van
Een meisjesportret
J. B. C. Corot
I
B
Op de Fransche
tentoonstelling
Boerhaave’s
leerling
En wy?
Knipsels
.4
Van Swieten herdacht
K
Aanpakken
1
-
1
te
Ml
•11
ui'
m
y°
te
ne
«P
Socialisten en vrede
u
bei
in
Po
wc
I
Ki
Het linker oog is misschien iets mfeder
V
e
1
is
van
een
V£n
ka
Chamberlain
St
zeldzame bel
o
BB
oogbal
«2
1
A. H.
J
be
n
w
ak
1
'1 is en
de „bolle
Portret van Mile. Octavie Sennegon, op de tentoonstelling van Fransche kunst tn
het Stedelijk Museum te Amsterdam
van- de critiek op Chamber-
:he en communistische bladen
i
i
1
f
is
Re
mt
J
*0
tri
let
1
vol
en
m
on
TB
de
UM
1
he
m<
hc
te
de
«P
DB
»0
1
nu
Mi
Bc
te
I
c
Off
BOB
tur
C
•Mi
hitetue heef» aan Zijn Zerk voor
speld, dat SI om Zijnentwille reevoi
gingen «on moeten verduren. Zalig «S
die vervolging lijden om de Geceohtig-
baid, want hunner ie hot Koninkrijk
dsc Hsnsls&
s^ereformeerde
Wetenschap ten
tend blanke van den hals en ook
van tegenstellingeT
In Londen gaan huls aan huis de vrijwilligers
van den gasbeschermlngsdienst rond om by de
menschen de maat te nemen en zelfs den tra-
ditloneelen Engelschen Zondag heeft men aan
deze bedrijvigheid ten offer gebracht. Ook uit
andere Europeesche hoofdsteden komen berich
ten, die van uitgebreide voorzorgen gewaggn o^
het gebied der luchtbeacherming.
Onwillekeurig rijst, aldus „Het Volk”, bij de
lezers van al dit ontstellend nieuws met toe
nemende klem de vraag: en wij? Met tusschen-
poozen van enkele dagen heeft de regeering,
Het U. D. schrijft naar aanleiding van de
millioenennota
iteit, ons het fijnste,
ir te bieden heeft,
De neus is een plastische uitbeelding
van- bijzondere gev&ligheid. De schaduw-
Europa heeft trouwens wat te verliezen,
mocht Ikjecho-Slowakije verdwijnen. Professor
Gilbert Murray schrijft In een brief In dè Ti
mes: „Waarom is de onafhankelijkheid van
Tsjecho-Slowakye van belang zoowel voor de
menschheid als voor Groot-Brlttannië? Zij is
van belang voor de menschheid, omdat men, als
Tsjecho-Slowakije genazlfleerd wordt, zal kun
nen zeggen, dat er In heel Europa beoosten den
Rijn geen vrede meer zal zijn voor de Joden,
de pacifisten en In één woord zelfs niet voor de
christenen. Zij is van belang voor Groot-Brlt-
tannlë, omdat de ineenstorting van Tsjecho-
Slowakije de wapenfabrieken van Skoda ter be
schikking van de Duitschers zou plaatsen, met
de Roemeensche petroleumbroimen en 3 mil-
lloen wel uitgeruste soldaten. Als onze politiek
dat alles in den steek moet laten, vraagt men
zich af, waarvoor wij eigenlijk nog herbewape
nen.”
Ja, waarom herbewapenen? Alleen om toch
te gronde te gaan? Kort vóór den Anschluss
van Oostenrijk by het Derde Rijk had de leider
der Sudeten-Dultschers, Herr Henlein, een licht
moment, toen hij verklaarde: „De politieke gis
ting in Tsjecho-Slowakije vergiftigt den gehee-
len toestand in Centraal-Europa. Wanneer deze
stand van zaken voortduurt, zal daar een oorlog
uit voortkomen, die zoo verwoestend zal zijn
voor iedereen, dat den levenden Europeanen
niets anders zou overblijven dan bananen te
gaan zoeken in Afrika.”
Met dit laatste kostbare knipsel uit ons laatje
kunnen we zonder commentaar gaan slapen.
het
zijn enkele
van zijn
werk,
ware be-
het ,be-
fantastlsch zijn, zei Cecll. te verwachten, dat
men in één stap algemeene ontwapening kan
bereiken. Even onpractisch is het te veronder
stellen, dat* men de algemeene Ontwapening
door eenzijdige ontwapening naderbij kan bren
gen. De eerste stap, welke noodig is, is de vesti
ging van de overmacht van de wet van vrede,
met het gevolg, dat een aanval een internatio
nale misdaad wordt, welke moet worden onder
drukt. Wanneer men dat eenmaal ten volle
heeft aanvaard en een aantal staten, voldoende
krachtig om hun doel te bereiken, ernaar han
delt, zal een algemeene vermindering en beper
king van wapening mogelijk worden en van dat
oogenblik af zal men verder kunnen gaan ter
bevordering van de internationale organisatie
en een verdere beperking van de wapeningen.
