<Kdu&fiaal
De avonturen van een verkeersagentje
E
:s
•1
NIEUWE MIS VAN
HENDRIK ANDRIESSEN
alleabonné’S z: f 750- F 750.- f250-
den daj
I J
De vorst
rr
'8
Een „door-gecomponeerd”
werk
DINSDAG 25 OCTOBER 1938
Brief van Z. Exc.
Pieter Bas
Moederhart
II!
De Kath. Staatspartij
en het Kabinet
NIJVERHEIDSONDERWIJS
VOOR MEISJES
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UTTERLUK. DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
f reist incognito
°°OR FRITZ METZNER
maar.
Hendrik Andriessen
»0
»0
75
4
ge-
(Nadruk verboden)
R
een prachtige vliegmachine voor hen gekocht.
ik je dan in de vervulling van je
de
de.
gl
MJ VSlMm WB «BB MM
•M wet «5 mb mb
De vMrhec kreeg van hen den geheeien achat. Alleen echter
moeet hg voor Keeste en den matroos een vliegmachine koopen,
daar zü verschillende tochten door het luchtruim wilden ma
ken. Nu, dat was geen beswaar on weldra had de viaecher
Na een hartelijk afscheid van den viaaeher en zijn vrouw
te hebben genomen, steger. de beide vrienden op. „Tot weer
ziens," riep Feeetri. „Tot weerziens en veel geluk," riepen da
viaaeher en tejn vrouw.
99
10
JEN
N
der
ed)
aar
or:
Mp Wis dit bord
V voor rich dat
F mom éxtro
voorzichtig
zgn. wool hg
nadert voor-
rsagsweg (óók
hM vorkoor
son Unica krtoo
teóórgaong
het
in
zü
tl)
zit
bjj
nü. direct.
neen, prevelde Anna in verwar -
dit
E8-
Wy lezen in Ons Noorden:
„Onze collega van de Nw. Venl. Crt
dezer dagen de critiek besprekende in een
groot deel van de katholieke pers, en zich
daarbij ook enigszins verbazende over het
weinig enthousiaste artikel van Mr. Ver
schuur, meent, zoals ook Ir. Bongaerts in
zjjn rede te Venlo over troonrede en mil-
lioenen-nota deed, de vaagheid van deze
staatsstukken te moeten toeschrijven aan
de calvinistische mentaliteit van de heren
Colljn en De Wilde.
En het blad beroept zich dan op het ar
tikel van Pater Beaufort in ons maandblad,
die betoogt, dat wanneer men maar tussen
de regels door weet te lezen, er in de mil-
lioenen-nota nog wel zoveel goeds staat, dat
al blijven belangrijke wensen onbevredigd,
werkelijk thans voor de meest belangrijke
voor de inspiratie van den componist,
bij herhaalde gebruikmaking van de-
eigenaardigheden in de schrijfwijze,
weer een gloednieuwe uitdrukkings-
be-
s
Jh,
Nu werd Sigmar von Wernstein door een groot
geluk, het ware, voorheen nooit gekende geluk,
overweldigd. HU sloeg zjjn armen om Maria heen
en kuste haar innig.
„O zoo heb ik het al zoo lang gewenscht!
Maar nu begint het pas, Maria. Nu zul je
je nofc dikwijls over een en ander verbazen!
Maar Je staat voortaan altüd aan mijn kant,
nietwaar? Wat er ook gebeurt? O, Maria,
denk er toch eens aan, heel Altroda komt nog
op z*n kop te staan!"
„Nu. daar trek ik mü niets van aan. Ik heb
van het eerste oogenbllk af al van je gehouden.
Kom, wees nu weer zoo echt vroolük als daar
straks. En waarover zou ik ml) nog dikwijls
moeten verwonderen? Heb je verrassingen?"
,jim zooals men dat nemen wlL Ik bedoel
zoo, vgn den kant van je vader en van de
Richters."
„Ja, je zult voor mij een offer moeten bren
gen. Leer werken. Help ons, vader tenminste,
dat zal hem met de zaak verzoenen."
„Dus ik moet smid worden? Alleen omdat Ik
Siegfried heet? Nu, ik heb er niets tegen.
Eerst moet ik echter op het landgoed* mUn ont
slag hebben. Doch dat aal wel gauw gebeuren.
Let maar eens op. Maria. Nu komen de poppen
aan t dansen!”
.Siegfried," herhaalde Maria zachtjes.
..Siegfried, ja.... Maar JU moet mü Sigmar
noemen, dat heb ik liever."
.Maar hoe zit dat dan? Alweer een raadsel?"
„O, nee, een kleine verandering maar,
die is werkelijk noodsakeljjk. Je vertrouwt me
tocht-
haar geschreven had. was het kind ziek geweest.
Zü vroeg mevrouw Hardy of ze een paar da
gen weg mocht, om haar kind op te zoeken.
