r
v@rrosca
•vO-Rheingold
De marechaussee uit Oss
in hooger beroep
doorgehakt
geschenEj
O’ri
L
Mzipi’Eau de Cologne
lil
DE KNOOP
THERMOGENE
fl
1
(l
ZAAK VOOR CENTRALER
RAAD VAN BEROEP
Ti
§EN-§EN
i
KlA
NL
VRIJDAG 2 DECEMBER 1938
I
datgaatote woidtaa/uMaid Au d&t gMi &L owtoet
V
A vond zitting
A
>1
en
n
Op heeterdaad betrapt
I
PIJNSTILLENDE WATTEN
1
PARFUM
EAU DE COLOGNE
PARFUM
EAU DE COLOGNE
HOEST. KEELPUN
GRIEP, RHEUMATIEK
STEKEN IN DE ZUemz.
op de pijnlijke
plek, bestrijdt
De overplaatsing der
marechaussees
Spoorweg-ambtenaar
stal goederen
Geschenk doezen
tot fo.-edwW
Boternoteering
c.
itc.
Mt
1 SEN-SEN
verfrischt
den adem 1
grfr/s.
flacons
vanaf -.40
tót IJ.
IF j
Het getuigenverhoor brengt zeer
weinig nieuwe gezichtspunten
Het verhoor der getuigen
Pleidooi van mr. Meyes
(/esd/enk-
doozen
vanaf 1.25
tot 10.-
i' BÉU
Pleidooi mr. James
Pleidooi mr. James
T'5
J
7.50
Te ruim half acht werd de sitting Teacher»!
4-
7.50
1.75
5.50
1.50,275
-.55
II
-X
IMP. H. TEN MERKEL - HILVERSUM.
op
waarop
Het begin van dit pleidooi was zeer juridisch
I
Uhrinuold
voor
295
3M
ting, dat
elkander
gescheiden
„Hebt U getuige nog «at te vragen?” al
dus de president tot Mr. Meyjes.
Mr. Meyjes: ,Jk geef het ook op."
Als verdediger van kolonel Selm trad
majoor Van Hoek.
De Centrale Raad van Beroep was als volgt
samengesteld: dr. E. J. Beumer, fungeerend
voorzitter, mr. Van Basten Batenburg, en mr.
Kuyper, leden, mr. Van der Ven, griffier.
Aan getuige zou jeugdleider van B. gezegd
hebben, dat hU niet goed durfde, omdat hU
bang was voor den burgemeester.
doozaA
35 en 55 Ct.
Jde
dig-
Een
1.50
2.to
-.90
1.20
1.75
3.-
3.75
7.-
10.-
Mr. James hield een korte repliek, waarna de
behandeling van deze zaak werd gesloten en
de uitspraak bepaald werd over drie weken.
of hij
gezien
bankier van de H. Spr. meende destijds voldoen
de aanleiding te hebben om hem te arresteeien.
Het standpunt van klagers Is. In het kort
samengevat. het volgende: De minister ontkent,
dat hU de opsporingsbevoegdheid tijdelijk heeft
ontnomen, doch dat hi) slechts heeft bevolen,
dat de brigade tot nader order niet van haar
opsporingsbevoegdheid gebruik mocht maken.
Indien al niet gesegd kan worden dat dit de
facto op hetzelfde neerkomt, zoo heeft de mi
nister dus in elk geval de uitoefening van de
opsporingsbevoegdheid tot nader order opge
schort. In dit verband zijn klagers van oor
deel, dat de opsporingsbevoegdheid krachtens
de wet onafscheidelijk is verbonden aan de
functie van onderofficier der marechaussee.
Zoolang deze onderofficier In zijn functie niet
is geschorst, Is hij gerechtigd, ja verplicht, zijn
opsporingsbevoegdheid uit te oefenen. Hieruit
volgt, dat de algeheele uitoefening van dit
rechtstreeks aan de wet ontleende recht hem
dus slechts verboden kan worden door middel
van schorsing In zijn functie.
