historisch oogenblik De avonturen van een verkeersagentje door fritz metzner W7®r\<i uSlmJ Op 10 November voor 20 jaar Mundi Victor JCrf wtfaal oan den daq, e geschiedenis van den man. die op zoek ALLE ABONNÉ’S F 750.- F 750- ZZZTX F 250- TE EYSDEN a. De vorst Rheumotiek bestrijden terwijl U slaapt! r t) i I reinigt alles! 1 DONDERDAG ID NOVEMBER 1938 Een iv reist incognito Pierre Pinckaers vertelt Een spelden- historie 2 „goedkoope” school AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VEkuES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Htt relaat van een tergeant, die een keizer interneerde - dien Naarden (Nadruk verboden) I 1* |aar collectieve rurlamu 50? Ofschoon beide strijders op elkaar afstormden en net deden alsof ae er veel van konden, schoten ze elkaar voorbij, zoodat zij beiden hadden gemist „Daar begrijp ik nou niets van,’’ dacht het agentje. „Ik had nog wel zoo goed gemikt.” t V 9I-M1IA k I Ik MM1 WMMtgdt Werristeln t adres van de dame bezorgen?. Terug naar de grens en jawel, daar liepen ze allemaal nog langs en bij de auto’s. Bij m wagen stond een hooge officier, 11, den linkerarm wat omhoog, lang Ze probeerden het opnieuw en de schrik was zoo hevig, dat ze’ elkaar van de paarden priemden. Ze sprongen tegelijk uit het zadel en de paarden van den lichten last ontheven, gingen er snel van door. „Hm.... Het lijkt wel alsof we in een circus optreden,” meende het verkeersagentje. OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN verhaal. Maar Irouiver.” op hetzelfde oogenblik was hij ver- En terwijl graaf Hughen en Sigmar .Moesten de officieren dan zoo lang blijven wachten?” .Ja, van zes tot acht hebben ae gewacht; zij waren ongeveer met zijn twintigen en negen auto’s." i Als een loopend vuurtje ging het door Eys- den dat de Keizer in Holland was en heel het dorp liep uit. voor ben n i! Ie n st e i: Toen ging me een licht op, ik twijfelde niet langer. Dat moest de Duitsche Keizer zijn. Dat kon niet anders! Ik had dus met den Keizer gesproken, 'k Liep nog eens verder en toen weer terug. Daar zag ik meneer W. de Oraaf, den <i)ksontvanger, wien ik alles vertelde. Die moest eerst lachen. De Keizer! Maar we gingen samen naar s'n huls, 't was aan de grens; hij had nog ’n oude foto van den Keizer. „Ja, hij is ’t! t Is de Duitsche keizer!” Meneer de Oraaf ging met me mee, en ook hij zei: „Inderdaad ’t is de Kei zer,. ’t is h'm!" a Onderdehand bleven we op den majoor wach ten. De officieren stonden met elkaar te pra ten; de Keizer stond er ook bjj. Toen ze den majoor met luitenant Brouwer zagen naderen, gingen ze allen op een rjj staan, de Keizer in ’t midden. Dat was natuurlijk op Hollandsch gebied, zooals u begrijpt. De majoor was nogal zenuwachtig, luitenant Brouwer echter niet. Die hield zich flink! Die heeft later ook met Den Haag getelefoneerd. Intusschen was Eysden wak ker geworden; menschen, die naar de Vroegmis van half acht zouden gaan, kwamen nieuwsgie rig toeloopen. Om acht uur eindelijk reed het Duitsche gezelschap rechtstreeks met de auto's naar het station in Eysden. Daar heeft de Keizer lang met stationschef W. de Clercq ge praat; meneer de Clercq is later naar Ber gen op Zoom gegaan; daar woont hij, meen ik, nog. HIJ is inmiddels gepenslonneerd. D’r was groote belangstelling, daar bij het sta tion, dat ik dadelijk heb laten afzetten. De Keizer heeft lang op het perron geloopen. Pas om ongeveer elf uur te hU in z’n trein gegaan en er niet mëer uitgekomen. Want Intusschen was op de lijn van Visé waarover in vier jaren geen trein gereden had. de Keizerlijke trein gekomen. De mili tairen hadden er niets van geweten