Op 10 Novem r voor 20 jaar De avonturen van een verkeersagent je h alle abonné’s f 750- F 750- zzznz F 250. JKdwdiaal vonden daq e geschiedenis van den man, die op zoek 1 naar een betrekking, bü een patroon aol- llciteerde en door hem afgewezen werd, omdat hü hem niet noodig had. is overbekend. HISTORISCH OOGENBLIK TE EYSDEN De vorst Rheumotiek bestrijden terwijl U slaapt! DONDERDAG 10 NOVEMBER 1938 Een Pierre Pinckaers vertelt EN reist incognito DOOR FRITZ METZNER Het relaa» van een tergeant, die een keizer interneerde Een spelden- historie reinigt alles! „goedkoops” school AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 7* dien Naarden ’t Was een speld Het sarcastisch lachje ging In had. i Nadruk verboden) EB. j—r oolhrfim rerlim» Ofschoon beide streden op elkaar afstormden en net deden ent alsof ae er veel van konden, schoten ae elkaar voorbij, zoodot zü beiden hadden gemist. „Daar begrijp ik nou niets van," dacht het agentje. ,Jk had nog wei zoo goed gemikt.'* VJI81IIA Ik OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN Bijna d wenen. Toen hij het gebouw verliet, bevonden rich f ISO aan bankpapier in a*n portefeuille. Het was een brillanten dasspeld, die hü gevonden „Moesten de officieren dan zoo lang blijven wachten?" ,Ja. van zes tot acht hebben ae gewacht; zü waren ongeveer met zün twintigen en negen auto's." Als een loopend vuurtje ging het door Eys- den dat de Keizer in Holland was en heel het dorp liep uit. in van kast Ze probeerden het opnieuw en de schrik wae aoo hevig, dat ae elkaar van de paarden priemden. Ze sprongen tegelijk uit het zadel en de paarden van den lichten last ontheven, gingen er szkel van door. „Hm.... Het Ifjkt wel alsof we in een circus optreden," meende het verkeersagentje. de vi stek men zooalsler in Nederland maar weinige gevonden wordeiL eigendom van Raphael Graaf de Lle- derkerre de Pallhe. Wjj hebben moeten beloven om op Dondag 10 November, twintig jaren nadat de Keizer de grens passeerde, nog eens te komen: „D’r wach ten goede pottekes bier op u!" Dit mochten wjj niet afslaan.... in Limburgs dierbaar oord! Nog wel op den „gedenkwaardigen" lOen No vember. En dan om zes uur 's morgens. Zonder Spaansche ruiters, zonder militaire uniformen, maar mèt de Limburgsche jolijt en pret, die Noord-Nederlanders niet zoo kennen, maar wil In bijzondere mate weten te apprecieeren, mèt de volbloed-Nederlanders-uit-het-Zuiden I A Z ent Toen ging me een licht op, ik twijfelde niet langer. Dat moest de Dultsche Keizer zijn. Dat kon niet anders! Ik had dus met den Keizer gesproken, ’k Liep nog eens verder en toen weer terug. Daar zag ik meneer W. de Graaf, den rijksontvanger, wien ik alles vertelde. Die moest eerst lachen. De Keizer! Maar we gingen samen naar z’n huls, t was aan de grens; hij had nog ’n oude foto van den Keizer. „Ja, hij is t! t Is de Dultsche keizer!" Meneer de Graaf ging met me mee, en ook hij zei: „Inderdaad t is de Kei zer, t is h'm!” Onderdehand bleven we op den majoor wach ten. De officieren stonden met elkaar te pra ten; de Keizer stond er ook bij. Toen ze den majoor met luitenant Brouwer zagen naderen, gingen ze allen op een rij staan, de Keizer in 't midden. Dat was natuurlijk op Hollandsch gebied, zooals u begrijpt. De majoor was nogal zenuwachtig, luitenant Brouwer echter niet. Die hield zich flink! Die heeft later ook met Den Haag getelefoneerd. Intusschen was Eysden wak- - - ker geworden; menschen, die naar de Vroegmis van half acht zouden gaan, kwamen nieuwsgie rig toeloopen. ien ga! de een het me ze: zen raat De trein van den Keizer telde twee groote lo comotieven; d’r waren salonwagens en keuken wagens met koks bij. Om één uur dien middag verscheen er een aantal marechaussees. En dat was ook wel noo- dig ook, want van alle kanten uit Limburg, te voet, mèt de fiets en wagens waren de menschen naar Eysden gekomen. 