De klacht tegen het ontnemen van de
opsporingsbevoegdheid was gericht tegen
den minister van Justitie, terwijl die be
treffende de overplaatsing zich richtte' te
gen den Inspecteur van het wapen der Kon.
Marechaussee, kolonel van Selm.
De president: „Meende a destijds aan
de integriteit van den burgemeester van
Oss te moeten twijfelen?”
Getuige: „Ik had geen roden ons hier
aan te twijfelen."
De 27-Jarige ambtenaar der Nederlandsche
Spoorwegen P. O. M. te Groningen, die ge
durende zeven jaar dienst verricht In de goe
derenloods der Spoorwegen te Groningen werd
Donderdagmiddag betrapt op diefstal uit di
verse zendingen, welke in die loods waren op
geslagen. Een onderzoek door de recherche
leidde tot ontdekking van een aantal goederen,
die M. in een hoek had geplaatst, om zich die
toe te eigenen. In afwachting van zijn ter be
schikking stelling van den officier na Justitie,
•«Als je iets wilt hebbes, wat as eenlge
borrels of veel rookea je adesi weer
velkemea verfrischt voor eea volgende
Mkeaconiereotie. onthoudt dan wat kier
staat! Eén of twee pastilles doen won
deren. geloof
Bij apothekers en drogisten pakjes i
cl., blikdoosjes h IS ct.
VOOR LADIES EN GENTLEMEN
Om negen uur werd de zitting voortgezet. Mr.
Meyes vervolgde zijn betoog en bestreed dat ge
bruik Is gemaakt van bevoegdheid voor een an
dere doel dan waarvoor zU gegeven Is.
De zaak bij het jeugdwerk is een voorbeeld
van verkeerden dienstijver. Het lag voor do
hand, dat In een aangelegenheid als deze eerst
overleg met den burgemeester* werd gepleegd.
Overigens gelooft pleiter dat de klagers nu niet
zoo diligent zijn geweest om met den burge
meester In contact te treden.
Er waren vier marechaussees opgekomen. te
Nadat Donderdagmiddag na de pauze een
langdurige geheime zitting was gehouden, ver
volgde om half zes mr. R. A. James, de verdedi
ger van 1de marechaussee zijn pleidooi.
PI. behandelde nu de zaak van den bankier
v. d. H. I
Vervolgens zet pl. uiteen wat geschied is Inzake
den manufacturier B., die er van verdacht werd,
dat h|j het ziekengeld van de dienstbode ten
eigen bate had aangewend. Pl. betoogt, dat het
de gewone gang van zaken was. dat deze een
nacht werd vastgehouden. Ook door een y keren
W. die Inlichtingen moest verschaffen over over
treding van de Vuurwapenwet. vast te houden is
de marechaussee haar bevoegdheid niet te bui
ten gegaan. W. beweerde, dat hij In de mare
chausseekazerne des nachts mishandeld werd,
maar zijn mede-arbeiders konden den volgenden
morgen niets aan hem merken. De marechaussee
heeft dit ook ten stelligste ontkend. Te ruim
half zeven was het woord aan den vertegen
woordiger van den minister van Justitie, mr. P.
Meyes. referendaris van het departement van
Justitie.
recht van ambtenaren, waarover mr. James
eenlge adviezen van prof, van Bemmelen heeft
gegeven. Pleiter bestreed de opvatting, die hier
te dezer zake verdedigd is. De opvatting van
den minister van Justitie voert heelemaal niet
tot onredelijke resultaten. PL zeide geen contro
versen te willen scheppen, maar geloofde, dat
de klagers het in dit geval beter wisten dan de
adviseurs.
De minister had na veranderde kennis
neming van het werk van de Oesche brigade
in den laatsten tijd zeer ernstige bezwaren.
De maatregel was niet bedoeld als een be
straffing. In November 1937 had de brigade
reeds een ernstige waarschuwing gekregen.
Omdat de minister van oordeel was, dat er
bjj de brigade een verkeerde geest was.
kon hjj de collectiviteit treffen.