'Het begaan van dezen weg zal ongetwijfeld
een langen tijd vorderen, maar als men hem
niet dadelijk opgaat en sset den grootsten moed
en vastberadenheid te werk gaat, schijnt het
hoogst waarschijnlijk, dat de beschaving zal
terugvallen in tirannie, gevolgd door chaos.
Wie zou niet met Lord Cecll van harte willen
instemmen, wié zijn conclusie niet willen dee-
len? Maar dan haalt men uit een ander laatje
weer een knipsel, dat somber stemt. Nu staat
het Sudeten-Duitsch gebied in het midderyvan
het wereldgebeuren. Wanneer Zuid-Tirol? Hoort
u maar: De Temps laat zich ten bewijze van
het feit, dat de Italianen in weerwil van de
protocolaire voorkomendheden, Hitler bij zijn
bezoek aan Italië bewezen, in waardigheid niet
te kort geschoten zijn, uit Rome melden, dat
Hitler bij het overschrijden van de grens een
album met beschrijving in het Duitsch en af
beeldingen van steden, streken en voornaamste
monumenten waar hij' voorbij kwam, overhan
digd is. De Romeinsche oorsprong van Bolzano
en Trente wordt er uiteengezet evenals wat het
fascisme In dat gebied tot stand gebracht heeft.
Bij de eerste foto’s is die van het gedenkteeken,
opgericht ter eere van den Italiaanschen patriot
Battisti. die in 1917 wegens hoogverraad door de
Oostenrijkers opgehangen Is. Men weet, dat In
Italië het treden in den oorlog aan den kant
van de geallieerden als het begin der nationale
hferlevlng geldt. Het gedenkboek laat er ook het
licht op vallen, dat het fascisme uit de over
winning geboren is.
Die overwinning van het fascisme, zooals het
nu heet, was tevens de nederlaag van Dultsch
land. Men weet, hoe men daarover thans in
Dultschland denkt Er vallen dikwijls harde
woorden. Maar ook verstandige. Admiraal von
Raeder, de Duitsche opperbevelhebber ter zee,
verklaarde eenige weken geleden op het Congres
van de Dultschers-in-het-buitenland te Stutt
gart: „WU zijn er trotsch op DultschKte zijn,
maai WU leven niet alleen op de wereld. Rond
om Sons „.wonen andere volkerep, die hun leven
volgens andere denkbeelden en onder andere
vormen organlseeren. Men ipoet onderzoeken en
vergelijken om zich van vooroordeel te bevrij
den. Men moet niet meenen, dat wat goed is
voor ons, dit ook is voor anderen.” Welke woor
den vol begrip! Werden ze maar op het huidige
Tsjecho-Slowakije toegepasM Begrepen dit land
en Dultschland elkaar maar betert Dr. F. Bed
nar, hoogleeraar in de Kerkgeschiedenis te Praag,
zeide onlangs te Londen: „De vrijheid van ge
weten was In Tsjecho-Slowakije nooit zoo groot
als in de laatste twintig jaar. Deze grondbe
ginselen worden thans bedreigd. Er wordt een
poging gedaan tot vernietiging van de onafhan
kelijkheid des lands, of althans tot een wijzi
ging van zijn innerlijke structuur, die met ver
nietiging gelijk staat. Het huidig geschil met de
Sudeten-Dultschers is een conflict tusschen twee
Ideologieën en geen compromis is hier mogelijk.
Tsjecho-Slowakije heeft te beslissen of derepu-,
bliek van president Masaryk onafhankelijk zal
blijven, dan wel dat zij de slavin zal worden
van de een of andere ideologie, die in strijd is
met haar geschiedenis en met de christelijke
levensbeschouwing.”
katholieke ouders geborr- -
gezindheid van het prot^sFani
der wetenschap had zachter*
men; de dagen der rechtstreeksche vervolging
vaten goorby en zouden niet terugkeeren. Maar
de gezindheid zelf was niet verflauwd. Liever
dan in Van Swieten’s persoon te Lelden aan de
wetenschap den triomf van een pausgezind
professor te gunnen, liet men hem elders een
goed heenkomen zoeken en aan een vreemde
universiteit de krachten wijden met welke zijn
geboortegrond hem toegerust had.”
Een andcimnlet minder tot oordeelen bevoeg- Q
de autoriteit. Prof. J. A. Boogaard, sprak ia v
1872 bij de onthulling van Boerhaave’s stand-
beeld te Lelden in dit verband aldus: „Gérard
van Swieten en Anthonl de Haen werden door
een beklagenswaardige onverdraagzaamheid op
het stuk van den godsdienst aan onte Hooge-
school pit den werkkring, waarin zij van on
berekenbaar groot nut hadden kunnen zijn, ge
weerd en vondén later beiden een hunner waar
dige plaats aan de Hoogesdhool te WeeneO,
waar de eerste, door Keizerin Maria Theresia
met de geheele inrichting van het geneeskundig
onderwijs belast, als een waar hervormer op
trad. De Weener School kan stellig als diegene
gelden, waar de Invloed van Boerhaave, althans
op'klinisch gebied, zich het meest heeft doen
gelden.”
