r
A^'Rheingold
geschenlj
De marechaussee uit Oss
in hooger beroep
b
DE KNOOP
0ÖORGEHAKT
ft
VviïXTOSCa
J*#
FTi
I
1
THERMOGENE
I
r-
gadiw Woidtaa/uMd on den ga)&. eet aandoet
ZAAK VOOR CENTRALEN
RAAD VAN BEROEP
§EN-§EN
2:^-
VRIJDAG 2 DECEMBER 1938
WIL
«-
Avond zitting
1
A
I
PIJNSTILLENDE WATTEN
«i
'ip
PARFUM
EAU DE COLOGNE
PARFUM
EAU DE COLOGNE
Spoorweg-ambtenaar
stal goederen
HOEST. KEELPVH
GRIEP. PNEUMATIEK
STEKEN IN DEZUea
De overplaatsing dar
marechaussees
4
1?.
SEN-SEN
verfrischt
den adem
Botemoteering
Pleidooi mr. James
1
Het verhoor der getuigen
Vtaü -^gu!^-
r RE
Pleidooi van mr. Meyes
.i'-ïaj
Av
Zz*
alle
£»SS
»V
7.50
Te ruim half acht werd de zitting geschorst.
7.50
S.5O
-45
-25
■I
en
IMP. H. TEN MERKEL HILVERSUM.
te
Als
O
L
tt
Op heet er daad betrapt
1
Nederlandsche
voor
t.
1’1 OIOGM
Hhcliujold
is»
ia
ï-
m
ting, dat
elkander
gescheiden
„Hebt getuige nog wat te vragen?” al-
dus de president tot Mr. Meyjes.
Mr. Meyjes: „Ik geef het ook op.”
Mr. James hield een korte repliek, waarna de
behandeling van dese saak werd gesloten en
de uitspraak bepaald werd over drie weken.
Als verdediger van kolonel Selm trad op
majoor Van Hoek.
De Centrale Raad van Beroep was als volgt
samengestelddr. E. J. Beumer, fungeerend
voorzitter, mr. Van Basten Batenburg, en mr.
Kuyper, leden, mr. Van der Ven, griffier.
Aan getuige zou jeugdleider van B. gezegd
hebben, dat hU niet goed durfde, omdat hjj
bang was voor den burgemeester.
doozen d
35 en 55 ct.
op de pijnlijke
plek, bestrijdt
Qeschenkdoozen
vanaf-.75
tot fO.-
2js
330
-f.5O.27S
1.20
4
3Z5\
Z-
10.
„Als je Iets wilt hebbes, wat «a eenige
borrels et veel rocken je adee weer
volkomen verfriscbt voor eea volgende
«akenconlereatie, onthoudt dan wat bier
staat! Eén of twee pastilles doen won
deren. geloof me!"
Bij apothekers en drogisten pakjes i
S Ct., bltkdoosjes h IS ct.
Het standpunt van klagers is. in het kort
samengevat, het volgende: De minister ontkent,
dat hjj de opsporingsbevoegdheid tUdelUk heeft
ontnomen, doch dat hU slechts heeft bevolen,
dat de brigade tot nader order niet van haar
opsporingsbevoegdheid gebruik mocht maken.
Indien al niet gezegd kan worden dat dit de
facto op hetzelfde neerkomt, zoo heeft de mi
nister dus in elk geval de uitoefening van de
opsporingsbevoegdheid tot nader order opge
schort. In dit verband zijn klagers van oor
deel, dat de opsporingsbevoegdheid krachtens
de wet onafscheldelUk is verbonden aan de
functie van onderofficier der marechaussee.
Zoolang deze onderofficier in zijn functie niet
is geschorst, is hij gerechtigd, ja verplicht, zijn
opsporingsbevoegdheid uit te oefenen. Hieruit
volgt, dat de algeheele uitoefening van dit
rechtstreeks aan de wet ontleende recht hem
dus slechts verboden kan worden door middel
van schorsing in zijn functie.
