De avonturen van een verkeersagentje ^KctwïAaal winden daa Gemeen- meuwe De man van Iracema In uw huurtermijnen tijdig ALLE ABONNÉ’S ongevallen venekerd voor een der volgende ultkeeringen F 750- f 750- f 250.. De EN IN HUN GEHEEL ZATERDAG 10 DECEMBER 1938 Het plan-Romme IN VEILIGHEID DOOR OTFRID VON HANSTEIN .5' JOEGO-SLAVEN IN DE MIJNSTREEK Een Vrijzinnig-democra- tische stem AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL W°en Quatert* der geesten die >1 <1 Mr. D. hoop van roffel verwachting van In de (Nadruk verboden) 1 zich ook de ZESDE HOOFDSTUK r.-fj «a Die laatste twee woorden heeft de wijsgeer vergeten, maar voor de meeste men- schen op straat kan het it geen kwaad om ze er nog even bij te zetten! het dit. er te school moeite didac- lippen imam. ht TC TC ia TC 1 in Na De - stoomer, aan boord waarvan Iracema zich bevond, naderde Lissabon, en gleed lang- open armen zal ontvangen!" Den volgenden morgen vertrok Iracema naar Lissabon. k ji si w p K 01 m wi di Pa 1 Da S» va 1 M W IX U In eiker tm derj •wm zc Adve 5 uu door bezoe WC rid» Van VR der Karm ZA’. tiefml Karin W<x terten ding* aenac de ni De Dei on De toegan «ngev< Hein den büdrag Usl*n< de ge- Mi Va red zor alli H. gel der de t VOO Ma Bui VOO V ont VOO con Z en i <K mw te 1 en 3 Hoo O mer eer» de i derlükheid zyn tei klaas helaas altoos neemt, omdat ze kinderlijkheid zozÜ Als het plan Ra schijnt te willen w de reeds bestaande kleur” er nog meen verwachten, maar c Ilclri blinken en de gespleten tong heen en wegen. Met een schreeuw van woede Portugees op en Weer enkele uren later. Elk oogenblik kon de auto koenen, met de kist, waarin men den ontslapene zou vervoeren. Gedurende al dien tijd werd Iracema naast de smart over het verlies van haar vader, ook nog gekweld door den vreeselijken twijfel, aan gaande haar eigen toekomst. Ze stond nu ge heel alleen, en was uitsluitend op zichzelf aan gewezen. Haar vader was dood, het echtpaar Hosband in Amerika. Wat tusschen de beide personen die alle twee beweerden Robert Seve ring te ri’n nu in Lissabon voorviel, kon zij selfs niet vermoeden. Haar hart snakte naar iemand, om zich uit te kunnen spreken. Naar een oprecht en eerlijk hart, dat zf] zou kunnen vertrouwen, en telkens weer dacht zjj dan aan juffrouw Turner, die met groote fijngevoeligheid en tact haar alles uit handen nam. waarvoor oogenblikkeiyk moest worden gezorgd. Eindelijk vatte zij moed. „XJ boezemt mi) vertrouwen in. U is mij zoo moederlijk tegemoet getreden, mag ik mij eens bij u uitspreken?” „Ik hoop, dat ik zal kunnen helpen!" De schrandere vrouw bad al bemerkt dat er Zgl zat met juffrouw Turner alleen op het groote terras van Quinta Esperanca. Ze was zichzelf nu volkomen meester en vastberaden. „Ik ga morgen met de boot naar Lissabon. Ik zal mij tot den Dultschen consul wenden en rechtskundigen bijstand nemen. Ik ben geen kind, waar men mee doen kan wat men wil!” Maar toen verloor zij weer moed. ..Maar als het mij niet gelukt, juffrouw Tur ner, als het mij niet gelukt?” „Dan moet u niet vergeten, dat ik deze dagen van u ben gaan houden. Komt u dan bij mij Het veriteeraagentje knoopte dit in zijn ooren en in den morgen klopte hjj aan de deur van het paleis. Een bediende maakte open en toen Keesje hem had gezegd, wat hy kwam doen, werd hu naar den grootvizier gebracht, die hem vroeg naar het doel van zjjn komst. „Prachtig,” zei de grootvizier, zooveel als eerste minister, ,ga maar mee, brave man, ik breng je wel naar den sultan.” Onder den titel: tlngen schrijft F. Schoolblad": gemeenschapsgedachte, rechtvaardigheid, voor boet. Met een lichte buiging van het hoofd, vol waardigheid, begroette bij ons; toen zette hij zich neer bij het vuur. De aangeboden spijzen sloeg hij dankend af, slechts de goudblonde Sy rische tabak, die de luitenant hem aanbood, aanvaardde hy. Hij. was een goed kenner van de Westersche cultuur en sprak vloeiend Fransch, zoodat we weldra in een druk gesprek gewikkeld waren. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ze gingen eindelijk weer op het land en verborgen de paardjes. Nauwelijks waren zij gezeten of daar verscheen een wachter van bet paleis. HU droeg een tulband, een kort jasje en een kromme sabel. HU trad op beide vrienden toe en zag dadelijk, dat zjj vreemdelingen waren. „Wat komen jullie doen,” vroeg hij. „Ik zoek werk," antwoordde de verkeers agent „Als je een goede kok bent, dan heb ik een baantje voor je, want de sultar^ mijn meester, zoekt juist iemand, die goed kan koken." zijde moeten staan, onder welke methodes de historische de voornaamste, de dame op het schaakbord, is. die vroeger ook blond moet zUn geweest, zal zUn dan de ander, dien ik eerst voor een Brazi liaan hield. Ook de kennismaking in het hospi taal en de ontmoeting te New-York spreken in zijn voordeel ook de open eerlijkheid, waar mede hU over zijn armoede sprak. Anderzijds is het onloochenbaar, dat uw vader er volko men van overtuigd was, dat de man, dien u Jenkins noemt en die ook bU zijn eerste verbiyf hier onder dien naam zich aanmeldde, uw neef Robert Severing is. ’t Is ook zeker, dat uw vader aan *n echtverbintenis tusschen hem en u gedacht heeft, want hU stelde hem aan mU voor als zyn neef, zUh compagnon en zijn toe- komstlgen schoonzoon. Verder is het opvallend, dat de ander in wien u den echten Robert Severing ziet en waarvan u zegt, dat hU met de Royal-Mall hier had moeten aankomen, niet aangekomen is. Buiten Jenkins is hier toch niemand anders geweest en mijn manager zei mij, dat van de Engelsche boot geen enkele andere passagier blUvend debarkeerde. Het lykt dus wel, alsof -die heer er de voorkeur aan heeft gegeven het schip niet te verlaten en naar Zuid-Afrika is doorgevaren." „Ik begrUp er maar niets van. Ik kan niet gelooven, dat hU een misdadiger is.” ..Zoo vet als ik naar de foto oordeelen ken. lUkt mU dat ook niet waarschUnlUk. Ik moet ook bekennen, dat „de andere" mij in het geheel niet sympathiek was. Maar het bluft natuurlUk uiterst moeilijk zich een oordeel te vormen.” ,Jn geen geval kan ik „dien andere" trouwen.” „Niemand kan u daartoe dwingen.” -Hoe vind ik een uitweg?” Buiten klonk het signaal van een auto, die binnenreed. Juffrouw Turner streelde het meisje over haar gezicht. „Nu vraagt uw vader in de allereerste plaats onze aandacht, wat hem toekomt; wilt u hem naar Lissabon laten overbrengen „Er is iets in mU, dat er zich tegen verzet hem nu naar Lissabon en naar die beden te vervoeren.” „Geeft u hem dan hier op Madeira, waar hU de laatste maanden van zijn leven door bracht, zUn laatste rustplaats, Ik ga met u mee en u biyft mjjn gast op Quinta Esperanca, totdat alles voorbij is.” Slechts enkele personen stonden rond t graf. De Dultsche en Amerikaansche consul, de Portugeesche gouverneur. De overledene was eigenlijk Duitscher, Ame rikaan en Portugees tegeiyk geweest. Verder waren er alleen de dochter en juffrouw Turner. Eerst den morgen van de begrafenis zond Iracema bericht van het overlijden naar Lissa bon. Ze had willen vermijden, dat de belde mannen, die zU vreesde, zouden overkómen en de laatste droeve plechtigheden rond haar vader door hun aanwezigheid verstoren. Ook gedu rende deze dagen had zU geen taal of teeken van Robert vernomen. HU was dus niet op Madeira aan wal gestapt, hü had haar ook geen telegram gestuurd, wat hij toch tijdens zyn reis had kunnen doen, wan neer hU door eenig beletsel misschien ziekte verhinderd was geweest van boord te gaan. Door bemiddeling van den Dultschen consul had zU hem als passagier van de Royal Mail kelden onder de ruige wenkbrauwen de groote oogen, een bruine basjlik omhulde de schouders, zoodat men den kleurigen zijden boemoes kon zien; Sheik Hassan All, de machtige Mara- Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van Joego-Slavië, hebben de Joego-Slaven in de mijnstreek feest gevierd. De plechtige Hoogmis in de 1st. Gerarduskerk aan den Heksenberg te Heerlerheide werd opgedragen door pater Remer S.J. te Valkenburg. De Sloveensche gezangen werden uitgevoerd onder leiding van pater Teótius van Velzen, zielzorger van de Joego-Slaven in de mijn streek. Na de kerkelijke