dat de keizer zou komen. De spoormenschen echter wél. Zondag 10 November 1918, zes uur in den morgen. De sergeant van de grenswacht van het vriendelijk Limburgsche grensplaatsje Eys- den in Neerlands uitersten Zuidhoek wordt gewekt door den post van het geweer, ’n Ongewone tijd om wakker gemaakt te wor den en nog wel op Zondagmorgen. „Sergeant, kom eens gauw mee! D’r staan wel een stuk of tien Duitsche auto’smet Duitsche officieren aan de grens, die bin nen willen!” De wachtcommandant springt overeind; hij is paraat en present. Duitsche auto's met officieren, wat wil men zoo vroeg op een Zondagmorgen? Bulten ziet hij ze staan, defgrijze Duitsche legerauto's met officieren, héél hooge, een paar generaals zijn d’r bij. In het Duitsch maken ze den Nederlandschen onderofficier, den land- storm-sergeant Pierre Pinckaers, thans een welgesteld, rustig burger van het Limbprg- sche dorpje Gronsveld, hun bedoeling, ken baar: het gezelschap wil zonder meer naar Nederland! De auto’s kunnen echter niet verder, want juist op de grensscheiding lig gen de dreigend uitziende Spaansche rui- c" ten, een versperring met het oog op moge lijke gebeurtenissen. ^3 hier aangekomen.” ^„Opzin! ik zeg u, dat het vont Sigmar von is. Kunt u mjj den naam en het -- -Ik betaal alle ^26ten Doch denkt u er om, vorst Sigmar von mag nergens iets van merken. slist niet door! Als u zich laat inteoieeren, dan kunt u in Holland komen." ,Ja, schon gut! Internieren! Aber bald! We hebben de grootste haast!” „Waren ze gewapend, en nam u hun de wa pens af?” „Ze waren zwaar gewapend, sabels, revolven, en voorop in eiken wagen stond aan eiken kant een geladen karabijn. De wapens legden ze direct in de auto's, die hierna de grensscheiding overtrokken. Bjj het café, even over de grens, bleven ze staan: daar moesten ze wachten.” Pinckaers vertelt verder: „Nu moest ik den bataljonscommandant, ma joor Van Dijl, in Maastricht, telefonisch waar schuwen. t Was inmiddels half zeven gewor den. Een van tnijn wachtsoldaten kon ik het niet laten doen; ik als wachtcommandant zou dus moeten weggaan, 'n Moeilijk geval, maar ik deed 1. Doch Ir had ’n stevigen landstorm- kerel d’r bij, zoo eentje met haar op de tan den: .JU berit zoo lang waijhtcommandant tot dat ik d'n majoor opgebeld heb, tot ik terug ben.” „Komt best in orde, sergeant, ei» als d’r een m smeren wil, schiet ik 'm dood!” Ik deelde den generaal mee dat ik den batal jonscommandant in Maastricht zou gaan op bellen. DadelUk verbinding. Je kon echt merken dat de majoor uit z’n slaap gewekt werd: hij begreep eerst weinig van m’ij toen: „Ik kom met luitenant Bi De trein van den Keizer telde twee groote lo comotieven; d’r waren salonwagens en keuken-^ wagens met koks bij. Om één uur dien middag verscheen er een aantal marechaussées. En dat was ook wel noo- dig ook, want van alle kanten uit Limburg, te voet, met de fiets en wagens waren de menschen naar Eysden gekomen, 't Was een geweldige drukte.^ Maar de meesten hebben den Keizer niet meer gezien! <s Aldus het relaas van den man', die op Zondag morgen 10 November 1918, geheel onvoorbereid, den Keizer interneerde, dien iedereen daar in Eysden zich nog herinnert. Eysden. het zuideUjkste punt van Nederland. Zooals reeds gezegd, een vriéndelijk plaatsje, met welks burgemeester, mr. W. H. J. M. Lam- booy. den zoon van oud-mlnister Lambooy, den. burgemeester van Hilversum. wU nog een zeer aangenaam onderhoud hadden, mede in verband met deze historische gebeurtenissen. Mr. Lam booy, die sinds 1 Juli 1937 burgemeester is van deze 3829 inwoners tellende gemeente, verwees ons naar zUn secretaris, den heer Smeets, die