U hebt het uit den mond van den heer Ploeg
makers gehoord en het la mij bekend, dat de
tegenwoordige brigadecommandant der mare
chaussee er niet anders over denkt: er heer-
schen te Oss thans rust en normale verhou
dingen. Men werkt behoorlijk samen, het is uit
met de wrijving tusschen verschillende over
heidsorganen.
Er worden dan den marechaussee van den
B. verschillende vragen gesteld over den
Jeugdleider van B„ die met van G. meerdere
malen aan de marechaussee-kazerne was ge-
„U kunt wel gaan.” aldus de president.
„We hebben u niet meer noodig. Ik geef het
Hierna wordt wachtmeester De Gier gehoord.
H|) ontkent, dat de officier van Justitie gesegd
zou hebben, dst de zaak van den manufacturier
een clviel-rechtelijke kwestie was. De officier
had daarbij gesegd dat de manufacturier moest
worden vastgehouden, als dit noodig was.
Daarna wordt gehoord mr. E. L. M. H. baron
Speyart van Woerden, procureur-generaal aan
het Gerechtshof in Den Bosch. J
Mr. Meyes vraagt, of de substituut-offlcier
Van den Burg hem verteld heeft, dat hij de
marechaussee verboden had om zich bezig te
houden met opsporing te doen in zaken. waar
bij de gemeente Oss betrokken was.
Getuige zegt, dat dit inderdaad door mr. V.
d.. Burg is medegedeeld
Op een vraag v»n mr. Meyes antwoordde de
procureur-generaal. dat zJ. in het geval-Van
den H. absoluut geen sprake was van verduiste
ring. Inzake de inzending van rapporten en de
opdrachten tot vervolging, was volgens den
proc.- generaal geenszins in strijd gehandeld
met het Wetboek van Strafvordering
De burgemeester van Oss, de heer J.P. Ploeg
makers, de volgende getuige van den minister
van Justitie, antwoordde op een desbetreffende
vraag, dat de verhouding tusschen de gemeente
politie en de brigade der marechaussee perfect
was. Wat de kwestie van den opzichter der
jeugdontwikkeling betreft, getuige stelde in Van
B. alle vertrouwen; hem was nooit iets van
verduistering bij de proeftuinen opgevallen.
Vervolgens wordt de marechaussee Roffel, die
inmiddels verschenen is, ajs getuige gehoord.
Deze legt ee*ige verklaringen af betreffende
de zaak van bankier v. d. H.
Er Is den burgemeester niet eens medege
deeld, dat beide ambtenaren waren gearresteerd.
Deze heeft van de arrestatie van een derde ge
hoord. Wat een toestand! Bepaalde fraudes zijn
nooit bewezen kunnen worden. In deze zaak
komt een sterk wantrouwen tegen den burge-T
meester naar voren. dat niet gemotiveerd is.
Daarna was het woord aan mr. R. A. James,
den verdediger van de marechanssee, tot het
houden van zijn pleidooi
Afgezien van de beslissing van het ambte
narengerecht, aldus mr. James in zijn pleidooi,
dat het aangevallen besluit niet in strijd is met
algemeen verbindende voorschriften en met
name niet met het wetboek van strafvordering
en dat ook niet gebleken is van bevoegdheids-
misbruik, voelt de marechaussee zich door de
opsomming in de uitspraak van de tekortko
mingen in hun verschillende opsporingsonder
zoeken ernstig bezwaard.
In beide zaken zijn de klagers door het
ambtenarengerecht in het ongeljjk gesteld,
van welke beslissing zjj in beroep kwamen.
Evenals in eerste instantie werden ook
thans de belangen van de marechaussee
bepleit door mr. R. A. James uit Apeldoorn,
terwijl ook nu namens den minister van
Justitie de beroepen werden bestreden door
mr. P. Meyes van het Departement van
Justitie.
De president: .Hebt u tegen de Gier en Curfs
gezegd, dat over de zaak van de beide pastoors,
die toch niet strafbaar zouden zijn, een rapport
moest worden uitgebracht, dat ter kennis van
den blsschop zou kunnen worden gebracht? De
marechaussee moest toch ook het algemeen be
lang dienen, zou u verklaard hebben?”