plechtigheden werd ta de zaal „Nationaal" de feestvergadering gehou den. Op het versierde podium prUkte het beeld van Koning Peter II. Aanwezig waren oa. de consul-generaal van Joego-Slavië uit Rotter- --- dam, dr. Millicic, de vice-consul dr. Skerjane, de consul te Heerlen, de heer H. Dupont, deken Nlcolaye, Ir. Raedts, wethouder van Heerlen, bedrijfsingenieur der O. N. mijn III en pastoor Honée. Vele Joego-Slaven waren In nationaal costuum. Vele autoriteiten hadden bericht van verhindering gezonden. De bondsvoorzitter H. Hladin opende de fees telijke bijeenkomst met den christelijken groet, en na het zingen van de nationale hyijine weni het feestprogramma afgewerkt, bestaande uit declamaties, liederen .en muziek. Alle Joego slavische vereenlgingen uit de mUnstreek ver leenden haar medewerking. Aan Koning Peter II werd een huldigings- telegram gezonden. Door pater Remec SJ. werd de beteekenls van den feestdag uiteengezet. Ten slotte werd het woord gevoerd door den con- sul-generaal dr. Milicic en ten besluite werd het Joego-Slavische volkslied gezongen. alles, hebben de nieuwe gemeenschap voor te bereiden. Zonder politieke, strijd gaat dit niet. Maar deze strijd is een schone strijd, waarbij de overwinning zal zijn adh de idealen van naasten liefde en - rechtvaardigheid. Idealen zijn geen illusies, het zijn vormende krach ten, er op gericht om te worden omgezet in werkelijkheid. Moge de mensheid deze roepstem naar een betere samenleving verstaan!” DINsi Jtefg. WOEh „Gul ohismus ZON v«n de ’Oor d< ,**aa ttaflle DINS Schout! WQE Gulden v*n o. Rutler DON] MUa v uur v VRlJl Noc ZATE u'k voo ZONf Joanna ZONE Geudetc »an de werk benaderd worden, wat ’n ding van enorme betekenis zou zUn voor de vor ming van de katholieke achooivrije jeugd. Katholieke visie is geen kostersgeest, geen bekrompen kwezelarij, geen senti mentele devoterigheld, geen zoetemelk se braafheid. geen Roomsen-dat-zUn- wy-bravour", ook geen begUntjesachtige levensangst, maar kloeke, strydbare, marmeiyke levensaanvaarding, Chrlsto- centrlsch gekeerd staan tot al het gescha pene, tot mens en maatschappU in een sterk besef van zUn lidmaatschap van het Mystieke Lichaam van Christus. uit den gordeL Toen klonk er een zacht lachen van de lippen van den imam. HU veegde even met ryh hand over de slang en zU verdween als een nevel voor onze oogen. Het moest slechts suggestie geweest zijn, of had een spookbeeld ons bedrogen? Don Alvarez kookte, de aderen zwollen op djn voorhoofd: „Vervloekte nikker!” Snuivend van woede kwam het van zyn lip pen. We schrokken hevig bij deze zware te- leedlging van den Mohammedaanschen priester. Doch rustig stond deze op, slechts zijn hand strekte hU bevelend uit naar de duisternis. „Ziedaar!” Door een onweerstaanbaren dwang gedreven, volgde Alvarez de aangeduide richting, wijd sperde hU zUn oogen open: een kreunen kwam uit zyn borst. Toen sloeg hU zUn handen af werend voor zUn gezicht, dat aschvaal werd. Doch het was of onzichtbare machten zUn ar men neertrokken. In zyn oogen groeiden de angst en ontzetting en stamelend kwam het uit zyn mond: „Wat.... wat wilt ge, padre? JU bent toch dood!” Een zachte stem kwam uit den nacht ga- waald. „Neen, niet het Uswater. ik wil niet, de dok ter heeft het toch verboden!” Een schelle lach van den Portugees vzr- acheurde de doodsche stilte. „Dus je bent toch niet dood, oude? Heeft mijn vergif dan niet gewerkt? Maar Ik heb je toch laten begraven!" Steunend zakte de Portugees in elkaar, met verwarden blik staarde hU voor zich uit en zacht stotterend kwamen de woerden: „Ik.... heb.mUn vader.vermoord.” WU allen stonden als aan den grond genageld, iedereen had de bekentenis gehoord! De moel- lah zat rustig op zyn plaats. Langzaam scheen Don Alvarez weer tot bezinning te komen. HU keek om zich heen en sprak met van angst sidderende sterft: „Ik heb mün vader gezien. mUn vader, dia Ik heb vermoord!” Kreunend zonk hU weer op den grond. Dien nacht deed niemand een oog dicht. Met gemengde gevoelens zagen we den volgenden morgen luitenant Rlgnolles naar den nabijge