Doch de dame vervette zich aanstonds.
Hoe zou ik er mee aan moeten? zei ze een
en al ontsteltenis. De jongen is aoo aan je
gehecht!
Maar m'n eigen kind heb ik in geen tijd
gezien, en hü was ziek.... ach toe! smeekte se.
Een schaduw vloog over het gelaat van me
vrouw Hardy en een oogenbllk schitterde er
iets als medelUden in haar oogen.
Ja, sei ze met een zekere verwarring.
Maar als hjj dood ging, zou je er toch niets aan
kunnen doen....
De moeder ultte een verschrikten kreet. Het
had er veel van of ze zich op de andere vrouw
wilde werpen.
Enfin, zei mevrouw Hardy nu direct kun
je niet gaan.... misschien over een paar da
gen....
Weer ging een aantal dagen voorbij, gedu
rende welke Anna het bestierf van angst. Op
zekeren nacht droomde ze dat haar kind een
engeltje was en den volgenden morgen besloot
ze er een eind aan te maken.
Ik ga. zei ze vastberaden.
OnmogelUk. antwoordde mevrouw Hardy.
•••••••«•eseseesssseesstsessateeaeesasassaaMsssssses
r n
Moederhart i
Anna. Ik ga weg en kom weer terug. Mor
gen ben ik weer hier.
Dring nu asjeblieft niet aan. zei mevrouw
Hardy geërgerd Ik kan je niet laten gaan.
Maar dat is onmenscheiük, riep Anna uit.
Ik ben óók een moeder....
Je bent ondankbaar, dit ben je, na alles
wat ik voor je gedaan heb. zei de ander kwaad.
Ze aarzelde even. Dan voegde ze er bü:
Wat wil je daar trouwens doen? Ik heb het je
tot nu toe niet willen zeggen, maar.... je kind
is al dood
Een hartverscheurende kreet van Anna klonk
door het vertrek, gevolgd door een kreet van
Robert, die was opgesprongen.
Genadige hemel. Dora! Wist je dat? En zeg
je haar dat zóó?
Zün zuster haalde geërgerd haar schouders
op en ging de kamer uit. Robert en de ramp
zalige moeder bleven alleen. Doodsbleek en met
wijd opengespalkte oogen stond Anna daar en
hield zich aan de tafel vast, om niet te vallen.
Anna, zei Robert zachtjes arme Anna
wat wreed!
ZU hoorde hem niet Misschien sag ze hem
niet eens. Zóó verbüsterd was ze.
Wat kan ik voor je doen? vroeg hjj.
Zeg het me. Wat kan ik voor je doen? Ik
kan het niet aanzien, dat je zóó n verdriet hebt.
Anna, mag ik je weghalen uit dit huis? Wil je?
Ik zal je verdriet weten weg te nemen en je
alles doen vergeten.... Anna, hoor je me?
Ja, ze hoorde hem. Die woorden hadden de
macht haar tot de werkelUkheid terug te bren-
„Det doe ik. Maar ik reken er op. dat je van
nu af een ordentelük mensch wordt en dat je
met 't zwervensleven hebt afgedaan.
.Matuurlük, dat beloof ik je, Maria. Jou. lief
meisje, laat ik nooit meer los. Dat is uitgeslo
ten. Er mag gebeuren wat wil. Houd maar moed;
ik zal wel eens laten zien, dat ik werken kan.
JU mag trouwens wel weten, dat ik totaal maar
acht weken landlooper ben geweest, en dan nog
alleen maar uit laten wü zeggen uit ver
langen naar avontuur."
„En waarvan heb je dien tijd geleefd? En
waarvan leefde je vroeger?"
„Ik heb de merkwaardige eigenschap om van
eten en drinken te leven, Maria.”
..Zoo, nu ben je weer echt vroolük, dat doet
mü pleister. Maar je moet mü toch nog ver
tellen waarmee je vroeger geld hebt verdiend.
Niemand geeft je toch maar eten en drinken
voor niets.”
„En toch, Maria, ik was in een huis, waar ik
dat alles voor mets kreeg.”
„Nu. daar kan ik niet uit wjjs worden, maar
ik ben er ook niet erg nieuwsgierig naar,
staat vast, dat je voortaan zult werken,
spaar
maar
gen.
Anna, lieveling, wil je?
ZU schudde het hoofd.
Waarom niet? Waarom niet, Anna? Nü
denk je dat alles uit is.... maar alles kan nu
juist opnieuw beginnen.... Ik kan je alles te-
ruggeven wat je verloren hebt.... al denk je
van niet.. - -
Neen
ring.
Jawel. Anna, jawel.... ik aal graag dit
huis verlaten, ik ook....
En het kind? vroeg Anna opeens.
Anna, waarom zeg je dat? riep hü ver
schrikt.
Ondanks al haar smart, voelde Anna zich» de
sterkste van hen beiden.
