van
NEDERLAND BEVRIJDDE
I
De Grondwet
4
Hoe Gijsbert Karei
I
van 1814
De gebeurtenissen
in November 1813
Ho^endorp J^^zo° ,s voorgekomen in de
bladzijde 2
meeste (leden, door wyzc voorzieningen van dcnotabelfte
zyde om zulk een Bestuur'tot redding van het Vaderland,
onze harten diep getroffen heeft; Zoo is het dat wy befloten
hebben hetzelve op te vatten tot de komst van ZYNE
HOOGHEID toe. - Bezwerende alle de brave Nederlanders
ohtzieb te vereent gen tot onderfleuning van dit ons cordaat bejluit.
GOD belpi die genen, die zdcb zelve bel pen.
Grauenbage, den softe November 1813.
F. van der DUYN van MAASDAM
(Geteekend)
G. K
Ingezetenen, maar het Algemeen Bestuur geheel verwaar
loosd en in niemands handen is, terwyl het geroep van alle
van HOGENDORP.
DONDERDAG 17 NOVEMBER 1938
DON!
T:.
'volk
van
Een werk van Neder-
Napoleon Bonaparte
Bonapartes terugkeer uit Rusland.
landschen oorsprong
-
door Prof. Mr. A. L. DE BLOCK
Door DR. L. G. J. VERBERNE
•w—«y e ondergang van Napoleon’s geweldig
i 1 leger in Rusland werd hier officieel
bekend op 21 December 1812.
Men begreep, dat aan ’s keizers macht
zware slag was toegebracht. Zoo
het: de veldtochten van 1813
bevestigden de nederlaag in Rusland.
De beslissing viel in den Volkerenslag bij
Leipzig (1619 Oct. 1813), waar Napoleon
een zoo zware nederlaag leed, dat Duitsch
land voor hem verloren ging.
November 1813. Jaar en
maand hebben eigen ivaarde in
het boek Van onze Volkshisto
rie. Wat slechts een enkeling
nabij wist, maar Wat ieder
hoopte, geschiedde: het land
werd bevrijd uit vreemde heer
schappij, ons 'volk hernam
onder leiding van Gijsbert
Karei van Hogendorp zijn
zelfstandig bestaan.
veel
„Inlijving en
een
was
einde,
zijde,
niet.
21
aan
was
een
zijn
zich
aan
De
de
Drie
Am-
slag
de
de
het gezag gedaan werd. Het nationale ele
ment in May’s initiatief kwam niet tot ont
wikkeling.
Den volgenden dag was de toestand
hachelijk. Lebrun, de keizerlijke stadhou
der, verliet de stad en dwong De Celles hem
te volgen. Aanstonds greep Falck in en ver
ijdelde een poging om een nieuw keizerlijk
bestuur te vormen. Toen ontstond ten slotte
een tusschenregeering, die noch den keizer,
noch den prins van Oranje erkende en zich
hield aan een „systema van strikte onzij
digheid en loutere rustbewaring”. Herstel
der orde was inderdaad dringend geboden:
het volk beheerschte de straat volkomen en
pleegde daden van ruigen moedwil en wilde
plunderzucht. De nationale garde, die zich
aanvankelijk beperkte tot bescherming van
den particulieren eigendom, slaagde er op
17 November in, bijgestaan door een vrij
willige ruiterij, de rust te herstellen. En
daar blijft het bij: er geschiedt te Amster
dam niets, dat ’s lands herstel als zelfstan
digen staat beoogde. De Oranjevlag ver
scheen niet op de torens.
Geheel anders verliep de beweging te
‘s-Gravenhage. Reeds in den avond van 9
November was er voor het stadhuis eenig
tumult. Van Limburg Stirum, aanvankelijk
van oordeel, dat het beslissend uur geko
men was, hielp nog mede de orde te her
stellen, waarschijnlijk omdat hij begreep
dat De Stassart, prefect van het „départe
ment des Bouches de la Meuse”, zich niet
gewonnen geven zou. In de eerstvolgende
dagen veranderde de toestand weinig. Wer
kelijk ernstige volksbewegingen deden zich
niet voor, hoewel de onrust onder de Fran
sche autoriteiten toenam. „De Franschen
zijn in de war”, noteerde Gijsbert Karei op
10 November. 1)
1) Vergelijk Colenbrander:
■Opstand” (Amsterdam, 1913).