legen spahipost vertrekken: gelaten liet de Por tugees zich wegvoeren, de gebeurtenis van da nacht had hem gebroken. waarbU, dunkt my, *t gevaar denkbeel dig is, dat de schoolse geest het leven zal besmetten en het schoolmeesters- schlmmel zal gaan woekeren op het jonge frisse vlees van de vorming der rijpere jeugd of op de harde en ongenadige bo dem van de zorg voor de jonge werklozen. Er is een omstandigheid die dit gevaar nog minder doet duchten. Het is deze: In het plan-Romme, voorzover dit dienstbaar zal kunnen worden gemaakt aan de bestryding der werkloosheid onder de onderwyzers, schijnt de teak van on- derwUzing toegedacht aan jeugdige acte- bezitters, aan mensen dus, die de „schoolse geest" nog niet te pakken hebben kunnen krUgen en dus, hoewel niet toegerust met de deugden van die geest, toch ook vrU gebleven zUn van zUn gebreken. Aan infectie met schoolmeestersschim- mel hoeft nog minder gedacht by deze lieden. Ze komen fris en onbevangen voor hun eventuele teak te staan. Zal die teak hun niet te zwaar zyn? zyn ze er geesteiyk en moreel voor uit gerust? Waar zullen ze het geestelUk overwicht vandasm halen, dat hun teak veronder stelt? Nog 'n hele serie van deze en derge- lUke vragen wippen op de punt van mUn pen. Ik zal ze niet stellen. Er zouden bittere en pUnlUke tussen „de wacht aan mijn lippen” ontsnappen, als ik ze, vrije door tocht liet. En er is al bitterheid genoeg in deze allersmarteiykste tyd, waarin er wanhopig, peuterig gedokterd wordt aan een kwaal, die duizendmaal erger is dan de „zwarte dood” in de Middeleeuwen was: ik bedoel aan de kwaal der werk loosheid, die is de kwaal van het zwarte leven, waarin de mens ten ondergaat naar de geest en niet zelden naar zyn ziel ook. Laten we 'n beetje Sinterklaasgeest aandoen, 'n beetje van die goeie kinder lijke geest uit het ouwe liedje: „Vol verwachting klopt ons hart.” Het is wel niet helemaal waar; vol ver wachting kan alleen ’n kinderhart zyn. Wie door het leven is getogen heeft te veel andere dingen moeten opbergen in de benauwde veste van zyn hart, dan dat ontledigen kan en stromen met naïeve zaam voorbU het majesteitelyk op de rotsen tronende kasteel van Cintra. Iracema, die ge durende den overtocht kalm was geweest, voelde zich in het gezicht van Lissabon weer wat on rustiger worden. Haar bagage stond reeds op het dek opeens viel haar oog op een courant, die naast haar dekstoel lag. Om zich wat te verstrooien nam zU hem op en begon te lezen Daar stond de naam van *aar vader. Het was een courant uit Lissabon, van enkele dagen geleden, die door een of ander toeval daar 1M- Byna de geheele laatste bladzyde- werd door overiydlngsaankondigingen haars vader Inge- nomen. „Den 12en Juli stierf te Funchal op Madeira tot ons groot leedwezen onze geliefde vader en oom Emmerich Severing in den ouderdom van 73 Jaar. In groote droefheid Iracema Severing, geboren Severing Robert Severing. nog iets anders zUn moest, dan enkel maar smart over den dood van haar vader, dat het jonge meisje bezwaarde. „Niet waar, dit is toch de heer, die mUn vader bezocht heeft?" Juffrouw Turner bekeek de foto, en schudde het hoofd. „Nee, die zag er heel anders uit. HU was groot en donker; ik had hem eerder voor een Braziliaan dan voor een Duitscher gehouden.” .MUn God!" Ze barstte in tranen uit, en juffrouw Turner sloeg haar arm om haar schouder. „Vertrouw maar op my Ik zou zoo gaarne hel pen. Ik voel, dat een of ander groot verdriet aan uw hart knaagt. Het doet zoo goed, zich eens heelemaal te kunnen uitspreken." „Dat wil ik, en ook. dat ik u kan vertrou wen.” Ze begon langzaam haar verhaal, éérst aar zelend en door snikken onderbroken, dan meer samenhangrtid. Ze vertelde haar eerste kennis making met Robert en in het hospitaal, daarna van de tennismatch te New-York, van wat in Londen was gebeurd en tenslotte wat zy zoo juist in Lissabon had moeten meemaken. Juffrouw Turner hoorde haar stilzwygend aan. onderwyi voortdurend kykend naar de foto. Eindeiyk zei ze met haar zachte lieve stem: „Dat is zeer zeker een uiterst moeiiyk geval. Het is duidelijk, dat een van beiden een bedrie ger moet zyn.