1 Was een geweldige drukte. Maar de meesten hebben den Keizer niet meer gezien! Aldus het relaas van den man, die op Zondag morgen 10 November 1918, geheel onvoorbereid, den Keizer interneerde, dien iedereen daar in Eysden zich nog herinnert. Eysden, het zuidelijkste punt van Nederland. Zooals reeds gezegd, een vriendelijk plaatsje, met welks burgemeester, mr. W. H. J. M. Lam- booy, den zoon van oud-minister Lambooy, den burgemeester van Hilversum, wij nog een zeer aangenaam onderhoud hadden, mede in verband met deze historische gebeurtenissen. Mr. Lam booy, die sinds 1 Juli 1937 burgemeester is van deze 3839 inwoners tellende gemeente, verwees ons naar zijn secretaris, den heer Smeets, die ons met zijn bekende, „Noorderlingen" zoo aan genaam aandoende Limburgsche vriendelijkheid en gemoedelijkheid, veel van 1918 vertelde, en ons rondleidde door het plaatsje, dat schitteren- rgezichten op de Maas heeft, een bij uit- leerlljk oord voor vacantiegangers en waar ien kasteel (het kasteel Eysden) aantreft. u daar In de hand houdt, maar rustig liggen." Overgelukkig voldeed de oude boekhouder aan dien wensch. Echter, hij begreep bet verband niet. Doch ook de directeur sou verbaasd heb ben gestaan, als hij vernomen had. dat de speld in t geheel niet op den grond had gelegen, maar slechts uit de hand van den boekhouder, op den grond gevallen was. De tweede historie: De directeur was zeer slecht gehumeurd. Al meer dan een uur zocht hij naar een document, dat hü niet kon vinden. ellendige slordigheid!" foeterde hij. i er iets op z'n plaats, als ik het noodig Om acht uur eindelijk reed het Dultsche gezelschap rechtstreeks met de auto's naar het station in Eysden. Daar heeft de Keizer lang met stationschef W. de Clercq ge praat; meneer de Clercq is later naar Ber gen op Zoom gegaan; daar woont hij, meen ik. nog. HU is inmiddels gepenslonneerd. D’r was groote belangstelling, daar bij het sta tion, dat ik dadelijk heb laten afzetten. De Keizer heeft lang op het perron gekropen. Pas om ongeveer elf uur is hij In z'n trein gegaan en er niet meer uitgekomen. Want intusschen was op de lijn van Visé waarover in vier jaren geen trein gereden had, de Keizerlijke trein gekomen. De mili tairen hadden er niets van geweten dat de keizer sou komen. De spoormenschen echter wél winter, wanneer hij met de arreslee de gasten over de landwegen had gereden, bij de smederij in Altroda opgehouden, om het een of ander te laten nazien. „Al opgelast, mijnheer de gérant! Het is de smidsdochter uit Altroda, Maria Disselhoff. Ver gissing is niet mogelijk. hoor. Ik heb haar ge groet en zjj heeft mij ook teruggegroet." „Is dat waar?.Je kunt daar met Je betrekking borg voor blijven?" „Maar, mijnheer! Zou ik dan Maria Disselhoff niet kennen? Ik ben al dertig jaar lang vriend met haar vader. Dus....