historisch oogenblik
De avonturen van een verkeersagentje
door fritz metzner
W7®r\<i
uSlmJ
Op 10 November voor 20 jaar
Mundi Victor
JCrf wtfaal oan den daq,
e geschiedenis van den man. die op zoek
ALLE ABONNÉ’S F 750.- F 750- ZZZTX F 250-
TE EYSDEN
a.
De vorst
Rheumotiek bestrijden
terwijl U slaapt!
r
t)
i
I
reinigt alles!
1
DONDERDAG ID NOVEMBER 1938
Een
iv reist incognito
Pierre Pinckaers
vertelt
Een spelden-
historie
2
„goedkoope”
school
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VEkuES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Htt relaat van een tergeant, die
een keizer interneerde
-
dien
Naarden
(Nadruk verboden)
I
1* |aar collectieve rurlamu
50?
Ofschoon beide strijders op elkaar afstormden en net deden
alsof ae er veel van konden, schoten ze elkaar voorbij, zoodat
zij beiden hadden gemist „Daar begrijp ik nou niets van,’’
dacht het agentje. „Ik had nog wel zoo goed gemikt.”
t
V 9I-M1IA
k
I
Ik
MM1 WMMtgdt
Werristeln t
adres van de dame bezorgen?.
Terug naar de grens en jawel, daar liepen
ze allemaal nog langs en bij de auto’s. Bij
m wagen stond een hooge officier,
11, den linkerarm wat omhoog, lang
Ze probeerden het opnieuw en de schrik was zoo hevig, dat
ze’ elkaar van de paarden priemden. Ze sprongen tegelijk uit
het zadel en de paarden van den lichten last ontheven, gingen
er snel van door. „Hm.... Het lijkt wel alsof we in een circus
optreden,” meende het verkeersagentje.
OP ELKE BUS EEN BON
VOOR GESCHENKEN
verhaal. Maar
Irouiver.”
op hetzelfde oogenblik was hij ver-
En terwijl graaf Hughen en Sigmar
.Moesten de officieren dan zoo lang blijven
wachten?”
.Ja, van zes tot acht hebben ae gewacht; zij
waren ongeveer met zijn twintigen en negen
auto’s." i
Als een loopend vuurtje ging het door Eys-
den dat de Keizer in Holland was en heel het
dorp liep uit.
voor
ben
n
i!
Ie
n
st
e
i:
Toen ging me een licht op, ik twijfelde niet
langer. Dat moest de Duitsche Keizer zijn. Dat
kon niet anders! Ik had dus met den Keizer
gesproken, 'k Liep nog eens verder en toen weer
terug. Daar zag ik meneer W. de Oraaf, den
<i)ksontvanger, wien ik alles vertelde. Die moest
eerst lachen. De Keizer! Maar we gingen samen
naar s'n huls, 't was aan de grens; hij had nog
’n oude foto van den Keizer. „Ja, hij is ’t! t Is
de Duitsche keizer!” Meneer de Oraaf ging met
me mee, en ook hij zei: „Inderdaad ’t is de Kei
zer,. ’t is h'm!" a
Onderdehand bleven we op den majoor wach
ten. De officieren stonden met elkaar te pra
ten; de Keizer stond er ook bjj. Toen ze den
majoor met luitenant Brouwer zagen naderen,
gingen ze allen op een rjj staan, de Keizer in
’t midden. Dat was natuurlijk op Hollandsch
gebied, zooals u begrijpt. De majoor was nogal
zenuwachtig, luitenant Brouwer echter niet. Die
hield zich flink! Die heeft later ook met Den
Haag getelefoneerd. Intusschen was Eysden wak
ker geworden; menschen, die naar de Vroegmis
van half acht zouden gaan, kwamen nieuwsgie
rig toeloopen.
Om acht uur eindelijk reed het Duitsche
gezelschap rechtstreeks met de auto's naar
het station in Eysden. Daar heeft de Keizer
lang met stationschef W. de Clercq ge
praat; meneer de Clercq is later naar Ber
gen op Zoom gegaan; daar woont hij, meen
ik, nog. HIJ is inmiddels gepenslonneerd. D’r
was groote belangstelling, daar bij het sta
tion, dat ik dadelijk heb laten afzetten. De
Keizer heeft lang op het perron geloopen.
Pas om ongeveer elf uur te hU in z’n trein
gegaan en er niet mëer uitgekomen.
Want Intusschen was op de lijn van Visé
waarover in vier jaren geen trein gereden
had. de Keizerlijke trein gekomen. De mili
tairen hadden er niets van geweten dat de
keizer zou komen. De spoormenschen echter
wél.