Hiermee is zeker niet te veel gezegd. Van
Swieten doceerde te Weenen zelf de genees
kundige encyclopaedic en verklaarde de ,Jn-
stitutiones” van Boerhaave aan de Weensche
geneesheeren, waardoor Boerhaave’s onderwijs
en invloed ah.w. door diens eminenten discipel
Van Swieten naar Weenen en geheel Oostenrijk
werden overgedragen. In 1754 noodigde hij zijn
later, in den vreemde zoo ver van Leiden ver-
noot en in Me medische wetenschap tot
zijn evenknie geworden Doctor Anthon de
Haen, geneesheer met een verbazend drukke
praktijk te ’s-Gravenhage en evenals Van Swie
ten een enthousiast bewonderaar van beider
leermeester Boerhaave, uit, om hem bij het
medisch onderwijs te Weenen te assisteeren.
Want Van Swieten kon het reeds lang niet
meer alleen af. Ook Dr. Anthon de Haen werd
nu in de Donaustad tot keizerlijk hofarts be
vorderd en toen hy eenmaal uit Den Haag zich
had losgemaakt van zijn praktijk en wetenschap,
werd hU te Weenen de ideale medewerker van
Van Swietep. Natuurlijk hadden beiden ook hier
af en toe met'klelngeestigen naijver, achter
docht en tegenwerking te kampen, verzetten vele
Oostenrijksche chirurgijns zich met oudbakken
phrases als „Das oesterreichische Klima *1U
es so haben!” als zjj door de beide Hollandscbe
geleerden werden gewezen op de nadeelen van
de eeuwige aderlatingen, braak- en zweetmid
delen, maar op den duur wonnen-zjj en hun me
thoden het toch van de ouderwetsche therapie.
Als een bijzonderheid mag hier tevens worden,
vermeld, dat Van Swieten een der eerste ge
leerden was, die als student hier te lande bij”
het opschrijven zijner dictaten gebruik maakte
van de stenografie, als middel om schrijvende
den leermeester bij te houdelt Daarvan had hij
later in den vreemde zoo ver van Leiden ver
wijderd, groote voordeelen toen hij zijn com
mentaren op Boerhaave’s lessen voor de per»
bewerkte. In dit verband schreef dan bok de
hierboven aangehaalde hoogleeraar Prof. Boo
gaard: „Opmerkelijk is wel, dat niet lang na
den dood van Boerhaave (1738) de Institution»
Medicae door Haller en de Aphorisml door Van
Swieten met talrijke aanteekeningen, gedeelte
lijk op de lessen van Boerhaave zelf opgetee-
kend, werden uitgegeven. Beide die zoo uit
stekende mannen meenden dus aan de nage
dachtenis van hun overleden meester geen be
tere hulde te kunnen bewijzen, dan door de
nieuwe uitgave van zijn werk." Eere daarom dit
stiefkind der 18de eeuwsche wetenschap in Ne
derland!
Naar aanleiding
lain in socialistBcl
schrijft „De Standaard”:
-j-^ r is niets leerzamere dan het vergaren
H van krantenknipsels, die u op het een of
ander ernstig uur Imponeerden. Sluit ze in
uw bureau of in een laatje van uw schrijftafel
tje of nog beter in het laatje van uw nacht
kastje, want dan hebt u ze by de hand, wan
neer het late avonduur der bezinning over défi
dag, over de dagen, over het, historisch gebeu
ren in u het diepst en sterkst is. Ja nult potte
consellle.” Maar ook de vóómacht. En dan voelt
en begrijpt men zoo intens, hoe, wat men met
zoo vol hartelijke instemming knipte, in den
barnenden tijd van heden, zijn lijdelijk karakter
verliest en essentieel blijft. Wjj halen een paar
knipsels uit ons laatje, onder den verechen In
druk van een Beriynsche rede, waarop heel' de
wereld met spanning wachtte. Het lijken stem
men uit het verleden, ms^r hun klanken zijn
onvergankelijk en héél, héél dichtbij.
„Vrede is niet de afwezigheid van oorlog, maar
een deugd, die door zielskracht wordt versterkt.”
(Spinoza).
„DeMorlog is altijd satanisch van oorsprong.”
(Paus Nicdaas I).
„De vrede, Indien hij ooit zal bestaan, zal niet
berusten op vrees voor den oorlog, maar op
liefde voor den vrede; hij zoniet liggen in het
zich onthouden van een craad, maar de uit
komst van een zielsgesteldheid zijn.” (Benda).
