r A^'Rheingold geschenlj De marechaussee uit Oss in hooger beroep b DE KNOOP 0ÖORGEHAKT ft VviïXTOSCa J*# FTi I 1 THERMOGENE I r- gadiw Woidtaa/uMd on den ga)&. eet aandoet ZAAK VOOR CENTRALEN RAAD VAN BEROEP §EN-§EN 2:^- VRIJDAG 2 DECEMBER 1938 WIL «- Avond zitting 1 A I PIJNSTILLENDE WATTEN «i 'ip PARFUM EAU DE COLOGNE PARFUM EAU DE COLOGNE Spoorweg-ambtenaar stal goederen HOEST. KEELPVH GRIEP. PNEUMATIEK STEKEN IN DEZUea De overplaatsing dar marechaussees 4 1?. SEN-SEN verfrischt den adem Botemoteering Pleidooi mr. James 1 Het verhoor der getuigen Vtaü -^gu!^- r RE Pleidooi van mr. Meyes .i'-ïaj Av Zz* alle £»SS »V 7.50 Te ruim half acht werd de zitting geschorst. 7.50 S.5O -45 -25 ■I en IMP. H. TEN MERKEL HILVERSUM. te Als O L tt Op heet er daad betrapt 1 Nederlandsche voor t. 1’1 OIOGM Hhcliujold is» ia ï- m ting, dat elkander gescheiden „Hebt getuige nog wat te vragen?” al- dus de president tot Mr. Meyjes. Mr. Meyjes: „Ik geef het ook op.” Mr. James hield een korte repliek, waarna de behandeling van dese saak werd gesloten en de uitspraak bepaald werd over drie weken. Als verdediger van kolonel Selm trad op majoor Van Hoek. De Centrale Raad van Beroep was als volgt samengestelddr. E. J. Beumer, fungeerend voorzitter, mr. Van Basten Batenburg, en mr. Kuyper, leden, mr. Van der Ven, griffier. Aan getuige zou jeugdleider van B. gezegd hebben, dat hU niet goed durfde, omdat hjj bang was voor den burgemeester. doozen d 35 en 55 ct. op de pijnlijke plek, bestrijdt Qeschenkdoozen vanaf-.75 tot fO.- 2js 330 -f.5O.27S 1.20 4 3Z5\ Z- 10. „Als je Iets wilt hebbes, wat «a eenige borrels et veel rocken je adee weer volkomen verfriscbt voor eea volgende «akenconlereatie, onthoudt dan wat bier staat! Eén of twee pastilles doen won deren. geloof me!" Bij apothekers en drogisten pakjes i S Ct., bltkdoosjes h IS ct. Het standpunt van klagers is. in het kort samengevat, het volgende: De minister ontkent, dat hjj de opsporingsbevoegdheid tUdelUk heeft ontnomen, doch dat hU slechts heeft bevolen, dat de brigade tot nader order niet van haar opsporingsbevoegdheid gebruik mocht maken. Indien al niet gezegd kan worden dat dit de facto op hetzelfde neerkomt, zoo heeft de mi nister dus in elk geval de uitoefening van de opsporingsbevoegdheid tot nader order opge schort. In dit verband zijn klagers van oor deel, dat de opsporingsbevoegdheid krachtens de wet onafscheldelUk is verbonden aan de functie van onderofficier der marechaussee. Zoolang deze onderofficier in zijn functie niet is geschorst, is hij gerechtigd, ja verplicht, zijn opsporingsbevoegdheid uit te oefenen. Hieruit volgt, dat de algeheele uitoefening van dit rechtstreeks aan de wet ontleende recht hem dus slechts verboden kan worden door middel van schorsing in zijn functie. Ten einde de beslissing van Justitie op haar wettigheid te toetsen, is het noodlg, daarvan de juiste beteekenis vast te stellen. De mi nister deed hier door middel van den procureur- generaal en wel in diens kwalieit vin fungee- rend directeur van politie den betrokken di visie-commandant weten, dat hjj de mi nister le. de brigade verbiedt om eigener be weging tot nader order opsporingsdaden te ver richten, behoudens uitdrukkelijker^last in tegen gestelden zin van den procureur-generaal, en 2e. aan de brigade gebiedt om eventueel bU haar binnenkomende aangiften door te geven aan de gemeentepolitie. Hieruit kan, aldus prof. Hazewinkel, niet an ders worden gelezen dan een schorsing voor on- bepaalden tijd van de brigade te Om in haar opsporingstaak. Heeft de minister van Justitie daartoe het recht? Daarop zal, zegt de advi seur, het antwoord ontkennend moeten luiden, zoowel voor wat betreft het eerste als het tweede bevel. Er worden dan den marechaussee van den B. verschillende vragen gesteld over den jeugdleider van B., die met van O. meerdere malen aan de marechaussee-kazeme was ge weten Mhnee. Curie VwoegM oppwwëdhtaeeih weeat verklaringen bad willen afleggen. Vervolgens