Zondag 10 November 1918, zes uur in den
morgen.
De sergeant van de grenswacht van het
vriendelijk Limburgsche grensplaatsje Eys-
den in Neerlands uitersten Zuidhoek wordt
gewekt door den post van het geweer, ’n
Ongewone tijd om wakker gemaakt te wor
den en nog wel op Zondagmorgen.
„Sergeant, kom eens gauw mee! D’r staan
wel een stuk of tien Duitsche auto’smet
Duitsche officieren aan de grens, die bin
nen willen!” De wachtcommandant springt
overeind; hij is paraat en present. Duitsche
auto's met officieren, wat wil men zoo vroeg
op een Zondagmorgen? Bulten ziet hij ze
staan, defgrijze Duitsche legerauto's met
officieren, héél hooge, een paar generaals
zijn d’r bij. In het Duitsch maken ze den
Nederlandschen onderofficier, den land-
storm-sergeant Pierre Pinckaers, thans een
welgesteld, rustig burger van het Limbprg-
sche dorpje Gronsveld, hun bedoeling, ken
baar: het gezelschap wil zonder meer naar
Nederland! De auto’s kunnen echter niet
verder, want juist op de grensscheiding lig
gen de dreigend uitziende Spaansche rui- c"
ten, een versperring met het oog op moge
lijke gebeurtenissen.
^3
hier aangekomen.”
^„Opzin! ik zeg u, dat het vont Sigmar von
is. Kunt u mjj den naam en het
-- -Ik betaal alle
^26ten Doch denkt u er om, vorst Sigmar von
mag nergens iets van merken.
slist niet door! Als u zich laat inteoieeren,
dan kunt u in Holland komen."
,Ja, schon gut! Internieren! Aber bald! We
hebben de grootste haast!”
„Waren ze gewapend, en nam u hun de wa
pens af?”
„Ze waren zwaar gewapend, sabels, revolven,
en voorop in eiken wagen stond aan eiken kant
een geladen karabijn. De wapens legden ze
direct in de auto's, die hierna de grensscheiding
overtrokken. Bjj het café, even over de grens,
bleven ze staan: daar moesten ze wachten.”
Pinckaers vertelt verder:
„Nu moest ik den bataljonscommandant, ma
joor Van Dijl, in Maastricht, telefonisch waar
schuwen. t Was inmiddels half zeven gewor
den. Een van tnijn wachtsoldaten kon ik het
niet laten doen; ik als wachtcommandant zou
dus moeten weggaan, 'n Moeilijk geval, maar
ik deed 1. Doch Ir had ’n stevigen landstorm-
kerel d’r bij, zoo eentje met haar op de tan
den: .JU berit zoo lang waijhtcommandant tot
dat ik d'n majoor opgebeld heb, tot ik terug
ben.”
„Komt best in orde, sergeant, ei» als d’r een
m smeren wil, schiet ik 'm dood!”
Ik deelde den generaal mee dat ik den batal
jonscommandant in Maastricht zou gaan op
bellen. DadelUk verbinding. Je kon echt merken
dat de majoor uit z’n slaap gewekt werd: hij
begreep eerst weinig van m’ij
toen: „Ik kom met luitenant Bi
De trein van den Keizer telde twee groote lo
comotieven; d’r waren salonwagens en keuken-^
wagens met koks bij.
Om één uur dien middag verscheen er een
aantal marechaussées. En dat was ook wel noo-
dig ook, want van alle kanten uit Limburg, te
voet, met de fiets en wagens waren de menschen
naar Eysden gekomen, 't Was een geweldige
drukte.^ Maar de meesten hebben den Keizer
niet meer gezien! <s
Aldus het relaas van den man', die op Zondag
morgen 10 November 1918, geheel onvoorbereid,
den Keizer interneerde, dien iedereen daar in
Eysden zich nog herinnert.
Eysden. het zuideUjkste punt van Nederland.
