I
Wim
FOTOREPORTAGE
Zoekt gij betrouwbaar
Miesje
Het avontuur
en
van
Personeel?
gal
Poppekindje
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
r
nog wat
Over de biefstukzwam en
Hik
-
DE V.P.D.
DONDERDAG 17 NOVEMBER 1938
Em herinnering een 1910 tijdens het bezoek
Overijselsch dorpje Rijssen kunnen, raison van 1 gulden
e
i
OOM JAN
zonder
IW
vorst In
op. We zullen het nooit meer
zullen altijd naar moeder luis-
wagen slingerde over de groote keien van
bet marktplein en kwam eindelijk met een
geknars van remmen tot stilstand
De kinderen huiverden als ze eraan dach
ten, wat er gebeuren zou. Dicht zaten ze
tegen elkaar aan
Toen hoorden ze de twee mannen naar
Ja, hier woont de Duizendpoot
latei
den<
cem
HoU
Uge,
oud,
ons
sulle
vers:
D<
vreu
ren
voor
mui
waai
reidl
op 8
jen
H«
kere
MOM
strai
geze
bezii
zich
men
D
verv
ven:
Nice
is t
zoo
Wat
.volg
die
Ji
afga
fees
wer
van
gen
Niet
betii
men
de Miesje terwijl ze zich voortsleepten over
teen gloeiend heeten weg.
Maar ze behoefden niet veel te zeggen.
Een blik op die twee zei moeder voldoen
de.... Direct deed ze de kinderen in het
bad en zonder een woord tegen te spre
ken moesten ze naar boven. En vader beeft
dien avond wel tegen ze gesproken maar op
een manier, die de kinderen liever niet ge
had hadden. Dat verzeker ik Jullie! En nog
lang daarna, wanneer de kinderen een
vrachtwagen zagen, kregen ze een koude
rilling over hun rug, als ze dachten aan
dien vreeselijken middag.
riën wit zijn." Toen iedereen goed den pad
denstoel had bekeken, ging Kees voort: „Dat
is nu de officieele en zeer beruchte dennen
moorder.” ..Dennenmoorder, die zal wel heel
wat op zijn geweten hebben.” „Nou en of”
antwoordde Kees met zijn geliefkoosd stop
woord.
t „Heb Je nog meer moois?" ,4a, hier heb
ik nog een paar elfenbankjes (fig. 3). Die
komen soms in allerlei kleuren voor. Ik heb
gelezen, dat er bruine, blauwachtige, bijna
zwarte bestaan en deze zijn wit of ten min
ste bijna. De poriën zijn ook wit.” „Zeg, weet
Je nu ook iets van de leefwijze van al die
boomzwammen?” vroeg Evelien. „Ja zeker.
De blefstukzwam, de elkhaas en natuurlijk
de dennenmoorder zijn parasieten, dat wil
zeggen, dat zij In levende boomen voorko
men en leven ten koste van de sappen van
den boom. Wel zijn ze niet alle drie even
schadelijk, de laatstgenoemde overtreft
verreweg de beide andere. De elfenbankjes
vindt men meestal op oude boomstompen
en hekken. Of ze nooit op levend hout ge
vonden worden, durf ik niet te zeggen Wel
weet ik. dat zij gemakkelijk te herkennen
zijn, omdat ze van onderen poriën hebben.
achter komen en het zeil omhoog halen.
„O asjeblieft” smeekte Wim, „sluit U ons
toch niet
doen. We
teren!!”
,4», we
wel leuk, maar, langzamerhand
schuilplaats toch verre van
Ze werden
en
In het Damplantsoen tegenover het
paleis te Amsterdam wordt oen groote
vlaggendecoratie aangebracht In ver
band met het aanstaand bezoek van
Koning Leopold van België
Ah het waschdag is In Rijssen. De bewoners vee U
per jaar, wekelijks hun wasch doen op
De belofte van Kees om op den eerstvol-
genden regendag iets over houtpaddenstoe-
len te vertellen, kon al heel gauw In ver
vulling gaan. Op de eerstvolgende bijeen
komst namelijk regende het, dat het goot.
Toen ze allen gezellig zaten en de natte
jassen en mantels hadden uitgedaan, begon
Kees: „Hebben Jullie allemaal wel eens
biefstuk gezien? Ja natuurlijk, Maar bief
stuk, die in een boom gegroeid Is, kennen
de meesten van jullie niet, wil ik wedden.
Hier (fig. 1) heb je er een.” En Kees hield
een vleezigen, bruinen paddenstoel omhoog,
die er lekker sappig uitzag. De poriën aan
de onderzijde van den hoed waren mooi
roomkleurig. „Kun Je die eten?” vroeg Rob.
