De avonturen van een verkeersagentje
^KctwïAaal winden daa
Gemeen-
meuwe
De man van Iracema
In uw huurtermijnen
tijdig
ALLE ABONNÉ’S ongevallen venekerd voor een der volgende ultkeeringen F 750- f 750- f 250..
De
EN IN HUN GEHEEL
ZATERDAG 10 DECEMBER 1938
Het plan-Romme
IN VEILIGHEID
DOOR OTFRID VON HANSTEIN
.5'
JOEGO-SLAVEN IN DE
MIJNSTREEK
Een Vrijzinnig-democra-
tische stem
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
W°en
Quatert*
der geesten
die
>1
<1
Mr. D.
hoop
van
roffel
verwachting
van
In de
(Nadruk verboden)
1
zich ook de
ZESDE HOOFDSTUK
r.-fj
«a
Die laatste twee woorden
heeft de wijsgeer vergeten,
maar voor de meeste men-
schen op straat kan het
it geen kwaad om ze er nog
even bij te zetten!
het
dit.
er
te
school
moeite
didac-
lippen
imam.
ht
TC
TC
ia
TC
1
in
Na
De - stoomer, aan boord waarvan Iracema
zich bevond, naderde Lissabon, en gleed lang-
open armen zal ontvangen!"
Den volgenden morgen vertrok Iracema naar
Lissabon.
k
ji
si
w
p
K
01
m
wi
di
Pa
1
Da
S»
va
1
M
W
IX
U
In
eiker
tm
derj
•wm
zc
Adve
5 uu
door
bezoe
WC
rid»
Van
VR
der
Karm
ZA’.
tiefml
Karin
W<x
terten
ding*
aenac
de ni
De
Dei
on
De
toegan
«ngev<
Hein
den
büdrag
Usl*n<
de
ge-
Mi
Va
red
zor
alli
H.
gel
der
de
t
VOO
Ma
Bui
VOO
V
ont
VOO
con
Z
en i
<K
mw
te 1
en
3
Hoo
O
mer
eer»
de i
derlükheid zyn tei
klaas helaas altoos
neemt, omdat ze
kinderlijkheid zozÜ
Als het plan Ra
schijnt te willen w
de reeds bestaande
kleur” er nog meen
verwachten, maar c
Ilclri
blinken en de gespleten tong heen en
wegen. Met een schreeuw van woede
Portugees op en
Weer enkele uren later. Elk oogenblik kon
de auto koenen, met de kist, waarin men den
ontslapene zou vervoeren.
Gedurende al dien tijd werd Iracema naast de
smart over het verlies van haar vader, ook
nog gekweld door den vreeselijken twijfel, aan
gaande haar eigen toekomst. Ze stond nu ge
heel alleen, en was uitsluitend op zichzelf aan
gewezen. Haar vader was dood, het echtpaar
Hosband in Amerika. Wat tusschen de beide
personen die alle twee beweerden Robert Seve
ring te ri’n nu in Lissabon voorviel, kon zij
selfs niet vermoeden. Haar hart snakte naar
iemand, om zich uit te kunnen spreken. Naar
een oprecht en eerlijk hart, dat zf] zou kunnen
vertrouwen, en telkens weer dacht zjj dan aan
juffrouw Turner, die met groote fijngevoeligheid
en tact haar alles uit handen nam. waarvoor
oogenblikkeiyk moest worden gezorgd.
Eindelijk vatte zij moed.
„XJ boezemt mi) vertrouwen in. U is mij zoo
moederlijk tegemoet getreden, mag ik mij eens
bij u uitspreken?”
„Ik hoop, dat ik zal kunnen helpen!"
De schrandere vrouw bad al bemerkt dat er
Zgl zat met juffrouw Turner alleen op het
groote terras van Quinta Esperanca. Ze was
zichzelf nu volkomen meester en vastberaden.
„Ik ga morgen met de boot naar Lissabon.
Ik zal mij tot den Dultschen consul wenden en
rechtskundigen bijstand nemen. Ik ben geen
kind, waar men mee doen kan wat men wil!”
Maar toen verloor zij weer moed.