zet pl. uiteen wat geschied is inzake den manufacturier B.. die er van verdacht werd. dat hjj het ziekengeld van de dienstbode ten eigen bate had aangewend. Pl. betoogt, dat het de gewone gang van zaken was, dat dese een nacht werd vastgehouden. Ook door een zekeren W., die inlichtingen moest verschaffen over over treding van de Vuurwapenwet, vast te houden is de marechaussee haar bevoegdheid niet te bul ten gegaan. W. beweerde, dat hjj in de mare chausseekazerne des nachts mishandeld werd, maar zijn mede-arbeiders konden den volgenden 1 morgen niets aan hem merken. De marechaussee 1 heeft dit ook ten stelligste ontkend. Te ruim half zeven was het woord aan den vertegen- 1 woordlger van den minister van Justitie, mr. P. i Meyes, referendaris van het departement van i Justitie. De 27-jarige ambtenaar der Nederlandscha Spoorwegen P. C. M., te Groningen, die ge durende zeven jaar dienst verricht in de goe derenloods der Spoorwegen te Groningen werd Donderdagmiddag betrapt op diefstal uit di verse zendingen, welke in die loods waren op geslagen.. Een onderzoek door de recherche leidde tot ontdekking van een aantal goederen, die M. in een hoek had geplaatst, om zich die toe te eigenen. In afwachting van sfln ter be schikking stelling van den officier van Justitie. La W44 4wa - VOOR LADIES EN GENTLEMEN In beide zaken zijn de klagers door het ambtenarengerecht in het ongeljjk gesteld, van welke beslissing zij in beroep kwamen. Evenals In eerste instantie werden ook thans de belangen van de marechaussee bepleit door mr. R. A. James uit Apeldoorn, terwijl ook nu namens den minister van Justitie de beroepen werden bestreden door mr. P. Meyes van het Departement van Justitie. Origin, flacons Vdnef -.40 tot ff. - Om negen uur werd de zitting voortgezet. Mr. Meyes vervolgde zijn betoog en bestreed dat ge bruik is gemaakt vai^ bevoegdheid voor een an dere doel dan waarvoor zij gegeven is. Het getuigenverhoor brengt zeer weinig nieuwe gezichtspunten De Centrale Raad van Beroep te Utrecht heeft Donderdag een aanvang gemaakt met de behandeling van de bekende zaak van de marechaussee te Oss. Zooals men weet, hebben de zes onder officieren, die tot de brigade van de Kon. Marechaussee hebben behoord, en die eerst van hun opsporingsbevoegdheid ontheven en vervolgens overgeplaatst zjjn, in eerste instantie bU het ambtenarengerecht te ’s Gravenhage een klacht aanhangig ge maakt tegen de besluiten en handelingen, welke tot deze ontheffing en overplaatsing hebben geleid. De klacht tegrfn het ontnemen van de opsporingsbevoegdheid was gericht tegen den minister van Justitie, terwijl die be treffende de overplaatsing zich richtte te gen den inspecteur van het wapen der Kon. Marechaussee, kolonel van Selm. Aangezien de minister van Defensie gerech tigd te een onderofficier der marechaussee in zjjn functie te schorsen, volgt daaruit, dat de minister van Justitie niet het recht had om de algeheele uitoefening van een bevoegdheid, welke inhaerent te aan de functie van onder officier der marechaussee, te verbieden. Er waren vier marechaussees opgekomen, te Dit standpunt is nader uitgewerkt in een advies van prof. mr. J. M. van Bemmelen, hoog- leeraar te Leiden, welk advies reeds» aan het ambtenarengerecht te overgelegd. Thans legde pleiter ad Informandum te dezer pake nog een advies over van prof. mr. D. Hazewinkel8u- ringa, hoogleeraar te Amsterdam, waaraan w(j het volgende ontleenen: Daarna was het woord aan mr. R A. James, den verdediger nn de marechaussee, tot het houden van zijn pleidooL Afgezien van de beslissing van het ambte narengerecht, aldus mr. James in zijn pleidooi, dat het aangevallen besluit niet in strijd is met algemeen verbindende voorschriften en met name niet met het wetboek van strafvordering en dat ook niet gebleken is van bevoegdheids- misbruik, voelt de marechaussee zich door de opsomming In de uitspraak van de tekortko mingen In hun verschillende opsporingsonder zoeken ernstig