van NEDERLAND BEVRIJDDE I De Grondwet 4 Hoe Gijsbert Karei I van 1814 De gebeurtenissen in November 1813 Ho^endorp J^^zo° ,s voorgekomen in de bladzijde 2 meeste (leden, door wyzc voorzieningen van dcnotabelfte zyde om zulk een Bestuur'tot redding van het Vaderland, onze harten diep getroffen heeft; Zoo is het dat wy befloten hebben hetzelve op te vatten tot de komst van ZYNE HOOGHEID toe. - Bezwerende alle de brave Nederlanders ohtzieb te vereent gen tot onderfleuning van dit ons cordaat bejluit. GOD belpi die genen, die zdcb zelve bel pen. Grauenbage, den softe November 1813. F. van der DUYN van MAASDAM (Geteekend) G. K Ingezetenen, maar het Algemeen Bestuur geheel verwaar loosd en in niemands handen is, terwyl het geroep van alle van HOGENDORP. DONDERDAG 17 NOVEMBER 1938 DON! T:. 'volk van Een werk van Neder- Napoleon Bonaparte Bonapartes terugkeer uit Rusland. landschen oorsprong - door Prof. Mr. A. L. DE BLOCK Door DR. L. G. J. VERBERNE •w—«y e ondergang van Napoleon’s geweldig i 1 leger in Rusland werd hier officieel bekend op 21 December 1812. Men begreep, dat aan ’s keizers macht zware slag was toegebracht. Zoo het: de veldtochten van 1813 bevestigden de nederlaag in Rusland. De beslissing viel in den Volkerenslag bij Leipzig (1619 Oct. 1813), waar Napoleon een zoo zware nederlaag leed, dat Duitsch land voor hem verloren ging. November 1813. Jaar en maand hebben eigen ivaarde in het boek Van onze Volkshisto rie. Wat slechts een enkeling nabij wist, maar Wat ieder hoopte, geschiedde: het land werd bevrijd uit vreemde heer schappij, ons 'volk hernam onder leiding van Gijsbert Karei van Hogendorp zijn zelfstandig bestaan. veel „Inlijving en een was einde, zijde, niet. 21 aan was een zijn zich aan De de Drie Am- slag de de het gezag gedaan werd. Het nationale ele ment in May’s initiatief kwam niet tot ont wikkeling. Den volgenden dag was de toestand hachelijk. Lebrun, de keizerlijke stadhou der, verliet de stad en dwong De Celles hem te volgen. Aanstonds greep Falck in en ver ijdelde een poging om een nieuw keizerlijk bestuur te vormen. Toen ontstond ten slotte een tusschenregeering, die noch den keizer, noch den prins van Oranje erkende en zich hield aan een „systema van strikte onzij digheid en loutere rustbewaring”. Herstel der orde was inderdaad dringend geboden: het volk beheerschte de straat volkomen en pleegde daden van ruigen moedwil en wilde plunderzucht. De nationale garde, die zich aanvankelijk beperkte tot bescherming van den particulieren eigendom, slaagde er op 17 November in, bijgestaan door een vrij willige ruiterij, de rust te herstellen. En daar blijft het bij: er geschiedt te Amster dam niets, dat ’s lands herstel als zelfstan digen staat beoogde. De Oranjevlag ver scheen niet op de torens. Geheel anders verliep de beweging te ‘s-Gravenhage. Reeds in den avond van 9 November was er voor het stadhuis eenig tumult. Van Limburg Stirum, aanvankelijk van oordeel, dat het beslissend uur geko men was, hielp nog mede de orde te her stellen, waarschijnlijk omdat hij begreep dat De Stassart, prefect van het „départe ment des Bouches de la Meuse”, zich niet gewonnen geven zou. In de eerstvolgende dagen veranderde de toestand weinig. Wer kelijk ernstige volksbewegingen deden zich niet voor, hoewel de onrust onder de Fran sche autoriteiten toenam. „De Franschen zijn in de war”, noteerde Gijsbert Karei op 10 November. 