..Maar als het mij niet gelukt, juffrouw Tur
ner, als het mij niet gelukt?”
„Dan moet u niet vergeten, dat ik deze dagen
van u ben gaan houden. Komt u dan bij mij
Het veriteeraagentje knoopte dit in zijn ooren en in den
morgen klopte hjj aan de deur van het paleis. Een bediende
maakte open en toen Keesje hem had gezegd, wat hy kwam
doen, werd hu naar den grootvizier gebracht, die hem vroeg
naar het doel van zjjn komst. „Prachtig,” zei de grootvizier,
zooveel als eerste minister, ,ga maar mee, brave man, ik breng
je wel naar den sultan.”
Onder den titel:
tlngen schrijft F.
Schoolblad":
gemeenschapsgedachte,
rechtvaardigheid, voor
boet.
Met een lichte buiging van het hoofd, vol
waardigheid, begroette bij ons; toen zette hij
zich neer bij het vuur. De aangeboden spijzen
sloeg hij dankend af, slechts de goudblonde Sy
rische tabak, die de luitenant hem aanbood,
aanvaardde hy.
Hij. was een goed kenner van de Westersche
cultuur en sprak vloeiend Fransch, zoodat we
weldra in een druk gesprek gewikkeld waren.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Ze gingen eindelijk weer op het land
en verborgen de paardjes. Nauwelijks waren zij gezeten of daar
verscheen een wachter van bet paleis. HU droeg een tulband,
een kort jasje en een kromme sabel. HU trad op beide vrienden
toe en zag dadelijk, dat zjj vreemdelingen waren. „Wat komen
jullie doen,” vroeg hij. „Ik zoek werk," antwoordde de verkeers
agent „Als je een goede kok bent, dan heb ik een baantje voor
je, want de sultar^ mijn meester, zoekt juist iemand, die goed
kan koken."
zijde moeten staan, onder welke methodes de
historische de voornaamste, de dame op het
schaakbord, is.
die vroeger ook blond moet zUn geweest, zal
zUn dan de ander, dien ik eerst voor een Brazi
liaan hield. Ook de kennismaking in het hospi
taal en de ontmoeting te New-York spreken in
zijn voordeel ook de open eerlijkheid, waar
mede hU over zijn armoede sprak. Anderzijds
is het onloochenbaar, dat uw vader er volko
men van overtuigd was, dat de man, dien u
Jenkins noemt en die ook bU zijn eerste verbiyf
hier onder dien naam zich aanmeldde, uw neef
Robert Severing is. ’t Is ook zeker, dat uw
vader aan *n echtverbintenis tusschen hem en
u gedacht heeft, want hU stelde hem aan mU
voor als zyn neef, zUh compagnon en zijn toe-
komstlgen schoonzoon. Verder is het opvallend,
dat de ander in wien u den echten Robert
Severing ziet en waarvan u zegt, dat hU met
de Royal-Mall hier had moeten aankomen, niet
aangekomen is. Buiten Jenkins is hier toch
niemand anders geweest en mijn manager zei
mij, dat van de Engelsche boot geen enkele
andere passagier blUvend debarkeerde. Het lykt
dus wel, alsof -die heer er de voorkeur aan heeft
gegeven het schip niet te verlaten en naar
Zuid-Afrika is doorgevaren."
„Ik begrUp er maar niets van. Ik kan niet
gelooven, dat hU een misdadiger is.”
..Zoo vet als ik naar de foto oordeelen ken.
lUkt mU dat ook niet waarschUnlUk. Ik moet
ook bekennen, dat „de andere" mij in het geheel
niet sympathiek was. Maar het bluft natuurlUk
uiterst moeilijk zich een oordeel te vormen.”
,Jn geen geval kan ik „dien andere" trouwen.”
„Niemand kan u daartoe dwingen.”
-Hoe vind ik een uitweg?”
Buiten klonk het signaal van een auto, die
binnenreed. Juffrouw Turner streelde het meisje
over haar gezicht.
„Nu vraagt uw vader in de allereerste plaats
onze aandacht, wat hem toekomt; wilt u hem
naar Lissabon laten overbrengen
„Er is iets in mU, dat er zich tegen verzet
hem nu naar Lissabon en naar die beden te
vervoeren.”