= Oa ik met mUn gevoel te rade, dan zou ik zeggen, dat de blonde jongeman hier op de foto eerder de neef van uw vader. Dat een vordering kan verjaren dringt maar heel ze’den tot het bewustzijn der meeste men- schen door. „Men" weet wel, dat „alles” na 30 jaren verjaard is. maar dertig jaren is een te lange tyd, om er zich om te bekommeren. Dat er verder ook nog korte verjaringen zün, is onvoldoende onder het groo'.e publiek be kend, niettemin zUn deze korte vorjaringen voor het practische leven van byzondere be teekenls; over al deze verjaringen zal in deze rubriek bU gelegenheid een speciale beschou wing worden gegeven. Naast een betrekkelyk groot aantal „bewys. verjaringen" (na Verloop van een bepaalden tiid bestaat er een vermoeden, dat zekere schulden voldaan zyn, een vermoeden dat ech ter weerlegd kan worden) kent onze wet os. art. 2012 B. W. een e c h t e korte verjaring. 5| Jaren immers, zUn o.a. huurpryzen van buizen en landgoederen, en „in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is by het jaar. of bU kortere vastgestelde terroUnen” verjaard «be halve als de verjaring is gestuit, b.v. door een aanmaning). De reden hiervan is, biykens de geschiedenis der wetsbepaling, dat men den schuldenaar tegen een al telgeer oploopcn zyner niet be taalde termUnschulden wilde beschermen. Maar dat ook een enkele achterstallige huurtermyn ook zander dat er van eenig oploopen vap schulden sprake is. in 5 jaren verjaart, volgt niet direct noch uit de geschiedenis, noch uit de daaruit af te lelden bedoeling des wetge vers. Het was dan ook o.a. deze vraag, welke aan den rechter werd voorge’egd in de na volgende quaestie: Eene Groningsche dame had eene boerderU verpacht en over 1 pachtjaar 1927-1928 was slechts een gedeelte der pacntsom betaald; het andere gedeelte van het verschuldigde over die zelfde periode was echter naar behooren voldaan. De pachter betaalde niet, de dame vergat de zaak tot een kwaden dag, torn de 5 jaren van artikel 2012 B. W. verstreken waren. De grondeigenaresse ging precedeeren, maar de Rechtbank te Groningen wees haar vordering af. Voor het Hof te Leeuwarden be toogde de gedupeerde schu’delscheresse, dat in dit geval geen schyn van kans was. dat de periodieke verplichtingen van den gedaagde, zouden oploopen, daar het hier een restant- voftierlng betrof over een enkel jaar, en op deze restentvordering is daarom de gewone verJaringstermUn van 30 jaren toepasselijk Het Hof nam het wetboek nog eens ter hand, maar, zoo zeide dit college, in de betrokken wetsbe paling was niet eene restrictie te lezen,’ als de eiacheresse wilde aanleggen, blijkens den tekst is de bedoeling, dat voorkomen wórdt, „dat de schuldenaar zou worden aangesproken voor meer dan vUf jaren achterstallige huur.” De verpachtster kende de histone van het wets artikel te goed, om daarmee genoegen te ne men. Tot in een Fransche Ordonnantie van J510 en verder in de heele litteratuur wordt uitsluitend gesproken over het gevaar van een opeenstapeling van verplichtingen. Derhalve begaf de Groningsche dame zich naar den Hoogen Raad. Zy voerde elgenlyk twee cassatiemiddelen aan. Vooreerst bracht zU de historie naar voren, welke uitwees, dat het "de stiekklng van mtiket 2012 B: Wwas; „den debiteur te beschermen tegen hooge vorderin gen, ontstaan door het oploopen van de ver schuldigde bedragen, welk oploopen als regel voorname!yk aan de achteloosheid van den crediteur te wyten zal zUn." Vervolgens echter wees zU op het feit, dat door de gedeelteiyke betaling de verschuldigd heid van den geheelen termUn vaststaat en dat de schuldenaar daarom ook geen beroep meer kan doen op de verjaring, omdat dit beroep in strUd met de goede trouw zou zUn. De be doeling van dit betoog is duldeiyk: de ge- deelteiyke betaling stelt vast dat het onbetaald gebleven gedeelte nog verschuldigd, immers er kend, is; een beroep op de verjaring van vyf jaren is in deze omstandigheid onbehoorlük. De Hooge Raad echter wees er met betrek king tot dit laatste betoog