Denk aan het kind, zei ze tegen hem, Ik
kan hier niet blUven dat is me onmogelUk.
Maar het kind is zoo lief.Blüf bü hem. dicht
bU hem, dat hU niet wegvliegt, zooals de mUne
is weggevlogen.... Oa nooit van hem weg....
hU moet iemand hebben, die altüd bü hem te.
Dan snelde zü de kamer uit, zocht inderhaast
haar goed büeen en verliet het huls, de straat
op, in de dwarrelende sneeuw.
Ik ben van
daag te dineeren
gevraagd. Aan
wien zou ik het
kind moeten over
laten?
„Hinder
plicht?”
.Nee, u moet niet verkeerd verstaan. Ik zal
het u duidelijker zeggen. Ik kan het niet zoover
laten komen, dat men in het dorp ook nog gaat
praten over mün verhouding tot u, want dan
te mün goede naam weg. U weet, men vertelt
mets goeds van uw vroeger leven.”
„En u gelooft, wat men vertelt?"
Een groote - woede maakte zich plotseling van
Sigmar von Wernstein meester en hü voelde
groote lust, nu maar eens zün afkomst en zün
naam bekend te maken. Zou hü anders, mët
zün betrekking, ook niet Maria Disselhoff ver
liezen....? Ja, alles zeggen, dat was Sigmar
nu eefi oogenbllk vast van plan.tot hU zich
zelf weer had overwonnen.
,Jk wilde je juist eenige verklaringen geven,
Maria. Maar, och, het heeft geen doel; ik laat
het aan je zelf over, die dorpssprookjes te ge-
looven at met. Het te waar, dat ik als landloo
per hier aankwam, dat te niet tegen te spreken.
Maar wat dan nog....”
„Geen verontschuldigingen of zool ets! Ik ge
loof u, anders zou ik hier toch met bü u staan.
Maar waarom vloog u met dat vurige paard
van uw patroon onlangs op de manier van een
circusrUder achter dien auto aan? Waarom hult
u zichzelf in een soort geheimzinnigheid, tn
plaats van open en eerlijk te spreken? Heusch,
ik voor mü twüfel niet aan u, maar mün vader
kunt u zün houding niet kwalük nemen, daar
hü toch van de Richters afhankelük te."
,Ja, ja, en behalve dat alles geef ik nog
Mas litteraire werken voor en speel
Bén dag
smeekte
De bond van Leerkrachten bü het Nüver-
heidsonderwüs voor meisjes heeft te Amers
foort zün najaarsvergadering gehouden.
Middags deed mej. Haverkorn mededeelin-
gen over een proef. Ae op verschillende nüver-
heidsscholen is gedaan, om oa. de waarde van
stillezen voor het onderwijs na te gaan. De ge
gevens worden nog verwerkt.
Dears hield de heer D. Mulock Houwer, di
recteur van „Zandbergen”, een lezing over deze
stichting, waarna de tehuizen, allen te Amers
foort. werden bezichtigd.
's Avonds hield mr. G. T. de Jongh, oud-
kinderrechter, een boeiende voordracht over
kinderrechtspraak en kindercriminaliteit.
Tenslotte werd nog de wenschelükheld nam’
voren gebracht van het openstellen der rnoge-
lükheld tot vrüwlllige pensionneering op 80-
jarigen leeftüd. Het hoofdbestuur zal nagaan,
welke kosten hieraan voor de betrokkenen
verbonden zouden zün en welke stappen even
tueel gedaan dienen te worden in desen.
vraagstukken oplossingen in grote stül »Un
ontworpen.
Nu wensen wü het standpunt van Pater
Beaufort volkomen te eerbiedigen en wü
hopen mets liever, dam dat zal blüken, dat
zün optimisme gegrond is geweest Maar we
zün overtuigd, dat wü met de enigen waren,
die bü het lezen van zün artikel, onwille
keurig herinnerd werden aan de woorden
van Goethe in zün Faust: „Die Botschaft
hór’ ich wohl, allein mir fehlt der Glaube.*'
(De tUding hoor ik wel, maar het geloof
er in ontbreekt mü).
Het te helaas met zo, dat hier alleen
sprake is van een nuancering tussen de ka
tholieke en calvinistische levensbeschou
wing.
Het gaat hier wel degelük om grote prac-
tische beginselen. De sociale en economische
opvattingen, die in het büzonder vertolkt
worden door de heren Colün en De Wilde,
en die, zoals ook in de afgelopen maanden
weer duidelük bleek, sterk leven in antl-
rev. kringen men behoeft de antl-rev. pers
maar geregeld te lezen om daarvan over
tuigd te worden gaan lünrecht In tegen
hetgeen wü katholieken in deze tüd op
sociaal en economisch terrein noodzakelük
achten. Waarbü nog komt, dat de anti-
revolutlonnairen het voeren van een derge-
lüke politiek financieel niet mogelük ach
ten, welke bezwaren in katholieke kringen
met worden gedeeld.