„Nou en of en hij is wat lekker ook. Mis
schien wil Mientje hem straks wel bakken,
dan kunnen we er allen een stukje van
proeven.” „Hè ja, dat is een goed idee”
vonden de anderen en Mientje vond het ook
wel aardig, dat zij zooveel vertrouwen in
haar bakkunst hadden.
Kees had de blefstukzwam op een bordje
gelegd, dat Mientje hem had gegeven. Hij
ging voort. „Hier heb ik wild, dat aan een
boom gegroeid is. Ja, kijk maar niet zoo on-
geloovig. Dit is niet meer of minder dan een
haas en wel de elkhaas (fig. 3). Zooals
je ziet bestaat hij heelemaal uit grijze kors
ten, die Ingesneden zijn tot wat je noemt
spatelvormige, kleine lappen. Als hij Jong
Is, kun je hem geloof ik eten, maar -erg
lekker lijkt hij me niet, wel erg taai.” Waar
heb je hem gevonden?” wilde Mientje we
ten. „Aan den voet van den ouden eik, juist
bij het begin van het bosch,” antwoordde
Kees. „Maar nu vraag ik jullie aandacht
voor een ander heerschap (fig. 3). Bekijk
hem maar eens goed. Hij- vormt groote
korsten of hoeden, die van boven helder
bruin en rimpelig zijn, terwijl de fijne po-
Evenals vorige jaren wordt ook thans door het comité .Kerstfeest op zee in het Waterschoutskantoor te
Amsterdam druk gearbeid aan het gereed maken der paketten ten behoeve der zeelieden, die het Kerst
feest op zee zullen vieren
wilden zoo graag naar de ker
mis meneer" voegde Miesje er bevend aan
toe. Maar laat U ons toch weggaan. Hiel,
ik heb nog een kwartje in m’n zak, dat ik
van Oom Jo heb gekregen. Dat mag U hee
lemaal hebben, als U ons niet in dien
donkeren kelder opsluit.”
De twee mannen keken elkaar verwon
derd aan. Ze begrepen er niets van.
„Maar wat bedoelen jullie eigenlijk kin
deren? Hoe komen jullie in den wagen”
vroeg een hunner met een breeden grijns
lach.
U sprak toch tegen dien anderen
meneer over een donkeren kelder of een
donker pakhuis zonder eten vannacht”
barstte Mies je in tranen uit, terwijl ze zich
in een hoek van den vrachtwagen verborg.
Nu begonnen beide mannen te schater
lachen.
.Maar kind, we bedoelden jullie niet. We
wisten heelemaal niet, dat jullie in den
wagen zaten. Dat is heel ondeugend! Dat
hadden jullie niet mogen doen. Neen, we
hadden het over die mand met biggetjes,
die voor in den wagen staat, en die we in
de stad moeten brengen voor de markt*.
Maar die markt wordt pas morgen gehou
den en nu wisten we niet, waar we die
mand met biggen laten moesten. Zoo.
jullie willen dus naar de kermis. Nou, ik
zal het je dan maar vergeven, dat je in den
wagen bent geklommen. Ga dan maar
naar de kermis.”
Maar daar hadden de kinderen door den
doorstanen angst niets geen zin meer
in! Het liefst waren ze zoo spoedig moge
lijk weg van dien auto, waarin ze zoon
angst hadden uitgestaan. En nu moesten
ze die vijf kilometer naar huls loopen in
de barre zon
„Wat zullen we aan moeder zeggen'
vroeg Wim aan Mies.
„Ja, wat moeten we zeggen” antwoord-
O, ze zouden er zoo graag heen willen!
En welk kind zou dat niet?! Een kermis
met draaimolens en luchtschommels en
een autobaan!
En nu gooide moeder plotseling hun
plannetjes in de war met te zeggen, dat
het niet ging.
„Nee, aan zulke lange wandelingen zijn
jullie nog niet gewend. En dan vooral niet
alleen. Misschien Zaterdagmiddag, als va
der vrij is! Dan zal hij jullie wel meenemen.
Maar alleen in geen geval! Zet dat maar
uit jullie hoofd!”
Maar dat was t juist, wat de kinderen
vrachtwagen. Eerst Wim en die trok toen
Miesje naar boven.
Grrr.Tjungtsjung.... De wa
gen zette zich in beweging. Holderdebolder
ging het over de groote, ongelijke keien
van den straatweg. Eerst vonden de kinde
ren het
werd hun
aangenaam. Ze werden tegen elkander
aangeslingerd, en Wim had al een pak
op zijn hoofd gehad, dat in den auto
lag terwijl Miesje kramp in de beenen
kreeg van het ópgetrokken' zitten. En de
auto hotste en botste maar verder!
zoo moeilijk konden] Ze hadden er zoo op I ze troostten er echter mee, dat vijf
kilometer nooit ver kon zijn. Ze zaten stil
naast elkaar.
