u I Wim Miesje en van Zoekt gij betrouwbaar Personeel? SSi Oh iëO'- Ö.4 - pi l- Poppekindje Plaats dan een „Omroeper” gezinnen la» Het avontuur s I JIIIC u ■bk. nog wat -f Over de biefstukzwam en voor 90. DONDERDAG 17 NOVEMBER 1938 O bi r< «T th. rj i. M è<- DE V.P.D. niniHnniniininiininnmiiiinnnmnmiiimnffliiinmnmHnnmnmmnmNmiNfflnnininni m -- PW H 1 I te- K FOTOREPORTAGE -J. T t gfj lv i l s¥". Evenals vorig* jaren wordt ook thans door het comité .Kerstfeest op B lefseukaw*»» t< OOM JAN èAS D« nnenmoó rjer Ja, Uur woont to Duizendpoot -is-' 1 t de Jacob Catslaan te Den Haag wordt ie 30 meter breede versiering aangebracht ®?jW Tegenover het huis van verband met het aanstaand bezoek den Belgischen gezant, baron Herry, van Koning Leopold een mover het een groot* i ver- van riën wit zijn." Toen iedereen goed den pad denstoel had bekeken, ging Kees voort: „Dat is nu de officieele en zeer beruchte dennen- moorder.” „Dennenmoorder, die zal wel heel wat op zijn geweten hebben." „Nou en of” antwoordde Kees met zijn geliefkoosd stop-' woord. „Heb je nog meer moois?** ,4a, hier heb ik nog een paar elfenbankjes (fig. 3). Die komen soms in allerlei kleuren voor. Ik heb gelezen, dat er bruine, blauwachtige, bijna zwarte bestaan en deze zijn wit of ten min ste bijna. De poriën zijn ook wit.” „Zeg. weet je nu ook iets van de leefwijze van al die boomzwammen?” vroeg Evelien, ,4a zeker. De blefstukzwam, de elkhaas en natuurlijk de dennenmoorder zijn parasieten, dat wil zeggen, dat zij in levende boomen voorko men en leven ten koste van de sappen van den boom. Wel zijn ze niet alle drie even schadelijk, de laatstgenoemde overtreft verreweg de beide andere. De elfenbankjes vindt men meestal op oude boomstompen en hekken. Of ze nooit op levend hout ge vonden worden, durf ik niet te zeggen Wel weet ik, dat zij gemakkelijk te herkennen zijn, omdat ze van anderen poriën hebben. Als het weschdag is In Rijssen. De bewoners per jaar, wekelijks vrachtwagen. Eerst Wim en die trok tcu Miesje naar boven. Orrr.Tjungtsjung.... De wa gen zette zich in beweging. Holderdebolder ging het over de groote, ongelijke keien van dep straatweg. Eerst vonden de kinde- wel leuk, maar langzamerhand schuilplaats Ze werden en de Miesje terwijl ze zich voortsleepten over den gloeiend heeten weg. Maar ze behoefden niet veel te zeggen Een blik op die twee zei moeder voldoen de.... Direct deed ze de kinderen in het bad en zonder een woord tegen te spre ken moesten ze naar boven. En vader heeft dien avond wel tegen ze gesproken maar op een manier, die de kinderen liever niet ge had hadden. Dat verzeker ik jullie! En nog lang daarna, wanneer de kinderen een vrachtwagen zagen, kregen ze een koude rilling over hun rug, als ze dachten aan dien vreeselljken middag.... In het Damplantsoen paleis te Amsterdam wc vlaggendecoratle aangebracht in band met het aanstaand bezoek Koning Leopold van België k feest op zee ige jaren wordt ook thans door het comité .Kerstfeest op zee' in het Waterschoutskantoor te Amsterdam druk gearbeid aan het gereed maken der paketten ten behoeve der zeelieden, die het Kerst- feest op zee zullen vieren De plaatjeshoutzwammen, die er iets op lij ken, hébben zooels de naam al zegt, plaat jes inplaats van buisjes of gaatjes.” Mientje was onder de laatste besprekingen naar de keuken vertrokken. Terwijl Kees de paddenstoelen nog eens omkeerde, om toch vooral, goed den onderkant te laten zien en hog vol ijver aan het vertellen was, had zij de koekepan opgezet, boter er in gedaan en de blefstukzwam in stukjes gesneden; toen de pan warm was, had zij de stukjes er in gelegd en even later kwam zij met een dam pend schoteltje terug. Er was voor ieder minstens een stukje en voor degenen, die het erg lekker vonden, nog een tweede. Eigenlijk smulden ze allemaal van hun portie, zoodat Toos voorstelde de rest te ver loten. De gelukkige winnaars waren Kees en Evelien. Kees stond heel edelmoedig zijn portie aan Mientje af «p hij moest beloven de eerstvolgende maal, dat hij een blefstuk zwam vond hen allen mee te neme^mi.ze in den boom te zien groeien. Met vriendelij- ken dank aan Kees voor zijn gezellig verhaal over dé boomzwammen, gingen de 'jongelui uiteen. A. Zusje, laat ons spelen gaan Met den poppenwagen. JU mag Mimi dan een poos Door het tuintje dragen. 