op, dat „voor het Inroepen van de verjaring overeenkomstig voormeld artikel de meening dat het gevor derde voldaan is, niet vereischt wordt.” M a w om in de terminologie van eischeresse te biyven; men kan gerust „te kwader trouw" een beroep op deze verjaring doen. Met betrekking tot de historie betoogde de H. R, dat de historische argumenten van eischeresse te pletter loopen tegen den tekst der wetsbepaling, daar het immers „kenneUJk de ratio van het artikel Is om te voorkomen, dat de schuldenaar langer dan vUf jaren voor verschenen termynen van huur enz. zou kun- ,Met grote instemming begroeten wij daarom het, dezer dagen, door het R.K. Werkliedenverbond gehomen initiatief om een driejarige actie te voeren voor het propageren van de gemeenschapsge- dachte in het maatschappelijk leven, ge baseerd op de beginselen van sociale rechtvaardigheid en naastenliefde. Hunkerend naar een betere samenle ving, erkennen ook wij, dat alleen de beginselen van rechtvaardigheid en naastenliefde de redding kunnen bren gen uit de chaos en de tegenstellingen van het ogenblik. Aan de arbeid om het Nederlandse Volk op te wekken de nieu we en bétere gemeenschap mede te hel pen voorbereiden en verwezenlijken heb- bij wij al onze krachten te schenken. Geen betere samenleving is te bouwen. Indien daarvoor niet de grondslag is ge legd in de geesten der mensen. Voor deze vèr-strekkende arbeid put ten wij de kracht zowel uit de bron der Christelijke naastenliefde als uit ons vrtyzlnnig-democralisch beginsel, dat de toepassing en verwerkelijking van de grote leidende gedachten van naasten liefde en rechtvaardigheid met zien brengt. Uit deze wereld van onrecht en ver drukking, van geestelijke en sociale nood, van misverstand en tegenstelling, van verbittering en wantrouwfti, van geestelijke nood en zedelijke verwarring, groeit met absolute zekerheid een bé tere samenleving, Indien wij er in sla gen de voedingsbodem daarvoor geesten der mensen te bereiden. In de strijd voor de opbouw van een nieuwe en betere samenleving, voor de voor sociale naastenliefde ▼oor samenwerking van allen, die var. goeden wille zijn, vervullen ook wij, vrij- zinnig-democraten. onze plicht en roe ping. Er Zijn er, die de politiek dor vinden, onvruchtbaar en afstotend. ZU kennen niet de bezieling van de strijd voor scho- ne idealen, welke de ware kern van de politieke strijd vormt. Ook In het poli tieke levan is er misstand en verkeerds; Ook daar is het ideaal nog lang niet be reikt. Maar voor wie het grote lichtende Ideaal der betere samenleving onafge broken In het oog houdt, tellen de kleine beslommeringen en teleurstellingen van de politieke strUd niet. Vooral voor ce jongeren moet dit spreken. Zij, vóór nen worden aangesproken, zulks met het oog op de rechtszekerheid, dus ook in gevallen, waarin het slechts betreft één termUn van één Jaar of een restant daarvan." Het gezag der historische Interpretatie eener wetsbepaling heeft in dit arrest een princi pieels nederlaag geleden tegenover den duide- lyken wettekst. De Hooge Raad baseert zich op de strekking van artikel 2012 B. W., maai werd voor de keuze gesteld om ofwel de strek king van artikel 2012 B. W. uit de historie of wel uit den letter lyken wettekst te aanvaar den. Prof Fockema Andreae wydt in het gedenk boek van het B. W. een beschouwing over de methode van interpretatie van het B. W. van 1838 tot heden met de slotsom, „dat de uitleg ging van het wetboek naar zyn oorsprong en 's wetgevers bedoe’ingen, den H. R. na 100 ja ren nog steeds sterk in het bloed zit.” De woor den der wet en haar geschiedenis vergeiykt prof. Fockema Andreae met Koning en Dapic op het schaakbord. Ten duldelykste komt in olt arrest tot uit drukking, dat de positieve we .tekst, om woorden van prof. Fockema Andreae te bruiken, de koning op het schaakbord is en dat alle «ndere interpretatie-methodes slechts de schaakstukken zyn, welke den koning ter Zfc kromp ineen, maar dwong andere aankondigingen te lezen. „Ten zeerste getroffen berichten wU het ov&- lyden van onzen hoogvereerden compagnon «n