Ten einde de beslissing van Justitie op haar
wettigheid te toetsen, is het noodlg, daarvan
de juiste beteekenis vast te stellen. De mi
nister deed hier door middel van den procureur-
generaal en wel in diens kwalieit vin fungee-
rend directeur van politie den betrokken di
visie-commandant weten, dat hjj de mi
nister le. de brigade verbiedt om eigener be
weging tot nader order opsporingsdaden te ver
richten, behoudens uitdrukkelijker^last in tegen
gestelden zin van den procureur-generaal, en
2e. aan de brigade gebiedt om eventueel bU
haar binnenkomende aangiften door te geven
aan de gemeentepolitie.
Hieruit kan, aldus prof. Hazewinkel, niet an
ders worden gelezen dan een schorsing voor on-
bepaalden tijd van de brigade te Om in haar
opsporingstaak. Heeft de minister van Justitie
daartoe het recht? Daarop zal, zegt de advi
seur, het antwoord ontkennend moeten luiden,
zoowel voor wat betreft het eerste als het
tweede bevel.
Er worden dan den marechaussee van den
B. verschillende vragen gesteld over den
jeugdleider van B., die met van O. meerdere
malen aan de marechaussee-kazeme was ge
weten Mhnee. Curie VwoegM oppwwëdhtaeeih weeat verklaringen bad willen afleggen.
Vervolgens zet pl. uiteen wat geschied is inzake
den manufacturier B.. die er van verdacht werd.
dat hjj het ziekengeld van de dienstbode ten
eigen bate had aangewend. Pl. betoogt, dat het
de gewone gang van zaken was, dat dese een
nacht werd vastgehouden. Ook door een zekeren
W., die inlichtingen moest verschaffen over over
treding van de Vuurwapenwet, vast te houden is
de marechaussee haar bevoegdheid niet te bul
ten gegaan. W. beweerde, dat hjj in de mare
chausseekazerne des nachts mishandeld werd,
maar zijn mede-arbeiders konden den volgenden 1
morgen niets aan hem merken. De marechaussee 1
heeft dit ook ten stelligste ontkend. Te ruim
half zeven was het woord aan den vertegen- 1
woordlger van den minister van Justitie, mr. P. i
Meyes, referendaris van het departement van i
Justitie.
De 27-jarige ambtenaar der Nederlandscha
Spoorwegen P. C. M., te Groningen, die ge
durende zeven jaar dienst verricht in de goe
derenloods der Spoorwegen te Groningen werd
Donderdagmiddag betrapt op diefstal uit di
verse zendingen, welke in die loods waren op
geslagen.. Een onderzoek door de recherche
leidde tot ontdekking van een aantal goederen,
die M. in een hoek had geplaatst, om zich die
toe te eigenen. In afwachting van sfln ter be
schikking stelling van den officier van Justitie.
La W44 4wa -
VOOR LADIES EN GENTLEMEN
In beide zaken zijn de klagers door het
ambtenarengerecht in het ongeljjk gesteld,
van welke beslissing zij in beroep kwamen.
Evenals In eerste instantie werden ook
thans de belangen van de marechaussee
bepleit door mr. R. A. James uit Apeldoorn,
terwijl ook nu namens den minister van
Justitie de beroepen werden bestreden door
mr. P. Meyes van het Departement van
Justitie.
Origin,
flacons
Vdnef -.40
tot ff. -
Om negen uur werd de zitting voortgezet. Mr.
Meyes vervolgde zijn betoog en bestreed dat ge
bruik is gemaakt vai^ bevoegdheid voor een an
dere doel dan waarvoor zij gegeven is.
Het getuigenverhoor brengt zeer
weinig nieuwe gezichtspunten
De Centrale Raad van Beroep te Utrecht
heeft Donderdag een aanvang gemaakt met
de behandeling van de bekende zaak van
de marechaussee te Oss.
Zooals men weet, hebben de zes onder
officieren, die tot de brigade van de Kon.
Marechaussee hebben behoord, en die eerst
van hun opsporingsbevoegdheid ontheven
en vervolgens overgeplaatst zjjn, in eerste
instantie bU het ambtenarengerecht te
’s Gravenhage een klacht aanhangig ge
maakt tegen de besluiten en handelingen,
welke tot deze ontheffing en overplaatsing
hebben geleid.