'k Trok haar beste kleertjes aan ‘t Jurkje met de lintjes. Mimi is de liefste schat Van m’n poppekindjes! r DOOR M. VAN O. ien het werd hun schuilplaats toch verre van aangenaam. Ze werden tegen elkander aangeslingerd, en Wim had al een op zijn hoofd gehad, dat in den auto lag terwijl Miesje kramp in de beenen kreeg van het opgetrokken zitten. En de auto hotste en botste maar verder! Ze troostten zich er echter mee, dat vijf kilometer nooit ver kon zijn. Ze zaten stil naast elkaar. Plotseling hoorden ze de stemmen van de twee mannen, die voorin zaten, boven het rumoer van den motor uit. ,4a, nu zitten we er mee. Ik wou, dat ik toen maar direct ingegrepen had. Want waar moeten we ze laten in A.?” hoorden de kinderen een der mannen zeggen. „Nou, t zal 1 beste zijn Kees, als we ze niet goedschiks in een of ander pakhuis kwijt kunnen, dat we ze maar in dien don keren kelder zetten onder de markt. *t Is den slager aan de mannen, daar wel erg donker, en ze zullen wel te keer gaan, maar daar kunnen wij niets aan doen. We zitten hu eenmaal met dat vrachtje opgescheept. En dan moeten ze vannacht ook maar zonder eten blijven Want wij gaan vanavond naar de kennis!!” De harten van de kinderen sloegen als hamers.... Een donkere kelder onder de markt, of in een donker pakhuis. En dan zonder eten!! Dus die mannen hadden toch wel gezien, dat ze zoo ondeugend waren geweest, om in dien wagen te kruipen te gen moeders bevel inO, wat zou er met hen gebeurenGeschiedenissen van kinderen, die opgesloten werden... verhalen, die ze al eens meer gelezen had den, kwamen hun voor den geest.... En daarnanatuurlijk naar het politiebureau in een cel, tot vader ze zou komen halen. Ze zaten te beven van angst De stad was Inmiddels bereikt. De vracht- BH De belofte van Kees om op den eerstvol- genden regendag iets over houtpaddenstoe- len te vertellen, kon al heel gauw in ver vulling gaan. Op de eerstvolgende -bijeen komst namelijk regende het, dat het goot. Toen ze allen gezellig zaten en de natte jassen en mantels hadden uitgedaan, begon Kees: „Hebben jullie allemaal wel eens biefstuk gezien? Ja natuurlijk. Maar bief stuk, die in een boom gegroeid is, kennen df meesten van jullie niet, wil ik wedden. Hier (fig. 1) heb je er een.” En Kees hield een vleezigen, bruinen paddenstoel omhoog, die er lekker sappig uitzag. De poriën aan de onderzijde van den hoed waren mooi roomkleurig. „Kun je die eten?” vroeg Rob. „Nou en of en hij is wat lekker ook. Mis schien wil Mientje hem straks wel bakken, dan kannen we er allen een 'stukje van proeven." „Hè ja, dat is een goed idee” vonden de anderen en Mientje vond het ook wel aardig, dat zij zooveel vertrouwen in haar bakkunst hadden. Kees had de biefstukzwam op een bordje gelegd, dat Mientje hem had gegeven. Hij ging voort. „Hier heb ik wild, dat aan een boom gegroeid is. Ja, kijk maar niet zoo on- geloovig. Dit is niet meer of minder dan een haas en wel de elkhaas (fig. 3). Zooals je ziet bestaat hij heelemaal uit grijze kors ten, die ingesneden zijn tot wat je noemt spatelvormige, kleine lappen. Als hij jong is, kun je hem geloof ik eten, maar erg lekker lijkt hij me niet, wel erg taai.” Waar heb je hem gevonden?” wilde Mientje we ten. „Aan den voet van den ouden eik, juist bij het begin van het bosch," antwoordde Kees. „Maar nu vraag ik Jullie aandacht voor een ander heerschap (fig. 3). Bekijk hem maar eens goed. Hij vormt groote korsten of hoeden, die van boven helder bruin en rimpelig zijn, terwijl de fijne po-. Een herinnering aan ven het Overijielsch dorpje Rijssen kunnen, i raison van 1 gulden wagen slingerde over de groote keien^M