Wat is nu van dit alles de consequentie?
Dat wü katholieken, terwille van een po
sitief christelük kabinet onze verlangens op
sociaal en economisch terrein het zwügen
hebben op te leggen? Wie het artikel van
Pater Beaufort in het maandblad leest
krügt gelukkig deze Indruk niet. Met na
druk achrüft Pater Beaufort dat, wanneer
onverhoopt mbcht blUken, dat tegenwerken
de krachten, de zJ. moedgevende perspec
tieven in de millloenen-nota zouden te
niet doen, de Kath. Kamerfractie daarin
met zal berusten. Op dit stuk zal de kath.
fractie geen pardon kennen, aldus Pater
Beaufort. De Volkskrant wees er Zaterdag
avond reeds op, dat de tegenwerkende
krachten met gezocht zullen worden in de
soc.-dem. hoek. ZU zün meer van één
zijde te verwachten, nJ. uit de antl-rev.
hoek. En dat dit gevaar met denkbeeldig is,
bewüst een hoofdartikel in de Standaard van
'JL Vrüdag. waarin reeds stelling genomen
wordt tegen de plannen van minister Rom-
me tot uitbreiding van het aantal personen
in de werkverschaffing, al troost het antl-
rev.. hoofdorgaan zich met de gedachte, dat
van deze plannen op papier in de praktük
wel niet zoveel tercht zal komen.
Uit' dit dreigement van Pater Baufort
biükt intussen afdoende, dat men bü ons het
fatalisme gelukkig niet deelt, dat we moe
ten volstaan met binnen de huidige verhou
ding te proberen, wat we bereiken kunnen.
Een rechts kabinet is geen doel, maar een
middel, n.l. om een christelüke staatkunde
te voeren, ook op sociaal-economisch ter
rein.
Zou helaas blüken, dat een christelük
kabinet juist een rem is voor dit doel, dan
heeft voor ons een dergelük kabinet al heel
weinig waarde.
Maar wü moeten ons met suggereren, dat
het huidige Kabinet het enig mogelüke spe
cimen is, dat op dit gebied bereikbaar is.”
M
*«S verrast blüven staan.
hebt u een hard oordeel over den adel!
<“t begrüp ik met! Er is toch ook nog
Dan?er soort menschen onder den adel."
-Best mogelük, maar ik ken er niet één, die
■"W is. Het volk, zegt het heel Juist:
't blauwe bloed wees op uw hoede,
Het gunt den burgers nooit het goede."
«^wtelük, meer dan kostelUk! Maar op
spreekwoorden zün uitzonderingen, hebt
®**ooeven wel gezegd, dat u geen adellük per-
"oo kent, die beter is, maar wanneer u goed
“Suenkt, kent u er misschien toch wel één."
vast met! En waarom neemt u het aoo
die lui op, u nog wel, als zwerver! U bent
«onderling type, münheer
-Ja, dat klopt. Maar nu ernstig ter zake.
“(*n van plan, wanneer u er niets tegen hebt.
uw vader te spreken."
■ten een zwügen, Maria's hart klopte hef-
n troote ontroering maakte zich van haar
,r-* deed een hoogroode kleur naar haar
Het
En
Je ook wat? Je hebt maar één pak en
één paar schoenen. Jongen, Jongen, Jü
moet nog iets worden in Altroda."
„Ik denk smidsknecht, met je vaders toestem
ming. Weet Je, ik moeet nu dadelijk maar naar
„Het Witte Hert" gaan, want daar is hü op het
oogenbllk en daar kan ik hem het beste ieeren
(Wordt varvoigd)
Op den.feestdag van Christus’ Koningschap,
Zondag 30 October as., zal in de Kathedrale
Kerk te Utrecht een nieuwe Proprium-Mis van
Hendrik Andriessen (organist van de Kathe
draal) worden uitgevoerd. De vaste gezangen
worden genomen uit Andrlessen's .Missa Spon-
ea Christi", welke van 1932 dateert. Deze „Mis-
w Sponsa Christi” is, gelük men weet, 'n door
gecomponeerde Mis. (De wisselende gezangen
in de gedrukte uitgave hebben betrekking op
het Feest van Kerkwüding). Hendrik Andries-
ien heeft in zün kerkmuzikale composities reeds
meermalen blük gegeven van de' behoefte,
gich te tnspireeren op de wisselende gezangen
Tan een bepaalden ^lag van het Kerkelük Jaar.
ZUn „Missa in Honorem Sacratissjmi Cordis”
(1918) en „Missa Assumptionis Beatae Mariae
Virginis” (1926) zün beide eveneens plenariiun-
missen. Ook de Utrechtsche koordirecteur An
ton Ponten, die indertüd in zün kerk, den 8t.