De klacht tegrfn het ontnemen van de
opsporingsbevoegdheid was gericht tegen
den minister van Justitie, terwijl die be
treffende de overplaatsing zich richtte te
gen den inspecteur van het wapen der Kon.
Marechaussee, kolonel van Selm.
Aangezien de minister van Defensie gerech
tigd te een onderofficier der marechaussee in
zjjn functie te schorsen, volgt daaruit, dat de
minister van Justitie niet het recht had om de
algeheele uitoefening van een bevoegdheid,
welke inhaerent te aan de functie van onder
officier der marechaussee, te verbieden.
Er waren vier marechaussees opgekomen, te
Dit standpunt is nader uitgewerkt in een
advies van prof. mr. J. M. van Bemmelen, hoog-
leeraar te Leiden, welk advies reeds» aan het
ambtenarengerecht te overgelegd. Thans legde
pleiter ad Informandum te dezer pake nog een
advies over van prof. mr. D. Hazewinkel8u-
ringa, hoogleeraar te Amsterdam, waaraan w(j
het volgende ontleenen:
Daarna was het woord aan mr. R A. James,
den verdediger nn de marechaussee, tot het
houden van zijn pleidooL
Afgezien van de beslissing van het ambte
narengerecht, aldus mr. James in zijn pleidooi,
dat het aangevallen besluit niet in strijd is met
algemeen verbindende voorschriften en met
name niet met het wetboek van strafvordering
en dat ook niet gebleken is van bevoegdheids-
misbruik, voelt de marechaussee zich door de
opsomming In de uitspraak van de tekortko
mingen In hun verschillende opsporingsonder
zoeken ernstig bezwaard.
Prof. Hazewinkel behandelt daarna nog de
vraag of de Minister van Justitie krachtens het
rjjkspolltlebesluit door middel van den fungee-
renden Directeur van Politie aan de Mare
chaussee bevelen kan doen toekomen, die haar
opsporingsbevoegdheid raken. Ook op deze
vraag moet het antwoord zeer beslist ontken
nend lulden.
Voorts legde mr James een aanvullende nota
over van prof. mr. J. M. van Bemmelen. waar
in deze als zijn meenlng te kennen geeft, dat
de conclusie van het ambtenarengerecht, dat
de minister van Justitie door zijn telegram niet
In strijd gehandeld zou hebben met het Wet
boek van strafvordering, reeds terstond met de
woorden van de uitspraak van dat gerecht is
te bestraden.
De president: „Meende a destijds aan
de integriteit van den burgemeester van
Oss te moeten twijfelen?”
Getuige: „Ik had geen reden em hier
aan te twijfelen.”
De president: „Hebt u ooit aanmerking
gemaakt op de Gier, dat hU na IS November
1937 nog onderzoek verrichtte in anken, die
de gemeente betroffen?"
Getuige mr. van de Burg: „Ik heb geen
aanmerking gemaakt.”
Er is den burgemeester met een» medege
deeld, dat beide ambtenaren waren gearresteerd.
Deze heeft van de arrestatie van een derde ge
hoord. Wat een toestand! Bepaalde fraudes zfln
nooit bewezen kunnen worden. In dese zaak,
komt een sterk wfhtrouwwn tegen den burge
meester naar voren, dat met gemotiveerd te.
De saak b<j het jeugdwerk te een voorbeeld
van verkeerden dienstijver. Het lag voor de
hand, dat In een aangelegenheid als dese eerst
overleg met den burgemeester werd gepleegd.
Overigens gelooft pleiter dat de klagers nu niet
zoo diligent zijn geweest om met den burge
meester in contact te treden.
Nadat Donderdagmiddag na de pauze een
langdurige geheime zitting was gehouden, ver
volgde om half zes mr. R. A. James, de verdedi
ger van de marechaussees, zijn pleidooi.
Pl. behandelde nu de zaak van den bankier
v. d. H.
„U kunt wel gaan.” aldus de president.