„Om den vrede te beminnen, is het niet ge
noeg den oorlog tg haten. Vredeszin is geen
negatieve, maar een positieve emotie. Maar toch
kan het wonder van den vrede niet worden
doorgrond, zonder een diep besef van de geva
ren, waartegen het steeds moet worden verde
digd steeds, omdat de vijand niet alleen de
gewapende bultenlandsche vijand is, niet alleen
ook de steeds waakzame vijand ^nnenshuis,
maar evenzeer de vijand in ons zelf.” (Voigt).
Er is ook nog een Volkenbond, hoewel hij
thans mee» schaduw dan werkelijkheid is. Wat
hij kon zjjn? In een lezing te Oxford over’vretj?
en pacifisme zeide kort geleden Lord Cecil, dat
zoomin Dultschland en Italië, als hun gezamen
lijke strijdkrachten met succès een aanval zou
den kunnen wagen op de Volkenbondsmogend-
heden. Als stellig vooraf bekend was, dat de
Volkenbondsmogendheden bereid waren weer
stand te bieden, is het hoogst onwaarschijnlijk,
dat zij ook maar een aanval zouden beproeven.
Lord Cecil verwierp de gewapende isolatie even
goed als volkomen ontwapening en zeide, dat
een verdedigingsoorlog gerechtvaardigd is. De
Volkenbond moet elke noodzakelijke actie on
dernemen van oeconomlschen of militairen
aard om agressie te voorkomen. Het aou
„Natuurlijk is in de afgeloopen weken wel
het een en ander op militair gebied ge
beurd en het plotseling afbreken van de
oefeningen der lichte brigade, samen met
het afgejasten der grote manoeuvres zijn
op zichzelf dingen, die voldoende spreken.
Ongetwijfeld is men, wat betreft de zorg
voor de verdediging des lands, waakzaam.
Edoch, de bescherming der burgerbevol
king is eeg ander hoofdstuk. En wel een
chapiter, Saf zeker niet minder ge'wichtig
mag hete* dan de actieve militaire ver
dediging, wanneer ons grondgebied door
vreemde strijdkrachten mocht worden ge
schonden. Want de oorlog der toekomst
zal, indien alle tekenen niet bedriegen,
niet zijn een worsteling tussen legere en
vloten als wjj weleer aanschouwden, %aar
een totale oorlog, dat wil zeggen een bar-
barie, waarin grijsaard nóch zuigeling,
vrouw nóch kind zullen worden gespaard.
Deze wetenschap maakt de luchtbescher
ming tot een factor van de* grootste be
tekenis. Ut hoeverre zij practisch mogelijk
zal zijn, vermag niemand met zekerheid te
zeggen. Als gewoonlijk is het oordeel der
deskundigen dienaangaande verdeeld. Som
migen trachten ons gerust te stellen met
de mededeling, dat het zo’n vaart niet zal
lopen. Anderen menen te weten, dat gas
maskers eigenlijk niet eens het éérst no-
hebben aan een genoegzaam aantal goede
schuilkelders. Ieder? theorie dienaangaan
de is echter blote speculatie.
Hetgeen de zaak natuurlijk niet verge
makkelijkt. Toch menen wij met nadruk te
mogen verlangen, dat op de kortst moge
lijke termijn alles zal worden gedaan ter
bevcillglng’van de burgerbevolking. Op het.
ogenblik zijn wij hieraan nog op geen stuk
ken na toe» Reeds de kosteloze verstrek
king van gasmaskers in Londen tekent het
verschil In activiteit,'* daar en hier.
Wij doep dan ook een dringend beroep
op het mobiliseren van alle beschikbare
krachten ten einde de luchtbescherming
op het best bereikbare peil te brengen, dat
kan worden verkregen. Nie dat wij gen
oorlog voor ons land onafwendbaar achten.
Zulke gevoelens - zijn ons vreemd en be
horen vreemd te zijn aan elkeen, die zich
rekenschap geeft van hetgeen een nieuwe
oorlog goor ons werelddeel zou betekenen.
Tot het uiterste moet worden beproefd de
vrede in moedig vertrouwen te handhaven,
hoe duister de vooruitzichten ook mogen
«ijr..
Tegelijk echter is het gebiedende eis niets
achterwege te laten, dat de burgerbevol
king zou kunnen beschermen, indien, alle
goed willende pogingen ten spijt, de hel
mocht losbarsten.”
dat er voor haar nog geen aanleiding is tot het
treffen van bijzondere maatregelen
•me teederheid; het overgaan ervan in
schaduw is als een koesterend en
warm iets, waarin men al de interniteit
van den schilder geopenbaard vindt. De
plastiek van de kin is buitengewoon; het
hoogsel van licht er op en de schaduw
aan de punt geven een plastische werking,
die heel het gecompliceerde van die haast
nipt tastbare vormen in vólle klaarheid
ons voor oogen brengt. Deze gevoeligheid
van uitbeelding beleeft men ook in het
voorhoofd. Men voelt nuancen aanwezig,
die men in het geheel niet nader bepalen
kan en in de Wang ziét men op dezelfde
wijze de subtielste fijnheden vap> plasti
sche beweging. Hoe fijn weef^de schilder
de smallé schaduwlijnen aan te geven,
waarmee het hoofd tegen den hals afge-
teekend is!