bezwaard. Prof. Hazewinkel behandelt daarna nog de vraag of de Minister van Justitie krachtens het rjjkspolltlebesluit door middel van den fungee- renden Directeur van Politie aan de Mare chaussee bevelen kan doen toekomen, die haar opsporingsbevoegdheid raken. Ook op deze vraag moet het antwoord zeer beslist ontken nend lulden. Voorts legde mr James een aanvullende nota over van prof. mr. J. M. van Bemmelen. waar in deze als zijn meenlng te kennen geeft, dat de conclusie van het ambtenarengerecht, dat de minister van Justitie door zijn telegram niet In strijd gehandeld zou hebben met het Wet boek van strafvordering, reeds terstond met de woorden van de uitspraak van dat gerecht is te bestraden. De president: „Meende a destijds aan de integriteit van den burgemeester van Oss te moeten twijfelen?” Getuige: „Ik had geen reden em hier aan te twijfelen.” De president: „Hebt u ooit aanmerking gemaakt op de Gier, dat hU na IS November 1937 nog onderzoek verrichtte in anken, die de gemeente betroffen?" Getuige mr. van de Burg: „Ik heb geen aanmerking gemaakt.” Er is den burgemeester met een» medege deeld, dat beide ambtenaren waren gearresteerd. Deze heeft van de arrestatie van een derde ge hoord. Wat een toestand! Bepaalde fraudes zfln nooit bewezen kunnen worden. In dese zaak, komt een sterk wfhtrouwwn tegen den burge meester naar voren, dat met gemotiveerd te. De saak b<j het jeugdwerk te een voorbeeld van verkeerden dienstijver. Het lag voor de hand, dat In een aangelegenheid als dese eerst overleg met den burgemeester werd gepleegd. Overigens gelooft pleiter dat de klagers nu niet zoo diligent zijn geweest om met den burge meester in contact te treden. Nadat Donderdagmiddag na de pauze een langdurige geheime zitting was gehouden, ver volgde om half zes mr. R. A. James, de verdedi ger van de marechaussees, zijn pleidooi. Pl. behandelde nu de zaak van den bankier v. d. H. „U kunt wel gaan.” aldus de president. „We hebben u met meer noodlg. Ik geef het op.“ Deensche boternoteering te tweede zaak kwam in behandeling de verplaatsing der marechaussees, die echter maar weinig tijd in beslag nam. Klagers waren dezelfde, terwijl de aanklacht ging tegen den inspecteur van het wapen der marechaussee. Als vertegenwoordiger van dezen trad op ma joor Van Hoek, verdediger der marechaussees was weer mr. James, die betoogde dat de kla gers natuurlijk bezwaar hadden tegen de overplaatsing, maar pleiter zag In. dat dit een gevolg was van den minlsterieelen maatregel. Majoor Van Hoek bevestigde dit laatste nog eens. Ook in dese saak werd de uitspraak bepaald over drie weken. Hierna wordt wachtmeester De Gier gehoord. HU ontkent, dat de officier van Justitie gesegd zou hebben, dat de zaak van den manufacturier een clvlel-rechtelUke kwestie was. De officier had daarbU gezegd dat de manufacturier moest worden vastgehouden, als dit noodlg was. Daarna wordt gehoord mr. E. L. M. H. baron Speyart van Woerden, procureur-generaal aan het Gerechtshof in Den Bosch. Mr. Meyes vraagt, of de substituut-officier Van den Burg hem verteld heeft, dat hU de marechaussee verboden had om zich bezig te houden met opsporing te doen in zaken, waar- bU de gemeente Oss betrokken was. Getuige zegt, dat dit lijderdaad door mr. v. d.. Burg is medegedeeld P Op een vraag van mr. Meyes antwoordde de procureur-generaal, dat z.l. in het geval-Van den H. a&oluut geen sprake was van verduiste ring. Inzake de inzending van rapporten en de opdrachten tot vervolging, was volgens den proc.-generaal geenszins in strUd gehandeld met het Wetboek van Strafvordering. De* burgemeester van Oss, de heer J. F. Ploeg makers, de volgende getuige van den minister van Justitie, antwoordde op een desbetreffende vraag, dat de verhouding tusschen de gemeente politie en de brigade der marechaussee perfect was. Wat de kwestie van den opzichter der jeugdontwikkellng betreft, getuige stelde in Van B. alle vertrouwen: hem was nooit iets van verduistering bU de proeftuinen opgevallen. Vervolgens wordt de marechaussee Roffel, die inmiddels verschenen Is, als getuige gehoord. Deze legt eenige verklaringen af betreffende de zaak van bankier v. d. H. .y/ bot*» ?