Getuige v. d. Burg: „Zoo heb ik het niet ge
zegd. Wel, dat de feitelijkheden altijd nog aan
dc kerkelUke overheid konden worden mede
gedeeld.
Getuige antwoordt bevestigend op een vraag,
o» last van den procureur-generaal ai-
heeft van verdere vervolging van den
Ten einde de beslissing van justitie op haar
wettigheid te toetsen, is het noodig, daarvan
de Juiste beteekenis vast te stellen. De mi
nister deed hier door middel van den procureur-
generaal en wel in diens kwalleit van fungee
rend directeur van politie den betrokken di-
vlsie-commandant weten, dat hjj de mi
nister le. de brigade verbiedt om eigener be
weging tot nader order opsporingsdaden te ver
richten, behoudens uitdrukkeJUken last in tegen
gestelden zin van den pf'ocureur-generaal, en
3e. aan de brigade gebiedt om eventueel bU
haar binnenkomende aangiften door te geven
aan de gemeentepolitie.
Hieruit kan, aldus prof. Haaewinkel, niet an
ders worden gelezen dan een schorsing voor on-
bepaalden tijd van de brigade te Om in haar
opsporingstaak. Heeft de minister van Justitie
daartoe het recht? Daarop zal, zegt de advi
seur, het antwoord ontkennend moeten luiden,
zoowel voor wat betreft het eerste als het
tweede bevel.
we
De minister heeft zich in de Kamer beroepen
op het RUkspolltlebealUit en nu verwijt men
hem, dat hU daarbij niet juist is geweest. Het ia
onjuist, wat mevr. Prof. Hazewinkel-Surlnga
zeide. dat de minister zich tot den procureur-
generaal alleen als directeur van politie heeft
gewend.
De adviezen, zoo besloot pleiter zijn pleidooi
In de middagzitting, zfjn terug te brengen tot
een onjuiste stelling en verkeerd begrijpen no
pens gezag en verantwoordelijkheid in overheids
dienst.
De Centrale Raad van Beroep te Utrecht
heeft Donderdag een aanvang gemaakt met
de behandeling van de bekende zaak van
de marechaussee te Oss.
Zooals men weet, hebben de zes onder
officieren, die tot de brigade van de Kon.
Marechaussee hebben behoord, en dié eerst
van hun opsporingsbevoegdheid ontheven
en vervolgens overgeplaatst zijn, In eerste
instantie bU het ambtenarengerecht te
’s Gravenhage een klacht aanhangig ge
maakt tegen de besluiten en handelingen,
welke tot deze ontheffing en overplaatsing
hebben geleld.
Dit standpunt is nader igtgewerkt in een
advies van prof. mr. J. M. van Bemmelen, hoog-
leeraar te Leiden, welk advies reeds aan het
ambtenarengerecht is overgelegd. Thans legde
pleiter ad informandum te dezer saké nog een
advies over van prof. mr. D. Hazewinkel8u-
ringa, hoogleeraar te Amsterdam, waaraan wl)
het volgende ontleenen:
Aangezien de minister van Defensie gerech
tigd is een onderofficier der marechaussee in
zijn functie te schorsen, volgt daaruit, dat de
minister van Justitie niet het recht had om de
algeheele uitoefening van een bevoegdheid,
welke inhaerent is aan.de functie van onder
officier der marechaussee, te-werbleden.
Pleiter meent dat het niet juist is, dat de
substituut-offlcier van justitie opdracht z6u
hebben gegeven met het onderzoek door te
gaan, zooals mr. James beweerde. Wat de zaak
van bankier v. d. H. betreft, toont het dossier
duidelijk aan, dat hier aan den kant van de
marechaussee' weer fouten gemaakt zijn.
Ook betreffende de zaak van de twee gees
telijken (gistermiddag in besloten zitting be
handeld) hebben de marechaussees blijk ge
geven niet voldoende verantwoordelijkheid te
bezitten, wanneer zU burgers maken tot een
voorwerp van strafrechterlijke vervolging.