subtiel, maar men ziet hier toch ook weer,
hoe de schilder gemakkelijk de groote
vormen daarvan bepaalt. Ook is de uit
drukking vdft dit oog van een eigenaar
dige levendigheid. Pakkend is het spre
kende licht op Hét wit van den „oogbal
links en fijn is de schaduwpartij dater-
van rechts gegeven. In een mooie diepte
van kleur staat de oogbal tegen het hoog
ste wit uit. Dit oog wordt begrensd door
de schaduwpartijen die als -een smalle
strook langs de linker helft van het ge
zicht loopen. Men ziet hierin de bewegin
gen tegen de lichtpartijen, die den bouw
van voorhoofd en wang bepalen en voor
al bij den mond zoo teer gegeven zijn. De
zachte reflex, dien men rechts langs het
geheel van déze schaduw ziet loopen,
gééft op zpo gevoelige wijze de ronding
van het gezicht aan en vooral in de kin is
de bouw van dezen reflex van een bijzonder
fijne waarde.
orot bezat de kennis van het métier
en had bovendien de kwaliteiten
van het oorspronkelijke en van het
scheppende, i die den ^rooten kunstenaar
maken. Het gezicht geeft direct de over
tuiging dat wjj hier met een meester van_
„Een der meest ontstellende aspecten van
de ontstellende werkelijkheid is de werk
loosheid. Herhaaldelijk hebben wjj, als zoo-
vele anderen, betoogt, daUten deze snel,
doortastend en doelmatig dient te worden
opgetreden. Maar is het doelmatig om geld
vBn het werkende deel der maatschappij
via de schatkist over te hevelen in de zak
ken van het door omstandigheden niet wer
kende deel? Ware het niet eenvoudiger om
den directen weg te kiezen en den staat
zooveel mogelijk als arbeldsmakelaar uit
te schakelen? Immers: ja.
Verlaging van lasten voor het bedrijfs
leven, het geven van een natuurlijks^
niet van een kunstmatige, in den vorm
van tariefbepalingen stimulans aan het
productle-apparaat verdient de voorkeur
boven uitbreiding van werkverschaffing
van overheidswege. Verruiming van de
mogelijkheden voor het bedrijfsleven door
het brengen van den Nederlandsetien kost
prijs op het niveau van de concurreerende
landen is een reëeler doel dan het t»evor-
deren van werkverschaffing van staatswege.
Reëeler, wijl daardoor de opname-capaci
teit van het Nederlandsche bedrijfsleven
grooter wordt en meer werklooss Neder
landers op zakelijke en blijvende basis aan
den slag zullen komen.
Edoch, de wind in Den Haag waait uit
een anderen hoek. Wie het men denke
aan Dr. Colijn’s laatste Rotterdamsche rede!
nog niet heeft willen gelooven, zal na
de lectuur van de millioenennota wel van
zijn ongeloof genezen zijn. Het is Jan
Staat, niet Jan Kordaat, die naar de mee-
ning der Regeering de redding moet bren
gen. Maar eene bestelde overtuiging is het
niet. De millioenennota getuigt eer van
moedeloosheid. En daar is bij de thans ge
volgde gedragslijn ook reden voor.”
heel in zijn model verdiepen,
een rustige houding* van het geheel
- staat, die dan, voorgedragen in een
kleur en toi
deze kunstei
oogen stelt.
1 De compositie van het geheel
eenvoudigen aard. Men krijgt den indruk,
dat het model daar neergezeten is op het
atelier van Oom, die een tafeltje aan haar
rechterzijde geplaatst heeft, waarop zij
met den arm leunen kan, wat eenige be
weeglijkheid in de houding geeft. Dat dit
portret op het atelier gemaakt is, ziet men
aan e chassis met doeken bespannen,
die in de gedempte tonaliteit van den
achtergrond zichtbaar zijn. Het model zit
in het midden van het beeld, iets naar
rechts geschoven, wat een prettiger .even
wichtigheid geeft tegenover de massa van
de tafel links. Het ronde tafeltje is een
'gunstig punt in deze compositie; 'het
brengt van zelf mee, dat de arm, die er op
rust, opgetrokken is; .de grootere massa
van de kleedij-stof'om dien arm geeft dan
een nadere aansluiting irfet het lichaam.