het hoofd onzer firma, consul-generaal Emn’\ rich Severing, die na n langdurig lyden op terug, en wees er zeker van, dat ik u altUd met Madeira overleed. WU zullen de zaken der fi™*j die nu in ons bezit is overgegaan, op dezen wUze voortzetten Robert Severing j Alfonso Figueira. (Wordt vervolgd) „Er is geen Berber of Tunees te bewegen," verklaarde professor Mertens, „een nacht in dat oud-Romeinsche bouwwerk door te brengen. Eeuwenlang reeds gelooft men, dat deze ruïne door machtige demonen bewoond wordt, die In staat zUn ook den hardnekkigsten misdadiger tet bekentenis te dwingen, dank zü de afgrUse- lyke kwellingen, waarover deze djinni’s klei ne duivels beschikken. Alleen een oude Mara- boet heeft daar in de buurt zyn eenvoudige hut. HU vreest de geesten niet, want hU is zeer ont wikkeld en al vele jaren sinds' ik voor de eerste maal deze grandioze puinen bezocht, een vriend van my. Don Alvarez, een Portugees, haalde zUn schou ders op. „En gelooft u, senor professor, aan zulke bakersprookjes Een ernstige trek kwam op het gelaat van den archeoloog, toen hy antwoordde: „Don Alfonso, wie lang in het Oosten geleefd heeft, weet, dat er dingen zUn, die voor een West-Europeaan steeds een boek met zeven ze gels zullen blUven. Sheik Hassan AH. de reeds genoemde Maraboet. heeft mU dingen laten zien, die ik nooit zal kunnen verklaren en die ik toch met mUn eigen oogen aanschouwd heb." Don Alvarez lachte spottend: „Tooverkunsten, goochelarytjes, anders niets!" Het gesprek kon niet voortgezet worden, want luitenant Raoul Rlgnolles drong aan op het ver trek en de toen weldra opkomende middaghitte deed lederen mond verstommen. Zengend brand de de zon. We waren nu aan den zoom van de zandsteppe gekomen. Eindeloos lag de gele zandzee, waarin we zwygend verder reden. Toen de avondbegon te vallen, zagen we aan den horizon de omtrekken van een groot bouwwerk. „Kasr el Djem!” Met de hand wees de profes sor naar de ruïne. „De laatste overblUDelen van de groote stad van keizer Gordiaan. Al het an dere is door het zand verslonden.” Snel nader den wy nu het massieve gebouw. Het was een overweldigende aanblik. In den purperrooden avondzonnesluier gloeiden de ron de muren als in het vuur gedompeld. De arena scheen byna nog ongeschonden en het gebouw was als voor de eeuwigheid bestemd. „De zullen en kapiteelen der rondbogen, de treden en trap pen glommen zoo frisch en nieuw, alsof de ar chitect ze pas gisteren hier had opgebouwd. Wy reden in de rotonde en sloegen tusschen de puinen van omgevallen zullen een kleine tent op. Snel viel de duisternis en weldra knetterde een klein gezellig vuur. We sloegen de dekens dichter om ons heen, want de avond werd bit ter koud. Professor Mertens was nog naar het wit-gekalkte huisje van zyn ouden vriend ge gaan om hem te begroeten, wy lagen na den maaltyd rookend rond het vuur. Zwaar en machtig stond het ronde gebouw in den donke ren nacht, lange slagschaduwen gleden onwer- keiyk over de albast-witte zuilen en muren. Het gesprek verstomde. Plotseling hoorden wy een welluidende stem achter ons: „Salem aleikum! De vrede zU met ui" •We sprongen ontstemd op. Professor Mertens trad in den sertyn der vlammen en aan zyn hy het nog geheel daarna vol laten verwachting. Maar het helpt ons toch, ons op ver wachting in te stellen. Het beurt ons op, het laat een glimp van optimisme over de dingen giyden. In het orgaan van den V. D. Bond „De Vrijzinnig Democraat” schrift de nieuwe redacteur, mr. L. O. van Dam die als roodanig mr. A. M. Joekes opvolgt een korte, maar van inzicht vervulde beschou wing over de propaganda van het R. K. Werkliedenverbond voor de gemeenschaps- gedachte, een beschouwing, die op sympa thieke wijze contrasteert met enkele libe rale stemmen, welke de „nieuwe gemeen schap” reeds als een onderneming van Roomsch particularisme meenden te moe ten doodverven. Na vooropgesteld te hebben dat de vrij- tinnlg-democraten het als plicht en taak beschouwen, te arbeiden aan „maatschap- pelijken opbouw en economische hervor ming, geestelijke verheffing en zedelijk