„Geeft u hem dan hier op Madeira, waar
hU de laatste maanden van zijn leven door
bracht, zUn laatste rustplaats, Ik ga met u
mee en u biyft mjjn gast op Quinta Esperanca,
totdat alles voorbij is.”
Slechts enkele personen stonden rond t graf.
De Dultsche en Amerikaansche consul, de
Portugeesche gouverneur.
De overledene was eigenlijk Duitscher, Ame
rikaan en Portugees tegeiyk geweest. Verder
waren er alleen de dochter en juffrouw Turner.
Eerst den morgen van de begrafenis zond
Iracema bericht van het overlijden naar Lissa
bon. Ze had willen vermijden, dat de belde
mannen, die zU vreesde, zouden overkómen en
de laatste droeve plechtigheden rond haar vader
door hun aanwezigheid verstoren. Ook gedu
rende deze dagen had zU geen taal of teeken van
Robert vernomen.
HU was dus niet op Madeira aan wal gestapt,
hü had haar ook geen telegram gestuurd, wat
hij toch tijdens zyn reis had kunnen doen, wan
neer hU door eenig beletsel misschien ziekte
verhinderd was geweest van boord te gaan.
Door bemiddeling van den Dultschen consul
had zU hem als passagier van de Royal Mail
kelden onder de ruige wenkbrauwen de groote
oogen, een bruine basjlik omhulde de schouders,
zoodat men den kleurigen zijden boemoes kon
zien; Sheik Hassan All, de machtige Mara-
Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van
Joego-Slavië, hebben de Joego-Slaven in de
mijnstreek feest gevierd. De plechtige Hoogmis
in de 1st. Gerarduskerk aan den Heksenberg te
Heerlerheide werd opgedragen door pater Remer
S.J. te Valkenburg.
De Sloveensche gezangen werden uitgevoerd
onder leiding van pater Teótius van Velzen,
zielzorger van de Joego-Slaven in de mijn
streek. Na de kerkelijke plechtigheden werd ta
de zaal „Nationaal" de feestvergadering gehou
den. Op het versierde podium prUkte het beeld
van Koning Peter II. Aanwezig waren oa. de
consul-generaal van Joego-Slavië uit Rotter- ---
dam, dr. Millicic, de vice-consul dr. Skerjane,
de consul te Heerlen, de heer H. Dupont, deken
Nlcolaye, Ir. Raedts, wethouder van Heerlen,
bedrijfsingenieur der O. N. mijn III en pastoor
Honée. Vele Joego-Slaven waren In nationaal
costuum. Vele autoriteiten hadden bericht van
verhindering gezonden.
De bondsvoorzitter H. Hladin opende de fees
telijke bijeenkomst met den christelijken groet,
en na het zingen van de nationale hyijine weni
het feestprogramma afgewerkt, bestaande uit
declamaties, liederen .en muziek. Alle Joego
slavische vereenlgingen uit de mUnstreek ver
leenden haar medewerking.
Aan Koning Peter II werd een huldigings-
telegram gezonden. Door pater Remec SJ. werd
de beteekenls van den feestdag uiteengezet. Ten
slotte werd het woord gevoerd door den con-
sul-generaal dr. Milicic en ten besluite werd
het Joego-Slavische volkslied gezongen.
alles, hebben de nieuwe gemeenschap
voor te bereiden. Zonder politieke, strijd
gaat dit niet. Maar deze strijd is een
schone strijd, waarbij de overwinning
zal zijn adh de idealen van naasten
liefde en - rechtvaardigheid. Idealen zijn
geen illusies, het zijn vormende krach
ten, er op gericht om te worden omgezet
in werkelijkheid.
Moge de mensheid deze roepstem naar
een betere samenleving verstaan!”
DINsi
Jtefg.
WOEh
„Gul
ohismus
ZON
v«n de
’Oor d<
,**aa
ttaflle
DINS
Schout!
WQE
Gulden
v*n o.