Proclamatie door Van der Duyn van Maasdam en Van Hogendorp opgesteld
en den Hsten November 1813 verspreid
n 1799 schrijft Gijsbert Karei een tweede
memorie, ditmaal getiteld: „De Unie van
Utrecht herzien". Er is daarin zeer veel
overeenkomst met het in 1795 betoogde. In
dat stuk heet de Stadhouder „Erfgouver-
neur". De Staten-Generaal blijven de sou-
verelnen. Het aantal afgevaardigden, dat
elke provincie ter Staten-Generaal mag
zenden, zou afhangen van de volkrijkheid
van elk gewest en niet meer van het quo
tum, dat wordt opgebracht als aandeel in
de gemeene lasten.
Van veel grooter belang is de Verklaring
aan het Staatsbewind van 1801, ook omdat
in die dagen Gijsbert Karel de eenige was,
die een eigen geluid dorst te doen hooren.
Hij had niet deelgenomen aan de stem
ming over de nieuwe staatsregeling en
Wenschte naar aanleiding daarvan te ge
tuigen, dat dit niet instemming met die
regeling beteekende» Die verklaring, die
helaas (ook bij de Oranjes) weinig bijval
vond, Is voornamelijk van gewicht om de
er in voorkomende historische zinsnede:
,Jk keur veelmeer alle constitution af.
welke niet het Huis van Oranje met de
erflijke waardigheid van Hoofd van den
Staat bekleeden”, Daarmede stelt hij de
Oranjes in de plaats van de Staten en wordt
de eerste schrede gezet op den' weg, die zou
leiden naar de aanbieding van de souverei
niteit aan den zoon van Stadhouder Wil
lem V.
vestingen hadden garnizoen. In het sterke
Den Helder handhaafde admiraal Verhueli
zijn eed aan Napoleon, een bedreiging vooi
geheel Noord-Holland. En wat het leger
van het Algemeen Bestuur heette, was
klein, de geestdrift der vrijwilligers kon het
bijna geheel ontbreken van wapenen niet
cérrigeeren. Door de komst der Pruisen van
Von Bülow werd de toestand beter. Molitor
ontruimde Utrecht, ging over Gorcum en
Den Bosch naar Grave en vereénigde zich
met een Fransch leger, dat terugtrok langs
de Maas. Feitelijk was Noord-Nederland
van een onmiddellijke bedreiging bevrijd.
De komst van Willem Frederik, den erf
prins van Oranje, voltooide de gebeurte
nissen van November 1813. Gijsbert Karel’s
afgezanten ontmoetten hem te Londen op
21 November ert aanstonds was ’s prinsen
besluit genomen. De Engelsche regeering
beloofde bijstand, oorlogsschepen, troepen,
wapenen. Op 26 November ging hij scheep,
maar tegenwind vertraagde den overtocht:
eerst op 30 November in den namiddag
kwam men voor Scheveningen. De bekende
visscher Jacob Pronk bracht ijlings het be
richt naar Den Haag. Een geweldige geest
drift golfde door de stad, spohtaah bereid
de de bevolking den prins een feestelijke!)
terugkeer.- Die vreugde gold zijn naam en
de traditie, waarvan zijn Huis de drager
was. Want voor het eigen volk was deze
Oranje schier een vreemde. Dat de terug
keer van de dynastie niet een inleiding was
op een restauratie van het verleden, werd
schier aanstonds duidelijk: op 2 December
aanvaardde de erfprins te Amsterdam als
Willem I de souvereiniteit over de Veree-
nigde Nederlanden.