De rechter onderarm die van de tafel af
leidt naar de verbinding van de belde
handen geeft dan een bewegingsrichting
aan, dte op den rechter onder-hoek van
het werk uitloopt. Zoo sullen wij de nei
ging hebben dit werk van links uit naar
rechts te interpreteeren en dan is de korte
wijkende open ruimte, die men onder
rechts vindt, een gunstige tegenwerking
in de diepte tegen de figuur met tafeltje,
die door deze tegenstelling meer geënle-
veerd worden. De houding van de figuur
getuigt van „een grooten eenvoud ven rus
tig staat het hoofd op dan romp. De breed-
uitdljende kraag brengt het gezicht krach
tig naar voren en men vat dit direct in
het oog als het rustig domineerende punt
van dit geheel.
Dit gezicht wordt omlUst door het kap
sel, dat met een groote lijn het lang ellip
tische van het geheel voltooit. Zoo’n con
tour is van een mooie kracht en het is een
scheppend vermogen van den kunstenaar
om zoo eenvoudig een sprekende karakte
ristiek te geven. In de donkere krachten
zien wij een haarknot opgebonden boven
het hoofd jiHkomen en rechts spreekt een
|n het haar gestoken bloem als iets van
sierlijke ?ijnfteid mee in dit geheel. Met
een kostelijke fijnheid ~van uitbeelding
doet de schilder ons het aansluiten van
het kapsel aan het voorhoofd zien. Hier
kan men zeker ook van teederheid van
uitbeelding spreken. Als geheele massa is
alles goed aaneen gehouden, maar de
schilder geeft toch als gevoelige accenten
eenige haartjes, die tegen het blonde
voorhoofd uitkomen en het zachte, licht
op de haarp^rtij in»het midden duidt op
t»
ij zoo’n portret is het wit
kraag een sprekend iets in het
heel, dat de-schilder niet kan
gevoeligheid
dankbaar en zij zijn het nog.
Alleen, men hoort hen ook nu niet, want
zij betoogen niet.
De onrustigen waren altijd bezig met te
roepen over hun vrede en hun idealisme,
maar zij deden nooit tets anders dan den
werkelijken vrede ondermijnen. Op allerlei
wijze.
Dat zijn onze socialisten en communisten
?n leden van wereldbonden voor den vrede
en dergelijke idealistische hoogstaande
deden.
Als ’t gevaar verre is, roepen zjj hard
»an hun kracht en van het geweld, dat zij
hennen tot behoud van den vrede
Komt het oorlogsgevaar heel dicht bij,
zooals de vorige week een enkelen dag, dan
kruipen zjj gewoonlijk aanstonds weg. In
aun angst zijn zij een Chamberlain dank
baar, maar zij zeggen het liever niet.
Maar nauwelijks denken zij, dat het ge
vaar vooreerst weer voorbij is of hun hel
denmoed, die een nieuwen Carlyle noodig
zou hebben om hem te beschrijven, keert
terug. Zij komen weer te voorschijn, beleg
gen groote meetings, houden geweldige
redevoeringen.
En schelden Chamberlain.
Zij trachten propaganda te slaan uit het
gevoel van onbehaaglijkheid, dat na een
daad als van dien staatsman, bjj hem zelf
en bij anderen moest volgen.
de wijze, waarop de schilder den neustop
en de vleugels schildert, met "de donkere
tippen van de neusgaten, kan men zien
met wat een fijne innigheid hij alles in dit
model waargenomen heeft. Deze Intieme
wijze van zich in zijn model te verdiepen
ziet men vooral in de uitbeelding van den
mond. Als een levend iets is die voor hem
geweest; men kan zeggen, dat hij de mo
gelijkheid van spreken daarin aangevoeld
heeft. De plastiek van de bwvenlip is fijn
en gevoelig aangeduid en beide mond
hoeken zijn geniale accniten, waaruit
men den zwak gebogen vorm er van ge
waar wordt. Vooral is de onderlip van een
warmt
de i
Zij zijn weer de menschen van den wa
ren vrede
Maar in werkelijkheid zijn zij de oor-
logsmakers. Zij, die vredesmenschen....”
„Er zijn tweeërlei soort van menschen. y
.-.Wij zouden ze kunnen noemen: de ma
tigen en de onrustigen.
De rustlgen roepen nimmer, luide van
hetgeen zjj doen voor den vrede. Zij'bid
den en werken er voor. Zij begeeren den
vrede en willen den weg, die tot zijn hand
having leidt, bewandelen eó de offers, bijv,
die van nationale weerbaarheid in dagen
van rust, ook brengen.
Deze menschen waren
waardeeren, wanneer r^en het wit van den
kraag met het grijs van de japon vergelijkt
en deze waarden aandachtig tegen elkaar
uitweegt. Hier heeft men met een coloris-
tische fijnheid van zeer bijzondere waarde
te doen.
Al de eenvoud van dit model spreekt zich 'door middel van de dagbladpers, doen weten,
ook uit in de rustige houding van de armen.