*' Een en al onderdanigheid stond de gérant een oogenblik daarna voor vorstin von Cher bourg. „Nu. mijnheer? Zóó vlug al?" .Het is een vaste regel van ons huis, onze gasten steeds met spoed te bediepen” Zondag 10 November 1918, zes uur in den morgen. De sergeant van de grenswacht van het vriendelijk Limburgsche grensplaatsje Eys- den in Neerlands uitersten Zuidhoek wordt gewekt door den post van het geweer, ’n Ongewone tijd om wakker gemaakt te wor den en nog wel op Zondagmorgen. „Sergeant, kom eens gauw mee! D’r staan wel een stuk of tien Dultsche auto's met Dultsche officieren aan de grens, die bin nen willen!” De wachtcommandant springt overeind; hij is paraat en present. Dultsche auto’s met officieren, wat wil men zoo vroeg op een Zondagmorgen? Bulten ziet hij ze staan, de grijze Dultsche legerauto’s met officieren, héél hooge, een paar generaals zijn d’r bij. In het Dultsch maken ze den Nederlandschen onderofficier, den land- storm-sergeant Pierre Pinckaers, thans een welgesteld, rustig burger van het Limburg sche dorpje Gronsveld. hun bedoeling ken baar: het gezelschap wil zonder meer naar Nederland! De auto's kunnen echter niet verder, want juist op de grensscheiding lig gen de dreigend uitziende Spaansche rui ters, een versperring met het oog op mdge- Hjke gebeurtenissen. Na 20 jaar vertelt Pierre Pinckaers ons het relaas der gebeurtenissen op dien nevellgen Novembermorgen van 1918: „Ik had zes man op wacht, zes in rust, om de M uur wisselen. Een luitenant was commandant, maar die was dien Zondag juist met verlof, van Zaterdagmiddag tot Maandagochtend.” „Met zes en dertig uur?” vragen wij. „Ja, Juist, dat had je daar wel noodig!” Het ijs is ongemerkt gebroken. Twee mobill- satie-menschen spreken met elkaar, begrijpen eikaars militaire Jargon. En waarom dan ook eigenlijk niet? t Gaat gesmeerd, onopgesmukt achter t huis, tegen de binnenplaats aan de ty pische Limburgsche binnenplaats van een groot huis. En net als in de mobilisatie-jaren: siga retje voor en sigaretje na. 1 Heeft er bijna vee) van, alsof t gisteren gebeurd is, en niet twintig jaar geleden. Pinckaers herinnert zich alles nog best. „Wat wilden die officieren?” „Ze zeiden, dat ze over de grens moesten, nacb Holland. D’r war groote haast bij en ze hadden maar heel weinig tijd.” ,Ja maar, dat gaat zóó niet! Laat uw „Schel- ne" eens zien. Nou, en wat ik daar zag) géén goeie papieren. Dus: u komt er niet over, d’r staat geen stempel van den Hollandschen con sul in Luik, Antwerpen of Brussel op. t Gaat niet.” „Maar 't is zéér belangrijk, wij moéten in Hol land zijn, er is gróóte haastbü,” zoo werd me door een generaal verzekerd (dit was Von Fal- kenhayn), we moéten d’r over,” terwijl ze in ’n kring om me heen waren komen staan. De wacht was er inmiddels ook bijgekomen, 'n Brigges (korporaal) had ik niet. „Ja, de Scheine zijn niet goed, zijn njet in orde. Mijn instructie laat 1 niet toe. Ik kan u niet laten passeeren.” ,,’t Is voor ’n geweldig belangrijke zaak, 't moét!” „Dat kan wel, maar ik doe 1 niet!” „Je kunt zes auto’s van ons krijgen, en we kunnen toch immers over zijwegen in Holland binnengekomen zijn? Is hier dan geen officier?” ,De luitenant is met verlof. Ik ben hier de commandant. Aan de auto’s heb ik niets, en als d’r al over was, is er 200 meter verder de mi litaire politie, die u aanhoudt. Ik laat er u be handelen. Aan de tafel van graaf Hughen dus? Vlug, een groot bouquet! Vlug! Vlug! Even later snelde de heer Neuhaus, gevolgd door een piccolo met het bouquet naar de tafel van graaf Hughen. .Excuseer.... Karl Neuhaus, eigenaar van het hotel.” Met deze woorden wendde hij zich tot Sigmar von Wemstein. „Hoogheid!” Zijn stem beefde: „Het Is voor mijn huls een bijzondere eer, u onder de gasten te tellen. Ik heb pas zooeven vernomen, dat uwe hoogheid hier in stilte zijn verloving viert.... Staat u mij toe, hoogheid, dat....” ..Man, zwijg |pch!” Graaf Hughen, die niets anders zag dan het verschrikte gezicht van Maria, vergat zich een oogenblik. „Wat wilt u toch? Hier is een vergissing in het spel! Die heer is mijn chauffeur I” Ja, u moet zich vergissen, mijnheer