1) 1) Vergelijk Colenbrander: ■Opstand” (Amsterdam, 1913). Proclamatie door Van der Duyn van Maasdam en Van Hogendorp opgesteld en den Hsten November 1813 verspreid n 1799 schrijft Gijsbert Karei een tweede memorie, ditmaal getiteld: „De Unie van Utrecht herzien". Er is daarin zeer veel overeenkomst met het in 1795 betoogde. In dat stuk heet de Stadhouder „Erfgouver- neur". De Staten-Generaal blijven de sou- verelnen. Het aantal afgevaardigden, dat elke provincie ter Staten-Generaal mag zenden, zou afhangen van de volkrijkheid van elk gewest en niet meer van het quo tum, dat wordt opgebracht als aandeel in de gemeene lasten. Van veel grooter belang is de Verklaring aan het Staatsbewind van 1801, ook omdat in die dagen Gijsbert Karel de eenige was, die een eigen geluid dorst te doen hooren. Hij had niet deelgenomen aan de stem ming over de nieuwe staatsregeling en Wenschte naar aanleiding daarvan te ge tuigen, dat dit niet instemming met die regeling beteekende» Die verklaring, die helaas (ook bij de Oranjes) weinig bijval vond, Is voornamelijk van gewicht om de er in voorkomende historische zinsnede: ,Jk keur veelmeer alle constitution af. welke niet het Huis van Oranje met de erflijke waardigheid van Hoofd van den Staat bekleeden”, Daarmede stelt hij de Oranjes in de plaats van de Staten en wordt de eerste schrede gezet op den' weg, die zou leiden naar de aanbieding van de souverei niteit aan den zoon van Stadhouder Wil lem V. vestingen hadden garnizoen. In het sterke Den Helder handhaafde admiraal Verhueli zijn eed aan Napoleon, een bedreiging vooi geheel Noord-Holland. En wat het leger van het Algemeen Bestuur heette, was klein, de geestdrift der vrijwilligers kon het bijna geheel ontbreken van wapenen niet cérrigeeren. Door de komst der Pruisen van Von Bülow werd de toestand beter. Molitor ontruimde Utrecht, ging over Gorcum en Den Bosch naar Grave en vereénigde zich met een Fransch leger, dat terugtrok langs de Maas. Feitelijk was Noord-Nederland van een onmiddellijke bedreiging bevrijd. De komst van Willem Frederik, den erf prins van Oranje, voltooide de gebeurte nissen van November 1813. Gijsbert Karel’s afgezanten ontmoetten hem te Londen op 21 November ert aanstonds was ’s prinsen besluit genomen. De Engelsche regeering beloofde bijstand, oorlogsschepen, troepen, wapenen. Op 26 November ging hij scheep, maar tegenwind vertraagde den overtocht: eerst op 30 November in den namiddag kwam men voor Scheveningen. De bekende visscher Jacob Pronk bracht ijlings het be richt naar Den Haag. Een geweldige geest drift golfde door de stad, spohtaah bereid de de bevolking den prins een feestelijke!) terugkeer.- Die vreugde gold zijn naam en de traditie, waarvan zijn Huis de drager was. Want voor het eigen volk was deze Oranje schier een vreemde. Dat de terug keer van de dynastie niet een inleiding was op een restauratie van het verleden, werd schier aanstonds duidelijk: op 2 December aanvaardde de erfprins te Amsterdam als Willem I de souvereiniteit over de Veree- nigde Nederlanden. Ergens in Gijsbert Karel’s Gedenkschrift heet de erfprins de „regte Baas”. Dit heeft dieper zin dan Gijsbert Karei toen bedoel de. Immers hij, die in 1813 terugkeerde, was niet de Oranje der Oranjegezinden, een partijhoofd, doch een nationale Oranje. In het woord, „De Prins is patriotsch gewor den”, heeft de tijdgenoot het verschijnsel getroffen, juister zelfs dan veelal aangeno men wordt. Gijsbert Karei, de „verlichte regent”, zocht contact met de oud-regenten, maar moest ervaren dat de krachten van het regentendom ten eenenmale dood waren. Willem I stelde zich aan het hoofd van de intact gebleven keizerlijke administratie en wist op die manier het oude stadhouder schap, bevrijd van de versleten oligarchie, te hervormen tot een verlichte despotic. Beide mannen, Gijsbert Karei en Willem I, heben een eigen plaats in onze volkshisto rie: de een als de bevrijder van 1813, de ander als de bouwer, de eigenlijke stichter van den staat der Nederlanden. van tal van belangen van staat aan de pro vinciën te worden onttrokken en gelegd in handen van de generaliteit, met name het buitenlandse!) beleid, de defensie, het be heer der geldmiddelen ter bekostiging van die beide onderwerpen van staatszorg, en het koloniaal beleid. Vijf departementen leger en vloot dienden te worden geschei den zouden te dien einde moeten worden ingesteld. De hoofden er van zouden staan onder den Stadhouder^ als hoofd der uit- voerende macht. De oppermacht blijft