Zooals reeds gezegd, een vriéndelijk plaatsje,
met welks burgemeester, mr. W. H. J. M. Lam-
booy. den zoon van oud-mlnister Lambooy, den.
burgemeester van Hilversum. wU nog een zeer
aangenaam onderhoud hadden, mede in verband
met deze historische gebeurtenissen. Mr. Lam
booy, die sinds 1 Juli 1937 burgemeester is van
deze 3829 inwoners tellende gemeente, verwees
ons naar zUn secretaris, den heer Smeets, die
ons met zUn bekende, „Noorderlingen" zoo aan
genaam aandoende Limburgsche vriendelijkheid
en gemoedelijkheid, veel van 1918 vertelde, en
ons rondleidde door het plaatsje, dat schitteren
de vergezichten op de Maas heeft, een bjj uit
stek heerlijk oord voor vacantiegaqgers en waar
men een kasteel (het kasteel Eysden) aantreft,
zooals er in Nederland maar weinige gevonden
worden; eigendom van Raphael Oraaf de Lie-
derkerke de Pailhe.
WU hebben moeten beloven om op Dondag 10
November, twintig jaren nadat de Keizer de
grens passeerde, nog eens te komen: „D’r wach
ten goede pottekes bier op u!” Dót mochten wU
niet afslaan.... in Limburgs dierbaar oord!
Nog wel op den gedenkwaardigen" lOen No
vember. En dan om zes uur 's morgens. Zonder
Spaansche ruiters, zonzier militaire uniformen,
maar mét de Limburgsche jolijt en pret, die
Noord-Nederlanders niet zoo kennen, maar wèl
in bijzondere mate weten te apprecieeren, mét
de volbloed-Nederlanders-uit-het-Zuiden
Reeds negentien jaar achtereen, zon
der onderbreking, maken de Cana-
deesche levensverzekeringsmaat
schappijen collectief reclame voor
haar bedrijf; vnl. met couranten
reclame. De Canadian Life Insurance
Officers Association. die» door haar
langdurige campagne zekef over rijke
ervaring op reclamegebied beschikt,
verklaarde bij den aanvang van haar
laatste campagne, dat zij couranten
reclame het krachtigste reclame
medium achtte.
handelen. Aan de tafel van graaf Hughen
dus? Vlug, een groot bouquet! Vlug! Vlug!
Even later snelde de heer Neuhaus, gevolgd
door een piccolo met het bouquet naar de tafel
van graaf Hughen.
„Excuseer.... Karl Neuhaus, eigenaar van het
hotel.”
Met deze woorden wendde hij zich tot Sigmar
von Wemsteln.
„Hoogheid!" Zijn stem beefde: „Het is voor
mijn huls een bijzondere eer, u onder de gasten
te tellen. Ik heb pas zooeven vernomen, dat uwe
hoogheid hier in stilte zijn verloving viert....
Staat u mij toe. hoogheid, dat.....”
„Man, zwijg toch!” Graaf Hughen, die niets
anders zag dan het verschrikte gezicht van
Maria, vergat zich een oogenblik. „Wat wilt u
toch? Hier is een vergissing in het spel! Die
heer is mijn chauffeur!”
,Ja,«u moet zich vergissen, mijnheer Neuhaus,’*
viel Sigmar, evenzeer ontsteld, zijn vriend bij.
Maar dat hielp niets. Karel Neuhaus was nu
eenmaal op dreef.
„O, nogmaal excuus. Ik wist niet, dat uwe
hoogheid incognito.... Dat....”
„Wat noemt u incognito? Hebt u al eens een
chauffeur incognito gezien? Hoe ziet die er uit?
vroeg Sigmar geërgerd en opgewonden. Hjj kon
zich maar niet begrijpen, hoe de hoteleigenaar
van een en ander op de hoogte was gekomen.
Doch de heer Neuhaus had onderwijl het
bouquet van den piccolo overgenomen, en zich
tot Maria wendend, fluisterde hjj gejaagd:
.Mag ik mij veroorloven, als een kleine attentie
In een dezer dagen gehouden vergadering van
den Raad der gemeente Naarden heeft een dis
cussie plaats gehad over een voorstel om het
gemeentelijk subsidie aan het Theosophisch Ly
ceum aldaar te brengenwan f 800.op 1000,
Volgens het verslag van bedoelde zitting in de
.Nieuwe Rotterdamsche Courant” wees het
raadslid, dat dit voorstel had Ingediend en het
verdedigde er op, „dat de gemeente verheugd
mag zijn een dergelijke Instelling op haar ge
bied te hebben, die haar bovendien zoo weinig
kost. Indien zij er niet was. zou de gemeente
moeten betalen voor de leerlingen, die elders
middelbare scholen zouden moeten bezoeken”.
Het Weekblad voor Gymn. en Mlddelb. On
derwijs schrijft naar aanleiding hiervan:
tWas een speld. Het sarcastisch lachje ging in
een grijns over. Vlug wierp hij een blik naar den
directeur. Hij zag dat deze er niets van bemerkt
had. Snel verliet hij het fabrieksterrein. Op
straat riep hij een taxi aan.
