<Kdu&fiaal De avonturen van een verkeersagentje E :s •1 NIEUWE MIS VAN HENDRIK ANDRIESSEN alleabonné’S z: f 750- F 750.- f250- den daj I J De vorst rr '8 Een „door-gecomponeerd” werk DINSDAG 25 OCTOBER 1938 Brief van Z. Exc. Pieter Bas Moederhart II! De Kath. Staatspartij en het Kabinet NIJVERHEIDSONDERWIJS VOOR MEISJES AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UTTERLUK. DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL f reist incognito °°OR FRITZ METZNER maar. Hendrik Andriessen »0 »0 75 4 ge- (Nadruk verboden) R een prachtige vliegmachine voor hen gekocht. ik je dan in de vervulling van je de de. gl MJ VSlMm WB «BB MM •M wet «5 mb mb De vMrhec kreeg van hen den geheeien achat. Alleen echter moeet hg voor Keeste en den matroos een vliegmachine koopen, daar zü verschillende tochten door het luchtruim wilden ma ken. Nu, dat was geen beswaar on weldra had de viaecher Na een hartelijk afscheid van den viaaeher en zijn vrouw te hebben genomen, steger. de beide vrienden op. „Tot weer ziens," riep Feeetri. „Tot weerziens en veel geluk," riepen da viaaeher en tejn vrouw. 99 10 JEN N der ed) aar or: Mp Wis dit bord V voor rich dat F mom éxtro voorzichtig zgn. wool hg nadert voor- rsagsweg (óók hM vorkoor son Unica krtoo teóórgaong het in zü tl) zit bjj nü. direct. neen, prevelde Anna in verwar - dit E8- Wy lezen in Ons Noorden: „Onze collega van de Nw. Venl. Crt dezer dagen de critiek besprekende in een groot deel van de katholieke pers, en zich daarbij ook enigszins verbazende over het weinig enthousiaste artikel van Mr. Ver schuur, meent, zoals ook Ir. Bongaerts in zjjn rede te Venlo over troonrede en mil- lioenen-nota deed, de vaagheid van deze staatsstukken te moeten toeschrijven aan de calvinistische mentaliteit van de heren Colljn en De Wilde. En het blad beroept zich dan op het ar tikel van Pater Beaufort in ons maandblad, die betoogt, dat wanneer men maar tussen de regels door weet te lezen, er in de mil- lioenen-nota nog wel zoveel goeds staat, dat al blijven belangrijke wensen onbevredigd, werkelijk thans voor de meest belangrijke voor de inspiratie van den componist, bij herhaalde gebruikmaking van de- eigenaardigheden in de schrijfwijze, weer een gloednieuwe uitdrukkings- be- s Jh, Nu werd Sigmar von Wernstein door een groot geluk, het ware, voorheen nooit gekende geluk, overweldigd. HU sloeg zjjn armen om Maria heen en kuste haar innig. „O zoo heb ik het al zoo lang gewenscht! Maar nu begint het pas, Maria. Nu zul je je nofc dikwijls over een en ander verbazen! Maar Je staat voortaan altüd aan mijn kant, nietwaar? Wat er ook gebeurt? O, Maria, denk er toch eens aan, heel Altroda komt nog op z*n kop te staan!" „Nu. daar trek ik mü niets van aan. Ik heb van het eerste oogenbllk af al van je gehouden. Kom, wees nu weer zoo echt vroolük als daar straks. En waarover zou ik ml) nog dikwijls moeten verwonderen? Heb je verrassingen?" ,jim zooals men dat nemen wlL Ik bedoel zoo, vgn den kant van je vader en van de Richters." „Ja, je zult voor mij een offer moeten bren gen. Leer werken. Help ons, vader tenminste, dat zal hem met de zaak verzoenen." „Dus ik moet smid worden? Alleen omdat Ik Siegfried heet? Nu, ik heb er niets tegen. Eerst moet ik echter op het landgoed* mUn ont slag hebben. Doch dat aal wel gauw gebeuren. Let maar eens op. Maria. Nu komen de poppen aan t dansen!” .Siegfried," herhaalde Maria zachtjes. ..Siegfried, ja.... Maar JU moet mü Sigmar noemen, dat heb ik liever." .Maar hoe zit dat dan? Alweer een raadsel?" „O, nee, een kleine verandering maar, die is werkelijk noodsakeljjk. Je vertrouwt me tocht- haar geschreven had. was het kind ziek geweest. Zü vroeg mevrouw Hardy of ze een paar da gen weg mocht, om haar kind op te zoeken. Doch de dame vervette zich aanstonds. Hoe zou ik er mee aan moeten? zei ze een en al ontsteltenis. De jongen is aoo aan je gehecht! Maar m'n eigen kind heb ik in geen tijd gezien, en hü