„We hebben u met meer noodlg. Ik geef het
op.“
Deensche boternoteering te
tweede zaak kwam in behandeling de
verplaatsing der marechaussees, die echter
maar weinig tijd in beslag nam. Klagers waren
dezelfde, terwijl de aanklacht ging tegen den
inspecteur van het wapen der marechaussee.
Als vertegenwoordiger van dezen trad op ma
joor Van Hoek, verdediger der marechaussees
was weer mr. James, die betoogde dat de kla
gers natuurlijk bezwaar hadden tegen de
overplaatsing, maar pleiter zag In. dat dit een
gevolg was van den minlsterieelen maatregel.
Majoor Van Hoek bevestigde dit laatste nog
eens.
Ook in dese saak werd de uitspraak bepaald
over drie weken.
Hierna wordt wachtmeester De Gier gehoord.
HU ontkent, dat de officier van Justitie gesegd
zou hebben, dat de zaak van den manufacturier
een clvlel-rechtelUke kwestie was. De officier
had daarbU gezegd dat de manufacturier moest
worden vastgehouden, als dit noodlg was.
Daarna wordt gehoord mr. E. L. M. H. baron
Speyart van Woerden, procureur-generaal aan
het Gerechtshof in Den Bosch.
Mr. Meyes vraagt, of de substituut-officier
Van den Burg hem verteld heeft, dat hU de
marechaussee verboden had om zich bezig te
houden met opsporing te doen in zaken, waar-
bU de gemeente Oss betrokken was.
Getuige zegt, dat dit lijderdaad door mr. v.
d.. Burg is medegedeeld P
Op een vraag van mr. Meyes antwoordde de
procureur-generaal, dat z.l. in het geval-Van
den H. a&oluut geen sprake was van verduiste
ring. Inzake de inzending van rapporten en de
opdrachten tot vervolging, was volgens den
proc.-generaal geenszins in strUd gehandeld
met het Wetboek van Strafvordering.
De* burgemeester van Oss, de heer J. F. Ploeg
makers, de volgende getuige van den minister
van Justitie, antwoordde op een desbetreffende
vraag, dat de verhouding tusschen de gemeente
politie en de brigade der marechaussee perfect
was. Wat de kwestie van den opzichter der
jeugdontwikkellng betreft, getuige stelde in Van
B. alle vertrouwen: hem was nooit iets van
verduistering bU de proeftuinen opgevallen.
Vervolgens wordt de marechaussee Roffel, die
inmiddels verschenen Is, als getuige gehoord.
Deze legt eenige verklaringen af betreffende
de zaak van bankier v. d. H.
.y/
bot*» ?^2^**l*iioteering voor Neüei I
mtgesteld op 78 cént per K G.
Qeschenk-
doezen
vanaf 1.25
tot 10.-
recht van ambtenaren, waarover mr. James
eenige adviezen van prof, van Bemmelen heeft
gegeven. Pleiter bestreed de opvatting, die hier
te dezer zake verdedigd is. De opvatting van
den minister van Justitie voert heelemaal niet
tot onredeljjke resultaten. Pl. zeide geen contro
versen te willen scheppen, maar geloofde, dat
de klagers het in dit geval beter wisten dan de
adviseurs.
De minister heeft zich in de Kamer beroepen
op het RUkspblitiebeslult en nu verwijt men
hem. dat hU daarbU niet juist te geweest. Het is
onjuist, wat mevr. Prof. Hazewinkel-Suringa
zeide. dat de minister zich tot den procureur-
generaal alleen als directeur van politie heeft
gewend.
De adviezen, zoo besloot pleiter zijn pleidooi
in de middagzlttlng, zUn terug te brengen tot
een onjuiste stelling en verkeerd begrijpen no
pens gezag en verantwoordelijkheid in overheids
dienst.
De president: „Hebt u tegen de Gier en Curfs
gezegd, dat over de zaak van de beide pastoors,
die toch niet strafbaar zouden zUn, een rapport
moest worden uitgebracht, dat ter kennis van
den bisschop zou kunnen worden gebracht? De
marechaussee moest toch ook het algemeen be
lang dienen, zou u verklaard hebben?"