.Naar de bqnk van leening!” beval hjj.
Toen hij. het gebouw verliet, bevonden zich
150 aan bankpapier in s’n portefeuille. Het
was een brillanten dasspeld, die hjj gevonden
had.
'n NIEUWE mélange
'n NIEUWE fabricage
*n NIEUWE verpakking
Na 20 jaar vertelt Pierre Pinckaers ons het
relaas der gebeurtenissen op dien neveligen
Novembermorgen van 1918:
,jk had zes man op wacht, zes in rust, om de
24 uur wisselen. Een luitenant was commandant
maar die was dien Zondag juist met verlof, van
Zaterdagmiddag tot Maandagochtend.”
.Met zes en dertig uur?” vragen wij.
„Ja, juist, dat had je daar wel noodig!”
Het ijs is ongemerkt gebroken. Twee mobili-
satie-menschen spreken met elkaar, begrijpen
eikaars militaire jargon. En waarom dan ook
eigenlijk niet? t Gaat gesmeerd, onopgesmukt
achter ’t huis, tegen de binnenplaats aan de ty
pische Limburgsche binnenplaats van een groot
huis. En net als in de móbiUsatie-jarensiga-
'retje voor en sigaretje na. ’t Heeft er bijna vee)
van, alsof ’t gisteren gebeurd iS, en niet twintig
jaar geleden. Pinckaers herinnert zich alles nog
best.
„Wat wilden die officieren?"
„Ze zeiden, dat ze over de grens moesten, nach
Holland. D’r was groote haast bU en ze hadden
maar heel weinig tijd.”
„Ja maar, dat gaat zóó niet! Laat uw .Schel-
ne" eens zien. Nou, en wat ik daar zag, géén
goeie papieren. Dus: u komt er niet over, d’r
staat geen stempel van den Hollandschen con
sul in Luik. Antwerpen of Brussel op. t Gaat
niet."
.Maar 1 is zéér belangrijk, wij moéten in Hol
land zijn, er is gróóte haastbU,” zoo werd me
door een generaal verzekerd (dit was Von Fal-
kenhayn), we moéten d’r over,” terwijl ze in ’n
kring om me heen waren komen staan. De wacht
was er inmiddels ook bijgekomen, 'n Brigges
(korporaal) had ik niet.
„Ja, de Scheine zijn niet goed, zijn niet in
orde. Mijn instructie laat *t niet toe. Ik kan u
niet laten passeerefe.”
„1 Is voor ’n geweldig belangrijke zaak, *t
moét!”
„Dat kan wel, maar ik doe ’t niet!”
,Je kunt zes auto’s van ons krijgen, en we
kunnen toch immers over zijwegen in Holland
binnengekomen zijn? Is hier dan geen officier?"
J> luitenant is met verlof. Ik ben hier de
eommandant. Aan de auto’s heb ik niets, en als
u d’r al over was. is er 200 meter verder de mi
litaire politie, die u aanhoudt. Ik laat er u be-
Wemsteln
Begrepen?"
.Net zal mij een genoegen zijn, uwe hoog
heid binnen korten tijd de gewenschte inlich
tingen te kunnen verschaffen.”
„U laat mij dan direct, onopvallend natuurlijk,
door den piccolo roepen, mijnheer.”
De jongeman boog bijna tot 'aan den grond.
Vorstin von Cherbourg en gravin Lindstróm
gingen terug naar de tefel, die zij echter weer
spoedig verlieten, in een der leeskamers
ongestoord met elkaar te kunnen praten.
„Ik zeg u, mevrouw, dat het beslist gaat om
een mésalliance, die vorst Harro, de(majoraats-
heer, nooit zal goedkeuren. Ik ben tegenover
den majoraatsheer verplicht, dat nader te onder
zoeken. Een schande voor het huls Wemsteln!
Ongehoord! Ja, ongehoord!”
De vreemde en tevens moeilijke opdracht
Het den gérant geen rust. Misschien was het
t beste, als hij den eigenaar zelf in vertrouwen
nam. Zulke eerste klas gasten moesten met alle
mogelijke onderscheiding worden behandeld, dat
wist hi). Hij dacht nog even na. Zijn Jeugdige
energie begon te werken. Dat zaakje zou hij
opknappen. Doch wanneer er zich onder de
gasten een. vorst bevond, die nog wel zijn ver
loving vierde, dan was het toch noodig, even den
ÏUrecteur hiervan in kennis te stellen. En hij
klopte aan de deur van het privékantoor.