was ziek.... ach toe! smeekte se. Een schaduw vloog over het gelaat van me vrouw Hardy en een oogenbllk schitterde er iets als medelUden in haar oogen. Ja, sei ze met een zekere verwarring. Maar als hjj dood ging, zou je er toch niets aan kunnen doen.... De moeder ultte een verschrikten kreet. Het had er veel van of ze zich op de andere vrouw wilde werpen. Enfin, zei mevrouw Hardy nu direct kun je niet gaan.... misschien over een paar da gen.... Weer ging een aantal dagen voorbij, gedu rende welke Anna het bestierf van angst. Op zekeren nacht droomde ze dat haar kind een engeltje was en den volgenden morgen besloot ze er een eind aan te maken. Ik ga. zei ze vastberaden. OnmogelUk. antwoordde mevrouw Hardy. •••••••«•eseseesssseesstsessateeaeesasassaaMsssssses r n Moederhart i Anna. Ik ga weg en kom weer terug. Mor gen ben ik weer hier. Dring nu asjeblieft niet aan. zei mevrouw Hardy geërgerd Ik kan je niet laten gaan. Maar dat is onmenscheiük, riep Anna uit. Ik ben óók een moeder.... Je bent ondankbaar, dit ben je, na alles wat ik voor je gedaan heb. zei de ander kwaad. Ze aarzelde even. Dan voegde ze er bü: Wat wil je daar trouwens doen? Ik heb het je tot nu toe niet willen zeggen, maar.... je kind is al dood Een hartverscheurende kreet van Anna klonk door het vertrek, gevolgd door een kreet van Robert, die was opgesprongen. Genadige hemel. Dora! Wist je dat? En zeg je haar dat zóó? Zün zuster haalde geërgerd haar schouders op en ging de kamer uit. Robert en de ramp zalige moeder bleven alleen. Doodsbleek en met wijd opengespalkte oogen stond Anna daar en hield zich aan de tafel vast, om niet te vallen. Anna, zei Robert zachtjes arme Anna wat wreed! ZU hoorde hem niet Misschien sag ze hem niet eens. Zóó verbüsterd was ze. Wat kan ik voor je doen? vroeg hjj. Zeg het me. Wat kan ik voor je doen? Ik kan het niet aanzien, dat je zóó n verdriet hebt. Anna, mag ik je weghalen uit dit huis? Wil je? Ik zal je verdriet weten weg te nemen en je alles doen vergeten.... Anna, hoor je me? Ja, ze hoorde hem. Die woorden hadden de macht haar tot de werkelUkheid terug te bren- „Det doe ik. Maar ik reken er op. dat je van nu af een ordentelük mensch wordt en dat je met 't zwervensleven hebt afgedaan. .Matuurlük, dat beloof ik je, Maria. Jou. lief meisje, laat ik nooit meer los. Dat is uitgeslo ten. Er mag gebeuren wat wil. Houd maar moed; ik zal wel eens laten zien, dat ik werken kan. JU mag trouwens wel weten, dat ik totaal maar acht weken landlooper ben geweest, en dan nog alleen maar uit laten wü zeggen uit ver langen naar avontuur." „En waarvan heb je dien tijd geleefd? En waarvan leefde je vroeger?" „Ik heb de merkwaardige eigenschap om van eten en drinken te leven, Maria.” ..Zoo, nu ben je weer echt vroolük, dat doet mü pleister. Maar je moet mü toch nog ver tellen waarmee je vroeger geld hebt verdiend. Niemand geeft je toch maar eten en drinken voor niets.” „En toch, Maria, ik was in een huis, waar ik dat alles voor mets kreeg.” „Nu. daar kan ik niet uit wjjs worden, maar ik ben er ook niet erg nieuwsgierig naar, staat vast, dat je voortaan zult werken, spaar maar gen. Anna, lieveling, wil je? ZU schudde het hoofd. Waarom niet? Waarom niet, Anna? Nü denk je dat alles uit is.... maar alles kan nu juist opnieuw beginnen.... Ik kan je alles te- ruggeven wat je verloren hebt.... al denk je van niet.. - - Neen ring. Jawel. Anna, jawel.... ik aal graag dit huis verlaten, ik ook.... En het kind? vroeg Anna opeens. Anna, waarom zeg je dat? riep hü ver schrikt. Ondanks al haar smart, voelde Anna zich» de sterkste van hen beiden. Denk aan het kind, zei ze tegen hem, Ik kan hier niet blUven dat is me onmogelUk. Maar het kind is zoo lief.Blüf bü hem. dicht bU hem, dat hU niet wegvliegt, zooals de mUne is weggevlogen.... Oa nooit van hem weg.... hU moet iemand hebben, die altüd bü hem te. Dan snelde zü de kamer uit, zocht inderhaast haar goed büeen en verliet het