Neuhaus,’* viel Sigmar, evenzeer ontsteld, zijn vriend bij. Maar dat hielp niets. Karel Neuhaus was nu eenmaal op dreef. „O, nogmaal excuus. Ik wist niet, dat uwe hoogheid incognito.... Dat...." „Wat noemt u incognito? Hebt al eens een chauffeur incognito gezien? Hoe ziet die er uit? vroeg Sigmar geërgerd en opgewonden. HU kon zich maar niet begrüpen, hoe de hoteleigenaar van een en ander op de hoogte was gekomen. Doch de heer Neuhaus had onderwUl het bouquet van den piccolo overgenomen, en zich tot Maria wendend, fluisterde hü gejaagd: „Mag ik mü veroorloven, als ezn kleine attentie „Wees kort. Wie is de dame?" .De dochter van smid Disselhoff in Altroda, een uur loepen hier vandaan, hoogheid." „Valt daar niet aan te twijfelen?' .Hoogheid, de naam van ons huls is borg voor de Juistheid van mijn Inlichtingen Vorstin von Cherbourg tipte de asch van haar sigaret in het asch bakje Over haar bleek gezicht gleed een hooghartige spotlach, waar uit echter ook jaloezie en wraakzucht over de ondervonden vernedering sprak. „Ik behoef u er niet op te wijaen, dat mUn bezoeken aan uw hotel van groot belang voor den heer Neuhaus zün. mijnheer. En fc ben van plan nog eenigen tjjd te blijven." De gérant maakte een diepe buiginc. op hetzelfde oogenblik was hü ver- En terwijl graaf Hughen en Sigmar deze onverwachte stoornis probeerden weg te lachen, en ook Edlar haar best deed, Maria's ontsteltenis te doen verdwUnen, brulde de heer Neuhaus zUn gérant woedend toe: „Ezel! Dat overkomt mU nooit meer, dat ik op een smoesje van jou inga. nog niet, al zou je het tienmaal van vorstin von Cherbourg hebben gehoord!" ..Maar, mijnheer Neuhaus! Wanneer vorstin Cherbourg haar zin niet krUgt. zal zjj ©ogen blikkelijk het hotel verlaten. Wij móéten aan bet verzoek van hare hoogheid voldoen. „Móéten! Nou. voor mjjn part dan! Die lui houden zich in den regel zoo gereserveerd, maar de vorstelUke bruid was toch wel in haar schik. Hoe zullen wü echter te weten komen wie zU is?” „Ik zie wel kans, dat te ontdekken, münheer Neuhaus.” „Best! U knapt dat zaakje dan maar op. heb er genoeg van.” De gérant moest lachen, doch hü wist raad. In alle hotels steekt men. het eerst zijn licht op bU den oudsten bediende. Zoo iemand is van alles op de hoogte. „Komt In orde,” gaf de oude bediende hem lachend ten antwoord. „Als het er een uit den omtrek is, aal ik het wel weten te vertellen. Ik neem een handkof fer, en stap dat gezelschap eens voorbij." Vijf minuten later straalde de oude huis bediende over zijn heele gezicht. HU had Maria •DMtootf hattaad. O aoo dikwijl* had hg te dea - 'n NIEUWE mélange 'n NIEUWE fabricage *n NIEUWE verpakking Mundi Victor Wunwr U lijdt aan Rhaumatiek. Rurpljn. Ge wrichtspijn, Nacht» te moeten ópstaan. Irriteeren- de xuurafschei ding. Zenuwachtigheid. Duizeligheid. Kringen onder de ooien, Branden op de maag. Gezwollen enkels en U zich uitgeput woelt, dan moet U een» CYSTEX gebruiken. CYSTEX. het nieuwe middel van een beroemden dokter, begint direct te werken, bestijdt deze kwalen en is zeker de medicijn, die U hebben moet of U krijgt gegarandeerd Uw geld terug. Wacht niet, koop vandaag nog CT8TEX bij Uw apotheker of drogiet. De garantie beschermt U. Reeds negentien jaar achtereen, zon der onderbreking, maken de Cana- deesche levensverzekeringsmaat schappijen collectief reclame voor haar bedrijf; vnl. met couranten reclame. De Canadian Life Insurance Officers Association, die door haar langdurige campagne zeker over rijke ervaring op reclamegebied beschikt, verklaarde bij den aanvang van haar laatste campagne, dat zij couranten reclame het