„Binnen!” De kleine, dikke eigenaar van het
hotel zette een paar groote oogen op.
„Wat....? U zegt, vorst Sigmar von Wem
steln? Hoe komt u aan dat nieuwtje? Is het wel
geloofwaardig?”
„Vorstin von Cherbourg gaf mij de volgende
opdracht, en...."
Terwijl de gérant vol dienstijver vertelde,
werd de hoteleigenaar, Karl Neuhaus, steeds
onrustiger. In deze aangelegenheid moest hij
zelf handelend optreden.
„Goed, dank u. U hebt u werkelijk flink
en doortastend getoond, door hiermede di
rect bij mU te komen. Ik aal die zaak aeU ba-
deii derder
’n generaal
geen nieuwe kleeding aan en ook geen nieu
we pet op, de knevelpunten naar beneden,
k Keek hem eens goed aan, dien had ik
toch vaker op foto's gezien, maar z’n naam
wou me niet direct te binnen schieten. Hij
sprak me aan: „Wie nennt man solch einen
Soldat in Holland?” terwijl hjj op m’n stre-
pen wees.
„Sergeant, Excellentie,” zei ik, „onderoffi
cier.”
„Ach so, bet uns 1st das ein Unterofftzler.”
En voortgaande: „Wat is t hier een mooi
landschap. Prachtig! Ik ken Holland heel
goed, ik ben er meer dan eens geweest. Als
kwajongen in de buurt van Arnhem. Daar
was zoo’n trammetje, dat vaak uit de rails
liep, en dan mochten wij Jongens den con
ducteur helpen om de tram weer in de rails
te zetten. En dan kregen we ’r een gratis
tochtje mee. En dan Amsterdam. Hat ein
ganz schönes Museum, das schönste der
ganze Welt. En in Den Haag ben ik ook
meer dan eens geweest; daar kwam ik bij
de prinses Von Wied! En hoe vinden jullie
het, dat er morgen vrede is?"
„Vrede, Excellentie???”
„Ja, ja, morgen is het vrede, morgenoch
tend om elf uur wordt de wapenstilstand
gesloten!"
„Op het terras, a«n een tafel, waaraan graaf
Hughen zit, wordt een verloving gevierd. De
bruidegom is vorst Sigmar von Wemsteln. Het
te voor mij een familiebelang, te weten, wie
de bruid is. Hebt u mij begrepen, mijnheer?"
„üwe hoogheid bedoelt toch den heer met dat
lichtblonde haar, in dat lichte costuum?"
.Juist”
.Die is echter als chauffeur van graaf Hughen
arm. HU slaakte een kreet van pijn, maar op
*1
Bijna
deze onverwachte stoornis probeerden weg te
lachen, en ook Edlar haar best deed,-Maria’s
ontsteltenis te doen verdwijnen, brulde de heer
Neuhaus zijn gérant woedend toe:
„Ezel! Dat overkomt mij nooit meer, dat ik
op een smoesje van Jou Inga. nog niet, al zou
je het tienmaal van vorstin von Cherbourg
hebben gehoord!”
„Maar, mijnheer Neuhaus! Wanneer vorstin
Cherbourg haar zin niet krijgt, zal zij oogen-
bllkkelijk het hotel verlaten. Wij móéten aan
het verzoek van hare hoogheid voldoen.
„Móéten! Nou voor mjjn part dan! Die
lui houden zich in den regel zoo gereserveerd,
maar de vorstelijke bruid was toch wel in haar
schik. Hoe zullen wij echter te weten komen
wie zij is?”
.Jk zie wel kans, dat te ontdekken, mijnheer
Neuhaus.”
.Nest! U knapt dat zaakje dan maar op.
heb er genoeg van.”
De gérant moest lachen, doch hU wist raad.
In alle hotels steekt men het eerst zijn licht op
bij den oudsten bediende. Zoo iemand ia van
alles op de hoogte.
„Komt in orde," gaf de oude bediende hem
lachend ten antwoord.
„Als het er een uit den omtrek is, zal ik het
wel weten te vertellen. Ik neem een handkof
fer, en stap dat geselschap eens voorbij.”
Vijf minuten later straalde de oude huis
bediende over zijn heele gezicht. Hij had Maria
Disaelholf herkend. O ko dikwijls bad hU fa «tan
KwaacTn
Het de dire)
stoel vallen.