huls, de straat op, in de dwarrelende sneeuw. Ik ben van daag te dineeren gevraagd. Aan wien zou ik het kind moeten over laten? „Hinder plicht?” .Nee, u moet niet verkeerd verstaan. Ik zal het u duidelijker zeggen. Ik kan het niet zoover laten komen, dat men in het dorp ook nog gaat praten over mün verhouding tot u, want dan te mün goede naam weg. U weet, men vertelt mets goeds van uw vroeger leven.” „En u gelooft, wat men vertelt?" Een groote - woede maakte zich plotseling van Sigmar von Wernstein meester en hü voelde groote lust, nu maar eens zün afkomst en zün naam bekend te maken. Zou hü anders, mët zün betrekking, ook niet Maria Disselhoff ver liezen....? Ja, alles zeggen, dat was Sigmar nu eefi oogenbllk vast van plan.tot hU zich zelf weer had overwonnen. ,Jk wilde je juist eenige verklaringen geven, Maria. Maar, och, het heeft geen doel; ik laat het aan je zelf over, die dorpssprookjes te ge- looven at met. Het te waar, dat ik als landloo per hier aankwam, dat te niet tegen te spreken. Maar wat dan nog....” „Geen verontschuldigingen of zool ets! Ik ge loof u, anders zou ik hier toch met bü u staan. Maar waarom vloog u met dat vurige paard van uw patroon onlangs op de manier van een circusrUder achter dien auto aan? Waarom hult u zichzelf in een soort geheimzinnigheid, tn plaats van open en eerlijk te spreken? Heusch, ik voor mü twüfel niet aan u, maar mün vader kunt u zün houding niet kwalük nemen, daar hü toch van de Richters afhankelük te." ,Ja, ja, en behalve dat alles geef ik nog Mas litteraire werken voor en speel Bén dag smeekte De bond van Leerkrachten bü het Nüver- heidsonderwüs voor meisjes heeft te Amers foort zün najaarsvergadering gehouden. Middags deed mej. Haverkorn mededeelin- gen over een proef. Ae op verschillende nüver- heidsscholen is gedaan, om oa. de waarde van stillezen voor het onderwijs na te gaan. De ge gevens worden nog verwerkt. Dears hield de heer D. Mulock Houwer, di recteur van „Zandbergen”, een lezing over deze stichting, waarna de tehuizen, allen te Amers foort. werden bezichtigd. 's Avonds hield mr. G. T. de Jongh, oud- kinderrechter, een boeiende voordracht over kinderrechtspraak en kindercriminaliteit. Tenslotte werd nog de wenschelükheld nam’ voren gebracht van het openstellen der rnoge- lükheld tot vrüwlllige pensionneering op 80- jarigen leeftüd. Het hoofdbestuur zal nagaan, welke kosten hieraan voor de betrokkenen verbonden zouden zün en welke stappen even tueel gedaan dienen te worden in desen. vraagstukken oplossingen in grote stül »Un ontworpen. Nu wensen wü het standpunt van Pater Beaufort volkomen te eerbiedigen en wü hopen mets liever, dam dat zal blüken, dat zün optimisme gegrond is geweest Maar we zün overtuigd, dat wü met de enigen waren, die bü het lezen van zün artikel, onwille keurig herinnerd werden aan de woorden van Goethe in zün Faust: „Die Botschaft hór’ ich wohl, allein mir fehlt der Glaube.*' (De tUding hoor ik wel, maar het geloof er in ontbreekt mü). Het te helaas met zo, dat hier alleen sprake is van een nuancering tussen de ka tholieke en calvinistische levensbeschou wing. Het gaat hier wel degelük om grote prac- tische beginselen. De sociale en economische opvattingen, die in het büzonder vertolkt worden door de heren Colün en De Wilde, en die, zoals ook in de afgelopen maanden weer duidelük bleek, sterk leven in antl- rev. kringen men behoeft de antl-rev. pers maar geregeld te lezen om daarvan over tuigd te worden gaan lünrecht In tegen hetgeen wü katholieken in deze tüd op sociaal en economisch terrein noodzakelük achten. Waarbü nog komt, dat de anti- revolutlonnairen het voeren van een derge- lüke politiek financieel niet mogelük ach ten, welke bezwaren in katholieke kringen met worden gedeeld. Wat is nu van dit alles de consequentie? Dat wü katholieken, terwille van een po sitief christelük kabinet onze verlangens op sociaal en economisch terrein het zwügen hebben op te leggen? Wie het artikel van Pater Beaufort in het maandblad leest krügt gelukkig deze Indruk niet. Met na druk achrüft Pater Beaufort dat, wanneer onverhoopt mbcht blUken, dat tegenwerken de krachten, de zJ. moedgevende perspec tieven in de millloenen-nota zouden te niet doen, de Kath. Kamerfractie daarin met zal berusten. Op dit stuk zal de kath. fractie geen pardon kennen, aldus Pater Beaufort. De Volkskrant wees er Zaterdag avond reeds op, dat de tegenwerkende krachten met gezocht zullen worden in de soc.