krachtigste reclame medium achtte. dunkt ons, meer reden tot schaamte over het feit, dat In deze gemeente een Inrich ting bestaat, waar men mensen die een jarenlange, kostbare studie achter de rug hebben laat werken voor een loon, dat niet meer dan een Jool” genoemd kan wordqd- Men begrüpe ons goed. Wü richten ons niet tegen het raadslid, dat een goedbe doelde poging deed om het subsidie te ver hogen, maar wij willen hier de ergerlijke toestand waarin collega's verkeren nog eens scherp in het licht stellen. Voor de gemeente Naarden ligt hier een taak. ZU subsidieert deze school en sU er kent dus, dat de inrichting voor haar be tekenis heeft. Daarmee laadt zü een be paalde mate van verantwoordelijkheid op zich en dit legt haar plichten op ten aan zien van het personeel, dat aan deze school verbonden is. De voorwaarden waaronder dit personeel werkt mogen haar niet on verschillig zUn. Wanneer het Rük een school subsidieert, dan stelt het terecht eisen wat de salariëring van de leraren be treft. Ook de subsidiërende gemeente heeft dit te doen. ZU mag het niet toestaan, dat aan een instelling, tot welker instandhou ding zU meewerkt, de meest schandelUke toestanden op het gebied der salariëring bestaan. WU hopen, dat de gemeente haar plicht zal begrijpen!” die hU nog niet doorzocht had. Zelf had hU het er Ingelegd en vastgestoken met precies zoo’n speld als die welke hU nu uit z’n mouw haalde. Het derde speldenbedrijf. In het ruime vertrek sprak alles van nuch tere zakelükheid. Geen enkel onnoodig meubel stuk vertoonde zich aan bet oog. Het kostbar* zware tapUt lag er zelfs niet om een behaag- UJke gezellige sfeer te scheppen. tWas van een vaalgrUze kleur. De directeur troonde, even sakelijk, achter z’n bureau. HU was nog jong, energiek, vol nieuwe, orlgtneele Ideeën en plan nen. zooals de moderne tüd dat «lacht Tegenover hem was een heer geseten, correct en keurig gekleed. Ook zUn heele voorkomen was koel en zakelijk. Om de dunne lippen zweef de een sarcastische grimlach. HU stond op en zei: „Welnu, dan niet. tSpüt me, dat ik u ge stoord heb. Toch is t jammer, daar ik gaarne voor u gewerkt zou hebben. Ik blUf het een mooi en Interessant bedrijf vinden." .Ja, Ja," knikte de directeur. „U lükt me ook niet ongeschikt. BU een volgende gelegenheid sullen we zeker om u denken." De bezoeker boog en ging heen. Daar raakte z’n voet iets gllmmends aan. HU raapte het op. Terug naar de grens en jawel, daar liepen ze allemaal nog langs en bü de auto’s. BU den derden wagen stond een hooge officier, ’n generaal, den linkerarm wat omhoog, lang geen nieuwe kleeding aan en ook geen nieu we pet op, de knevelpunten naar beneden, k Keek hem eens goed aan, dien had ik toch vaker op foto's gezien, maar z’n naam wou me niet direct te binnen schieten. HU sprak me aan: „Wie nennt man solch einen Soldat in Holland?” terwUl hü op m’n stre pen wees. „Sergeant, Excellentie,” zei ik, „onderoffi cier." „Ach so, bei uns 1st das eln Unteroffizier.” En voortgaande: „Wat is 't hier een mooi landschep. Prachtig! Ik ken Holland heel goed, ik ben er meer dan eens geweest. Als kwajongen In de buurt van Arnhem. Daar was zoo’n trammetje, dat vaak uit de rails liep, en dan mochten wij jongens den con ducteur helpen om de tram weer in de rails te zetten. En dan kregen we ’r een gratis tochtje mee. En dan Amsterdam. Hat ein ganz schönes Museum, das schönste der ganze Welt. En in Den Haag ben ik ook meer dan eens geweest; daar kwam ik bü de prinses Von Wied! En hoe vinden Jullie het, dat er morgen vrede is?” „Vrede, Excellentie???" „Ja, ja, morgen is het vrede, morgenoch