ons met zUn bekende, „Noorderlingen" zoo aan genaam aandoende Limburgsche vriendelijkheid en gemoedelijkheid, veel van 1918 vertelde, en ons rondleidde door het plaatsje, dat schitteren de vergezichten op de Maas heeft, een bjj uit stek heerlijk oord voor vacantiegaqgers en waar men een kasteel (het kasteel Eysden) aantreft, zooals er in Nederland maar weinige gevonden worden; eigendom van Raphael Oraaf de Lie- derkerke de Pailhe. WU hebben moeten beloven om op Dondag 10 November, twintig jaren nadat de Keizer de grens passeerde, nog eens te komen: „D’r wach ten goede pottekes bier op u!” Dót mochten wU niet afslaan.... in Limburgs dierbaar oord! Nog wel op den gedenkwaardigen" lOen No vember. En dan om zes uur 's morgens. Zonder Spaansche ruiters, zonzier militaire uniformen, maar mét de Limburgsche jolijt en pret, die Noord-Nederlanders niet zoo kennen, maar wèl in bijzondere mate weten te apprecieeren, mét de volbloed-Nederlanders-uit-het-Zuiden Reeds negentien jaar achtereen, zon der onderbreking, maken de Cana- deesche levensverzekeringsmaat schappijen collectief reclame voor haar bedrijf; vnl. met couranten reclame. De Canadian Life Insurance Officers Association. die» door haar langdurige campagne zekef over rijke ervaring op reclamegebied beschikt, verklaarde bij den aanvang van haar laatste campagne, dat zij couranten reclame het krachtigste reclame medium achtte. handelen. Aan de tafel van graaf Hughen dus? Vlug, een groot bouquet! Vlug! Vlug! Even later snelde de heer Neuhaus, gevolgd door een piccolo met het bouquet naar de tafel van graaf Hughen. „Excuseer.... Karl Neuhaus, eigenaar van het hotel.” Met deze woorden wendde hij zich tot Sigmar von Wemsteln. „Hoogheid!" Zijn stem beefde: „Het is voor mijn huls een bijzondere eer, u onder de gasten te tellen. Ik heb pas zooeven vernomen, dat uwe hoogheid hier in stilte zijn verloving viert.... Staat u mij toe. hoogheid, dat.....” „Man, zwijg toch!” Graaf Hughen, die niets anders zag dan het verschrikte gezicht van Maria, vergat zich een oogenblik. „Wat wilt u toch? Hier is een vergissing in het spel! Die heer is mijn chauffeur!” ,Ja,«u moet zich vergissen, mijnheer Neuhaus,’* viel Sigmar, evenzeer ontsteld, zijn vriend bij. Maar dat hielp niets. Karel Neuhaus was nu eenmaal op dreef. „O, nogmaal excuus. Ik wist niet, dat uwe hoogheid incognito.... Dat....” „Wat noemt u incognito? Hebt u al eens een chauffeur incognito gezien? Hoe ziet die er uit? vroeg Sigmar geërgerd en opgewonden. Hjj kon zich maar niet begrijpen, hoe de hoteleigenaar van een en ander op de hoogte was gekomen. Doch de heer Neuhaus had onderwijl het bouquet van den piccolo overgenomen, en zich tot Maria wendend, fluisterde hjj gejaagd: .Mag ik mij veroorloven, als een kleine attentie In een dezer dagen gehouden vergadering van den Raad der gemeente Naarden heeft een dis cussie plaats gehad over een voorstel om het gemeentelijk subsidie aan het Theosophisch Ly ceum aldaar te brengenwan f 800.op 1000, Volgens het verslag van bedoelde zitting in de .Nieuwe Rotterdamsche Courant” wees het raadslid, dat dit voorstel had Ingediend en het verdedigde er op, „dat de gemeente verheugd mag zijn een dergelijke Instelling op haar ge bied te hebben, die haar bovendien zoo weinig kost. Indien zij er niet was. zou de gemeente moeten betalen voor de leerlingen, die elders middelbare scholen zouden moeten bezoeken”. Het Weekblad voor Gymn. en Mlddelb. On derwijs schrijft naar aanleiding hiervan: tWas een speld. Het sarcastisch lachje ging in een grijns over. Vlug wierp hij een blik naar den directeur. Hij zag dat deze er niets van bemerkt had. Snel verliet hij het fabrieksterrein. Op straat riep hij een taxi aan. .Naar de bqnk van leening!” beval hjj. Toen hij. het gebouw verliet, bevonden zich 150 aan bankpapier in s’n portefeuille. Het was een brillanten dasspeld, die hjj gevonden had. 