ech ter in handen van de Staten-Generaal, die de wetgevende macht zouden vormen, ge- koeen zonder ruggespraak, op grond van het meerderheidsbeglnsel. Aangaande de samenstelling van dit col lege, wijken Hogendorp’s denkbeelden van de oude opvatting af. Ook de Generaliteits landen zullen er zitting in hebben. Verder stelde hij zich voor, meerdere eenheid in de rechtspraak te brengen door de instelling van een centraal hoogge rechtshof ter berechting van de overtreding van wetten en besluiten der algemeene regeering. der na- in ge- De Stassart. die ’s avonds te voren kennis gekregen had van Lebrun’s aftocht, zich gereed maakte om met de andere autoriteiten te vertrek ken. De voortvarende Van Stirum haast te zich Gijsbert Karei te waarschu wen, die aanstonds het beslissend moment herkende: het volk móest nü in beweging gebracht worden. Korten tijd daarna ver liet Van Stirum Gijsbert Karei zelf was door pijnlijke jichtaanvallen tot thuls-zijn gedwongen de statige woning van den leider aan den Kneuterdijk, den hoed ge tooid met Oranje. Wat bedoeld was, ge schiedde: in korten tijd droeg geheel de stad de nationale kleur. Inmiddels groeide de onrust. Het volk óm- het stadhuis dwong om de Oranjevlag. Maar dè heeren in het stad huis bleven treuzelen. Kort na den middag De Stassart was juist afgereisd tastte van Stirum door. Hij was in het bezit van een door Gijsbert Karei geteekende aan stelling en stelde zich voor als gouverneur van Den Haag en als comVnandant der troe pen, waaronder hij verstond een legertje van een vijftig man, weken te voren in diep geheim geworven. Dit besliste: men moest hem wel erkennen. Ten slotte werd na lang et Fransche bezettingsleger hier te lande was vrij zwak: het telde nog geen 10.000 man. Bovendien bestond uit troepen van zeer verschillend soms bedenkelijk gehalte. De en- Nederlandsche compagnieën wa- niet betrouwbaar en het beste I het uit troepen I erf soms bedenkelijk gehalte. kele Nederlandsche compagnieën ren niet betrouwbaar en het I corps, het vreemdeiingenregiment, waarin veel Pruisen waren, evenmin. Dit alles bleef het volk niet verborgen. Het verfoeide het Fransche bewind, dat geheel aansprakelijk gesteld werd voor de I bestaande ellende- De conscriptie was ge haat, de tiërceering van de staatsschuld a gevoelde men als een onrecht. Handel en I scheepvaart waren geheel verloopen, de vlsscherij bestond niet meer, de industrie. I zoo nog in bedrijf, was ingezonken tot een onbeduidende productie voor de locale markt. Alleen de agrarische bedrijven toon den welstand. Midden-November begon er teekening te komen in den toestand: In den nacht van 14 op 15 November ontruimde Molitor Am sterdam. Hij trok zich terug op Utrecht, om zoo bij een eventueelen aanval beter in ver binding te kunnen blijven met de sterke vesting Gorcum. Na zijn aftocht wilde Anton Reinhard Falck, kapitein der natio nale garde te Amsterdam, die eenig los con tact had met Gijsbert Karei, een stads- regeerlng vormen, welke door de bevolking zou moeten worden bevestigd, zoodra de voorhoede der Bondgenooten aan den IJsel 1 verschijnen zou. Hij slaagde daarin den 15den November niet. Beter succes had Job May, die op 14 November Gijsbert Karei bezocht en van hem de verzekering had gekregen, dat, als Amsterdam begon, Den Haag zou volgen. Geheel onafhankelijk van Falck bracht hij de Bijltjes, het rumoerig volkje van de Eilanden, in draf en in den avond van dien 15en November gingen onder luid gejoel de douanenhuisjes, sym bool van de vreemde heerschappij, in vlam men op. May beheerschte echter den toe stand niet: de beweging greep andere volks groepen aan. Falck moest ten slotte met zijn nationale garde optreden, om aanval len op den Lombard en het West-Indisch huis af te weren en een volksoploop voor het huis van De Celles, den prefect van het „département du Zulderzée”, te verstrooien. De aard der beweging vindt teekening in de omstandigheid, dat geenerlei aanval op 1 