De handen, in elkaar geslagen, zooals men
dit als gebaar bij innerlijk-rustige en har
monische nfenschen kan vinden, zijn door
den schilder meer schetsmatig in grooter
Algemeenheid van bouw aangeduid. Zij zijn
flSWg^an een mooie, zachte lichtendheid
Inheï^i4js waartegen zij uitkomen. Wij
zien even de donkerheid van de ceintuur
aangegeven en argeloos en fijn komt het
lichtende accent van e^n bouquetje daar
boven uit. Dit is ook weer zoo’n fijne noti
tie, als men alleen van een groot meester
eerwachten kan. In de houding van het ge-
Keel is het tafeltje mee bepalend. In »*feen
*%waren toon weet de schilder de algemeene
karakteristiek er van aan te geven, met een
blij accent noteert hij nog iets lichtends,
dat er bovenop ligt.
Dit is dè gave van een mooi oogenblik in
het leven, van Corot, misschien van een van
zijn mooiste oogenblikken.
H. P. BREMMER
prachtige manier de fijne substantie er
van uit. De mooie, diepe krachten van
kleur, die men in de donkerheid van het
haar ziet, toonen ons, dat wij met een
coloriet van buitengewone kracht te doen
hebben. Verder is het oor de uitbeelding
van iets, dat met teerheid en aandacht
geschilderd is. Men ziet eigenlijk niet
veel van den yorm en toch voélt men dat
dit weinige voldoende is ons een voorstel
ling er van te geven, ons'"de zekerheid te
bezorgen, flat de schilder hier juist gege
ven ^eeft wat voor hem noodwendig «fe
en alles uitdrukt, wat hy er van te zeggCTi
hadi Als een stukje van fijne stille aan
dacht schildert de kunstenaar dat belle
tje, een „-toevoegsel, dat van een groote
-Itefde en teederheid getuigt.
-r-v eroemd - als landschapsschilder
Corot; de figuurstukken die hij
maakt heeft zijn in het algemeen
minder bekend. Onder deze
portretten, zooals wij hier dit
nichtft reproduteeeren. Het is een
waarin men Oorot'vindt in de
teekenis ^pn gijn gröotheid en
hoort zeker tot het beste van hem, dat óp
ten in een bijzondere gevoeligheid Van
tonartstische waarde uit te beelden. Deze
kraag is al even eenvoudig gezien als dit
met het model zelf het geval is. Alle pron
kerigheid van opzet is hier afwezig. Zpo-
als’ de figuur in een fustig meditatieve
houding hier voor ons-zit, zoo gaat deze
kraag geheel in de stemmigheid van het
beeld op. In groote aanduiding heeft de
schilder den bouw en structuur er van ge
geven. WU nemen ineens gemakkelijk in
óns op’, hoe dit alles zit en krijgen ook zeer
sterk den indruk, dat deze kraag met de
figuur mee geleefd heeft, niet het nieuwe
ding dat uit een modemagazijn pas om
iemands hals gekomen is. In de doorzich
tigheid vah bet stoffelijke' er van kan de
schilder hier even aan Frans Hals doen,
denken. Breed is de breede witte rand aan
gegeven die rondom loopt en prachtig is ’t
gemak, waarmee de schilder den strik aan
duidt, en de luchtigheid, waarmee hij de
strepen in de stof er van accentueert. Het
wit van den kraag staat prachtig in blank-
grijze kleur-verhouding tot het meer lich
tend blanke van den hals en ook zgl men
de fijnheid van tegenstellingen leeren
jkenis te doen hebben. In
de uitdrukking er van zien wij het leven
de van een model, dat met eén stille ver
wondering in de groote oogen het doen
van den schilder zit aan^te kijken. Een
zacht-rustige droomstemming' van leven
is hierin geopenbaard, zooals de schilder
die als de mysterieuze levensstemmlng
van het model begrepen heeft.
Met eqn groote éfi stè'ffè omtrekslijn
bepaalt Corot de puntvormige fijnheid
van den gelaatsomtrek en zet de onder
deden daar klaar en vast tegen uit. Dit
gezicht is van een bouw, zooals alleen
iemand, die sterk plastisch gevoel -heeft,
dit maken kan. In de vormen weet de
schilder het essentieele te vatten. Het
rechter oog is van «en duidelijke teeke-
ning. Groot geeft hij den boog van het bo-
ven-ooglid aan, links ziet men de oog
haartjes even markant aangegeven en
rechts eindigt dat boogje in de traanklier,
die met een gevoelig tipje aangeduid
dat tegelijk nog meewerkt om
plastiek van den oogbol te versterken. Het
onder-ooglld is van een gevoelige uitbeel
ding, vooral de dikte er van is op subtiele
wijze uitgedrukt. Klaar staat de
daar tusschen met den zachten glans van
een -hoogsten glimlach die daar q zoo ge
voelig en juist aangeduid is^De schaduw
partij onder het onderste ooglid is van
een teere gevoeligheid van bouw; men
kan er over verwonderd staan, hoe een
meester met zoo weinig de ingewikkelde
structuur van een onderdeel weet |an te
geven. Van een even fijne subtiliteit - is
het schaduwplekje boven de traanklier
zooiets is niet voor verdere beredeneering
vatbaar; maar men kan begrijpen, wat er
aan genialiteit moet zijn om dit schaduw
plekje op deze wijze op te lossen, zoodat
de plastische werking ervan zoo sprekend
is. In een fiere, mooie beweging is de
wenkbrauw gegeven met de uitbeelding
van de dunne doorzichtige substantie en
bijzonder gevoelig is het even zwaarder
accent dat men in de rechter helft daar
van vindt.