'n NIEUWE mélange 'n NIEUWE fabricage *n NIEUWE verpakking Na 20 jaar vertelt Pierre Pinckaers ons het relaas der gebeurtenissen op dien neveligen Novembermorgen van 1918: ,jk had zes man op wacht, zes in rust, om de 24 uur wisselen. Een luitenant was commandant maar die was dien Zondag juist met verlof, van Zaterdagmiddag tot Maandagochtend.” .Met zes en dertig uur?” vragen wij. „Ja, juist, dat had je daar wel noodig!” Het ijs is ongemerkt gebroken. Twee mobili- satie-menschen spreken met elkaar, begrijpen eikaars militaire jargon. En waarom dan ook eigenlijk niet? t Gaat gesmeerd, onopgesmukt achter ’t huis, tegen de binnenplaats aan de ty pische Limburgsche binnenplaats van een groot huis. En net als in de móbiUsatie-jarensiga- 'retje voor en sigaretje na. ’t Heeft er bijna vee) van, alsof ’t gisteren gebeurd iS, en niet twintig jaar geleden. Pinckaers herinnert zich alles nog best. „Wat wilden die officieren?" „Ze zeiden, dat ze over de grens moesten, nach Holland. D’r was groote haast bU en ze hadden maar heel weinig tijd.” „Ja maar, dat gaat zóó niet! Laat uw .Schel- ne" eens zien. Nou, en wat ik daar zag, géén goeie papieren. Dus: u komt er niet over, d’r staat geen stempel van den Hollandschen con sul in Luik. Antwerpen of Brussel op. t Gaat niet." .Maar 1 is zéér belangrijk, wij moéten in Hol land zijn, er is gróóte haastbU,” zoo werd me door een generaal verzekerd (dit was Von Fal- kenhayn), we moéten d’r over,” terwijl ze in ’n kring om me heen waren komen staan. De wacht was er inmiddels ook bijgekomen, 'n Brigges (korporaal) had ik niet. „Ja, de Scheine zijn niet goed, zijn niet in orde. Mijn instructie laat *t niet toe. Ik kan u niet laten passeerefe.” „1 Is voor ’n geweldig belangrijke zaak, *t moét!” „Dat kan wel, maar ik doe ’t niet!” ,Je kunt zes auto’s van ons krijgen, en we kunnen toch immers over zijwegen in Holland binnengekomen zijn? Is hier dan geen officier?" J> luitenant is met verlof. Ik ben hier de eommandant. Aan de auto’s heb ik niets, en als u d’r al over was. is er 200 meter verder de mi litaire politie, die u aanhoudt. Ik laat er u be- Wemsteln Begrepen?" .Net zal mij een genoegen zijn, uwe hoog heid binnen korten tijd de gewenschte inlich tingen te kunnen verschaffen.” „U laat mij dan direct, onopvallend natuurlijk, door den piccolo roepen, mijnheer.” De jongeman boog bijna tot 'aan den grond. Vorstin von Cherbourg en gravin Lindstróm gingen terug naar de tefel, die zij echter weer spoedig verlieten, in een der leeskamers ongestoord met elkaar te kunnen praten. „Ik zeg u, mevrouw, dat het beslist gaat om een mésalliance, die vorst Harro, de(majoraats- heer, nooit zal goedkeuren. Ik ben tegenover den majoraatsheer verplicht, dat nader te onder zoeken. Een schande voor het huls Wemsteln! Ongehoord! Ja, ongehoord!” De vreemde en tevens moeilijke opdracht Het den gérant geen rust. Misschien was het t beste, als hij den eigenaar zelf in vertrouwen nam. Zulke eerste klas gasten moesten met alle mogelijke onderscheiding worden behandeld, dat wist hi). Hij dacht nog even na. Zijn Jeugdige energie begon te werken. Dat zaakje zou hij opknappen. Doch wanneer er zich onder de gasten een. vorst bevond, die nog wel zijn ver loving vierde, dan was het toch noodig, even den ÏUrecteur hiervan in kennis te stellen. En hij klopte aan de deur van het privékantoor. „Binnen!” De kleine, dikke