Getuige v. d. Burg: „Zoo heb ik het niet ge
zegd. Wel, dat de feitelUkheden altijd nog aan
de kerkelUke overheid konden worden mede
gedeeld.
Getuige antwoordt bevestigend op een vraag,
of hU op last van den procureur-generaal af-
gezien heeft van verdere vervolging van den
bankier van de H. Spr. meende destUds voldoen
de aanleiding te hebben om hem te arrestferen.
gen den rUksrechercheur, die niet met elkaar
kloppen.
U hebt het uit den mond van den heer Ploeg
makers gehoord en het te mU bekend, dat de
tegenwoordige brigadecommandant der maiw-
chaussee er niet anders over denkt: er heer-
schen te Oss thans rust en normale verhou
dingen. Men werkt behoorlUk samen, het te uit
met de wrijving tusschen verschillende over
heidsorganen.
„WU stellen er prijs op, dat uw verkla
ringen wel kloppen", zegt de president
zeer streng, die er zUn bevreemding over
uit spreekt, dat getuige nu niets schUnt te
weten.
De minister had na veranderde kennis
neming van het werk van de Ossche brigade
in den laatsten tüd zeer ernstige bezwaren.
De maatregel was niet bedoeld als een be
straffing. In November 1937 had de brigade
reeds een ernstige waarschuwing gekregen.
Omdat de minister van oordeel was, dat er
bU de brigade een verkeerde geest was.
kon hU de collectiviteit treffen.
r te heel *at te doen geweest over
TT de vraag, of de voor 11 Dec. aA.
vastgestelde voetbal-wedstrijd Ne-
geriand—Duitschland te Rotterdam al
dan niet moest doorgaan, nü de bar-
haarsche Jodenvervolging in Duitschland
en de overlast, welken wij hier te lande
dientengevolge ondervinden, een stem
ming en een sfeer hebben teweegge
bracht, welke nu niet bepaald gunstig
voor een internationaal voetbal-festljn
met deelname van Dultschers genoemd
mag worden. Over deze „question bru-
jante" 1« heel wat gedelibereerd en van
tegenstrijdige gedachten gewisseld, zoo-
dat er een zeer Ingewikkelde uit gevoels-
en verstandsoverwegingen samengestelde
nyrilaarische knoop ontstond. De nieu
we burgemeester van Rotterdam heeft
nu dezen Oordiaanschen knoop doorge
hakt door den wedstrijd Nederland
Duitschland te Rotterdam te verbieden
wegens gevaar voor de openbare orde.
Dit besluit is gevallen als een knuppel
ta een kakelend hoenderhok, maar, niet
kippen zijn er stil van geworden.
Juist, die kippen, die een uitgesproken
voorliefde voor knuppel-practljken heb
ben, mits Z1J zelve er maar niet het
slachtoffer van zijn, maar anderen, liefst
weerloozen, jr het slachtoffer van kun
nen maken, zetten nu het meest ver
vaarlijk - ^eremtwaardigd roode
kammen en bruine fiaifYgeren op en
kakelen alsof zij van plaQjyjn een heele
eiermijn te gaan'leggen. Zóówel de „Ne
derlandsche” als de Dultsche nationaal-
sociaUsten zien in dit besluit van den
Rotterdamschen burgervader het gevolg
van het drijven van Joden en marxisten,
waardoor de Nederlandsch-Duitsche
betrekkingen geschaad kunnen worden
en waardoor politiek en sport op een
huns inziens onduldbare wijze worden
dooreengemengd. Het wederom broeder
lijk samengaan van „Nederlandsche” en
Dultsche nationaal-soclallsten inzake
afkeuring van door een Nederlandschen
magistraat in Nederland genomen be
sluit werpt wederom voor de zooveelste
maal een helder licht op het Neder-
landsch karakter en de Nederlandsche
mentaliteit van de N.S B. en haar pers.
Als getuigen waren opgeroepen van de zUde
van den minister de procureur-generaal bUhet
Bossche gerechtshof, baron Speyart van Woer
den en burgemeester Ploegmakers van Oss.