Plotseling hoorden ze de stemmen van
de twee mannen, die voorin zaten, boven
het rumoer van den motor uit.
,4a, nu zitten we er mee. Ik wou, dat ik
toen maar direct ingegrepen had. Want
waar moeten we ze laten in A.?" hoorden
de kinderen een der mannen zeggen.
„Nou. zal 't beste zijn Kees, als we ze
niet goedschiks in een of ander pakhuis
kwijt kunnen, dat we ze maar in dien don
keren kelder zetten onder de markt, ’t Is
daar wel erg donker, en ze zullen wel te
keer gaan, maar daar kunnen wij niets
aan doen. We zitten nu eenmaal met dat
vrachtje opgescheept. En dan moeten ze
vannacht ook maar zonder eten blijven.
Want wij gaan vanavond naarde kermis!!”
De harten van de kinderen sloegen als
hamers.... Een donkere kelder onder de
markt, of in een donker pakhuis. En dan
zonder eten!! Dus die mannen hadden toch
wel gezien, dat ze zoo ondeugend waren
geweest, om in dien wagen te kruipen te
gen moeders bevel in.... O, wat zou er
met hen gebeuren.... Geschiedenissen
van kinderen, die opgesloten werden...
verhalen, die ze al eens meer gelezen had
den, kwamen hun voor den geest.... En
daarna natuurlijk naar het politiebureau
in een cel, tot vader re zou komen halen..
Ze zaten te beven van angst
De stad was inmiddels bereikt. De vracht-
gerekend, dat ze met hun tweetjes naar de
kermis mochten gaan!
„Woonden we maar in de stad” pruilde
Miesje, „dan konden we er eiken dag naar
toe. En ik zou.
Ze brak hetgeen re zeggen wilde af op
het hooren van een vreemden autoboom
vlak voor hun hek. De twee kinderen lie
pen naar voren en daar zagen ze een groo-
ten vrachtwagen staan. De chauffeur en
de knecht stonden er zeker achter. De
kinderen zagen re tenminste niet. Maar ze
konden ze wel hooren praten.
„Jullie gaan toch naar A.?” vroeg de
vrouw van den slager aan de mannen.
„Nou, daar is het een zijstraat van de
hoofdstraat. Als jullie daar zijn, moet je
*t maar vragen, t Adres is daar goed be
kend”.
De twee kinderen keken elkaar aan
Naar A Dat was de stad, waar het ker
mis was! En toen deden ze iets heel on
deugends, waar ze later wat een spijt van
hadden!
„Als.... als we onder dat zeil kruipen
dan kunnen we lekker meerijden, en hoe
ven we niet te loopen!” fluisterde Wim.
Miesje keek even voor zich uit. Ze dacht
aan de vermaning van moeder.
„Vooruit, kom maar gauw mee” baalde
Wim haar over, „ze zullen ons niet bemer
ken, voor we in A. zijn. En dan gaan we
lekker naar de kermis!”
Miesje was overgehaald en de twee kin
deren kropen onder bet zeil van den
DOOR M- VAN O.
Zusje, laat ons spelen gaan
Met den poppenwagen.
Jij mag Mimi dan een poos
Door het tuintje dragen.
'k Trok haar beste kleertjes aan.
't Jurkje met de lintjes.
Mimi is de liefste schat
Van m’n poppektndjesl
De plaatjeshoutzwammen, die er iets op lij
ken, hebben zooals de naam al zegt, plzsé-
Jes Inplaats van buisjes of gaatjes.”
Mientje was onder de laatste besprekingen
naar de keuken vertrokken. Terwijl Kees de
paddenstoelen nog eens omkeerde, om toch
vooral goed den onderkant te laten zien en
nog vol ijver aan het vertellen was, had zQ
de koekepan opgezet, boter er in gedaan en
de biefstukzwam in stukjes gesneden; toen
de pan warm was, had zij de stukjes er te
gelegd en even later kwam zij met een dam-
pend schoteltje terug. Er was voor ieder
minstens een stukje en voor degenen, die
het erg lekker vonden, nog een tweede. -
Eigenlijk smulden ze allemaal van him
portie, zoodat Toos vborstelde de rest te ver
loten. De gelukkige winnaars waren Kees en
Evelien. Kees stond heel edelmoedig zijn
portie aan Mientje af en hij moest beloven
de eerstvolgende maal, dat hij een biefstuk
zwam vond hen allen mee te nemen om ze
in den boom te zien groeien. Met vriendellj-
ken dank aan Kees voor zijn gezellig verbaal
over de boomzwammen, gingen de jongelui
uiteen.