-dem. hoek. ZU zün meer van één zijde te verwachten, nJ. uit de antl-rev. hoek. En dat dit gevaar met denkbeeldig is, bewüst een hoofdartikel in de Standaard van 'JL Vrüdag. waarin reeds stelling genomen wordt tegen de plannen van minister Rom- me tot uitbreiding van het aantal personen in de werkverschaffing, al troost het antl- rev.. hoofdorgaan zich met de gedachte, dat van deze plannen op papier in de praktük wel niet zoveel tercht zal komen. Uit' dit dreigement van Pater Baufort biükt intussen afdoende, dat men bü ons het fatalisme gelukkig niet deelt, dat we moe ten volstaan met binnen de huidige verhou ding te proberen, wat we bereiken kunnen. Een rechts kabinet is geen doel, maar een middel, n.l. om een christelüke staatkunde te voeren, ook op sociaal-economisch ter rein. Zou helaas blüken, dat een christelük kabinet juist een rem is voor dit doel, dan heeft voor ons een dergelük kabinet al heel weinig waarde. Maar wü moeten ons met suggereren, dat het huidige Kabinet het enig mogelüke spe cimen is, dat op dit gebied bereikbaar is.” M *«S verrast blüven staan. hebt u een hard oordeel over den adel! <“t begrüp ik met! Er is toch ook nog Dan?er soort menschen onder den adel." -Best mogelük, maar ik ken er niet één, die ■"W is. Het volk, zegt het heel Juist: 't blauwe bloed wees op uw hoede, Het gunt den burgers nooit het goede." «^wtelük, meer dan kostelUk! Maar op spreekwoorden zün uitzonderingen, hebt ®**ooeven wel gezegd, dat u geen adellük per- "oo kent, die beter is, maar wanneer u goed “Suenkt, kent u er misschien toch wel één." vast met! En waarom neemt u het aoo die lui op, u nog wel, als zwerver! U bent «onderling type, münheer -Ja, dat klopt. Maar nu ernstig ter zake. “(*n van plan, wanneer u er niets tegen hebt. uw vader te spreken." ■ten een zwügen, Maria's hart klopte hef- n troote ontroering maakte zich van haar ,r-* deed een hoogroode kleur naar haar Het En Je ook wat? Je hebt maar één pak en één paar schoenen. Jongen, Jongen, Jü moet nog iets worden in Altroda." „Ik denk smidsknecht, met je vaders toestem ming. Weet Je, ik moeet nu dadelijk maar naar „Het Witte Hert" gaan, want daar is hü op het oogenbllk en daar kan ik hem het beste ieeren (Wordt varvoigd) Op den.feestdag van Christus’ Koningschap, Zondag 30 October as., zal in de Kathedrale Kerk te Utrecht een nieuwe Proprium-Mis van Hendrik Andriessen (organist van de Kathe draal) worden uitgevoerd. De vaste gezangen worden genomen uit Andrlessen's .Missa Spon- ea Christi", welke van 1932 dateert. Deze „Mis- w Sponsa Christi” is, gelük men weet, 'n door gecomponeerde Mis. (De wisselende gezangen in de gedrukte uitgave hebben betrekking op het Feest van Kerkwüding). Hendrik Andries- ien heeft in zün kerkmuzikale composities reeds meermalen blük gegeven van de' behoefte, gich te tnspireeren op de wisselende gezangen Tan een bepaalden ^lag van het Kerkelük Jaar. ZUn „Missa in Honorem Sacratissjmi Cordis” (1918) en „Missa Assumptionis Beatae Mariae Virginis” (1926) zün beide eveneens plenariiun- missen. Ook de Utrechtsche koordirecteur An ton Ponten, die indertüd in zün kerk, den 8t. Willibrordus. de eerste uitvoering in ons land gegeven heeft van een doorgecomponeerde mis van den Oostenrükschen componist Max Sprin ger. heeft op dit gebied baanbrekend werk ver richt. Het verschünsel, om aan de wisselende ge vangen in de kerkmuzikale composities meer dere aandacht te besteden, is