De zaak tusschen den manufacturier B. en
»Un dienstbode is volkomen ten onrechte in
een strafrechterlijke sfeer getrokken Wat de
mishandeling van W. betreft, dit is nimmer
door den minister als vaststaand beschouwd en
pleiter begrijpt niet waarom mr. James zich
zooveel moeite heeft gegeven om te bewijzen
dat er niets gebeurde. Pleiter zeide tot slot,
dat de maatregelen van den minister gunstig
hebben gewerkt
Als tweede zaak kwam in behandeling de
verplaatsing der marechaussees, die echter
maar weinig tijd in beslag nam. Klagers waren
dezelfde, terwijl de aanklacht ging tegen den
Inspecteur van het wapen der iftarechaussee.
Als vertegenwoordiger van dezen trad op ma
joor Van Hoek, verdediger der marechaussees
was weer mr. James, die betoogde dat de kla
gers natuurlijk bezwaar hadden tegen de
overplaatsing, maar pletter zag in, dat dit een
gevolg was van den mlnisterieelen maatregel.
Majoor Van Hoek bevestigde dit laatste nog
eens.
Ook in deze zaak werd de uitspraak bepaald
over drie weken.
„WU stellen er prijs op, dat uw verkla
ringen wel kloppen”, zegt de president
seer streng, die er zijn bevreemding over
uit spreekt, dat getuige nu niets schijnt te
weten.
-r aten wij deze zaak even nuchter en
zakelijk bekijken. Burgemeester
-*-'*Oud is bevoegd in de Maasstad een
voetbalwedstrijd of een andere openbare-
demonstratie te verbieden op grond van
vrees voor te verwachten ordeverstorin
gen. Ordeverstoringen kunnen met poli-
tie-macht worden onderdrukt, maar
beter is ze te voorkomen. Hadden de na-
tionaal-aocialistische machthebbers dat
in Dultschland óók gedaan, toen de
spont^n 5 georganiseerde „volkfcwoede”
zich op de Joodsche eigendommen wierp
om ze te vernielen, dan zou Dultschland
zich niet over een wereldverontwaardi-
ging hebben te beklagen en zou de wed
strijd NederlandDultschland te Rotter
dam rustig hebben kunnen doorgaan.
Burgemeester Oud doet dus niets anders
dan wat de Dultsche machthebbers tot
eigen schade en schande hebben ver
zuimd te doen, en hij is daartoe genood
zaakt geworden door het verzuim dier
Dultsche machthebbers zelf. De opvat-
sport en politiek niets met
te maken hebben en scherp
moeten worden gehouden,
mag zeker niet door Dultschland, waar
de politiek zich met letterlijk alles be
moeit en de sportbeoefening gepaard
gaat met prae-militaire en nationalis-
tisch-politieke bijbedoelingen, worden
uitgespeeld. Wij kunnen het begrij
pen, dat de N.8.B. liever dezen wedstrijd
met vele risico’s ziet doorgaan, want,
indien zich daarbij relletjes en anti-
Dultsche demonstraties zouden hebben
voorgedaan, zou zij weer een kluifje
naar haar smaak hebben gekregen, maar
dat de Dultsche nationaal-socialistische
machthebbers een met man en macht
beschermden en met telkens weer on
derdrukte anti-Duitsche betoogingen
begeleiden wedstrijd minder krenkend
«ouden hebben geacht dan heelemaal
geen wedstrijd wil er bij ons moeilijk in,
gezien hun overgevoeligheid, voor zoover
bet hen zelf betreft. Van deze overge
voeligheid hebben wij indertijd eenige
typische en sterke staaltjes beleefd, toen
«ioh hier te lande zgn. „vlag-lncidenten”
voordeden en een paar ongewenschte
dationaal-soctallstlsche Duitschers, die
voor hen ongeoorloofde politieke propa
ganda pleegden, over de grens werden
gezet. Tenslotte dient men niet uit het
°°8 te verliezen, dat men geen jood of
marxist behoeft te zijn om verontwaar
diging te gevoelen over hetgeen in het
oatlonaal-socialistische Dultschland den
oden wordt aangedaair.' Zulk een ver-
°®twaardiging kan óók nog voortkomen
u‘t een zeer elementair begrip van
menschelljkjieid en beschaving, dat niets
®et politiek of semltisme heeft uit te
*^an- Indien de nationaal-socialisten
niet willen erkennem zou dat niet
Pieiten voor hun menschêlijkheld of be-
«baving, die heusch niet zoodanig
dat geen deugdelijker pleidooi
u°en behoeven darf dat, hetwelk zij
■^a daarvoor plegen op te disschen.