November. In den de Van Limburg te Tullingh, den tionale garde, helm contact ik Y a 1801 trekt Gijabért Karei zich te- rug in een soort van eenzaamheid. v openbare ambten bekleedt hy niet, ook niet onder Lode wijk Napoleon. Tusschen 1810 en 1813 zet hij zich aan het bewerken van een .Discours sur l’histoire de la Patrie”, waarin hij tracht op eene eventueele Nederlandsche monar chie een nationaal stempel te drukken. In 1812 ziet Gijsbert Karel Napoleon’s macht allengs verminderen en ontwerpt hij de beroemde Schets eener Grondwet. Hij stelt daarin een erfelijk koningschap vóórop. Wat dan volgt is in menig opzicht een nadere uitwerking van hetgeen in den Franschen. Tijd reeds was neergeschreven, al is eene stèrk^gntwikkeling niet te mis kennen. Het aantal opdrachten aan de generaliteit is toegenomen. Ook wordt de behartiging der binnenlandsche zaken aan het 'centraal bewind getrokken en aan de gewesten medewerking toegedacht aan de uitvoering van de centrale wetgeving. Wel iswaar lijkt het ontwerp meer op een Bonds- dan op een Eenheidsstaat, maar de kiemen voor den laatsten zijn aanwezig. De Schets diende, zij het (in overleg met den Vorst) eenigszins omgewerkt, tot leidraad bij de samenstelling van de Grond wet. Wel werd er veel in veranderd. De Schets liet redactioneel veel te wen- schen over en bevatte in menig opzicht onpractische voorstellen. Nochtans is het bestel, zooals Van Hogendorp het zich in groote lijnen in den loop der jaren had gedacht, in de in 1814 tot stand gekomen Grondwet te vinden. Er is de Souvereini teit van het Huis van Oranje, er is eene volksvertegenwoordiging, de Staten-Gene raal, die het geheele Nederlandsche Volk representeeren. Ongewehscht centralisme, als van Maanen had willen bevorderen, werd door Gijsbert Karei gestuit- Dat dit eerste bestel niet aan de verwachtingen heeft beantwoord en pas later, door de in voering van zeer ingrijpende hervormingen, goede ontplooiing vond, vindt niet in de laatste plaats zijne oorzaak in de matte geestesgesteldheid, die destijds op politiek gebied heerschte. Het land bezat een over- werkzamen Koning, doch een staatkundig ongeschoold volk. Van reëelen volksinvloed was nog geen sprake. Aan Gijsbert Karei komt de verdienste toe, dat hij enkele zuiver nationale grond slagen heeft gelegd, waarop een later ge slacht heeft voortgebouwd. Met het federatief bestel was principieel gebroken. Het Koningschap der Oranjes was gevestigd. Herhaaldelijk is getracht, zijne mérites te verkleinen ten behoeve van anderen, zooals Kemper, die, hoe verdienstelijk ook. in vergelijking met van Hogendorp ten slotte een deus minor blijkt te zijn geweest. Gijsbert Karel’s levensgang na 1813 was er niet een van stijgend succes. Zijne eigengereidheid botste tegen den stalen wil van onzen eersten Koning, dié* dienaren, geene zelfstandige raadslieden, om zich heen wenschte en zoo was de laatste rol. die onze emancipator speelde, die van op ponent in de Staten-Generaal. Ook te dien opzichte heeft zijn werk resultaat gehad en er toe bijgedragen, dat meer politiek besef in Nederland tot rijpheid kwam en leidde tot eenen groei in het staatsleven, waarvan hij zelf niet meer getuige heeft mogen zijn. „Een man, singulier in veel”: ziedaar een kenmerk, ook toepasselijk op onzen bevrij der, Gijsbert Karei van Hogendorp. was. zijn Zijn inzicht en doorzettingsvermogen. Eén omstandigheid was hem gunstig: de Bondgenooten ondernamen geen aanval op Nederland, maar gaven er de voorkeur aan, Frankrijk in het Noord-Oosten aan te tas ten. Daardoor kon de Nederlandsche op stand op eigen initiatief en zonder hulp van anderen beginnen. Toch hebben de troepen der bondgenooten zich hier wel vertoond. Sinds 9 November verschenen telkens kleine benden .Kozakken in onze Oostelijke gewesten, niet om strategische redenen, maar louter om voedsel en klee- ding op te halen voor het Russisch leger in Duitschland, waar weinig meer te stroo- pen was. Werkelijke volksbewegingen