Willibrordus. de eerste uitvoering in ons land
gegeven heeft van een doorgecomponeerde mis
van den Oostenrükschen componist Max Sprin
ger. heeft op dit gebied baanbrekend werk ver
richt.
Het verschünsel, om aan de wisselende ge
vangen in de kerkmuzikale composities meer
dere aandacht te besteden, is ongetwüfeld een
resultaat van de liturgische verdieping, welke
vtnds de publicatie van het Motu Proprio aller
wegen te bespeuren viel. Eeuwen lang (eigenlük
reeds sinds de z.g. Ars Nova) is het algemeen
gebruik geweest, alleen, het ordinarium (Kyrie,
Gloria etc.) meerstemmig te componeeren,
en hoewel op dit gebied talrijke mees
terwerken geschreven zün, heeft deze eenzüdlge
keuze wel eenigszins aanleiding gegeven tot
een zekere verstarring. De componisten sche
nen vergeten te hebben, dat, historisch gezien,
de wisselende gezangen eerder in aanmerking
komen om voor het zangkoor gecomponeerd
te worden dan de vaste gezangen, die oor-
epronkelük voor het volk bestemd waren. Dr.
Vf. Kerssemakers schreef indertüd in het 8t.
Gregorius-blad terecht, dat „de rijke verschei
denheid van de diepzinnige ey heerlijke Pro-
prtum-teksten voor onze kerkehjke toonkun
stenaars een onuitputtelüke bron zün voor
ware liturgisch-kerkmuzikale inspiratie”. De
compositie van de wisselende gezangen (hetzü
ta een plenarium-mis. hetzü in een Proprlum-
mls) dwingt den scheppenden kerkmusicus,
Och te bezinnen op het meest wezenhjke
bestanddeel der liturgie. Dit streven vindt in
de St. Gregorius-vereeniglng, de leidende in
stantie van de kerkmuziek in ons land, den
laagten tüd sterken weerklank. Op de St. Gre-
gorius-dagen is dit meermalen tot uiting ge
komen. Op den tweeden Paaschdag van het
vorige jaar werd te Eindhoven door het zang
koor een Proprium-mis gezongen (in opdracht
gecomponeerd door Hendrik Andriessen), ter
wijl de vaste gezangen waren toevertrouwd aan
het volk en de schola. Op het Feest van Maria
Geboorte van het vorige Jaar werd te Alkmaar
op een 8t. Gregoriusdag deze zelfde verdeeling
gevolgd; ook toen had men Andriessen een
Proprium-Mls gevraagd, voor driestemmig
koor met orgelbegeleiding. Een lofwaardige
terugkeer tot de zuivere liturgisch-muzikale
inhoudingen
Het componeeren van een Plenarium- of Pro-
prium-mis heeft natuurlek dit .gadeel”, dat
dese wisselende gezangen aan één datum van
het kerkelük jaar gebonden rijn, terwül een
«dlnarium-mis practisch lederen Zondag te
gebruiken is. Doch daartegenover bedenke men,
dat kerkmuziek nimmer terwille van de exploi
tatie gecomponeerd wordt! Zij kan haar die
nende taak immers het meest volledig verrich
ten, wanneer zü zich ondergeschikt maakt aan
de gedachten, welke op dien éénen dag van
het kerkelük Jaar rondom de viering van de
hoogheilige geheimen door de Kerk zelve zün
Bitgedrukt. Uit de wisselende gezangen kan de
componist voortdurend nieuwe inspiratie put
ten; zü binden zün muzikale ideeën aan den
ring der heilige tüden en feestdagen en doen
hem durend medeleven met den geest der li
turgische teksten.
Bovendien staat (wanneer men praktische
werwegingen wil doen gelden) toch altüd de
mogelijkheid open, van een door-gecompo-
neerde Mis de wisselende deelen door andere
te vervangen. Dit heeft Andriessen thans ge
daan met zün .Missa Sponsa Christi” en hü
beeft op deze wijze een nieuwe eenheid ge-
schapen. De „Missa Sponsa Christi” is geschre
ven voor drie gelijke stemmen met orgelbege
leiding. De vaste deelen blüven in deze zetting
lehandhaafd, doch aan de wisselende gezangen
heeft de componist een geheel andere bezetting
gegeven. Deze zün n.l. geschreven voor twee
koren. Het eerste is vierstemmig (sopraan, alt,
tenor en bas), het tweede driestemmig (tenor.
bariton, bas).
Om deze dubbelkorige structuur volledig tot
haar recht te brengen, wordt het gemengd
hoor op het doxaal vóór in de kerk geplaatst;
het tweede koor staat op de gewone koorrulmte
achter ta de kerk. Deze geheele Proprium-mis,
*elke ta den homophonen stül geschreven is,
*ordt met orgelbegeleiding uitgevoerd. De
componist heeft van de mogelükheld tot wis-
ariwerktag tusschen beide koren een sober,
doch zeer werkzaam profüt getrokken.
dansmuziek. Ook heb ik nog een portefeuille
met een vorstenkroon er op. volgens de bewe
ring van kastelein Schmledel, enik houd
van een zekere Maria Disselhoff I Hoe zon
derling, is 't niet?"