Ergens in Gijsbert Karel’s Gedenkschrift
heet de erfprins de „regte Baas”. Dit heeft
dieper zin dan Gijsbert Karei toen bedoel
de. Immers hij, die in 1813 terugkeerde, was
niet de Oranje der Oranjegezinden, een
partijhoofd, doch een nationale Oranje. In
het woord, „De Prins is patriotsch gewor
den”, heeft de tijdgenoot het verschijnsel
getroffen, juister zelfs dan veelal aangeno
men wordt. Gijsbert Karei, de „verlichte
regent”, zocht contact met de oud-regenten,
maar moest ervaren dat de krachten van
het regentendom ten eenenmale dood waren.
Willem I stelde zich aan het hoofd van de
intact gebleven keizerlijke administratie en
wist op die manier het oude stadhouder
schap, bevrijd van de versleten oligarchie,
te hervormen tot een verlichte despotic.
Beide mannen, Gijsbert Karei en Willem I,
heben een eigen plaats in onze volkshisto
rie: de een als de bevrijder van 1813, de
ander als de bouwer, de eigenlijke stichter
van den staat der Nederlanden.
van tal van belangen van staat aan de pro
vinciën te worden onttrokken en gelegd in
handen van de generaliteit, met name het
buitenlandse!) beleid, de defensie, het be
heer der geldmiddelen ter bekostiging van
die beide onderwerpen van staatszorg, en
het koloniaal beleid. Vijf departementen
leger en vloot dienden te worden geschei
den zouden te dien einde moeten worden
ingesteld. De hoofden er van zouden staan
onder den Stadhouder^ als hoofd der uit-
voerende macht. De oppermacht blijft ech
ter in handen van de Staten-Generaal, die
de wetgevende macht zouden vormen, ge-
koeen zonder ruggespraak, op grond van
het meerderheidsbeglnsel.
Aangaande de samenstelling van dit col
lege, wijken Hogendorp’s denkbeelden van
de oude opvatting af. Ook de Generaliteits
landen zullen er zitting in hebben.
Verder stelde hij zich voor, meerdere
eenheid in de rechtspraak te brengen door
de instelling van een centraal hoogge
rechtshof ter berechting van de overtreding
van wetten en besluiten der algemeene
regeering.
der na-
in ge-
De Stassart.
die ’s avonds te voren kennis gekregen had
van Lebrun’s aftocht, zich gereed maakte
om met de andere autoriteiten te vertrek
ken. De voortvarende Van Stirum haast
te zich Gijsbert Karei te waarschu
wen, die aanstonds het beslissend moment
herkende: het volk móest nü in beweging
gebracht worden. Korten tijd daarna ver
liet Van Stirum Gijsbert Karei zelf was
door pijnlijke jichtaanvallen tot thuls-zijn
gedwongen de statige woning van den
leider aan den Kneuterdijk, den hoed ge
tooid met Oranje. Wat bedoeld was, ge
schiedde: in korten tijd droeg geheel de
stad de nationale kleur.
Inmiddels groeide de onrust. Het
volk óm- het stadhuis dwong om de
Oranjevlag. Maar dè heeren in het stad
huis bleven treuzelen. Kort na den middag
De Stassart was juist afgereisd tastte
van Stirum door. Hij was in het bezit van
een door Gijsbert Karei geteekende aan
stelling en stelde zich voor als gouverneur
van Den Haag en als comVnandant der troe
pen, waaronder hij verstond een legertje
van een vijftig man, weken te voren in diep
geheim geworven. Dit besliste: men moest
hem wel erkennen. Ten slotte werd na lang
et Fransche bezettingsleger hier te
lande was vrij zwak: het telde nog
geen 10.000 man. Bovendien bestond
uit troepen van zeer verschillend
soms bedenkelijk gehalte. De en-
Nederlandsche compagnieën wa-
niet betrouwbaar en het beste
I het uit troepen
I erf soms bedenkelijk gehalte.
kele Nederlandsche compagnieën
ren niet betrouwbaar en het
I corps, het vreemdeiingenregiment, waarin
veel Pruisen waren, evenmin.
Dit alles bleef het volk niet verborgen.