ongetwüfeld een resultaat van de liturgische verdieping, welke vtnds de publicatie van het Motu Proprio aller wegen te bespeuren viel. Eeuwen lang (eigenlük reeds sinds de z.g. Ars Nova) is het algemeen gebruik geweest, alleen, het ordinarium (Kyrie, Gloria etc.) meerstemmig te componeeren, en hoewel op dit gebied talrijke mees terwerken geschreven zün, heeft deze eenzüdlge keuze wel eenigszins aanleiding gegeven tot een zekere verstarring. De componisten sche nen vergeten te hebben, dat, historisch gezien, de wisselende gezangen eerder in aanmerking komen om voor het zangkoor gecomponeerd te worden dan de vaste gezangen, die oor- epronkelük voor het volk bestemd waren. Dr. Vf. Kerssemakers schreef indertüd in het 8t. Gregorius-blad terecht, dat „de rijke verschei denheid van de diepzinnige ey heerlijke Pro- prtum-teksten voor onze kerkehjke toonkun stenaars een onuitputtelüke bron zün voor ware liturgisch-kerkmuzikale inspiratie”. De compositie van de wisselende gezangen (hetzü ta een plenarium-mis. hetzü in een Proprlum- mls) dwingt den scheppenden kerkmusicus, Och te bezinnen op het meest wezenhjke bestanddeel der liturgie. Dit streven vindt in de St. Gregorius-vereeniglng, de leidende in stantie van de kerkmuziek in ons land, den laagten tüd sterken weerklank. Op de St. Gre- gorius-dagen is dit meermalen tot uiting ge komen. Op den tweeden Paaschdag van het vorige jaar werd te Eindhoven door het zang koor een Proprium-mis gezongen (in opdracht gecomponeerd door Hendrik Andriessen), ter wijl de vaste gezangen waren toevertrouwd aan het volk en de schola. Op het Feest van Maria Geboorte van het vorige Jaar werd te Alkmaar op een 8t. Gregoriusdag deze zelfde verdeeling gevolgd; ook toen had men Andriessen een Proprium-Mls gevraagd, voor driestemmig koor met orgelbegeleiding. Een lofwaardige terugkeer tot de zuivere liturgisch-muzikale inhoudingen Het componeeren van een Plenarium- of Pro- prium-mis heeft natuurlek dit .gadeel”, dat dese wisselende gezangen aan één datum van het kerkelük jaar gebonden rijn, terwül een «dlnarium-mis practisch lederen Zondag te gebruiken is. Doch daartegenover bedenke men, dat kerkmuziek nimmer terwille van de exploi tatie gecomponeerd wordt! Zij kan haar die nende taak immers het meest volledig verrich ten, wanneer zü zich ondergeschikt maakt aan de gedachten, welke op dien éénen dag van het kerkelük Jaar rondom de viering van de hoogheilige geheimen door de Kerk zelve zün Bitgedrukt. Uit de wisselende gezangen kan de componist voortdurend nieuwe inspiratie put ten; zü binden zün muzikale ideeën aan den ring der heilige tüden en feestdagen en doen hem durend medeleven met den geest der li turgische teksten. Bovendien staat (wanneer men praktische werwegingen wil doen gelden) toch altüd de mogelijkheid open, van een door-gecompo- neerde Mis de wisselende deelen door andere te vervangen. Dit heeft Andriessen thans ge daan met zün .Missa Sponsa Christi” en hü beeft op deze wijze een nieuwe eenheid ge- schapen. De „Missa Sponsa Christi” is geschre ven voor drie gelijke stemmen met orgelbege leiding. De vaste deelen blüven in deze zetting lehandhaafd, doch aan de wisselende gezangen heeft de componist een geheel andere bezetting gegeven. Deze zün n.l. geschreven voor twee koren. Het eerste is vierstemmig (sopraan, alt, tenor en bas), het tweede driestemmig (tenor. bariton, bas). Om deze dubbelkorige structuur volledig tot haar recht te brengen, wordt het gemengd hoor op het doxaal vóór in de kerk geplaatst; het tweede koor staat op de gewone koorrulmte achter ta de kerk. Deze geheele Proprium-mis, *elke ta den homophonen stül geschreven is, *ordt met orgelbegeleiding uitgevoerd. De componist heeft van de mogelükheld tot wis- ariwerktag tusschen beide koren een sober, doch zeer werkzaam profüt getrokken. dansmuziek. Ook heb ik nog een portefeuille met een vorstenkroon er op. volgens de bewe ring van kastelein