.Maar die zekere Maria Disselhoff twüfelt
niet aan u, münheer Warmsteen.”
,Nu. dan la toch alles in orde. Weet je, mün
heer Richter ziet in mü een toekomstigen
schoonzoon. Daarom maakt hü mü wüs, dat
hü mün vroegeren chef kent, die in werkelUk
heid, als graaf Hughen, mün
„Waarom gaat u niet verder, münheer Warm
steen? Het klonk net of u wilde zeggen, dat die
graaf uw vriend is. Dat is toch niet zoo?"
„Nee. ik h'm ik wilde zeggen h'm,
dat ik weet, dat graaf Hughen heelemaal niet
met Richter bekend is. Doch wat heeft dat met
ons te maken? Ik blUf hier in Altroda misschien
nog maar voor korten tüd. Weggaan doe Ik in
leder geval niet, voordat ik je woord heb.
Goed?”
Het heldere, vroolüke lachen van Maria klonk
door den laten avond.
.Moet Ik een landlooper mün woord geven?"
„Dus is zü óók al aoo, dat zü alleen naar
geld en stand kükt?” vroeg Sigmar zich bitter
af. Doch zoo kalm mogelük set hü:
„Wanneer ik nu eens geen landlooper was.
Maria? Ik was zoo gelukkig, in Jou een beter,
een grooter mensch te zien, en stel je mü nu
teleur?”
„Ik je teleurstellen? Ik wilde alleen maar
zeggen, dat Je. landlooper of geen landlooper
was, mün woord kon krijgen, en...."
In de woelige dagen van de historische Sep-
temberweek ontving de redactie van .Met
Groen Hout", orgaan der R. K. Studenten ta
Nederland, en voortzetting van „De Dük” een
politieken brief van Godfried Bomans, alias
Z.Exc. minister Pieter Bas. waaraan wü het vol
gende ontleenen’
Alleen al Hitler heeft van mü twaalf
brieven ontvangen, Goebbels seven, Benito
twee, en ja. wat heb ik al niet aan postze
gels gespendeerd aan Runciman. Chamber-
lain. Roosevelt en Benesj? Naar Goering
stuurde ik gisteren nog een groote kist
Würste mlt Sauerkraut en een ontzag-
lük gebraden zwün, heelemaal gevuld met
kleine doperwtjes en stukjes zwezerik. Ge
loof mü. ik had haast spüt toen ik het door
den bode zag wegdragen. Maar het welzün
van Europa gaat voor alles. Je suit Je mis
schien afvragen waartoe het dient als een
simpel student in de rechten dergelüke
Brieven schrijft. Ze worden toch niet gele
zen, denk Je. Ha, dat denk Je! Maar dat is
niet zoo. Ik onderteeken met Heter Bas.
Minister van Onderwijs van Nederland. En
naar een minister moet je luisteren, al was
het alleen om de beleefdheid. Eigenlük
heb ik daar niet -het recht toe. Doch de
goede oude man was zulk een vriend
van mü. dat ik wel mag veronderstellen,
dat. wat Ik voor het belang van Europa
doe. ook hü zou gedaan hebben. Zoo schi üf
ik alle staatshoofden van Europa aan. milde,
zachte vermaningen om toch kalm te zün,
om toch het hoofd koel te houden, en
vooralom toch vroolük te blüven.
Over dit laatste zul Je misschien verwon
derd zün. Tocg, het is de hoofdinhoud van
al mijn brieven. Ik meen namelük, dat
Europa niet vroolük genoeg is. Er
worden op de kanselarijen te weinig grap
jes gemaakt. Telkens als ik. in de afge-
loopen maanden, de radio aanzette of de
krant openvouwde, viel het mü weer op:
die verbeten stemmen, die enorme ernst.
Vroolükheid is contrabande. Hoogstens
durft men spreken van „ontspanning".
Een oogenbllk van „ontspanning” is Ingetre
den, zegt men. En dat is alles wat er aan
vroolükheid te krügen is. De menschen
van nu zün tot aan den hals gevuld met
wils- en daadkracht, met een somber soort
energie om zich achter een of ander vaan
del te scharen en in een of andere rich
ting op te marcheeren. Er zün op
oogenbllk maar weinig menschen, b.v.
Nederland, die niet precies weten wat
willen, waartoe zü „behooren", waar
„voor" en waar zü „tegen” zün. Daar
iets goeds in, mits men er vroolük
blüve. Maar dat blüft men niet, en daarom
ben ik geneigd te veronderstellen dat er
iets verkeerds in zit.