Het verfoeide het Fransche bewind, dat
geheel aansprakelijk gesteld werd voor de
I bestaande ellende- De conscriptie was ge
haat, de tiërceering van de staatsschuld
a gevoelde men als een onrecht. Handel en
I scheepvaart waren geheel verloopen, de
vlsscherij bestond niet meer, de industrie.
I zoo nog in bedrijf, was ingezonken tot een
onbeduidende productie voor de locale
markt. Alleen de agrarische bedrijven toon
den welstand.
Midden-November begon er teekening te
komen in den toestand: In den nacht van
14 op 15 November ontruimde Molitor Am
sterdam. Hij trok zich terug op Utrecht, om
zoo bij een eventueelen aanval beter in ver
binding te kunnen blijven met de sterke
vesting Gorcum. Na zijn aftocht wilde
Anton Reinhard Falck, kapitein der natio
nale garde te Amsterdam, die eenig los con
tact had met Gijsbert Karei, een stads-
regeerlng vormen, welke door de bevolking
zou moeten worden bevestigd, zoodra de
voorhoede der Bondgenooten aan den IJsel
1 verschijnen zou. Hij slaagde daarin den
15den November niet. Beter succes had Job
May, die op 14 November Gijsbert Karei
bezocht en van hem de verzekering had
gekregen, dat, als Amsterdam begon, Den
Haag zou volgen. Geheel onafhankelijk van
Falck bracht hij de Bijltjes, het rumoerig
volkje van de Eilanden, in draf en in den
avond van dien 15en November gingen
onder luid gejoel de douanenhuisjes, sym
bool van de vreemde heerschappij, in vlam
men op. May beheerschte echter den toe
stand niet: de beweging greep andere volks
groepen aan. Falck moest ten slotte met
zijn nationale garde optreden, om aanval
len op den Lombard en het West-Indisch
huis af te weren en een volksoploop voor
het huis van De Celles, den prefect van het
„département du Zulderzée”, te verstrooien.
De aard der beweging vindt teekening in
de omstandigheid, dat geenerlei aanval op
1 November. In den
de Van Limburg
te Tullingh, den
tionale garde,
helm contact
ik Y a 1801 trekt Gijabért Karei zich te-
rug in een soort van eenzaamheid.
v openbare ambten bekleedt hy niet,
ook niet onder Lode wijk Napoleon.
Tusschen 1810 en 1813 zet hij zich aan
het bewerken van een .Discours sur
l’histoire de la Patrie”, waarin hij tracht
op eene eventueele Nederlandsche monar
chie een nationaal stempel te drukken.
In 1812 ziet Gijsbert Karel Napoleon’s
macht allengs verminderen en ontwerpt hij
de beroemde Schets eener Grondwet.
Hij stelt daarin een erfelijk koningschap
vóórop. Wat dan volgt is in menig opzicht
een nadere uitwerking van hetgeen in den
Franschen. Tijd reeds was neergeschreven,
al is eene stèrk^gntwikkeling niet te mis
kennen. Het aantal opdrachten aan de
generaliteit is toegenomen. Ook wordt de
behartiging der binnenlandsche zaken aan
het 'centraal bewind getrokken en aan de
gewesten medewerking toegedacht aan de
uitvoering van de centrale wetgeving. Wel
iswaar lijkt het ontwerp meer op een
Bonds- dan op een Eenheidsstaat, maar
de kiemen voor den laatsten zijn aanwezig.
De Schets diende, zij het (in overleg met
den Vorst) eenigszins omgewerkt, tot
leidraad bij de samenstelling van de Grond
wet. Wel werd er veel in veranderd.