het marktplein en kwam eindelijk metf.aqn geknars van remmen tot stilstand. De kinderen huiverden als ze eraan dach ten, wat er gebeuren zou. Dicht zaten* &e tegen elkaar aan Toen hoorden ze de twee mannen naar achter komen en het zeil omhoog halen.' „O asjeblieft”'smeekte Wim, „sluit U ons toch niet op. We zullen het nooit meer doen. We zullen altijd naar moeder luis teren!!” ,4a, we wilden zoo graag naar de ker mis meneer” voegde Miesje er bevend aan toe. Maar laat U ons toch weggaan. Hle:, ik heb nog een kwartje in m’n zak, dat ik van Oom Jo neb gekregen. Dat mag U hee lemaal Jiebben, als U ons niet in djgji donkeren kelder opsluit.” De twee mannen keken elkaar verwon derd aan. Ze begrepen er niets van. „Maar wat bedoelen jullie eigenlijk kin deren? Hoe komen jullie in den wagen” vroeg een hunner met een breeden grijns lach. „U.U sprak toch tegen dien anderen meneer over een donkeren kelder of een donker pakhuis zondsg^xg^D vannacht” barstte Miesje in tranen ultTterwijl ze zich in een hoek van den vrachtwagen verborg. Nu begonnen beide mannen te schater lachen. .Maar kind, we bedoelden jullie niet. We wisten heelemaal - niet, dat jullie in den wagen zaten. Dat is heel ondeugend! Dart hadden jullie niet mogen doen. Neen, we hadden hetcover die mand met biggetjes, die voor in den wagen stut, en die we in de stad moeten brengen voor de markt. Maar die markt wórdt pas morgen gehou den en nu wisten we niet, waar we die mand met biggen laten moesten. Zoo. jullie willen dus naar de kermis. Nou, ik zal het je dan maar vergeven, dat je in den wagen bent geklommen. Ga dan maar naar de kermis.” Maar daar hadden de kinderen door den doorstanen angst niets geen zin meer in! Het liefst waren ze zoo spoedig moge lijk weg van dien auto, waarin ze zoo n angst hadden uitgestaan. En nu moesten ze die vjjf kilometer naar huis loopen in de barre zon. „Wat zullen we aan moeder zeggen" vroeg Wim aan Mies. - Ua, wat moeten we zeggen" antwoord- 1910 tijdens het bezoek van wijlen Koning Albert van België aan Amsterdam, in verband met het aanstaand ran Koning Leopold aan ons land. H. M. de Koningin en de Belgische vorst in het statierijtuig O, ze zouden er zqq graag heen willen! En welk kind zou dat niet?! Een kermis met draaimolens en luchtschommels en een autobun! i. En nu gooide moeder' plotseling hun plannetjes in de war met te zeggen, dat het niet ging. ^Nee, aan zulke lange wandelingen zijn jullie nog niet gewend. En dan vooral nier alleen. Misschien Zaterdagmiddag, als ve der vrij is! Dan zal hij jullie wel meenemen. Maar alleen in geen geval! Zet dat maar uit jullie hoofd!” Maar dat wu *t juist, wat de kinderen zoo moeilijk konden! Ze hadden er zoo op gerekend, dat ze met hun tweetjes naar de kermis mochten gun! „Woonden we maar in de stad” pruilde Miesje, „dan konden we er eiken dag naar Qtoc. En ik zou....” Ze brak hetgeen ze zeggen wilde af op het hooren van een vreemden autohoorn ▼lak voor hun hek. De twee kinderen he pen naar voren en daar zagen ze een groo- ten vrachtwagen staan. De chauffeur en de knecht stonden er zeker achter. De kinderen zagen ze tenminste niet. Maar ze konden ze wel hooren praten. ,4uUie gun toch naar A.?” vroeg de ▼rouw van „Nou. dur is het een zijstraat van de hoofdstrut. Als jullie daar zijn, moet ie *t mur vragen, t Adres is daar goed bé kend”. De twee kinderen keken elkaar aan Naar A.? Dat was de stad, waar het ker mis was! En toen deden ae iets heel on deugends, waar ze later wét een spijt van hadden! ^ls.... als we onder dat zeil krulpen dan kunnen we lekker meerijden, en hoe ven we niet te loopen!” fluisterde Wim. Miesje keek even voor zich uit. Ze dacht aan de vermaning van moeder. „Vooruit, kom maar gauw mee” haalde Wim haar over, ,^e zullen ons niet bemer ken, voor we in A. zijn. En dan gaan we lekker naar de kermis!” Miesje wu overgehaald en de twee kin deren kropen onder het zeil van den - a

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 24