eigenaar van het hotel zette een paar groote oogen op. „Wat....? U zegt, vorst Sigmar von Wem steln? Hoe komt u aan dat nieuwtje? Is het wel geloofwaardig?” „Vorstin von Cherbourg gaf mij de volgende opdracht, en...." Terwijl de gérant vol dienstijver vertelde, werd de hoteleigenaar, Karl Neuhaus, steeds onrustiger. In deze aangelegenheid moest hij zelf handelend optreden. „Goed, dank u. U hebt u werkelijk flink en doortastend getoond, door hiermede di rect bij mU te komen. Ik aal die zaak aeU ba- deii derder ’n generaal geen nieuwe kleeding aan en ook geen nieu we pet op, de knevelpunten naar beneden, k Keek hem eens goed aan, dien had ik toch vaker op foto's gezien, maar z’n naam wou me niet direct te binnen schieten. Hij sprak me aan: „Wie nennt man solch einen Soldat in Holland?” terwijl hjj op m’n stre- pen wees. „Sergeant, Excellentie,” zei ik, „onderoffi cier.” „Ach so, bet uns 1st das ein Unterofftzler.” En voortgaande: „Wat is t hier een mooi landschap. Prachtig! Ik ken Holland heel goed, ik ben er meer dan eens geweest. Als kwajongen in de buurt van Arnhem. Daar was zoo’n trammetje, dat vaak uit de rails liep, en dan mochten wij Jongens den con ducteur helpen om de tram weer in de rails te zetten. En dan kregen we ’r een gratis tochtje mee. En dan Amsterdam. Hat ein ganz schönes Museum, das schönste der ganze Welt. En in Den Haag ben ik ook meer dan eens geweest; daar kwam ik bij de prinses Von Wied! En hoe vinden jullie het, dat er morgen vrede is?" „Vrede, Excellentie???” „Ja, ja, morgen is het vrede, morgenoch tend om elf uur wordt de wapenstilstand gesloten!" „Op het terras, a«n een tafel, waaraan graaf Hughen zit, wordt een verloving gevierd. De bruidegom is vorst Sigmar von Wemsteln. Het te voor mij een familiebelang, te weten, wie de bruid is. Hebt u mij begrepen, mijnheer?" „üwe hoogheid bedoelt toch den heer met dat lichtblonde haar, in dat lichte costuum?" .Juist” .Die is echter als chauffeur van graaf Hughen arm. HU slaakte een kreet van pijn, maar op *1 Bijna deze onverwachte stoornis probeerden weg te lachen, en ook Edlar haar best deed,-Maria’s ontsteltenis te doen verdwijnen, brulde de heer Neuhaus zijn gérant woedend toe: „Ezel! Dat overkomt mij nooit meer, dat ik op een smoesje van Jou Inga. nog niet, al zou je het tienmaal van vorstin von Cherbourg hebben gehoord!” „Maar, mijnheer Neuhaus! Wanneer vorstin Cherbourg haar zin niet krijgt, zal zij oogen- bllkkelijk het hotel verlaten. Wij móéten aan het verzoek van hare hoogheid voldoen. „Móéten! Nou voor mjjn part dan! Die lui houden zich in den regel zoo gereserveerd, maar de vorstelijke bruid was toch wel in haar schik. Hoe zullen wij echter te weten komen wie zij is?” .Jk zie wel kans, dat te ontdekken, mijnheer Neuhaus.” .Nest! U knapt dat zaakje dan maar op. heb er genoeg van.” De gérant moest lachen, doch hU wist raad. In alle hotels steekt men het eerst zijn licht op bij den oudsten bediende. Zoo iemand ia van alles op de hoogte. „Komt in orde," gaf de oude bediende hem lachend ten antwoord. „Als het er een uit den omtrek is, zal ik het wel weten te vertellen. Ik neem een handkof fer, en stap dat geselschap eens voorbij.” Vijf minuten later straalde de oude huis bediende over zijn heele gezicht. Hij had Maria Disaelholf herkend. O ko dikwijls bad hU fa «tan KwaacTn Het de dire) stoel vallen. „Overigens jongmensch." zei hjj en nam s’n bezoeker wat nauwkeuriger op. „overigens ben je me veel te Jong, ik heb oudere, bezadigde menschen noodig. geen jongelui die pas komen kijken, en dus....” De jonge man boog en ging heen. Men kon t hem aanzien, dat hij zich ergerde aan