De Schets liet redactioneel veel te wen-
schen over en bevatte in menig opzicht
onpractische voorstellen. Nochtans is het
bestel, zooals Van Hogendorp het zich in
groote lijnen in den loop der jaren had
gedacht, in de in 1814 tot stand gekomen
Grondwet te vinden. Er is de Souvereini
teit van het Huis van Oranje, er is eene
volksvertegenwoordiging, de Staten-Gene
raal, die het geheele Nederlandsche Volk
representeeren. Ongewehscht centralisme,
als van Maanen had willen bevorderen,
werd door Gijsbert Karei gestuit- Dat dit
eerste bestel niet aan de verwachtingen
heeft beantwoord en pas later, door de in
voering van zeer ingrijpende hervormingen,
goede ontplooiing vond, vindt niet in de
laatste plaats zijne oorzaak in de matte
geestesgesteldheid, die destijds op politiek
gebied heerschte. Het land bezat een over-
werkzamen Koning, doch een staatkundig
ongeschoold volk. Van reëelen volksinvloed
was nog geen sprake.
Aan Gijsbert Karei komt de verdienste
toe, dat hij enkele zuiver nationale grond
slagen heeft gelegd, waarop een later ge
slacht heeft voortgebouwd.
Met het federatief bestel was principieel
gebroken. Het Koningschap der Oranjes
was gevestigd.
Herhaaldelijk is getracht, zijne mérites
te verkleinen ten behoeve van anderen,
zooals Kemper, die, hoe verdienstelijk ook.
in vergelijking met van Hogendorp ten
slotte een deus minor blijkt te zijn geweest.
Gijsbert Karel’s levensgang na 1813 was
er niet een van stijgend succes. Zijne
eigengereidheid botste tegen den stalen wil
van onzen eersten Koning, dié* dienaren,
geene zelfstandige raadslieden, om zich
heen wenschte en zoo was de laatste rol.
die onze emancipator speelde, die van op
ponent in de Staten-Generaal. Ook te dien
opzichte heeft zijn werk resultaat gehad en
er toe bijgedragen, dat meer politiek besef
in Nederland tot rijpheid kwam en leidde
tot eenen groei in het staatsleven, waarvan
hij zelf niet meer getuige heeft mogen zijn.
„Een man, singulier in veel”: ziedaar een
kenmerk, ook toepasselijk op onzen bevrij
der, Gijsbert Karei van Hogendorp.
was.
zijn
Zijn inzicht en doorzettingsvermogen.
Eén omstandigheid was hem gunstig: de
Bondgenooten ondernamen geen aanval op
Nederland, maar gaven er de voorkeur aan,
Frankrijk in het Noord-Oosten aan te tas
ten. Daardoor kon de Nederlandsche op
stand op eigen initiatief en zonder hulp
van anderen beginnen. Toch hebben de
troepen der bondgenooten zich hier wel
vertoond. Sinds 9 November verschenen
telkens kleine benden .Kozakken in onze
Oostelijke gewesten, niet om strategische
redenen, maar louter om voedsel en klee-
ding op te halen voor het Russisch leger
in Duitschland, waar weinig meer te stroo-
pen was. Werkelijke volksbewegingen heeft
hun komst niet veroorzaakt.
Meer invloed is van $en Pruisisch leger
uitgegaan. Generaal von Bülow overwoog,
onafhankelijk van zijn superieuren, een
aanval op Amsterdam. Het bericht, dat de
Franschen de stad ontruimd hadden (15
Nov.) bevestigde hem in zijn denkbeeld: op
30 November, bestormde zijn onderbevelheb
ber Von Oppen Arnhem. Daarna rukten de
Pruisen op naar Utrecht. Doch dit alles
staat naast het initiatief tot den opstand:
de data bewijzen zulks.
geaarzel men bleef bevreesd voor gene
raal Bouvier om vier uur de Oranjevlag
geheschen en op verschillende plaatsen van
de stad, met eenig militair vertoon, de be
kende proclamatie voorgelezen.