herstel”, schrijft mr. Van Dam: - -- -- *- -HU vertelde byzonderheden van de vroege» woestynstad der Romeinen en gaf een aan schouweiyk beeld van de verzonken grootesM der oude cultuur. Hoe verbaasd was ik. toen ik een Mohammedaansch priester zoo hoorde spr* ken. Onmerkbaar kwam het gesprek ook op den huldigen naam „Burcht der geesten” en Capite no Lasonl vroeg, hoe deze naam eigeniyk wai ontstaan. Nog voor den imam hem kon antwoor den. riep Don Alfonso: „Wie gelooft er nu nog aan zulke idiote dln gen? Je bent toch zeker niet meer zoo bekrotn" pen, dat je je nog door goochelaars voor gek laat houden!" WU waren allen verrast over dezen onve»r wachten aanval, doch de oude priester blief rustig zitten en glimlachte. Slechts één oi scheen op een onzichtbaar voorwerp gericht. Met zUn welluidende stem sprak hjj: „Niemand moet oordeelen over dingen zUn, ook wanneer hU ze niet begrypt." Nog voor Don Alvarez een antwoord kon geven, hoorden we een zacht gesis. Vlak voor onze voeten schoot een slang van ongeveer arm lang oMeog, zette den hak op en stond recht op haar staart, wy zagen haar tenden 1 weer be sprong de trok zyn pistool i den gordeL i sstsaaseeeeeasisaisesastsisttiaststMsaieaeniMee^ t Plan Rommel ’t Klinkt als ’n bazuinstoot _r in 'n nacht, waarin verwachting reeds ster vende was. Alsof er een slaat! Er zit iets gespannens in en iets dat past by de Decemberdagen van t Sinterklaas- gety: als onze Nederlandse wereld nog enkel bestaat uit kinderen en de volwasse nen tot die voortreffelUke staat van kin- ■ruggetoverd, die Sinter- 6 weer mee naar Spanje Raar de goede soort van Agebruiken kunnen. JMttne wordt, wat het reeden. kunnen we naast i werkkampen van „eigen van „éigen kleur" kampen, waar die „eigen kleur" hoogstens tot haar recht komt. De gevaren, die de vrye en werkloze Jeugd, overgeleverd aan een neutrale jeugdzorg, loopt, hebben we niet beproefd te schilderen, we hebben op hun dreiging slechts gewezen, andere Instanties zyn en om ze nader onder 1 oog te zien bezweren. Op ons terrein ligt dat van het onder- wUs, aan deze lydende voorwerpen van Jeugdwerklozenzorg te geven. Sommigen zien hier weer kannen voor het oude her- halingsonderwljs of vervolgonderwijs her leven. Wy hopen van harte, dat zy het mis hebben. De werkloze jeugd zette men niet in de repetitieklas van de lagere school. Verstandeiyk, cultureel, sociaal heeft ze haar eigen noden en behoeften om van het godsdienstige nog maar te zwygen, zonder het voorby te zien.... Daarom zy dit onderwijs zo onschools mogeiyk en zoveel als doeniyk aangepast by de plaatseiyke of gewesteiyke struc tuur van leven en levensvragen. Op waariyk katholieke visie komt daarby aan, wil het ideële doel van Perspectieven en verwach- S. in „Het Katholieke züde sjond een machtige gestalte, ondanks den hoogen ouderdom nog ongebogen. Een witte baard golfde tot aan het middel, scherp fon- Ls dit inwerking van het volle rijke en wat meer zegt eigen roomse leven op ons onderwys, omgekeerd wordt, nu het plan- Romme aan zyn Kansen tot verwezeniy- king komt, 1 tyd voor de erkenning dat omgekeerd het leven in casu het on derwys en de vorming aan werkloze «maar ook aan niet werkloze!) jeugd zichzelf de tucht van het meer systema tische en methodische van de dient op te leggen en zich de dient te getroosten de schat van tlsche en paedagoglsche ervaring van de lagere school te benutten. Dit is dan de inwerking van de school op het leven, waarby, dunkt my, *t gevaar een radiotelegram doen toekomen. Het schip had hierop geantwoord: „Geadresseerde niet meer aan boord." HU had dus het schip verlaten, hoewel het schip geen andere haven aangedaan had dan Funchal op Madeira en hU -*- zooals de Dultsche consul had vastgesteld daar in geen geval aan land was gegaan. Had hy werkeiyk een slecht geweten? Was hy toen hy zich ontdekt zag over boord gesprongen en had hy zelfmoord gepleegd? Iracema kon, en wilde het niet gelooven. Desondanks was zy er juist van overtuigd, dat hy nooit een bedrieger was geweest.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 24