„Overigens jongmensch." zei hjj en nam s’n
bezoeker wat nauwkeuriger op. „overigens ben
je me veel te Jong, ik heb oudere, bezadigde
menschen noodig. geen jongelui die pas komen
kijken, en dus....”
De jonge man boog en ging heen. Men kon
t hem aanzien, dat hij zich ergerde aan de af
wijzing. HM opende de kantoordeur en keek
daarbij toevallig op den grond, waar een zwarte
speld lag Z’n schoolwijsheid had hij nog versch
in z’n geheugen. HU raapte de speld dus op,
keerde zich om en Uep wederom op het bureau
van den directeur toe. die bezig was in s’n laden
te zoeken en den sollicitant al weer vergeten
was.
„Astublieft, mUnjieer," mompelde de jonge
man. ,JUer Is een'speld, die op den grond lag."
De directeur wierp een verwonderden blik op
den spreker en barstte toen los:'
„Wat! Bent u nog hier? Hoe komt u er bij?"
„Astublleftl" herhaalde de andere: „deze speld
heb ik op den grond gevonden.”
,Nu. en wat zou dat? Maak dat je weg komt
met Je speld; ik zoek geen speld; wat Ik zoek
is ons contract met de rubber-maatschappij
Gekrenkt ging de jongeman weer naar de
deur. HU besloot zich te wreken. „Wacht maar."
dacht hij. „JU zult nog aan me denken, ouwa
brompot." En vergenoegd stak hU de groote
zwarte speld in den rechterarm der pelsjas van
den directeur, die In de hall hing.
Toen de directeur anderhalf uur later zUn
kantoor verliet en z’n jas aantrok, drong do
spitse punt van de speld in het vleesch van z’n
hetzelfde oogen
blik viel hem in,
dat z’n contract
met 'de Continen
tal-rubbermaa (.-
schappu in de
lade van eer.
stalen kast lag,
die hU nog -niet doorzocht had. Zelf had hU
het er ingelegd en vastgestoken met precies
zoo’n speld als die welke hy nu uit z’n mouw
haalde.
Het derde speldenbedrUf.
In het ruime vertrek sprak alles van nuch
tere zakelUkheid. Geen enkel onnoodlg meubel
stuk vertoonde zich aan het oog. Het kostbars
zware tapUt lag er zelfs niet om een behaag-
HJke gezellige sfeer te scheppen. *tWas van een
vaalgrUze kleur. De directeur troonde, even
zakelUk, achter z’n bureau. HU was nog jong,
energiek, vol nieuwe, orlgineele ideeën en plan
nen. zooals de moderne tUd dat elscht.
Tegenover hem was een heer gezeten, correct
en keurig gekleed. Ook zUn heele voorkomen
was koel en zakeUJk. Om de dunne lippen zweet*
de een sarcastische grimlach, o.
HU stond op en zei: z
„Welnu, dan niet. ’tSpUt me. dat ik u ge
stoord heb. Toch la t jammer, daar ik gaarne
voor u gewerkt zou hebben. Ik bUjf het een
mooi en Interessant bedrUf vinden.”
,Ja, Ja,” knikte de directeur, U)kt me ook
niet ongeschikt. BU een volgende gelegenheid
sullen we zeker om u denken.”
De bezoeker boog en ging heen. Daar raakte
s’n voet iets glimmende aan. HU raapte het op.
winter, wanneer hU met de arreslee de gasten
over de landwegen had gereden, bU de smederU
In Altroda opgehouden, om het een ot ander te
laten nazien.
„Al opgelost, mUnheer de gérant! Het Is de
smidsdochter uit Altroda, Marl* Disselhoff. Ver
gissing is niet mogelUk, hoor. Ik heb haar ge
groet en zU heeft mU ook teruggegroet.”
,Js dat waar? Je kunt daar met Je betrekking
borg voor blUven?’’.
.Maar, mUnheer! Zou ik dan Maria Disselhoff
niet kennen? Ik ben al dertig jaar lang
vriend met haar vader. Dus....”
Een en al onderdanigheid stond de gérant
een oogenblik daarna voor vorstin von Cher
bourg.
„Nu. mUnheer? Zóó vlug al?”
„Het is een vaste regel van ons huls, onze
gasten steeds met spoed te bedienen.”
„Wees kort. Wie is de dame?”
„De dochter van smid Disselhoff in Altroda,
een uur loopen hier vandaan, hoogheid."
„Valt daar niet aan te twUfelen?”
.Hoogheid, de naam van ons huis is borg
voor de juistheid van mUn inlichtingen."