Den Haag was dus tot opstand overge
gaan, het had den keizer verlaten en werd
geregeerd door den prins van Oranje. De
wil van Van Hogendorp had gezegevierd
over aarzeling en benepenheid. Nu kon hij
beginnen aan de vorming van een lands
bestuur. Dienzelfden avond nog verzond hij
aan een vijftigtal oud-regenten een mede
door zijn vrienden onderteekende uitnoo-
diglng om op den volgenden dag te zijnen
huize te vergaderen. Dan zouden de Staten-
Generaal van 1795 geconstitueerd worden
De bijeenkomst mislukte geheel. Nog geen
twintig mannen gaven aan den oproep ge
hoor; toen de vergadering begon, was nie
mand uit Amsterdam aanwezig. Falck, die
tijdens de besprekingen binnenkwam, tee-
kent het geval aldus: „Een aantal bejaarde
heeren zat daar verspreid of wandelde
rond, Zich zeer bedaarlijk onderhoudende
over de bevoegdheid van hen, die hen als
oude regenten hadden bijeengeroepen, over
hun regt zich eenig gezag aan te matigen
en vooral over de tijdingen, die er zijn
mogten van de Russen eri de Pruissen”.
Het eenige waartoe men zich vermande, was
het besluit om na twee dagen weer bijeen
te komen, niet als oud-regenten, maar als
„notabele leden zonder onderscheid van
staatkundige en godsdienstige gevoelens”
Ook de tweede bijeenkomst (20 Nov.)
werd een fiasco. Het betoog van Fannius
Scholten, dat men al te ver gegaan was om
op Fransche clementie te kunnen rekenen
en doorzetten dus geboden was, miste uit
werking. Toen deed Gijsbert Karei een
laatste poging. In den avond verzamelde
hü bij zich die mannen van het gezelschap,
die wél durf schenen te hebben, ’t Was weer
vergeefs, ofschoon Van Stirum met de
militaire dictatuur dreigde, zoo er geen
landsbestuur gevormd werd. Den volgenden
morgen echter viel de beslissing. Er was
reeds een proclamatie opgesteld, waarin
aan de bevolking de vorming van een Alge
meen Bestuur zou worden medegedeeld
Zij droeg maar twee handteekeningen, die
van Gijsbert Karei en van Van der Duyn
van Maasdam. Er waren er vijf geweest,
maar toen in de avondbjjeenkomst van 20
November bleek, dat de andere heeren niet
volgden, hadden drie zich weer teruggetrok
ken. Het was deze proclamatie, welke Gijs
bert Karei den volgenden morgen (21 Nov.)
voorlas aan enkele officieren van de na
tionale garde, die den toestand kwamen
verkennen. Energiek brak Gijsbert Karei
door zijn conservatisme heen en greep naar
de dictatuur „tot de komst van Zijne Hoog-
heid”W'-^f>*
Karel’s daad maakte
onzekerheid
moedigen kozen
bevreesden verzetten
dagen later (24 Nov.) schaarde
sterdam zich onder het Algemeen Bestuur.
Ook elders vond het, meestal aarzelend, bij
val: van een forsch élan valt weinig te
bespeuren. Hetgeen niet onbegrijpelijk is.
Molitor lag nog te Utrecht, verschillende
groote verandering kwam op 17
morgen hoor-
Stirum van Wit-
commandant
met wien hij
stond, dat
-j—en 30sten November 1888 herdacht
1 in eene vergadering van de Tweede
Mr. G.
in eene korte toespraak de
ning van ons onafhankelijk
staan, daar dien dag vijf en
tig jaren waren verstreken, sedert
Prins van Oranje, onze latere Koning Wil
lem I, na negentienjarige ballingschap,
voet aan Neêrlands wal zette.
Er was, trots de tegenheên, die pok na
dien ons volk niet zijn bespaard men
denke bij voorbeeld aan de zoozeer te be
treuren afscheiding van de Zuidelijke Ne
derlanden in 1830 en nog meer aan de wijze,
waarop deze tot stand kwam reden te
over om met dankbaarheid en voldoening
terug te zien op „het werk der zelfbevrij
ding, door onvergetelijke mannen met
kloekheid aangevangen” en onder Gods
zegen voorspoedig voltooid, waarvan de
redenaar dan ook met nadruk gewaagde.
Op zeventien November 1813 werden de
voorbereidende maatregelen genomen, die
ten slotte hebben geleid tot de aanvaarding,
op 21 November, van het algemeen bestuur
in naam van den Prins van Oranje door het
driemanschap Van Hogendorp, van Limburg
Stirum en van der Duyn van Maasdam.