Voorts had mr. James opgeroepen den sub-
stltuut-offlcler bU de rechtbank te ’sHertogen-
bosch, mr. ‘van den Burgh, Van Bergen uit
Om en de zes wachtmeesters.
ter en chef van de brigade te Om), de Gier en
Van den Berg, die in de zittingszaal op de eerste
rij hadden plaats genomen.
Niet verschenen waren de marechaussees Rof
fel en Tap, die ook bU deze affaire betrokken
waren.
Voor hen allen trad als verdediger op mr. R.
A. James uit Apeldoorn.
Allereerst werd de zaak-Roffel behandeld,
waarin als getuige gehoord werd de marechaus
see J. W. van den Berg.
De president van den Centralen Raad van
Beroep, mr. dr. E. J. Beumer, liet getuige van
den Berg naar voren komen en stelde hem
eenige vragen In verband met een manufactu
rier, die op een avond in Maart als verdacht van
veiduistering van geld, dat bestemd was voor
ziekenhute-verpleging van zijn dienstbode, door
de marechaussee was aangehouden en den
nacht in de marechaussee-kazerne had doorge
bracht. Getuige ontkende, dat Roffel nóch hU
op dezen persoon pressie had uitgeoefend tot
het doen van verklaringen.
De tweede getuige was mr. B. v. d. Burg, sub-
stituut-officier bU ’t gerechtshof in den Bosch,
die op een desbetreffende vraag verklaarde, dat
hU niet met zekerheid meer zeggen kon of hU
bevel had gegeven den manufacturier in verze
kerde bewaring te nemen en hem na verhoor
wer vrU te laten.
De president: „Hebt u dese zaak van het begin
af aan als een clviel-rechteltyke mak be
schouwd?"
Getuige: ,4a, dat te ook de reden, dat ik den
manufacturier niet verder heb doen vervolgen."
Mr. van de Burg wordt tevens als getuige
gehoord in de zaken van de andere marechaus
sees.
Pleiter meent dat het niet Juist is, dat de
substituut-offlcier van justitie opdracht sou
hebben gegeven met het onderzoek door te
gaan, zooals mr. James beweerde. Wat de saak
van bankier v. d. H. betreft, toont het dossier
duidelUk aan, dat hier aay den kant van de
marechaussee weer fouten gemaakt rijn.
Ook betreffende de zaak van de twee gees-
telUken (gistermiddag in besloten sitting be
handeld) hebben de marechaussees bfljk ge
geven niet voldoende verantwoordelUkhetd te
bezitten, wanneer zU burgers maken tot een
voorwerp van strafrechterlijke vervolging.
De zaak tusschen den manufacturier B. en
zUn dienstbode is volkomen ten onrechte in
een strafrechterlUke sfeer getrokken. Wat de
mishandeling van W. betreft, dit te nimmer
door den minister als vaststaand beschouwd en
pleiter begrijpt niet waarom mr. James rich
zooveel moeite heeft gegeven om te bewUzen
dat er niets gebeurde. Pleiter lelde tot slot,
dat de maatregelen van den minister gunstig
hebben gewerkt
Pleidooi mr. James
Vte. begin van dit pleidooi was seer juridisch I Z
sn hield allereerst verband met het opsporings- te hU in arrest gesteld.
y aten wij deze zaak even nuchter en
zakelijk bekijken. Burgemeester
■^Oud is bevoegd in de Maasstad een
voetbalwedstrijd of een andere openbare
demonstratie te verbieden op grond van
vrees voor te verwachten ordeverstorin
gen. Ordeverstoringen kunnen met poli-
tie-macht worden onderdrukt, maar
beter is ze te voorkomen. Hadden de na-
tionaai-soclalistische machthebbers dat
in Duitschland óók gedaan, toen de
spontaan georganiseerde „volkswoede”
zich op de Joodsche eigendommen wierp
om ze te vernielen, dan zou Duitschland
zich niet over een wereldveronjwaardi-
ging hebben te beklagen en zou de wed
strijd Nederland—Duitschland te Rotter
dam rustig hebben kunnen doorgaan.