Vorstin von Cherbourg tipte de asch van
haar sigaret in het aschbakje. Over haar bleek
gezicht gleed een hooghartige spotlach, waar
uit echter ook Jaloezie en wraakzucht over de
ondervonden vernedering sprak.
,Jk behoef u er niet op te wijzen, dat mUn
bezoeken aan uw hotel van groot belai
den heer Neuhaus zUn. mUnheer. En
van plan nog eènlgen tyd te blUven."
Db (Bnust noMüKte ma buigiiic*
u daar in de hand houdt, maar rustig liggen."
Overgelukkig voldeed de oude boekhouder aan
dien wensch. Echter. hU begreep het verband
niet. Doch ook de directeur zou verbaasd heb
ben gestaan, als hU vernomen had. dat de speld
in t geheel niet op den grond had gelegen,
maar slechts uit de band van den boekhouder,
op den grond gevallen was.
De tweede historie:
De directeur was zeer slecht gehumeurd. Al
meer dan een uur zocht hU naar een document,
dat hU niet kon vinden
.Die ellendige slordigheid!" foeterde hU-
.Nooit is er iets op s’n plaats, als ik het noodig
heb.”
Op dit oogenblik kwam een jongmensch hst
kantoor binnen.
„Wat wenscht u?" vroeg de directeur.
„Ik wilde u m’n diensten aanbieden als...."
„Ik heb genoeg personeel en dus niemand
noodig. Te veel personeel zelfs. Wat ik noodig
heb, is het contract met de Contlnental-rubber-
maatsci^ppU en dat kan ik niet vinden."
■wonden van het lange zoeken,
zich vermoeid in s’n bureau-
,Met is jammer, dat geen der leden van
de Naardense Gemeenteraad op de gedach
te gekomen is er naar te Informeren, hoe
het eigenlUk mogelUk is. dat in deze ge
meente een school voor Middelbaar Onder
wijs kan bestaan, die ,zo weinig kost". Dit
is toch een niet alledaags feit, want in het
algemeen zUn Middelbare Scholen inrich
tingen die grote bedragen eisen! Wanneer
een dergelUke vraag gesteld was en men
eens nader op een onderzoek was uitge
gaan, dan zou gebleken zUn, hoe deze
school tot een zo goedkope exploitatie kan
komen. WU zUn er zeker van, dat men er
■van geschrokken zou' zUn: de wU«e waarop
de hier bedoelde Inrichting haar leraren
.honoreert” is meer dan verschrikkelijk.
Ongeveer een Jaar geleden hebben de
Samenwerkende Leraarsvèrenlglngen een
Commissie ingesteld „tot «onderzoek naar
_de toestanden aan niet-gesubsidieerde scho-
len voor M.O. en de positie van de daaraan
verbortden leraren". WU hebben deel van
deze Commissie uitgemaakt en hebben
daardoor kennis gekregen van toestanden
aan verschillende scholen wat de sala
riëring betreft, zó erg, dat men geen woor
den kan vinden om deze te karakteriseren.
-.Ook het Theosophisch Lyceum behoort tot
deze scholen enis er een der ergste
van. Men zal zich daarom kunnen voorstel
len, dat wU nietzonder bitterheid kennis
namen van een uitlating als boven aan-
gehaafd „dat de gemeente verheugd mag
zUn een dergelUke Instelling op haar ge
bied te hebben, die haar bovendien zo wei
nig kost”.
In stede van reden tot verheugenis is er,
dunkt ons. meer reden tot schaamte over
het feit, dat in deze gemeente een inrich
ting bestaat, waar men mensen die een
jarenlange, kostbare studie achter de rug
hebben laat werken voor een loon, dat niet
meer dan een Jool" genoemd kan worden.
Men begrljpe ons goed. WU richten ons
niet tegen het raadslid, dat een goedbe
doelde poging deed om het subsidie te ver
hogen. maar wU willen hier de ergerlUke
toestand waarin collega's verkeren nog
eens scherp in het licht stellen.
Voor de gemeente Naarden ligt hier een
teak. ZU subsidieert deze school en zU er
kent düs. dat de InrlcAtlng voor haar be
tekenis heeft. Daarmee laadt zU een be
paalde mate van verantwoordelUkheid op
zich en dit legt haar plichten op ten aan
zien van het personeel, dat aan deze school
verbonden is. De voorwaarden waaronder
dit personeel werkt mogen haar niet on
verschillig zUn. Wanneer het RUk een
school subsidieert, dan stelt het terecht
eisen wat de salariëring van de leraren be
treft. Ook de subsidiërende gemeente heeft
dit te doen. ZU mag het niet toestaan, dat
aan een instelling, tot welker instandhou
ding *U maawerkt. de meest schandelUke
toestanden op het gebied der salariëring
bestaan.