Jedenfalls. het gaat bulten het bestek
van dezen brief en. wellicht ook van mün
eigen capaciteiten, deze filosofische
dachten hier verder uit te werken.
Ik zou er de voornaamste staatshoofden
op willen wüzen. dat, vergeleken bü een of
andere fout In het Verdrag van Versailles,
het feit dat morgen om half zeven de zon
opgaat, oneindig belangrüker is. Ik zou wil
len zeggen, dat, tegenover de vraag of een
volk ook gelukkiger kan zün. de mogelük-
heid of het ook grooter zou kunnen worden
geheel in het niet valt. Ik zou den staats
hoofden willen opmerken, dat hun blik te
absoluut is, dat zü niet betrekkelük
meer zien. Absoluut bekeken is, om bü
mün voorbeeld te blüven, een mogelüke
fout in het Verdrag van Versailles een
groote donkere vlek. Doch tegen de zon be
keken, die morgen om half zeven opgaat,
is zü niet meer dan een punt, een stip. Dit
is het betrekkelüke standpunt. En een
vroolük mensch is niets anders dan een be
trekkelük mensch.”
wangen stügen. Doch gelukkig was de straat
weg maar slecht verlicht ën kon Sigmar vim
Wernstein dit dus moeilük zien. Maria was
bovendien weer spoedig zichzelf.
„U beschikt over veel moed, münheer Warm
steen. Wat denkt u wel, dat mün vader zal
antwoorden?”
„Wat hü zal antwoorden? Wel, dat ik het
beste en liefste meisje van de heele wereld krijg
en dat is niets nieuws meer voor mü."
Weer zwegen zü beiden, doch fel klopten hun
harten. Om hen was reeds de stilte van den
komenden nacht. Slechts zachtjes deed het
zoemen van kevers en het tjilpen van krekels
zich hooren. Uit het dorp klonk nu en dan
hondengeblaf.
.Maria." fluisterde Sigmar zachtjes.
Geen antwoord. Toen sloeg hü vooraich-
Ug zün arm om het meisje heen, dat steh
echter direct terugtrok.
„U moet verstandig zjjn, münheer Warm
steen. en mü en mün ouders het leven niet
moeilük maken. Toe, gaat u uit Altroda weg.
Het is voor allen veel beter."
„Ook voor Jou, Maria?"
Op die vraag zweeg het meisje.
„Kom, antwoord me nu, Maria. Wanneer Jü
het wenscht, dan fa Ut- Maar.... ik had het
mü zoo heel anders voorgesteld."
Maria wendde haar oogen van Sigmar af.
„Naar mü moet u niet vragen. Van ons
menschen eischt het leven plichtsvervulling.
Ik heb te zorgen voor een ongelukkige, ver
lamde moeder, want vader neemt het werk niet
M te «matig atf UtaaatM.
De Introïtus („Waardig to het Lam, dat ge
slacht is, macht en goedheid en wüsheid en
sterkt^ en eer te ontvangen") is tot aan de
Psalm ta een verheugd-piechtigen toon voor
het eerste koor geschreven. Men herkent hier
reeds dadelük den typtochen Andriessen-stül
een eenvoudige, bezielde melodie en een har
monie. welke zich binnen het tonaal verband
(in dit geval aeolisch b-B) markante altera
ties veroorlooft, welke echter de harmonische
„vastheid” niet ondermünen.
De Psalm is aan het mannenkoor gegeven,
waarna de sopranen het „GWria Patri" decla
matorisch inzetten en ta een rustige melodie
voortzetten. In het „Dignus est” ontstaat! de
wisselzang; de begin-gedachten keeren telug
en bereiken door de tegenstelling der beide Iro-
ren een verhoogde expressie.
In het Graduale komen wederom passages
voor, welke men onmiddellUk herkent als het
onvervreemdbaar eigendom van den kerk-com-
pontot Andriessen: de dalende reine kwint in
het „Alleluja”, de parallelle drieklanken in de
episode voor vierstemmig a cappella-koor (even
eens in de orgelbegeleiding), doch het is tee-
kenend
dat hü
zelfde
steeds
kracht te bereiken weet. In het laatste „Alle
luja" grpen de partüen van beide koren in
elkander, waarna door vereeniglng der koren
een Indrukwekkende slotcadens ontstaat.
In het Offertorium is wel het sterkst gebruik
gemaakt van de stimuleerende mogelükheden
der dubbelkorige structuur. Dit deel is een zul-,
ver-afgeronde curve, een boeiende, rük-gescha-
keerde wisselzang. In de Communio vindt men
een variant van het Zntroïtus-motief ta do
orgelbegeleiding terug, waardoor de eenheid
van gedachten (welke ook ten opzichte van de
reeds voorhanden vaste gezangen is betracht)
zeer duidelük tot uiting komt. Op het ,Jtex in
aeternum” wordt een bezielde climax bereikt,
waarna in den slotzin („Domine benedicet po
pulo suo In pace”) een ontroerende verstilling
intreedt.