^2^**l*iioteering voor Neüei I mtgesteld op 78 cént per K G. Qeschenk- doezen vanaf 1.25 tot 10.- recht van ambtenaren, waarover mr. James eenige adviezen van prof, van Bemmelen heeft gegeven. Pleiter bestreed de opvatting, die hier te dezer zake verdedigd is. De opvatting van den minister van Justitie voert heelemaal niet tot onredeljjke resultaten. Pl. zeide geen contro versen te willen scheppen, maar geloofde, dat de klagers het in dit geval beter wisten dan de adviseurs. De minister heeft zich in de Kamer beroepen op het RUkspblitiebeslult en nu verwijt men hem. dat hU daarbU niet juist te geweest. Het is onjuist, wat mevr. Prof. Hazewinkel-Suringa zeide. dat de minister zich tot den procureur- generaal alleen als directeur van politie heeft gewend. De adviezen, zoo besloot pleiter zijn pleidooi in de middagzlttlng, zUn terug te brengen tot een onjuiste stelling en verkeerd begrijpen no pens gezag en verantwoordelijkheid in overheids dienst. De president: „Hebt u tegen de Gier en Curfs gezegd, dat over de zaak van de beide pastoors, die toch niet strafbaar zouden zUn, een rapport moest worden uitgebracht, dat ter kennis van den bisschop zou kunnen worden gebracht? De marechaussee moest toch ook het algemeen be lang dienen, zou u verklaard hebben?" Getuige v. d. Burg: „Zoo heb ik het niet ge zegd. Wel, dat de feitelUkheden altijd nog aan de kerkelUke overheid konden worden mede gedeeld. Getuige antwoordt bevestigend op een vraag, of hU op last van den procureur-generaal af- gezien heeft van verdere vervolging van den bankier van de H. Spr. meende destUds voldoen de aanleiding te hebben om hem te arrestferen. gen den rUksrechercheur, die niet met elkaar kloppen. U hebt het uit den mond van den heer Ploeg makers gehoord en het te mU bekend, dat de tegenwoordige brigadecommandant der maiw- chaussee er niet anders over denkt: er heer- schen te Oss thans rust en normale verhou dingen. Men werkt behoorlUk samen, het te uit met de wrijving tusschen verschillende over heidsorganen. „WU stellen er prijs op, dat uw verkla ringen wel kloppen", zegt de president zeer streng, die er zUn bevreemding over uit spreekt, dat getuige nu niets schUnt te weten. De minister had na veranderde kennis neming van het werk van de Ossche brigade in den laatsten tüd zeer ernstige bezwaren. De maatregel was niet bedoeld als een be straffing. In November 1937 had de brigade reeds een ernstige waarschuwing gekregen. Omdat de minister van oordeel was, dat er bU de brigade een verkeerde geest was. kon hU de collectiviteit treffen. r te heel *at te doen geweest over TT de vraag, of de voor 11 Dec. aA. vastgestelde voetbal-wedstrijd Ne- geriand—Duitschland te Rotterdam al dan niet moest doorgaan, nü de bar- haarsche Jodenvervolging in Duitschland en de overlast, welken wij hier te lande dientengevolge ondervinden, een stem ming en een sfeer hebben teweegge bracht, welke nu niet bepaald gunstig voor een internationaal voetbal-festljn met deelname van Dultschers genoemd mag worden. Over deze „question bru- jante" 1« heel wat gedelibereerd en van tegenstrijdige gedachten gewisseld, zoo- dat er een zeer Ingewikkelde uit gevoels- en verstandsoverwegingen samengestelde nyrilaarische knoop ontstond. De nieu we burgemeester van Rotterdam heeft nu dezen Oordiaanschen knoop doorge hakt door den wedstrijd Nederland Duitschland te Rotterdam te verbieden wegens gevaar voor de openbare orde. Dit besluit is gevallen als een knuppel ta een kakelend hoenderhok, maar, niet kippen zijn er stil van geworden. Juist, die kippen, die een uitgesproken voorliefde voor knuppel-practljken heb ben, mits Z1J zelve er maar niet het slachtoffer van zijn, maar anderen, liefst weerloozen, jr het slachtoffer van kun nen maken, zetten nu het meest ver