Schmledel, enik houd van een zekere Maria Disselhoff I Hoe zon derling, is 't niet?" .Maar die zekere Maria Disselhoff twüfelt niet aan u, münheer Warmsteen.” ,Nu. dan la toch alles in orde. Weet je, mün heer Richter ziet in mü een toekomstigen schoonzoon. Daarom maakt hü mü wüs, dat hü mün vroegeren chef kent, die in werkelUk heid, als graaf Hughen, mün „Waarom gaat u niet verder, münheer Warm steen? Het klonk net of u wilde zeggen, dat die graaf uw vriend is. Dat is toch niet zoo?" „Nee. ik h'm ik wilde zeggen h'm, dat ik weet, dat graaf Hughen heelemaal niet met Richter bekend is. Doch wat heeft dat met ons te maken? Ik blUf hier in Altroda misschien nog maar voor korten tüd. Weggaan doe Ik in leder geval niet, voordat ik je woord heb. Goed?” Het heldere, vroolüke lachen van Maria klonk door den laten avond. .Moet Ik een landlooper mün woord geven?" „Dus is zü óók al aoo, dat zü alleen naar geld en stand kükt?” vroeg Sigmar zich bitter af. Doch zoo kalm mogelük set hü: „Wanneer ik nu eens geen landlooper was. Maria? Ik was zoo gelukkig, in Jou een beter, een grooter mensch te zien, en stel je mü nu teleur?” „Ik je teleurstellen? Ik wilde alleen maar zeggen, dat Je. landlooper of geen landlooper was, mün woord kon krijgen, en...." In de woelige dagen van de historische Sep- temberweek ontving de redactie van .Met Groen Hout", orgaan der R. K. Studenten ta Nederland, en voortzetting van „De Dük” een politieken brief van Godfried Bomans, alias Z.Exc. minister Pieter Bas. waaraan wü het vol gende ontleenen’ Alleen al Hitler heeft van mü twaalf brieven ontvangen, Goebbels seven, Benito twee, en ja. wat heb ik al niet aan postze gels gespendeerd aan Runciman. Chamber- lain. Roosevelt en Benesj? Naar Goering stuurde ik gisteren nog een groote kist Würste mlt Sauerkraut en een ontzag- lük gebraden zwün, heelemaal gevuld met kleine doperwtjes en stukjes zwezerik. Ge loof mü. ik had haast spüt toen ik het door den bode zag wegdragen. Maar het welzün van Europa gaat voor alles. Je suit Je mis schien afvragen waartoe het dient als een simpel student in de rechten dergelüke Brieven schrijft. Ze worden toch niet gele zen, denk Je. Ha, dat denk Je! Maar dat is niet zoo. Ik onderteeken met Heter Bas. Minister van Onderwijs van Nederland. En naar een minister moet je luisteren, al was het alleen om de beleefdheid. Eigenlük heb ik daar niet -het recht toe. Doch de goede oude man was zulk een vriend van mü. dat ik wel mag veronderstellen, dat. wat Ik voor het belang van Europa doe. ook hü zou gedaan hebben. Zoo schi üf ik alle staatshoofden van Europa aan. milde, zachte vermaningen om toch kalm te zün, om toch het hoofd koel te houden, en vooralom toch vroolük te blüven. Over dit laatste zul Je misschien verwon derd zün. Tocg, het is de hoofdinhoud van al mijn brieven. Ik meen namelük, dat Europa niet vroolük genoeg is. Er worden op de kanselarijen te weinig grap jes gemaakt. Telkens als ik. in de afge- loopen maanden, de radio aanzette of de krant openvouwde, viel het mü weer op: die verbeten stemmen, die enorme ernst. Vroolükheid is contrabande. Hoogstens durft men spreken van „ontspanning". Een oogenbllk van „ontspanning” is Ingetre den, zegt men. En dat is alles wat er aan vroolükheid te krügen is. De menschen van nu zün tot aan den hals gevuld met wils- en daadkracht, met een somber soort energie om zich achter een of ander vaan del te scharen en in een of andere rich ting op te marcheeren. Er zün op oogenbllk maar weinig menschen, b.v. Nederland, die niet precies weten wat willen, waartoe zü „behooren", waar „voor" en waar zü „tegen” zün. Daar iets goeds in, mits men er vroolük blüve. Maar dat blüft men niet, en daarom ben ik geneigd te veronderstellen dat er iets verkeerds in zit. Jedenfalls. het gaat bulten het bestek van dezen brief en. wellicht ook van mün eigen capaciteiten, deze filosofische dachten hier verder uit te werken. Ik zou er de voornaamste