trapt moet den bal verwachten,
raat het nu eenmaal ook bü voetbal.
Prof. Hazewinkel behandelt daarna nog de
vraag of de Minister van Justitie krachtens het
rjjkspolitlebesluit door middel van den fungee-
renden Directeur van Politie aan de Mare
chaussee bevelen kan doen toekomen, die haar
opsporingsbevoegdheid raken. Ook op deze
vraag moet bet antwoord zeer beslist ontken
nend luiden.
Voorts legde mr James een aanvullende nota
over van prof. mr. J. M. van Bemmelen, waar
in deze als zijn meenlng te kennen geeft, dat
de conclusie van het ambtenarengerecht, dat
de minister van Justitie door zijn telegram niet
in strjjd gehandeld sou hebben met het Wet
boek van strafvordering, reeds terstond met de
woorden van de uitspraak van dat gerecht is
te bestrijden.
De president: „Hebt u ooit aanmerking
gemaakt op de Gier, dat hU na 15 November
1937 nog onderzoek verrichtte in sateen, die
de gemeente betroffen?”
Getuige mr. van de Burg: ,Jk heb geen
aanmerking gemaakt.”
ter en chef van de brigade te Gas), de Gier en
Van den Berg, die in de zittingszaal op de eerste
rij hadden plaats genomen.
Niet verschenen waren de marechaussees Rof
fel en Tap, die ook bU deze affaire betrokken
waren.
Voor hen allen trad als verdediger op mr. R.
A. James uit Apeldoorn.
Allereerst werd de zaak-Roffel behandeld,
waarin als getuige gehoord werd de marechaus
see J. W. van den Berg.
De president van deA Centralen Raad van
Beroep, mr. dr. E. J. Beumer, liet getuige van
den Berg naar voren komen en stelde hem
eenige vragen in verband met een manufactu
rier, die op een avond in Maart als verdacht van
verduistering van geld, dat bestemd was voor
ziekenhuis-verpleging van zijn dienstbode, door
de marechaussee was aangehouden en den
nacht in de marechaussee-kazeme had doorge-
bracht. Getuige ontkende, dat Roffel nóch hl)
oo dezen persoon pressie had uitgeoefend tot
het doen van verklaringen.
De tweede getuige was mr. B. v. d. Burg, sub
stituut-offlcier bij 't gerechtshof in den Bosch,
die op een desbetreffende vraag verklaarde, dat
hjj niet met zekerheid meer zeggen kon of hjj
bevel had gegeven den manufacturier in verze
kerde bewaring te nemen en hem na verhoor
wer vrij te laten.'
De president: „Hebt u deze zaak van het begin
af aan als een civiel-rechtelUke zaak be
schouwd?”
Getuige: dat is ook de reden, dat ik den
manufacturier niet verder heb doen vervolgen.”
Mr. van de Burg wordt tevens als getuige
gehoord in de zaken van de andere marechaus
sees.
Als getuigen waren opgeroepen van, de zijde
van den minister de procureur-generaal bljhet
Bossche gerechtshof, baron Speyart van Woer
den en burgemeester Ploegmakers van Oss.
Voorts had mr. James opgeroepen den sub-
stituut-officler bU de rechtbank te ’sHertogen-
bosch, mr. Van den Burgh, Van Bergen uit
Oes en de zes wachtmeesters.