de af wijzing. HM opende de kantoordeur en keek daarbij toevallig op den grond, waar een zwarte speld lag Z’n schoolwijsheid had hij nog versch in z’n geheugen. HU raapte de speld dus op, keerde zich om en Uep wederom op het bureau van den directeur toe. die bezig was in s’n laden te zoeken en den sollicitant al weer vergeten was. „Astublieft, mUnjieer," mompelde de jonge man. ,JUer Is een'speld, die op den grond lag." De directeur wierp een verwonderden blik op den spreker en barstte toen los:' „Wat! Bent u nog hier? Hoe komt u er bij?" „Astublleftl" herhaalde de andere: „deze speld heb ik op den grond gevonden.” ,Nu. en wat zou dat? Maak dat je weg komt met Je speld; ik zoek geen speld; wat Ik zoek is ons contract met de rubber-maatschappij Gekrenkt ging de jongeman weer naar de deur. HU besloot zich te wreken. „Wacht maar." dacht hij. „JU zult nog aan me denken, ouwa brompot." En vergenoegd stak hU de groote zwarte speld in den rechterarm der pelsjas van den directeur, die In de hall hing. Toen de directeur anderhalf uur later zUn kantoor verliet en z’n jas aantrok, drong do spitse punt van de speld in het vleesch van z’n hetzelfde oogen blik viel hem in, dat z’n contract met 'de Continen tal-rubbermaa (.- schappu in de lade van eer. stalen kast lag, die hU nog -niet doorzocht had. Zelf had hU het er ingelegd en vastgestoken met precies zoo’n speld als die welke hy nu uit z’n mouw haalde. Het derde speldenbedrUf. In het ruime vertrek sprak alles van nuch tere zakelUkheid. Geen enkel onnoodlg meubel stuk vertoonde zich aan het oog. Het kostbars zware tapUt lag er zelfs niet om een behaag- HJke gezellige sfeer te scheppen. *tWas van een vaalgrUze kleur. De directeur troonde, even zakelUk, achter z’n bureau. HU was nog jong, energiek, vol nieuwe, orlgineele ideeën en plan nen. zooals de moderne tUd dat elscht. Tegenover hem was een heer gezeten, correct en keurig gekleed. Ook zUn heele voorkomen was koel en zakeUJk. Om de dunne lippen zweet* de een sarcastische grimlach, o. HU stond op en zei: z „Welnu, dan niet. ’tSpUt me. dat ik u ge stoord heb. Toch la t jammer, daar ik gaarne voor u gewerkt zou hebben. Ik bUjf het een mooi en Interessant bedrUf vinden.” ,Ja, Ja,” knikte de directeur, U)kt me ook niet ongeschikt. BU een volgende gelegenheid sullen we zeker om u denken.” De bezoeker boog en ging heen. Daar raakte s’n voet iets glimmende aan. HU raapte het op. winter, wanneer hU met de arreslee de gasten over de landwegen had gereden, bU de smederU In Altroda opgehouden, om het een ot ander te laten nazien. „Al opgelost, mUnheer de gérant! Het Is de smidsdochter uit Altroda, Marl* Disselhoff. Ver gissing is niet mogelUk, hoor. Ik heb haar ge groet en zU heeft mU ook teruggegroet.” ,Js dat waar? Je kunt daar met Je betrekking borg voor blUven?’’. .Maar, mUnheer! Zou ik dan Maria Disselhoff niet kennen? Ik ben al dertig jaar lang vriend met haar vader. Dus....” Een en al onderdanigheid stond de gérant een oogenblik daarna voor vorstin von Cher bourg. „Nu. mUnheer? Zóó vlug al?” „Het is een vaste regel van ons huls, onze gasten steeds met spoed te bedienen.” „Wees kort. Wie is de dame?” „De dochter van smid Disselhoff in Altroda, een uur loopen hier vandaan, hoogheid." „Valt daar niet aan te twUfelen?” .Hoogheid, de naam van ons huis is borg voor de juistheid van mUn inlichtingen." Vorstin von Cherbourg tipte de asch van haar sigaret in het aschbakje. Over haar bleek gezicht gleed een hooghartige spotlach, waar uit echter ook Jaloezie en wraakzucht over de ondervonden vernedering sprak. ,Jk behoef u er niet op te wijzen, dat mUn bezoeken aan uw hotel