tend om elf uur wordt de wapenstilstand gesloten!” „Bezorgt mU een particulier detective. Hr is in Hamburg toch zeker een detective bureau?" „In Harzburg zelf niet, hoogheid, maar er ia altijd voor het heele seizoen een detective aan ons hotel verbonden." „Goed. Ik wenach dien heer onmlddellUk te spreken. Zeg aan uw patroon, dat de koeten voor mijn rekening komen. De detective moet leder oogenblik tot mUn beschikking zUn. En nu, mUn dank, mUnheer.” Toen de vorstin weer alleen was, vlamde er haat in haar oogen. Roode vlekken kwamen op haar bleeke wangen en haar dunne lippen trilden. Al gauw trad een groote, slanke heer, met een sterke, vierkant gevormde kin, bU haar binnen. „Uwe hoogheid wenscht. „Op de eerste plaats absolute geheimhou ding Ik ben gewoon goed te betalen, doch ver wacht dam ook onvoorwaardelUke betrouw baarheid. Vorst Sigmar von Wemstein mag nergens lets van vermoeden. Gaat u vooral omzichtig te werk en behandel den vorst met alle eer, die hem toekomt. De gérant md u de dame wijzen, die u de eerstvolgende dagen nauwkeurig moet gadeslaan. En vóór allea interesseert het mU. tn welke hoedanigheid en waar, vorst Sigmar von Wemstein zich op houdt. Verliest u dus ook den vorst niet uit het oog. Dagelijks verwacht Ik uw verslag. salaris gaat hier zeker gewoon door? Ap- cooed. Ba uw vordering op mb?" •Die „Nooit is heb." Op dit oogenblik kwam een Jongmensch het kantoor binnen. „Wat wenscht u?” vroeg de directeur. „Ik wilde u m’n diensten aanbieden al*...." ..Ik heb genoeg personeel en dus niemand noodig. Te veel personeel zelfs. Wat ik noodig heb. is het contract met de Continental-rubber- maatschappij en dst kan Ik niet vinden." Kwaad en opgewonden van het lange zoeken, liet de directeur zich vermoeid tn z’n bureau stoel vallen. „Overigens Jongmensch,” zei hU en nam z’n bezoeker wat nauwkeuriger op. „overigens ben je me veel te jong, ik heb oudere, bezadigde menschen noodig, geen jongelui die pas komen kUken. en dus....” De jonge man boog en ging heen. Men kon ’t hem aanzien, dat hU zich ergerde aan de af wijzing. HU opende de kantoordeur en keek daarbij toevallig op den grond, waar een zwarte speld lag Z’n schoolwUsheld had hU nog veisch in z'n geheugen. HU raapte de speld dus op, keerde zich om en liep wederom op het bureau van den directeur toe. die bezig was In z’n laden te zoeken en den sollicitant al weer vergeten was. „Astublieft. münheer," mompelde de jonge man. „Hier Is een speld, die op den grond lag." De directeur wierp een verwonderden blik op den spreker en barstte toen los: „Wat! Bent u nog hier? Hoe komt u er bü?" „Astublieft!” herhaalde de andere: „deze speld heb ik op den grond gevonden.” .Hu. en wat zou dat? Maak dat je weg komt met je speld; Ik zoek geen speld; wat Ik zoek is ons contract met de rubber-maatschappü Gekrenkt ging de Jongeman weer naar de deur. HU besloot zich te wreken. „Wacht maar," dacht hü. „JU zult nog aan me denken, ouwe brompot.” En vergenoegd stak hü de groote zwarte speld In den rechterarm der pelsjas van den directeur, die In de hall hing. Toen de directeur anderhalf uur later zijn kantoor verUet en z’n Jas aantrok, drong de spitse punt van de speld in het vleesch van z’n arm. HU slaakte een kreet van pün, maar op hetzelfde oogen- blik viel hem In, “""I dat z’n contract met de Continen- tal-rubbermaai- schappü in de lade van eer. stalen kast lag. In een dezer dagen gehouden vergadering van den Raad der gemeente Naarden heeft een dis cussie plaats gehad over een voorstel om het gemeentelük subsidie aan het Theosophlsch Ly ceum aldaar te brengen van 800,op'/ 1000, Volgens