vaarlijk - ^eremtwaardigd roode kammen en bruine fiaifYgeren op en kakelen alsof zij van plaQjyjn een heele eiermijn te gaan'leggen. Zóówel de „Ne derlandsche” als de Dultsche nationaal- sociaUsten zien in dit besluit van den Rotterdamschen burgervader het gevolg van het drijven van Joden en marxisten, waardoor de Nederlandsch-Duitsche betrekkingen geschaad kunnen worden en waardoor politiek en sport op een huns inziens onduldbare wijze worden dooreengemengd. Het wederom broeder lijk samengaan van „Nederlandsche” en Dultsche nationaal-soclallsten inzake afkeuring van door een Nederlandschen magistraat in Nederland genomen be sluit werpt wederom voor de zooveelste maal een helder licht op het Neder- landsch karakter en de Nederlandsche mentaliteit van de N.S B. en haar pers. Als getuigen waren opgeroepen van de zUde van den minister de procureur-generaal bUhet Bossche gerechtshof, baron Speyart van Woer den en burgemeester Ploegmakers van Oss. Voorts had mr. James opgeroepen den sub- stltuut-offlcler bU de rechtbank te ’sHertogen- bosch, mr. ‘van den Burgh, Van Bergen uit Om en de zes wachtmeesters. ter en chef van de brigade te Om), de Gier en Van den Berg, die in de zittingszaal op de eerste rij hadden plaats genomen. Niet verschenen waren de marechaussees Rof fel en Tap, die ook bU deze affaire betrokken waren. Voor hen allen trad als verdediger op mr. R. A. James uit Apeldoorn. Allereerst werd de zaak-Roffel behandeld, waarin als getuige gehoord werd de marechaus see J. W. van den Berg. De president van den Centralen Raad van Beroep, mr. dr. E. J. Beumer, liet getuige van den Berg naar voren komen en stelde hem eenige vragen In verband met een manufactu rier, die op een avond in Maart als verdacht van veiduistering van geld, dat bestemd was voor ziekenhute-verpleging van zijn dienstbode, door de marechaussee was aangehouden en den nacht in de marechaussee-kazerne had doorge bracht. Getuige ontkende, dat Roffel nóch hU op dezen persoon pressie had uitgeoefend tot het doen van verklaringen. De tweede getuige was mr. B. v. d. Burg, sub- stituut-officier bU ’t gerechtshof in den Bosch, die op een desbetreffende vraag verklaarde, dat hU niet met zekerheid meer zeggen kon of hU bevel had gegeven den manufacturier in verze kerde bewaring te nemen en hem na verhoor wer vrU te laten. De president: „Hebt u dese zaak van het begin af aan als een clviel-rechteltyke mak be schouwd?" Getuige: ,4a, dat te ook de reden, dat ik den manufacturier niet verder heb doen vervolgen." Mr. van de Burg wordt tevens als getuige gehoord in de zaken van de andere marechaus sees. Pleiter meent dat het niet Juist is, dat de substituut-offlcier van justitie opdracht sou hebben gegeven met het onderzoek door te gaan, zooals mr. James beweerde. Wat de saak van bankier v. d. H. betreft, toont het dossier duidelUk aan, dat hier aay den kant van de marechaussee weer fouten gemaakt rijn. Ook betreffende de zaak van de twee gees- telUken (gistermiddag in besloten sitting be handeld) hebben de marechaussees bfljk ge geven niet voldoende verantwoordelUkhetd te bezitten, wanneer zU burgers maken tot een voorwerp van strafrechterlijke vervolging. De zaak tusschen den manufacturier B. en zUn dienstbode is volkomen ten onrechte in een strafrechterlUke sfeer getrokken. Wat de mishandeling van W. betreft, dit te nimmer door den minister als vaststaand beschouwd en pleiter begrijpt niet waarom mr. James rich zooveel moeite heeft gegeven om te bewUzen dat er niets gebeurde. Pleiter lelde tot slot, dat de maatregelen van den minister gunstig hebben gewerkt Pleidooi mr. James Vte. begin van dit pleidooi was seer juridisch I Z sn hield allereerst verband met het opsporings- te hU in arrest gesteld. y aten wij deze zaak even nuchter en zakelijk bekijken. Burgemeester ■^Oud is bevoegd in de Maasstad een voetbalwedstrijd of een andere openbare demonstratie te verbieden op grond van vrees voor te verwachten ordeverstorin