van groot belai den heer Neuhaus zUn. mUnheer. En van plan nog eènlgen tyd te blUven." Db (Bnust noMüKte ma buigiiic* u daar in de hand houdt, maar rustig liggen." Overgelukkig voldeed de oude boekhouder aan dien wensch. Echter. hU begreep het verband niet. Doch ook de directeur zou verbaasd heb ben gestaan, als hU vernomen had. dat de speld in t geheel niet op den grond had gelegen, maar slechts uit de band van den boekhouder, op den grond gevallen was. De tweede historie: De directeur was zeer slecht gehumeurd. Al meer dan een uur zocht hU naar een document, dat hU niet kon vinden .Die ellendige slordigheid!" foeterde hU- .Nooit is er iets op s’n plaats, als ik het noodig heb.” Op dit oogenblik kwam een jongmensch hst kantoor binnen. „Wat wenscht u?" vroeg de directeur. „Ik wilde u m’n diensten aanbieden als...." „Ik heb genoeg personeel en dus niemand noodig. Te veel personeel zelfs. Wat ik noodig heb, is het contract met de Contlnental-rubber- maatsci^ppU en dat kan ik niet vinden." ■wonden van het lange zoeken, zich vermoeid in s’n bureau- ,Met is jammer, dat geen der leden van de Naardense Gemeenteraad op de gedach te gekomen is er naar te Informeren, hoe het eigenlUk mogelUk is. dat in deze ge meente een school voor Middelbaar Onder wijs kan bestaan, die ,zo weinig kost". Dit is toch een niet alledaags feit, want in het algemeen zUn Middelbare Scholen inrich tingen die grote bedragen eisen! Wanneer een dergelUke vraag gesteld was en men eens nader op een onderzoek was uitge gaan, dan zou gebleken zUn, hoe deze school tot een zo goedkope exploitatie kan komen. WU zUn er zeker van, dat men er ■van geschrokken zou' zUn: de wU«e waarop de hier bedoelde Inrichting haar leraren .honoreert” is meer dan verschrikkelijk. Ongeveer een Jaar geleden hebben de Samenwerkende Leraarsvèrenlglngen een Commissie ingesteld „tot «onderzoek naar _de toestanden aan niet-gesubsidieerde scho- len voor M.O. en de positie van de daaraan verbortden leraren". WU hebben deel van deze Commissie uitgemaakt en hebben daardoor kennis gekregen van toestanden aan verschillende scholen wat de sala riëring betreft, zó erg, dat men geen woor den kan vinden om deze te karakteriseren. -.Ook het Theosophisch Lyceum behoort tot deze scholen enis er een der ergste van. Men zal zich daarom kunnen voorstel len, dat wU nietzonder bitterheid kennis namen van een uitlating als boven aan- gehaafd „dat de gemeente verheugd mag zUn een dergelUke Instelling op haar ge bied te hebben, die haar bovendien zo wei nig kost”. In stede van reden tot verheugenis is er, dunkt ons. meer reden tot schaamte over het feit, dat in deze gemeente een inrich ting bestaat, waar men mensen die een jarenlange, kostbare studie achter de rug hebben laat werken voor een loon, dat niet meer dan een Jool" genoemd kan worden. Men begrljpe ons goed. WU richten ons niet tegen het raadslid, dat een goedbe doelde poging deed om het subsidie te ver hogen. maar wU willen hier de ergerlUke toestand waarin collega's verkeren nog eens scherp in het licht stellen. Voor de gemeente Naarden ligt hier een teak. ZU subsidieert deze school en zU er kent düs. dat de InrlcAtlng voor haar be tekenis heeft. Daarmee laadt zU een be paalde mate van verantwoordelUkheid op zich en dit legt haar plichten op ten aan zien van het personeel, dat aan deze school verbonden is. De voorwaarden waaronder dit personeel werkt mogen haar niet on verschillig zUn. Wanneer het RUk een school subsidieert, dan stelt het terecht eisen wat de salariëring van de leraren be treft. Ook de subsidiërende gemeente heeft dit te doen. ZU mag het niet toestaan, dat aan