Nederlandsche
e i^ heel wat te doen geweest over
Ij' de vraag, of de voor 11 Dec. as.
vastgestelde voetbal-wedstrljd Ne
derland—Dultschland te Rotterdam al
dgn niet moest doorgaan, nu de bar-
baarsche Jodenvervolging in Dultschland
en de overlast, welken wij hier te lande
dientengevolge ondervinden, een stem
ming en een sfeer hebben teweegge
bracht, welke nu niet bepaald gunstig
Pk voor een internationaal voetbal-festijn
met deelname van Duitschers genoemd
mag worden. Over deze „question bru-
lante” is heel wat gedelibereerd en van
tegenstrijdige gedachten gewisseld, zoo-
dat er een zeer ingewikkelde uit gevoels-
en verstandsoverwegingen samengestelde
Gordiaansche knoop ontstond. De nieu
we burgemeester van Rotterdam heeft
nu dewn Gordiaanschen knoop doorge
hakt door den wedstrijd Nederland
Dultschland te Rotterdam te verbieden
wegens gevaar voor de openbare orde.
Dit besluit is gevallen als een knuppel
in een kakelend hoenderhok, maar niet
alle kippen zijn er stil van geworden,
juist, die kippen, die een uitgesproken
voorliefde voor knuppel-practijken heb
ben, mits zij zelve er maar niet het
slachtoffer van zijn, maar anderen, liefst
weerloozen, er het slachtoffer van kun
nen maken, zetten nu het meest ver
vaarlijk hun verontwaardigd roode
kammen en bruine halsveeren op en
kakelen alsof zij van plan zijn een heele
eiermijn te gaan leggen. Zoowel de „Ne
derlandsche” als de Dultsche nationaal-
socialisten zien in dit besluit van den
Rotterdamschen burgervader het gevolg
van het drijven van Joden en marxisten,
waardoor de Nederiandsch-Duitsche
betrekkingen geschaad kunnen worden
en waardoor politiek en sport op een
huns inziens onduldbare wijze worden
dooreengemengd. Het wederom broeder
lijk samengaan van „Nederlandsche” en
Dultsche nationaal-socialisten inzake
afkeuring van door een Nederlandschen
magistraat in Nederland genomen be
sluit werpt wederom voor de zooveelste
maal een helder licht op het Neder-
landsch karakter en de Nederlandsche
mentaliteit van de N.S B. en haar pers.
De opperwachtmeester Curfs verklaart, dat
hU de Gier opdracht had gegeven om de twee
opzichters van de Jeugdwerkverschafflng te
arresteeren.
Getuige had den burgemeester eerst nog
willen spreken, doch vond er geen gelegenheid
toe. v
Als getuige medegedeeld heeft, wat hij ge
daan heeft om den burgemeester te spreken
te krijgen, vraagt de president of het in Oss
de gewoonte is om den burgemeester alleen in
het gemeentebestuur te spreken.
,4a”, antwoordt getuige, die op een vraag
van Mr. P. Meyjes, den vertegenwoordiger van
den Minister van Justitie nog zegt, dat hjj geen
boodschap achter had kunnen laten.
Daarna wordt als getuige gehoord de heer
P. Th. van B., opzichter van het Jeugdontwik-
kelingswerk in Oss.
Getuige ontkent ooit vertrouwel|jke mede-
deelingen aan wachtmeester de G. te heb
ben gedaan.
Getuige weet zich niet veel te herinneren
van de keeren, dat hij met van G. aan de ma-
rechaussee-kazerne is geweest.
De president: „Is er wel eens een rUksrecher-
cheur bij u geweest?"
Getuige: „Er is wel eens een meneer bij me
geweest, maar ik wist niet wie hij was.”
De president merkt op, dat getuige een stuk
in zijn bezit zou hebben van iemand, die bij
getuige is geweest en waarop verklaringen
voorkomen.
Getuige weet heel niet of de Gier hem ooit
iets gevraagd heeft.
De president zegt in zijn dossier verklarin
gen te hebben van getuige tegen de G. en te
gen den rljksrechercheur, die niet met elkaar
kloppen.
tl