als een haas was de prins in zUn kleeren HU voelde niet eens, dat hU nog steeds niet gegeten had, zoo vol verwachting was hl) van de prinses. keek wel verwonderd, maar bracht een an deren. Weer probeerde de prins, maar met hetzelfde resultaat. Geen druppel soep kreeg hU In zUn mond. Ten slotte moest hU met leede oogen den waard verzoeken de soep maar weer mede te nemen. HU wilde daarna aan de aardappelen met groenten beginnen; want zUn honger was nog veel erger geworden. Het tweede gerecht werd opgediend, doch daarmede was het al pre cies hetzelfde. Voordat hU een vork met eten aan den mond kon brengen was die al leeg, en het was hem onmogelijk iets van het heerlUke maal te nuttigen. De prins begreep er niets van en de waard nog veel minder. Die vond zUn gast zoo’n vreemden sinjeur! Had die niet zoo juist nog gezegd, dat hU een honger had als een paard, en nu at hU niets! Ook het tweede gerecht moest dus weer van de tafel en toen gaf de prins het maar op! Bovendien was het al zoo on ge veer rijd geworden om zich te verkleeden voor het bal. HU liet zich een kamer wijzen, waar hU zich kon verkleeden. De reiskleeren werden uitgedaan en de koffer met het mooie goed werd geopend. Eerst wilde de prins de mooie fluweelen broek aandoen. Gelukkig, die was niet gekreukt. HU legde het ding even peer, maar wat was dat? De broek sprong van den stoel en als gedragen door een windvlaag kwam die in het andere einde van de kamer terecht. De prins liep er heen, maar net toen hU wilde grijpen, was de broek weer op de oude plaats, en vandaar weer naar een anderen hoek. De prins kon niet zoo vlug zUn, of de broek was nog vlugger. En toch wilde de prins het niet opgeven. Wel een'kwartier duurde dat spel, tot de prins buiten adem op een stoel neerviel. En toen begonnen ook de andere kleedingstukken uit den koffer te springen, vlogen naar den hoek, waarin de broek lag, stapelden zich daar op elkaar; eerst de schoenen, daarna de broek, het vest en de jas, zoodat het was, alsof Prins Louis zijn evenbeeld zag staan, maar alleen in kleeren. Nee toch. Er kwam nu ook een gezicht bU, en daar herkende Prins Louis het grijnzende gezicht van kabouter Spits neus, die dien middag te Iaat was geweest voor de koek. „O, schavuit,” riep de Prins, „ben JU het, die me dat alles vandaag gelapt hebt.” „Zeker,” grijnsde de booze kabouter, „ik heb je zadelriem doorgesneden, ik heb ge maakt, dat je niet hebt kunnen eten, en ik ben het ook tenslotte, die je nu zal be lemmeren naar de prinses te gaan en dat alles, omdat ik vanmiddag niets heb ge kregen!” Woedend sprong de prins op den boozen kabouter toe, maar als bU tooverslag stond deze weer in het andere eind van de kamer Het was Inmiddels reeds een uur over den tUd geworden, dat het bal «ou beginnen. tatie. En de voornaamste kabouter voegde hieraan nog toe: „Mocht u eens in moeilijkheden zitten, denk dan alleen maar aan mU, en ik zal u komen helpen.” „Dat is heel vriéndelijk van u,” antwoord de de prins, „ik hoop er aan te denken." De muziekinstrumenten kwamen weer te voorschUn en de kaboutertroep marcheerde af. Spitsneus was echter niet meer te zien. De prins bemerkte, dat hU tamelijk veel tUd verloren had met dat oponthoud. HU sprong dan ook weer spoedig op zUn ros, en vervolgde zUn weg naar de stad. Ongeveer halverwege voelde hU plotseling, dat het zadel los begon te zitten. HU stapte af, en jawel, een van de leeren riemen was finaal doormidden. De prins stond voor een raad sel. HU had speciaal het beste tuig laten nemen. Hoe was het dan mogelUk, dat die riem was doorgesleten. Maar nee, doorge sleten was de riem ook niet. HU was door gesneden, dat was heel goed te zien. Nu vond de Prins het nog veel raadselachtiger. Wie kon hem dat nu gelapt hebben? Enfin, hij zou maar probeeren, er zoo verder op te rijden. Dat ging-een uurtje goed, maar toen was het toch niet meer mogelUk. Het zadel zakte steeds naar een kant af, zoodat de prins maar besloot, op den blooten ruc van het paard te gaan zitten. Het zadel nam hU zelf over de schouders. En zoo kwam hU eindelijk bU de Koninklijke stad aan. Onnoodig te zeggen, dat de eigenaar dige ruiter, die het zadel op zUn rug droeg, inplaats van op den rug van het zadel te gaan zitten den lachlust van de voorbU gan gers opwekte. De prins trok zich daar ech ter niets van aan en stapte af bU een van de herbergen voor in het stadje. Daar wilde hij eerst een goed maal gebruiken, om zich daarna tegen den avond in zUn beste plunje te steken voor het bal. HU zag er zoo een voudig uit, dat niemand in hem een prins herkende. De vriéndelijke waard had spoedig een smakelUk maal voor hem gereed. De prins had van den langen tocht een danigen hon ger gekregen en ging er echt voor zitten, om met smaak te gaan eten. Eerst kwam de soep. Wat rook die heerhjk. Gauw be ginnen! Maar wat eigenaardig. HU wilde met zUn lepel de soep opscheppen, maar dat ging niet! Het was alsof de lepel lek was, want ofschoon hU steeds een vollen lepel aan zUn mond wilde brengen, kreeg hU niets naar binnen. HU riep den waard en vroeg een anderen lepel. De goede man r»g der employes op het tuston en St rancras station te Londen. De goederen, die zich in weinig tijds op het St Panera» station ophoopten aan dien kabouter gedacht en dat was ge noeg geweest om hem naar de kamer te sturen. „Wat is er hier aan de hand, Prins?” vroeg de hoofdkabouter, die Orion scheen „7 me een weertje.’zoo pruilt kleine An, 1 voi ka da ld an <m kaï P* mi ma uit en ree kin <iei de var N. te wel voe mei cria klai èe puc litei ken wer kon ven MJ Ti> •chj »ou len Ned 1 1 8 d h d Minister prof. dr. J. R. Slotemaker de bezoek Overzicht tijdens do onthulling van het standbeeld van wijlen Koning Albert van 1 v f ■t De heer L Hortensius, zeer bekende figuur in de kringen van de binnen- beurtvaart, is op 73 jarigen leeftijd te Bodegraven overleden - t-*;. De ernstige toestanden in Palestina. Engelsche soldaten op post met een mitrailleur te Bethlehem, terwijl ver schillende verdachte wijken vap het stadje aan een onderzoek worden onderworpen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 12