een instelling, tot welker instandhou ding *U maawerkt. de meest schandelUke toestanden op het gebied der salariëring bestaan. WU hopen, dat de gemeente haar plicht zal begrUpen!” Wanneer U IHdK aan Rheumatiek. Rugpijn, Ge wrichtspijn, Nachts te moeten opstaan, Irritoeren de zuurafscheiding. Zenuwachtigheid, Duizeligheid. Kringen onder de oogen. Branden op de maag. Gezwollen enkels en U zich uitgeput voelt, dan moet U eens CYSTEX rebruiken. CTSTKX. het nieuwe middel van een beroemden dokter, begint direct te werken, bestijdt deze kwalen en is zeker de medicijn, die U hebben moet of U krijgt gegarandeerd Uw geld terug. Wacht niet, koop vandaag nog CYSTEX bij Uw apotheker of drogist. De garantie beschermt U. „Bezorgt u mU een particulier detective, ar is In Harsburg toch zsksr een detective bureau?" - „In Harzburg zelf niet, hoogheid, maar er is altijd voor het heele seizoen een detective aan ons hotel verbonden." „Goed. Ik wensch dien heer onmiddellUk te spreken. Zeg aan uw patroon, dat de koeten voor mUn rekening komen. De detective moet ieder oogenblik tot mUn beschikking ztja. En nu, mUn dank, mUnheer." Toen de vorstin weer alleen was, vlamde er haat in haar oogen. Roode vlekken kwamen ep haar bleeke wangen en haar dunne lippen trilden. Al gauw trad een groote. slanke heer, met een sterke, vierkant gevormde kin, bty haar binnen. „Uwe hoogheid wenscht....?" „Op de eerste plaats absolute geheimhou ding. Ik ben gewoon goed te betelen, doch ver wacht dan ook onvoorwaardelUke betrouw baarheid. Vorst Sigmar von Wemsteln mag nergens iets van vermoeden. Gaat u vooral omzichtig te werk en behandel den verst met alle eer, die hem toekomt. De gérant aal u de dame wijzen, die u de eerstvolgende tegen nauwkeurig moet gedeelann. En vóór aDee interesaeert het mU. in welke hoettenigheid en waar, vorst Sigmar von WtemstAn zich op houdt. Verliest u dus ook den vorst niet uit het oog. DagelUks verwacht ik uw verslag. Vw salaris gaat hier zeker gewoon door? Ao- cooed. In uw vordering op mij?" I 1 naar een betrekking. bU een patroon sol- Uciteerde en door hem afgewezen werd, omdat hU hem niet noodig had. te overbekend. Bekend is ook, hoe de afgewezene daarop naar de deur ging, een speld op den grond sag lig gen. die opraapte om haar weer op *t bureau van den patroon te leggen en hoe deze dan. ge troffen door zooveel ordelievendheid en eerhjk- held. den man direct aannam en in hem een degelUke en trouwe kracht vond. Iedereen kent deze geschiedenis nog van z’n schooltUd. Een eerste variatie daarop te echter minder bekend. „Het spUt me," zei de directeur eener N V., een keurig gekleed heer, tegen den sjofel ge- kleeden man die voor hem stond en hem Juist om een plaats had verzocht. „BU ons is op 1 oogenblik niets vrU; misschien als u over een paar maanden nog eens aankomt; dus tot ziens." De man 'ep mismoedig naar de deur en wrong krampachtig z’n magere handen „Alweer mis.” dacht hU: „en thuis zitten m’n vrouw en kinderen op brood te wachten-Maar 't te waar, ik ben oud; en wie neem$ nOg een ouden boekhouder in dienst?” I BU de deur gekomen, bukte hU zich om iets glimmends op te rapen, dat op den grond lag. 't Was een speld, een doodgewone speld, directeur zag het en in z’n geest verscheen een herinnering aan een korte geschiedenis met een kleine moraal, die hU IndertUd in een school boek gelezen had. En eensklaps voelde hU een opwelling om een goede daad te verrichten. HU riep den man terug, die zich met de speld in z’n hand omdraaide. „Ik neem u in dienst,” zei hU kort, Jk ben van idee veranderd. Maar laat u de speld, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 9