Rutler
DON]
MUa v
uur v
VRlJl
Noc
ZATE
u'k voo
ZONf
Joanna
ZONE
Geudetc
»an de
werk benaderd worden, wat ’n ding van
enorme betekenis zou zUn voor de vor
ming van de katholieke achooivrije jeugd.
Katholieke visie is geen kostersgeest,
geen bekrompen kwezelarij, geen senti
mentele devoterigheld, geen zoetemelk
se braafheid. geen Roomsen-dat-zUn-
wy-bravour", ook geen begUntjesachtige
levensangst, maar kloeke, strydbare,
marmeiyke levensaanvaarding, Chrlsto-
centrlsch gekeerd staan tot al het gescha
pene, tot mens en maatschappU in een
sterk besef van zUn lidmaatschap van
het Mystieke Lichaam van Christus.
uit den gordeL
Toen klonk er een
zacht lachen van
de lippen van
den imam. HU
veegde even met
ryh hand over de slang en zU verdween als
een nevel voor onze oogen. Het moest slechts
suggestie geweest zijn, of had een spookbeeld
ons bedrogen?
Don Alvarez kookte, de aderen zwollen op djn
voorhoofd: „Vervloekte nikker!”
Snuivend van woede kwam het van zyn lip
pen. We schrokken hevig bij deze zware te-
leedlging van den Mohammedaanschen priester.
Doch rustig stond deze op, slechts zijn hand
strekte hU bevelend uit naar de duisternis.
„Ziedaar!”
Door een onweerstaanbaren dwang gedreven,
volgde Alvarez de aangeduide richting, wijd
sperde hU zUn oogen open: een kreunen kwam
uit zyn borst. Toen sloeg hU zUn handen af
werend voor zUn gezicht, dat aschvaal werd.
Doch het was of onzichtbare machten zUn ar
men neertrokken. In zyn oogen groeiden de
angst en ontzetting en stamelend kwam het uit
zyn mond:
„Wat.... wat wilt ge, padre? JU bent toch
dood!”
Een zachte stem kwam uit den nacht ga-
waald.
„Neen, niet het Uswater. ik wil niet, de dok
ter heeft het toch verboden!”
Een schelle lach van den Portugees vzr-
acheurde de doodsche stilte.
„Dus je bent toch niet dood, oude? Heeft mijn
vergif dan niet gewerkt? Maar Ik heb je toch
laten begraven!"
Steunend zakte de Portugees in elkaar, met
verwarden blik staarde hU voor zich uit en
zacht stotterend kwamen de woerden: „Ik....
heb.mUn vader.vermoord.”
WU allen stonden als aan den grond genageld,
iedereen had de bekentenis gehoord! De moel-
lah zat rustig op zyn plaats. Langzaam scheen
Don Alvarez weer tot bezinning te komen. HU
keek om zich heen en sprak met van angst
sidderende sterft:
„Ik heb mün vader gezien. mUn vader, dia
Ik heb vermoord!” Kreunend zonk hU weer op
den grond.
Dien nacht deed niemand een oog dicht. Met
gemengde gevoelens zagen we den volgenden
morgen luitenant Rlgnolles naar den nabijge
legen spahipost vertrekken: gelaten liet de Por
tugees zich wegvoeren, de gebeurtenis van da
nacht had hem gebroken.
waarbU, dunkt my, *t gevaar denkbeel
dig is, dat de schoolse geest het leven
zal besmetten en het schoolmeesters-
schlmmel zal gaan woekeren op het jonge
frisse vlees van de vorming der rijpere
jeugd of op de harde en ongenadige bo
dem van de zorg voor de jonge werklozen.
Er is een omstandigheid die dit gevaar
nog minder doet duchten. Het is deze:
In het plan-Romme, voorzover dit
dienstbaar zal kunnen worden gemaakt
aan de bestryding der werkloosheid onder
de onderwyzers, schijnt de teak van on-
derwUzing toegedacht aan jeugdige acte-
bezitters, aan mensen dus, die de „schoolse
geest" nog niet te pakken hebben kunnen
krUgen en dus, hoewel niet toegerust met
de deugden van die geest, toch ook vrU
gebleven zUn van zUn gebreken.