WU hopen, dat de gemeente
haar plicht zal begrUpen!”
Wanneer U IHdK aan Rheumatiek. Rugpijn, Ge
wrichtspijn, Nachts te moeten opstaan, Irritoeren
de zuurafscheiding. Zenuwachtigheid, Duizeligheid.
Kringen onder de oogen. Branden op de maag.
Gezwollen enkels en U zich uitgeput voelt, dan
moet U eens CYSTEX rebruiken. CTSTKX. het
nieuwe middel van een beroemden dokter, begint
direct te werken, bestijdt deze kwalen en is zeker de
medicijn, die U hebben moet of U krijgt gegarandeerd
Uw geld terug. Wacht niet, koop vandaag nog
CYSTEX bij Uw apotheker of drogist. De garantie
beschermt U.
„Bezorgt u mU een particulier detective, ar
is In Harsburg toch zsksr een detective
bureau?" -
„In Harzburg zelf niet, hoogheid, maar er is
altijd voor het heele seizoen een detective aan
ons hotel verbonden."
„Goed. Ik wensch dien heer onmiddellUk te
spreken. Zeg aan uw patroon, dat de koeten
voor mUn rekening komen. De detective moet
ieder oogenblik tot mUn beschikking ztja.
En nu, mUn dank, mUnheer."
Toen de vorstin weer alleen was, vlamde er
haat in haar oogen. Roode vlekken kwamen ep
haar bleeke wangen en haar dunne lippen
trilden.
Al gauw trad een groote. slanke heer, met
een sterke, vierkant gevormde kin, bty haar
binnen. „Uwe hoogheid wenscht....?"
„Op de eerste plaats absolute geheimhou
ding. Ik ben gewoon goed te betelen, doch ver
wacht dan ook onvoorwaardelUke betrouw
baarheid. Vorst Sigmar von Wemsteln mag
nergens iets van vermoeden. Gaat u vooral
omzichtig te werk en behandel den verst met
alle eer, die hem toekomt. De gérant aal u de
dame wijzen, die u de eerstvolgende tegen
nauwkeurig moet gedeelann. En vóór aDee
interesaeert het mU. in welke hoettenigheid en
waar, vorst Sigmar von WtemstAn zich op
houdt. Verliest u dus ook den vorst niet uit het
oog. DagelUks verwacht ik uw verslag. Vw
salaris gaat hier zeker gewoon door? Ao-
cooed. In uw vordering op mij?"
I 1 naar een betrekking. bU een patroon sol-
Uciteerde en door hem afgewezen werd,
omdat hU hem niet noodig had. te overbekend.
Bekend is ook, hoe de afgewezene daarop naar
de deur ging, een speld op den grond sag lig
gen. die opraapte om haar weer op *t bureau
van den patroon te leggen en hoe deze dan. ge
troffen door zooveel ordelievendheid en eerhjk-
held. den man direct aannam en in hem een
degelUke en trouwe kracht vond. Iedereen kent
deze geschiedenis nog van z’n schooltUd.
Een eerste variatie daarop te echter minder
bekend.
„Het spUt me," zei de directeur eener N V.,
een keurig gekleed heer, tegen den sjofel ge-
kleeden man die voor hem stond en hem Juist
om een plaats had verzocht. „BU ons is op 1
oogenblik niets vrU; misschien als u over een
paar maanden nog eens aankomt; dus tot ziens."
De man 'ep mismoedig naar de deur en
wrong krampachtig z’n magere handen
„Alweer mis.” dacht hU: „en thuis zitten m’n
vrouw en kinderen op brood te wachten-Maar
't te waar, ik ben oud; en wie neem$ nOg een
ouden boekhouder in dienst?” I
BU de deur gekomen, bukte hU zich om iets
glimmends op te rapen, dat op den grond lag.
't Was een speld, een doodgewone speld,
directeur zag het en in z’n geest verscheen een
herinnering aan een korte geschiedenis met een
kleine moraal, die hU IndertUd in een school
boek gelezen had. En eensklaps voelde hU een
opwelling om een goede daad te verrichten. HU
riep den man terug, die zich met de speld in
z’n hand omdraaide.
„Ik neem u in dienst,” zei hU kort, Jk ben
van idee veranderd. Maar laat u de speld, die