het verslag van bedoelde zitting in de •Nieuwe Rotterdamsche Courant" wees het raadslid, dat dit voorstel had ingediend en het verdedigde er op, ..dat de gemeente verheugd mag zün een dergelUke Instelling op haar ge bied te hebben, die haar bovendien zoo weinig kost. Indien zü er niet was. zou de gemeente moeten betalen voor de leerlingen, die elders middelbare scholen zouden moeten bezoeken”. Het Weekblad voor Gymn. en Mlddelb. On- derwüs schrUft naar aanleiding hiervan: ..Op het terras, aan een tafel, waaraan graaf Hughen zit. wordt een verloving gevierd. De bruidegom is vorst Sigmar von Wemstein. Het voor mü een familiebelang/ te weten, wie de bruid is. Hebt u mü begrepen, münheer?” „Uwe hoogheid bedoelt toch den heer met dat lichtblonde haar, in dat lichte costuum?" .Juist." ,"Dte te echter als chauffeur vaif graaf Hughen hier aangekomen.” „Onzin! Ik zeg u. dat het vorst Slgmar vos Wernsteln Is. Kunt u mü den naam en het adres van de dame bezorgen? Ik betaal alle Doch denkt u er om, vorst Slgmar von Wemstein mag nergens lets van merken Begrepen?” -Het zal mü een genoegen zün, uwe hoog heid binnen korten tüd de gewenschte Inlich tingen te kunnen verschaffen." laat mü dan direct, onopvallend natuurlUk, Boor den piccolo roepen, münheer." De jongeman boog büna tot aan den grond. .Het is jammer, dat geen der leden van de Naardense Gemeenteraad op de gedach te gekomen is er naar te informeren, hoe het elgenlük mogelük is. dat in deze ge meente een school voor Middelbaar Onder- wüs kan bestaan, die ,zorweinig kost”. Dit is toch een niet alledaags feit, want in het algemeen zün Middelbare Scholen inrich tingen die grote bedragen eisen! Wanneer een dergelUke vraag gesteld was en men eens nader op een onderzoek was uitge gaan, dan zou gebleken zUn, hoe deze school tot een zo goedkope exploitatie kan komen. Wü zün er zeker van. dat men er van geschrokken zou zün: de wUze waarop de hier bedoelde inrichting haar leraren .honoreert" is meer dan verschrikkelUk. Ongeveer een jaar geleden hebben de Samenwerkende Leraarsverenlglngen een Commissie ingesteld „tot onderzoek naar de toestanden aan nlet-gesubsldleerde scho len voor M.O. en de positie van de daaraan verbonden leraren”. Wü hebben deel van deze Commissie uitgemaakt en hebben daardoor kennis gekregen van toestanden aan verschillende scholen wat de sala riëring betreft, zó erg, dat men geen woor den kan vinden om deze te karakteriseren. Ook het Theosophlsch Lyceum behoort tot deze scholen enis er een der ergste van. Men zal zich daarom kunnen voorstel len, dat wü niet zonder bitterheid kennis namen van een uitlating als boven aan gehaald „dat de gemeente verheugd mag zün een dergelUke instelling op haar ge bied te hebben, die haar bovendien zo wei nig kost”. In stede van reden tot verheugenis ts er. gingen terug naar de tafel, die zU echter weer spoedig verlieten, om in een der leeskamers ongestoord met elkaar te kunnen praten. ,Jk zeg u, mevrouw, dat het beslist gaat om een mésalliance, die vorst Harro, de majoraats- heer, nooit zal goedkeuren. Ik ben tegenover den majoraatsheer verplicht, dat nader te onder zoeken. Een schande voor het huls Wernsteln! Ongehoord! Jk, ongehoord!” De vreemde en tevens moeilüke opdracht liet den gérant geen rust. Misschien was het t beste, als hü den eigenaar zelf in vertrouwen nam. Zulke eerste klas gasten moesten met alle mogelüke onderscheiding worden behandeld, dat wist hü. Hü dacht nog even na. ZUn jeugdige energie begon te werken. Dat zaakje zou hU opknappen. Doch wanneer er zich onder de gasten een vorst bevond, die nog wel zün ver loving