staatshoofden op willen wüzen. dat, vergeleken bü een of andere fout In het Verdrag van Versailles, het feit dat morgen om half zeven de zon opgaat, oneindig belangrüker is. Ik zou wil len zeggen, dat, tegenover de vraag of een volk ook gelukkiger kan zün. de mogelük- heid of het ook grooter zou kunnen worden geheel in het niet valt. Ik zou den staats hoofden willen opmerken, dat hun blik te absoluut is, dat zü niet betrekkelük meer zien. Absoluut bekeken is, om bü mün voorbeeld te blüven, een mogelüke fout in het Verdrag van Versailles een groote donkere vlek. Doch tegen de zon be keken, die morgen om half zeven opgaat, is zü niet meer dan een punt, een stip. Dit is het betrekkelüke standpunt. En een vroolük mensch is niets anders dan een be trekkelük mensch.” wangen stügen. Doch gelukkig was de straat weg maar slecht verlicht ën kon Sigmar vim Wernstein dit dus moeilük zien. Maria was bovendien weer spoedig zichzelf. „U beschikt over veel moed, münheer Warm steen. Wat denkt u wel, dat mün vader zal antwoorden?” „Wat hü zal antwoorden? Wel, dat ik het beste en liefste meisje van de heele wereld krijg en dat is niets nieuws meer voor mü." Weer zwegen zü beiden, doch fel klopten hun harten. Om hen was reeds de stilte van den komenden nacht. Slechts zachtjes deed het zoemen van kevers en het tjilpen van krekels zich hooren. Uit het dorp klonk nu en dan hondengeblaf. .Maria." fluisterde Sigmar zachtjes. Geen antwoord. Toen sloeg hü vooraich- Ug zün arm om het meisje heen, dat steh echter direct terugtrok. „U moet verstandig zjjn, münheer Warm steen. en mü en mün ouders het leven niet moeilük maken. Toe, gaat u uit Altroda weg. Het is voor allen veel beter." „Ook voor Jou, Maria?" Op die vraag zweeg het meisje. „Kom, antwoord me nu, Maria. Wanneer Jü het wenscht, dan fa Ut- Maar.... ik had het mü zoo heel anders voorgesteld." Maria wendde haar oogen van Sigmar af. „Naar mü moet u niet vragen. Van ons menschen eischt het leven plichtsvervulling. Ik heb te zorgen voor een ongelukkige, ver lamde moeder, want vader neemt het werk niet M te «matig atf UtaaatM. De Introïtus („Waardig to het Lam, dat ge slacht is, macht en goedheid en wüsheid en sterkt^ en eer te ontvangen") is tot aan de Psalm ta een verheugd-piechtigen toon voor het eerste koor geschreven. Men herkent hier reeds dadelük den typtochen Andriessen-stül een eenvoudige, bezielde melodie en een har monie. welke zich binnen het tonaal verband (in dit geval aeolisch b-B) markante altera ties veroorlooft, welke echter de harmonische „vastheid” niet ondermünen. De Psalm is aan het mannenkoor gegeven, waarna de sopranen het „GWria Patri" decla matorisch inzetten en ta een rustige melodie voortzetten. In het „Dignus est” ontstaat! de wisselzang; de begin-gedachten keeren telug en bereiken door de tegenstelling der beide Iro- ren een verhoogde expressie. In het Graduale komen wederom passages voor, welke men onmiddellUk herkent als het onvervreemdbaar eigendom van den kerk-com- pontot Andriessen: de dalende reine kwint in het „Alleluja”, de parallelle drieklanken in de episode voor vierstemmig a cappella-koor (even eens in de orgelbegeleiding), doch het is tee- kenend dat hü zelfde steeds kracht te bereiken weet. In het laatste „Alle luja" grpen de partüen van beide koren in elkander, waarna door vereeniglng der koren een Indrukwekkende slotcadens ontstaat. In het Offertorium is wel het sterkst gebruik gemaakt van de stimuleerende mogelükheden der dubbelkorige structuur. Dit deel is een zul-, ver-afgeronde curve, een boeiende, rük-gescha- keerde wisselzang. In de Communio vindt men een variant van het Zntroïtus-motief ta do orgelbegeleiding terug, waardoor de eenheid van gedachten (welke ook ten opzichte van de reeds voorhanden vaste gezangen is betracht) zeer duidelük tot uiting komt. Op het ,Jtex in aeternum” wordt een bezielde climax bereikt, waarna in den slotzin („Domine benedicet po pulo suo In