Reeds zeer spoedig daarna aanvaardde
de inmiddels uit Engeland overgekomen
Prins op het raadhuis te Amsterdam de
hem aangeboden souvereiniteit. Hij deed
dit „onder waarborging eener wijze consti
tutie”, welke de vrijheid der burgers tegen
volgende mogelijke misbruiken zou verze
keren.
Die constitutie, onze Grondwet, kwam in
Maart 1814 definitief tot stand, nadat in
eene commissie daarover overleg was ge
pleegd en eene vergadering van notabelen
in meerderheid hare goedkeuring er aan
had gehecht.
Over hare wording het volgende:
„Van het oogenblik af, dat de Franschen
in het land gevallen zijn, heb ik mijn ge
dachten laten gaan over de wijze, op welke
zij er wederom uit zouden geraken”, dus
lezen wij in Hogendorp’s gedenkschriften.
Er is nu eene merkwaardige ontwikkeling
waar te nemen in Van Hogendorp’s denk
beelden op het stuk onzer staatsinrichting
tusschen 1795 en 1813, te treffender omdat
zij, althans op de hoofdpunten, op zuiver
nationalen grondslag bleef. De totstand
koming van de door hem ontworpen Schets
eener Grondwet is Nederlandseh werk
geweest.
Reeds in den zomer van 1795 gaf hij zich
rekenschap van de mogelijkheid van den
val van het toen pas opgetreden bewind en
vroeg hij zich in eene uitvoerige memorie
af, welk staatsbestel er dan in ons land zou
moeten komen.
Herstel van de oude staatsregeling achtte
hij ongewenscht en onmogelijk, daar hij
zich te zeer bewust was van de fouten, die
daaraan kleefden.
De oude Republiek was een Statenbond,
waarin een tot» krachtdadig optreden be
kwaam centraal bestuur ontbrak. Het woord
„ruggespraak” kenmerkt den stroeven gang
van zaken In dat centraal bestuur van
vroeger dagen, de Staten-Generaal. In dien
Statenbond nu wenschte Gijsbert Karei het 1
centrale gezag, de generaliteit, te zien ver- 1
sterkt en eene evolutie te bevorderen, eer
gaande in de richting van eenen Bonds
staat. Van groote beteekenis achtte hij
daarbij de positie van den Stadhouder, die
zijns inziens moest worden gesteld in eene
betrekking tot „het geheel der Republiek”
en niet meer tot de provinciën afzonderlijk.
In de eerste plaats diende de behartiging
Het is de verdienste geweest van G ij s-
bert Karei van Hogendorp, dat hij
de beteekenis der feiten aanstonds doorzag,
meer nog, dat hij geheel paraat stond om
ze te benutten voor ’s lands herstel. Reeds
in December 1812 was hij begonnen met
enkele vrienden besprekingen te houden.
Zijn keuze was niet gelukkig, want in de
moeilijke Novemberdagen heeft alleen Van
der Duyn van Maasdam hem krachtig ge
holpen. Het plan van Gijsbert Karei
was: de vorming van een provisioneele
regeering door de bijeenroeping van
de Staten-Generaal van 1795; deze zou
den prins van Oranje tot hooge over
heid proclameeren en aldus de consti
tutioneels monarchie vestigen. Dit is onuit
voerbaar gebleken. Gijsbert Karei veronder
stelde bij de oude heeren van vóór 1795 een
moed, die op hun leeftijd zelden groepsge
wijze voorkomt. Bovendien hield hij er te
weinig rekening mee, dat hij een instelling
in het leven wilde roepen, die al lang dood
Dat hij nochtans in groote trekken
uiteindelijk doel bereikte, pleit voor
Kamer de toenmalige voorzitter, Jhr.
Th. Beelaerts van Blokland,
korte toespraak de herwin-
van ons onafhankelijk volks be
daar dien dag vijf en zeven-
waren verstreken, sedert de
^4