Burgemeester Oud doet dus niets anders
dan wat de Dultsche machthebbers tot
eigen schade en schande hebben ver
zuimd te doen, en hij is daartoe genood
zaakt geworden door het verzuim dier
Dultsche machthebbers zelf. De opvat*
sport en politiek niets met
te maken hebben en scherp
moeten worden gehouden,
mag zeker niet door Duitschland, waar
de politiek zich met letterlijk alles be
moeit en de sportbeoefening gepaard
gut met prae-znilitaire en natlonalis-
tisch-polltleke bijbedoelingen, worden
uitgespeeld. Wij kunnen het begrij
pen, dat de N.S.B. liever dezen wedstrijd
met vele risico’s ziet doorgaan, want,
indien zich daarbij relletjes en antl-
Dultsche demonstraties zouden hebben
voorgedaan, zou zij weer een kluifje
naar haar smaak hebben gekregen, maar
dat de Dultsche nationaal-socialistische
machthebbers een met man en macht
beschermden en met telkens weer on
derdrukte anti-Dultsche betoogingen
begeleiden wedstrijd minder krenkend
zouden hebben geacht dan heelemaal
geen wedstrijd wil er bij ons moeilijk in,
gezien hun overgevoeligheid, voor zoover
het hen zelf betreft. Van deze overge
voeligheid hebben wij Indertijd eenige
typische en sterke staaltjes beleefd, toen
zich hier te lande zgn. „Tlag-incidenten”
voordeden en een paar ongewenschte
uationaal-sociallstlsche Dultschers, die
voor hen ongeoorloofde politieke propa
ganda pleegden, over de grens werden
gezet. Tenslotte dient men niet uit het
°°8 te verliezen, dat men geen jood of
marxist behoeft te zijn om verontwaar-
dl8ing te gevoelen over hetgeen in het
nationaal-socialistische Duitschland den
oden wordt aangedaan. Zulk een ver-
°ntwurdlging kan óók nog voortkomen
“t een zeer elementair begrip van
menachelijkheld en beschaving, dat niets
*®et politiek of semitlsme heeft uit te
"*nn. Indien de nationaal-soclallsten
niet willen erkennen, zou dat niet
Pleiten voor hun menachelijkheld of be-
•chaving, die heusch niet zoodanig
dn dat zij geen deugdelijker pleidooi
«>uden behoeven dan dat, hetwelk zij
•m» daarvoor plegen op te disschen.
le trapt moet den bal verwachten,
gaat het nu eenmaal ook bij voetbal.
De opperwachtmeester Curfs verklaart, dat
hU de Gier opdracht had gegeven om de twee
opzichters van de jeugdwerkverschafflng
arresteeren.
Getuige had den burgemeester eerst nog
willen spreken, doch vond er geen gelegenheid
toe.
Als getuige medegedeeld heeft, wat hU ge
daan heeft om den burgemeester te spreken
te krUgen, vraagt de president of het in Om
de gewoonte is om den burgemeester alleen in
het gemeentebestuur te spreken.
,4a”, antwoordt getuige, die op een vraag
van Mr. P. Meyjes, den vertegenwoordiger van
den Minister van Justitie nog zegt, dat hU geen
boodschap achter had kunnen laten.
Daarna wordt als getuige gehoord de heer
P. Th. van B„ oprichter van het Jeugdontwik-
kellngswerk in Oss.
Getuige ontkent ooit vertrouwelUke mede-
deellngen aan wachtmeester de O. te heb
ben gedaan.
Getuige weet zich niet veel te herinneren
van de keeren, dat hU met van O. aan de ma
rechaussee-kazerne is geweest.
De president: ,Js er wel eens een rUksrecher
cheur bU u geweest?"
Getuige: ,JEr is wel eens een meneer bU me
geweest, maar ik wist niet wie hU was.”
De president merkt op, dat getuige een stuk
in zUn bezit zou hebben van iemand, die bU
getuige is geweest en waarop verklaringen
voorkomen.
Getuige weet heel niet of de Gier hem ooit
iets gevraagd heeft.
De president zegt in zUn dossier verklarin
gen te hebben van getuige tegen de O. en te-