vierde, dan was het toch noodig, even den directeur hiervan in kennis te stellen. En hü klopte aan de deur van het privékantoor. .Hinnen!" De kleine, dikke eigenaar van bet hotel zette een paar groote oogen op. „Wat....? U zegt, vorst Slgmar von Wem stein? Hoe komt u aan dat nieuwtje? Is het wel geloofwaardig?" „Vorstin von Cherbourg gaf mü de volgende opdracht, en....” TerwUl de gérant vol dienstUver vertelde, werd de hoteleigenaar, Karl Neuhaus, steeds onrustiger. In deze aangelegenheid moest hü zelf handelend optreden. „Goed, dank u. U hebt u werkelük flink en doortastend getoond, door hiermede dl- een grüns over. Vlug wierp hü een blik naar den directeur. Hü zag dat deze er niets van bemerkt had Snel verliet hü het fabrieksterrein. Op straat riep hü een taxi aan. „Naar de bank van leenlng!" beval hü- slist niet door! Als u zich laat intemeeren, d^n kunt u in Holland komen.” „Ja, schon gut! Intenderen! Aber bald! We hebben de grootste haast!” „Waren ze gewapend, en nam u hun de wa pens af?” „Ze waren zwaar gewapend, sabels, revolvers, en voorop in eiken wagen stond aan eiken kant een geladen karabün. De wapens legden ze direct in de auto's, die hierna de grensscheiding overtrokken. Bü het café, even over de grens, bleven ze staan; daar moesten ze wachten.” Pinckaers vertelt verder: ,Nu moest ik den bataljonscommandant, ma joor Van DU1, in Maastricht, telefonisch waar schuwen. 1 Was Inmiddels half zeven gewor den. Een van mün wachtsoldaten kon ik het niet laten doen; ik als wachtcommandant zou dus moeten weggaan, 'il MoelUjk geval, maar ik deed ’t. Doch "k had Tl stevigen landstorm- kerel d’r bü. zoo eentje met haar op de tan den: „JU bent zoo lang wachtcommandant tot dat ik d'n majoor opgebeld heb, tot ik terug ben.” .Komt best in orde, sergeant, en als d’r een 'm smeren wil, schiet ik ’m dood!” Ik deelde den generaal mee dat ik den batal jonscommandant in Maastricht zou gaan op bellen. Dadelük verbinding. Je kon echt merken dat de majoor uit z’n slaap gewekt werd: hü begreep eerst weinig van m’n verhaal. Maar toen: „Ik kom met luitenant Brouwer.” Bekend is ook, hoe de afgewezene daarop naar de deur ging, een speld op den grond zag lig gen, die opraapte om haar weer op t bureau van den patroon te leggen en hoe deze dan. ge troffen door zooveel ordelievendheid en eerlijk heid. den man direct aannam en in hem een degelUke en trouwe kracht vond. Iedereen kent deze geschiedenis nog van z’n schooltüd. Een eerste variatie daarop is echter minder bekend. .Het spüt me.” zei de directeur eener N.V„ een keurig gekleed heer, tegen den sjofel ge- kleeden man die voor hem stond en hem juist om een plaats had verzocht. „Bü ons is op 1 oogenblik niets vrü; misschien als u over een paar maanden nog eens aankomt; dus tot ziens.” De man '<ep mismoedig naar de deur en wrong krampachtig z’n magere handen. „Alweer mis," dacht hU; „en thuis zitten m’n vrouw en kinderen op brood te wachten. Maar ’t is waar, ik ben oud; en wie neemt nog een ouden boekhouder in dienst?” Bü de deur gekomen, bukte hü zich om let* glimmends op te rapen, dat op den grond lag. t Was een speld, een doodgewone speld, 'e directeur zag het en in z’n geest verscheen een herinnering aan een korte geschiedenis met een kleine moraal, die hü indertijd tn een school boek gelezen had. En eensklaps voelde hü een opwelling om een goede daad te verrichten. HU riep den man terug, die rich met de speld in z'n hand omdraaide. „Ik neem u in dienst,” zei hü kort, ,Jk ben van idee veranderd. Maar laat u de speld, die 00 30 30

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 19