De eerlijkheid der historie gebiedt bij de her
denkingsfeesten ter eere van den beroemden
medicus Boerhaave en ook ter gelegenheid der
verschijning van den voormaligen OostearDk-
schen postzegel met zijn beeltenis nog deze
kantteekening te plaatsen. Want hierin dient
ongetwijfeld ook de beste leerling van den
Leidschen hoogleeraar, prof. Gerard van Swie
ten, te worden betrokken. Of dit overal In dén
lande wel voldoende verstaan werd?
Want, was „het wel enkel zijn roem als arts,
die Baron van Swieten de persona grata in ds
medische wereld van Weenen heeft doen wor-
cen? Had deze beroemde geleerde niet als op
volger van Boerhaave voor ons land behouden
kunnen blijven?
Neen, dat kon niet. Men heeft hier te lands
door den benepen kerkstrijd der 18e eeuw ds
wetenschappelijke sfeer vertroebeld, den be
roemden Van Swieten uitgebannen. Deze was
némelijk van Roomschen huize, en toen hij nog
aan de Leidsche hoogeschool, ook z ij n Alma
Mater, privaatcolleges in de medicijnen gaf en
reeds werd gedoodverfd als de meest waardige
opvolger van den grooten Boerhaave, kwam
daartegen van Protestantsch-kerkelijke zijde
zulk een verzet, dat de vervulling van Boer
haave’s eigen wenschen, welke in deze richting
gingen, welhaast een onmogelijkheid leek.
Van Swieten waagde eenige kansen, beproef
de nog vier Jaar vóór Boerh^ae’s overlijden,
dus in, 1734, met goedvinden van’zijn leermees
ter om zich te vestigen als privaatdocent, doch
hij werd om zijn godsdienstige overtuiging niet
getolereerd. Vooral toen een collega van den
„Herrezen Hippocrates” zich met het geval be
moeide -en den Senaat der academie wees op
het dreigende gevaar werd er een besluit
afgekondlgd, hetwelk Doctor van Swieten het
houden van z.g. vrije colleges in elk opzicht
verbood en waarvan de uitgesloten privaat
docent bij exploit van den pedel der LeidscM
academie aanzegging werd gedaalf? aldus opge
nomen in de acta van den Senaat: ,Die 8 Juli!
1734 petiit Cl. van Royen ut interdiceretur
doctor! Van Swieten private instltutio. Decrevtt
senatus pfohlbitionem per pedellum esae fa-
ciendam, tiuod sequent! die factum, dixitqus
doctor Van Swieten se obtemperatum." Natuur
lijk wat moest de geleerde anders dan zich
aan dit bevel onderwerpen.
Busken Huet erkende dan later ook ronduit:
„Het kon bezwaarlijk andere, ot Nederland
moest bjj het ten einde spoeden van het tijdvak,
over hetwelk onze beschouwingen (der 18de
eeuw) zich uitstrekken, in vervat-geraken. Met
het meeste regt beroemde men er zich op een
man als Boerhaave Vt hebben voortgebragt; v
doch bedacht niet dat alleen een gelukkig toe
val oorzaak was van Boerhaave’:
orthodoxie, en ook hy voor de
onzent verloren zou zyn geweest, ipdien het
God behaagd had, op zulk een wijs over hem
te disponeeren, dat hy uit Joodsche of uit
'gte was 156 vyandlge
?stantisme ten aanzien
vormen gangeno-
deze tentoonstelling aanwezig is.
Een portret in den eigenlijken zin, van
Iets dat uit een portret-oixlracht ont-
staan zal zijn, is dit niet. Gewoonlijk ziet
i 'men het kenmerkende van zulke opdrach
ten aan een gladder uitvoerigheid in de
schildering; hier is de vrijheid van uit
beelding, het zich losweg op zijn stemmin
gen laten gaan, de aanwijzing, dat de
schilder dit enkel en alleen voor zich zelf
gemaakt heeft. Bij een figuur van de be-, Jcant is van een zachte teederheid en aan
teekenis van Corot heeft dit geheel vrij
zich uitbeelden tegelijkertijd een gevoelig
zich geven tengevolge, waardoor men het
meest directe van zijn innerlijk beleven in
het werk te zien krijgt. Dit werk is een
*pracht van rustige overgave, van zich ge-
waafdoor
ont-
fijne
wat
voor