De eerste uitvoering van deze Mis zal in
breeden kring met belangstelling worden tege
moet gezien, niet zoozeer om het eenigszins
„experimenteel" karakter van deze uitvoering,
dan wel omdat hier een stap nader gedaan
wordt tot verdieping en verlevendiging van
het muzikaal-liturglsch besef. De koren wor
den geleid door Dr. A. C. Ramselaar en SJef
v. d. Eerden; de componist bespeelt het orgel
WOUTER PAAP
nna*was vroeg weduwe geworden. Toen
kwamen ook nog flnancleele moeilük-
a*-heden. Dear zü zoo weinig mogelük van
anderen wilde aannemen, bracht zü haar klei
nen Jongen bü een familielid en toog naar de
groote stad, om werk te vinden.
Na een heelen dag gezworven te hebben, was
ze 's avonds nog even ver. als ze geweest was.
Ze had nog maar weinig geld op zak. Het be
gon te regenen en ze wist niet, waarheen ze zou
gaan. Het begon harder te regenen en ze be
skuit in een portiek te schuilen. De portiers-
vrouw keek haar argwanend aan. Ze meende
een bedelares voor zich te hebben.
Hier kunt u niet blüven staan, sei ze.
Mevrouw komt direct thuis
Doch Anna ging niet weg. Even later kwam
„mevrouw' inderdaad thuis, in een auto. Een
deftig gekleed heer hielp de dame uitstappen,
die in bontmantel gehuld was en tal van sie
raden droeg. ZU gingen haar voorbü. zonder
haar op te merken.
Anna volgde hen met den blik verbaasd,
alsof ze droomde.
Wie woont hier? vroeg ze de portiersvrouw.
Dat was mevrouw Hardy, de weduwe van
den bankier, met haar broer. Hé. hé. waar
gaat u naar toe?
Laat me door, alstublieft, zei Anna ge
jaagd. die dame ken ik.
Mevrouw Hardy keek haar een poos lang aan,
zonder haar te herkennen. Tben gaf ze een
gilletje.
Anna, ben Jü het? En aoo zoo....
Anna vertelde haar alles en liet tenslotte haar
hart spreken.
Ik heb een jongetjeik vraag het je
voor hem....
De dame knikte onmiddellUk van ja. Het
feit, dat ze een schoolkennisje, waarop ze jaren
lang jaloersch was geweest, zoo aan lager wal
terugvond, en in haar weelderige woning kon
opnemen, streelde haar,trots en maakte haar
toegankeüjk voor medelijden.
Natuurlük, kind! Je hebt er goed aan ge
daan, dat je aan mü gedacht hebt. Maar wie
had kunnen denkenWe hebben elkaar ook
heelemaal uit het oog verloren. Vier jaar ge
leden ben ik getrouwd met Alfred, den bankier,
weet je wel? Verleden Jaar is hü gestorven. M'n
broer doet nu de zaken. We zullen zien, wat hü
voor je doen kan. Als hü je onder zün bescher
ming neemt....
Robert was aanstonds bereid. HU zette zün
monocle op. bekeek haar van boven tot onder,
en zei dat ze in huis kon blüven, om op den
kleinen jongen te passen.
Anna bleef, blü dat ze een ander jongetje ge
vonden had. dat haar het gemis van haar eigen
kind minder pUnlük zou doen voelen. En ze
begon innig van het vreemde kind te houden
zóó zeer, dat ze haar eigen kind meende on
recht aan te doen, dat alléén, ver weg en zon
der mammie opgroeide.
Mevrouw Hardy had niet veel tüd, om zich
met den kleine te bemoeien. Ze speelde er nu
en dan eens mee. als met een mooi stuk speel
goed maar als het kind begon te huilen,
haastte ze zich om het weer aan Anna te geven.
Robert was eveneens dol op het kind. Nu en
dan ging hü weliswaar mee met zün zuster, als
hü niet anders kon maar het liefst was hU
thuis. Dan speelde hü met het kind en keek
onderwül naar Anna en praatte met haar. De
llefdevolle zorgen van de Jonge vrouw voor het
vreemde kind en de wetenschap, dat ze haar
eigen kind had moeten achterlaten, om in haar
onderhoud te voorzien, en tenslotte ook Anna's
llefelüke verschüning, hadden haar uitwerking
op den ouderen man niet gemist.
Anna sou blind geweest zün, als ze de vele
attenties niet begrepen had, die Robert haar
bewees. Doch haar hart bloedde nog van dat
verlies, dat ze geleden had en ze verlangde
naar haar kind. Sinds eenige dagen had ze geen
bericht meer gehad en de laatste maal dat men
"i
I