heeft hun komst niet veroorzaakt. Meer invloed is van $en Pruisisch leger uitgegaan. Generaal von Bülow overwoog, onafhankelijk van zijn superieuren, een aanval op Amsterdam. Het bericht, dat de Franschen de stad ontruimd hadden (15 Nov.) bevestigde hem in zijn denkbeeld: op 30 November, bestormde zijn onderbevelheb ber Von Oppen Arnhem. Daarna rukten de Pruisen op naar Utrecht. Doch dit alles staat naast het initiatief tot den opstand: de data bewijzen zulks. geaarzel men bleef bevreesd voor gene raal Bouvier om vier uur de Oranjevlag geheschen en op verschillende plaatsen van de stad, met eenig militair vertoon, de be kende proclamatie voorgelezen. Den Haag was dus tot opstand overge gaan, het had den keizer verlaten en werd geregeerd door den prins van Oranje. De wil van Van Hogendorp had gezegevierd over aarzeling en benepenheid. Nu kon hij beginnen aan de vorming van een lands bestuur. Dienzelfden avond nog verzond hij aan een vijftigtal oud-regenten een mede door zijn vrienden onderteekende uitnoo- diglng om op den volgenden dag te zijnen huize te vergaderen. Dan zouden de Staten- Generaal van 1795 geconstitueerd worden De bijeenkomst mislukte geheel. Nog geen twintig mannen gaven aan den oproep ge hoor; toen de vergadering begon, was nie mand uit Amsterdam aanwezig. Falck, die tijdens de besprekingen binnenkwam, tee- kent het geval aldus: „Een aantal bejaarde heeren zat daar verspreid of wandelde rond, Zich zeer bedaarlijk onderhoudende over de bevoegdheid van hen, die hen als oude regenten hadden bijeengeroepen, over hun regt zich eenig gezag aan te matigen en vooral over de tijdingen, die er zijn mogten van de Russen eri de Pruissen”. Het eenige waartoe men zich vermande, was het besluit om na twee dagen weer bijeen te komen, niet als oud-regenten, maar als „notabele leden zonder onderscheid van staatkundige en godsdienstige gevoelens” Ook de tweede bijeenkomst (20 Nov.) werd een fiasco. Het betoog van Fannius Scholten, dat men al te ver gegaan was om op Fransche clementie te kunnen rekenen en doorzetten dus geboden was, miste uit werking. Toen deed Gijsbert Karei een laatste poging. In den avond verzamelde hü bij zich die mannen van het gezelschap, die wél durf schenen te hebben, ’t Was weer vergeefs, ofschoon Van Stirum met de militaire dictatuur dreigde, zoo er geen landsbestuur gevormd werd. Den volgenden morgen echter viel de beslissing. Er was reeds een proclamatie opgesteld, waarin aan de bevolking de vorming van een Alge meen Bestuur zou worden medegedeeld Zij droeg maar twee handteekeningen, die van Gijsbert Karei en van Van der Duyn van Maasdam. Er waren er vijf geweest, maar toen in de avondbjjeenkomst van 20 November bleek, dat de andere heeren niet volgden, hadden drie zich weer teruggetrok ken. Het was deze proclamatie, welke Gijs bert Karei den volgenden morgen (21 Nov.) voorlas aan enkele officieren van de na tionale garde, die den toestand kwamen verkennen. Energiek brak Gijsbert Karei door zijn conservatisme heen en greep naar de dictatuur „tot de komst van Zijne Hoog- heid”W'-^f>* Karel’s daad maakte onzekerheid moedigen kozen bevreesden verzetten dagen later (24 Nov.) schaarde sterdam zich onder het Algemeen Bestuur. Ook elders vond het, meestal aarzelend, bij val: van een forsch élan valt weinig te bespeuren. Hetgeen niet onbegrijpelijk is. Molitor lag nog te Utrecht, verschillende groote verandering kwam op 17 morgen hoor- Stirum van Wit- commandant met wien hij stond, dat -j—en 30sten November 1888 herdacht 1 in eene vergadering van de Tweede Mr. G. in eene korte toespraak de ning van ons onafhankelijk staan, daar dien dag vijf en tig jaren waren verstreken, sedert Prins van Oranje, onze latere Koning Wil lem I, na negentienjarige ballingschap, voet aan Neêrlands wal zette. Er was, trots de tegenheên, die pok na dien ons volk niet zijn bespaard men denke bij voorbeeld aan de zoozeer te be treuren afscheiding van de Zuidelijke Ne