gen. Ordeverstoringen kunnen met poli- tie-macht worden onderdrukt, maar beter is ze te voorkomen. Hadden de na- tionaai-soclalistische machthebbers dat in Duitschland óók gedaan, toen de spontaan georganiseerde „volkswoede” zich op de Joodsche eigendommen wierp om ze te vernielen, dan zou Duitschland zich niet over een wereldveronjwaardi- ging hebben te beklagen en zou de wed strijd Nederland—Duitschland te Rotter dam rustig hebben kunnen doorgaan. Burgemeester Oud doet dus niets anders dan wat de Dultsche machthebbers tot eigen schade en schande hebben ver zuimd te doen, en hij is daartoe genood zaakt geworden door het verzuim dier Dultsche machthebbers zelf. De opvat* sport en politiek niets met te maken hebben en scherp moeten worden gehouden, mag zeker niet door Duitschland, waar de politiek zich met letterlijk alles be moeit en de sportbeoefening gepaard gut met prae-znilitaire en natlonalis- tisch-polltleke bijbedoelingen, worden uitgespeeld. Wij kunnen het begrij pen, dat de N.S.B. liever dezen wedstrijd met vele risico’s ziet doorgaan, want, indien zich daarbij relletjes en antl- Dultsche demonstraties zouden hebben voorgedaan, zou zij weer een kluifje naar haar smaak hebben gekregen, maar dat de Dultsche nationaal-socialistische machthebbers een met man en macht beschermden en met telkens weer on derdrukte anti-Dultsche betoogingen begeleiden wedstrijd minder krenkend zouden hebben geacht dan heelemaal geen wedstrijd wil er bij ons moeilijk in, gezien hun overgevoeligheid, voor zoover het hen zelf betreft. Van deze overge voeligheid hebben wij Indertijd eenige typische en sterke staaltjes beleefd, toen zich hier te lande zgn. „Tlag-incidenten” voordeden en een paar ongewenschte uationaal-sociallstlsche Dultschers, die voor hen ongeoorloofde politieke propa ganda pleegden, over de grens werden gezet. Tenslotte dient men niet uit het °°8 te verliezen, dat men geen jood of marxist behoeft te zijn om verontwaar- dl8ing te gevoelen over hetgeen in het nationaal-socialistische Duitschland den oden wordt aangedaan. Zulk een ver- °ntwurdlging kan óók nog voortkomen “t een zeer elementair begrip van menachelijkheld en beschaving, dat niets *®et politiek of semitlsme heeft uit te "*nn. Indien de nationaal-soclallsten niet willen erkennen, zou dat niet Pleiten voor hun menachelijkheld of be- •chaving, die heusch niet zoodanig dn dat zij geen deugdelijker pleidooi «>uden behoeven dan dat, hetwelk zij •m» daarvoor plegen op te disschen. le trapt moet den bal verwachten, gaat het nu eenmaal ook bij voetbal. De opperwachtmeester Curfs verklaart, dat hU de Gier opdracht had gegeven om de twee opzichters van de jeugdwerkverschafflng arresteeren. Getuige had den burgemeester eerst nog willen spreken, doch vond er geen gelegenheid toe. Als getuige medegedeeld heeft, wat hU ge daan heeft om den burgemeester te spreken te krUgen, vraagt de president of het in Om de gewoonte is om den burgemeester alleen in het gemeentebestuur te spreken. ,4a”, antwoordt getuige, die op een vraag van Mr. P. Meyjes, den vertegenwoordiger van den Minister van Justitie nog zegt, dat hU geen boodschap achter had kunnen laten. Daarna wordt als getuige gehoord de heer P. Th. van B„ oprichter van het Jeugdontwik- kellngswerk in Oss. Getuige ontkent ooit vertrouwelUke mede- deellngen aan wachtmeester de O. te heb ben gedaan. Getuige weet zich niet veel te herinneren van de keeren, dat hU met van O. aan de ma rechaussee-kazerne is geweest. De president: ,Js er wel eens een rUksrecher cheur bU u geweest?" Getuige: ,JEr is wel eens een meneer bU me geweest, maar ik wist niet wie hU was.” De president merkt op, dat getuige een stuk in zUn bezit zou hebben van iemand, die bU getuige is geweest en waarop verklaringen voorkomen. Getuige weet heel niet of de Gier hem ooit iets gevraagd heeft. De president zegt in zUn dossier verklarin gen te hebben van getuige tegen de O. en te-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 5