pace”) een ontroerende verstilling intreedt. De eerste uitvoering van deze Mis zal in breeden kring met belangstelling worden tege moet gezien, niet zoozeer om het eenigszins „experimenteel" karakter van deze uitvoering, dan wel omdat hier een stap nader gedaan wordt tot verdieping en verlevendiging van het muzikaal-liturglsch besef. De koren wor den geleid door Dr. A. C. Ramselaar en SJef v. d. Eerden; de componist bespeelt het orgel WOUTER PAAP nna*was vroeg weduwe geworden. Toen kwamen ook nog flnancleele moeilük- a*-heden. Dear zü zoo weinig mogelük van anderen wilde aannemen, bracht zü haar klei nen Jongen bü een familielid en toog naar de groote stad, om werk te vinden. Na een heelen dag gezworven te hebben, was ze 's avonds nog even ver. als ze geweest was. Ze had nog maar weinig geld op zak. Het be gon te regenen en ze wist niet, waarheen ze zou gaan. Het begon harder te regenen en ze be skuit in een portiek te schuilen. De portiers- vrouw keek haar argwanend aan. Ze meende een bedelares voor zich te hebben. Hier kunt u niet blüven staan, sei ze. Mevrouw komt direct thuis Doch Anna ging niet weg. Even later kwam „mevrouw' inderdaad thuis, in een auto. Een deftig gekleed heer hielp de dame uitstappen, die in bontmantel gehuld was en tal van sie raden droeg. ZU gingen haar voorbü. zonder haar op te merken. Anna volgde hen met den blik verbaasd, alsof ze droomde. Wie woont hier? vroeg ze de portiersvrouw. Dat was mevrouw Hardy, de weduwe van den bankier, met haar broer. Hé. hé. waar gaat u naar toe? Laat me door, alstublieft, zei Anna ge jaagd. die dame ken ik. Mevrouw Hardy keek haar een poos lang aan, zonder haar te herkennen. Tben gaf ze een gilletje. Anna, ben Jü het? En aoo zoo.... Anna vertelde haar alles en liet tenslotte haar hart spreken. Ik heb een jongetjeik vraag het je voor hem.... De dame knikte onmiddellUk van ja. Het feit, dat ze een schoolkennisje, waarop ze jaren lang jaloersch was geweest, zoo aan lager wal terugvond, en in haar weelderige woning kon opnemen, streelde haar,trots en maakte haar toegankeüjk voor medelijden. Natuurlük, kind! Je hebt er goed aan ge daan, dat je aan mü gedacht hebt. Maar wie had kunnen denkenWe hebben elkaar ook heelemaal uit het oog verloren. Vier jaar ge leden ben ik getrouwd met Alfred, den bankier, weet je wel? Verleden Jaar is hü gestorven. M'n broer doet nu de zaken. We zullen zien, wat hü voor je doen kan. Als hü je onder zün bescher ming neemt.... Robert was aanstonds bereid. HU zette zün monocle op. bekeek haar van boven tot onder, en zei dat ze in huis kon blüven, om op den kleinen jongen te passen. Anna bleef, blü dat ze een ander jongetje ge vonden had. dat haar het gemis van haar eigen kind minder pUnlük zou doen voelen. En ze begon innig van het vreemde kind te houden zóó zeer, dat ze haar eigen kind meende on recht aan te doen, dat alléén, ver weg en zon der mammie opgroeide. Mevrouw Hardy had niet veel tüd, om zich met den kleine te bemoeien. Ze speelde er nu en dan eens mee. als met een mooi stuk speel goed maar als het kind begon te huilen, haastte ze zich om het weer aan Anna te geven. Robert was eveneens dol op het kind. Nu en dan ging hü weliswaar mee met zün zuster, als hü niet anders kon maar het liefst was hU thuis. Dan speelde hü met het kind en keek onderwül naar Anna en praatte met haar. De llefdevolle zorgen van de Jonge vrouw voor het vreemde kind en de wetenschap, dat ze haar eigen kind had moeten achterlaten, om in haar onderhoud te voorzien, en tenslotte ook Anna's llefelüke verschüning, hadden haar uitwerking op den ouderen man niet gemist. Anna sou blind geweest zün, als ze de vele attenties niet begrepen had, die Robert haar bewees. Doch haar hart bloedde nog van dat verlies, dat ze geleden had en ze verlangde naar haar kind. Sinds eenige dagen had ze geen bericht meer gehad en de laatste maal dat men "i I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 17