derlanden in 1830 en nog meer aan de wijze, waarop deze tot stand kwam reden te over om met dankbaarheid en voldoening terug te zien op „het werk der zelfbevrij ding, door onvergetelijke mannen met kloekheid aangevangen” en onder Gods zegen voorspoedig voltooid, waarvan de redenaar dan ook met nadruk gewaagde. Op zeventien November 1813 werden de voorbereidende maatregelen genomen, die ten slotte hebben geleid tot de aanvaarding, op 21 November, van het algemeen bestuur in naam van den Prins van Oranje door het driemanschap Van Hogendorp, van Limburg Stirum en van der Duyn van Maasdam. Reeds zeer spoedig daarna aanvaardde de inmiddels uit Engeland overgekomen Prins op het raadhuis te Amsterdam de hem aangeboden souvereiniteit. Hij deed dit „onder waarborging eener wijze consti tutie”, welke de vrijheid der burgers tegen volgende mogelijke misbruiken zou verze keren. Die constitutie, onze Grondwet, kwam in Maart 1814 definitief tot stand, nadat in eene commissie daarover overleg was ge pleegd en eene vergadering van notabelen in meerderheid hare goedkeuring er aan had gehecht. Over hare wording het volgende: „Van het oogenblik af, dat de Franschen in het land gevallen zijn, heb ik mijn ge dachten laten gaan over de wijze, op welke zij er wederom uit zouden geraken”, dus lezen wij in Hogendorp’s gedenkschriften. Er is nu eene merkwaardige ontwikkeling waar te nemen in Van Hogendorp’s denk beelden op het stuk onzer staatsinrichting tusschen 1795 en 1813, te treffender omdat zij, althans op de hoofdpunten, op zuiver nationalen grondslag bleef. De totstand koming van de door hem ontworpen Schets eener Grondwet is Nederlandseh werk geweest. Reeds in den zomer van 1795 gaf hij zich rekenschap van de mogelijkheid van den val van het toen pas opgetreden bewind en vroeg hij zich in eene uitvoerige memorie af, welk staatsbestel er dan in ons land zou moeten komen. Herstel van de oude staatsregeling achtte hij ongewenscht en onmogelijk, daar hij zich te zeer bewust was van de fouten, die daaraan kleefden. De oude Republiek was een Statenbond, waarin een tot» krachtdadig optreden be kwaam centraal bestuur ontbrak. Het woord „ruggespraak” kenmerkt den stroeven gang van zaken In dat centraal bestuur van vroeger dagen, de Staten-Generaal. In dien Statenbond nu wenschte Gijsbert Karei het 1 centrale gezag, de generaliteit, te zien ver- 1 sterkt en eene evolutie te bevorderen, eer gaande in de richting van eenen Bonds staat. Van groote beteekenis achtte hij daarbij de positie van den Stadhouder, die zijns inziens moest worden gesteld in eene betrekking tot „het geheel der Republiek” en niet meer tot de provinciën afzonderlijk. In de eerste plaats diende de behartiging Het is de verdienste geweest van G ij s- bert Karei van Hogendorp, dat hij de beteekenis der feiten aanstonds doorzag, meer nog, dat hij geheel paraat stond om ze te benutten voor ’s lands herstel. Reeds in December 1812 was hij begonnen met enkele vrienden besprekingen te houden. Zijn keuze was niet gelukkig, want in de moeilijke Novemberdagen heeft alleen Van der Duyn van Maasdam hem krachtig ge holpen. Het plan van Gijsbert Karei was: de vorming van een provisioneele regeering door de bijeenroeping van de Staten-Generaal van 1795; deze zou den prins van Oranje tot hooge over heid proclameeren en aldus de consti tutioneels monarchie vestigen. Dit is onuit voerbaar gebleken. Gijsbert Karei veronder stelde bij de oude heeren van vóór 1795 een moed, die op hun leeftijd zelden groepsge wijze voorkomt. Bovendien hield hij er te weinig rekening mee, dat hij een instelling in het leven wilde roepen, die al lang dood Dat hij nochtans in groote trekken uiteindelijk doel bereikte, pleit voor Kamer de toenmalige voorzitter, Jhr. Th. Beelaerts van Blokland, korte toespraak de herwin- van ons onafhankelijk volks be daar dien dag vijf en zeven- waren verstreken, sedert de ^4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 10