Aan infectie met schoolmeestersschim-
mel hoeft nog minder gedacht by deze
lieden. Ze komen fris en onbevangen voor
hun eventuele teak te staan.
Zal die teak hun niet te zwaar zyn?
zyn ze er geesteiyk en moreel voor uit
gerust?
Waar zullen ze het geestelUk overwicht
vandasm halen, dat hun teak veronder
stelt?
Nog 'n hele serie van deze en derge-
lUke vragen wippen op de punt van mUn
pen.
Ik zal ze niet stellen. Er zouden bittere
en pUnlUke tussen „de wacht aan mijn
lippen” ontsnappen, als ik ze, vrije door
tocht liet. En er is al bitterheid genoeg
in deze allersmarteiykste tyd, waarin er
wanhopig, peuterig gedokterd wordt aan
een kwaal, die duizendmaal erger is dan
de „zwarte dood” in de Middeleeuwen
was: ik bedoel aan de kwaal der werk
loosheid, die is de kwaal van het zwarte
leven, waarin de mens ten ondergaat
naar de geest en niet zelden naar zyn ziel
ook.
Laten we 'n beetje Sinterklaasgeest
aandoen, 'n beetje van die goeie kinder
lijke geest uit het ouwe liedje:
„Vol verwachting klopt ons hart.”
Het is wel niet helemaal waar; vol ver
wachting kan alleen ’n kinderhart zyn.
Wie door het leven is getogen heeft te
veel andere dingen moeten opbergen in
de benauwde veste van zyn hart, dan dat
ontledigen kan en
stromen met naïeve
zaam voorbU het majesteitelyk op de rotsen
tronende kasteel van Cintra. Iracema, die ge
durende den overtocht kalm was geweest, voelde
zich in het gezicht van Lissabon weer wat on
rustiger worden. Haar bagage stond reeds op het
dek opeens viel haar oog op een courant,
die naast haar dekstoel lag. Om zich wat te
verstrooien nam zU hem op en begon te lezen
Daar stond de naam van *aar vader. Het
was een courant uit Lissabon, van enkele dagen
geleden, die door een of ander toeval daar 1M-
Byna de geheele laatste bladzyde- werd door
overiydlngsaankondigingen haars vader Inge-
nomen.
„Den 12en Juli stierf te Funchal op Madeira
tot ons groot leedwezen onze geliefde vader en
oom Emmerich Severing in den ouderdom van
73 Jaar. In groote droefheid
Iracema Severing, geboren Severing
Robert Severing.
nog iets anders zUn moest, dan enkel maar
smart over den dood van haar vader, dat het
jonge meisje bezwaarde.
„Niet waar, dit is toch de heer, die mUn vader
bezocht heeft?"
Juffrouw Turner bekeek de foto, en schudde
het hoofd.
„Nee, die zag er heel anders uit. HU was
groot en donker; ik had hem eerder voor een
Braziliaan dan voor een Duitscher gehouden.”
.MUn God!"
Ze barstte in tranen uit, en juffrouw Turner
sloeg haar arm om haar schouder.
„Vertrouw maar op my Ik zou zoo gaarne hel
pen. Ik voel, dat een of ander groot verdriet
aan uw hart knaagt. Het doet zoo goed, zich
eens heelemaal te kunnen uitspreken."
„Dat wil ik, en ook. dat ik u kan vertrou
wen.”
Ze begon langzaam haar verhaal, éérst aar
zelend en door snikken onderbroken, dan meer
samenhangrtid. Ze vertelde haar eerste kennis
making met Robert en in het hospitaal, daarna
van de tennismatch te New-York, van wat in
Londen was gebeurd en tenslotte wat zy zoo
juist in Lissabon had moeten meemaken.
Juffrouw Turner hoorde haar stilzwygend
aan. onderwyi voortdurend kykend naar de
foto.
Eindeiyk zei ze met haar zachte lieve stem:
„Dat is zeer zeker een uiterst moeiiyk geval.
Het is duidelijk, dat een van beiden een bedrie
ger moet zyn.= Oa ik met mUn gevoel te rade,
dan zou ik zeggen, dat de blonde jongeman
hier op de foto eerder de neef van uw vader.
Dat een vordering kan verjaren dringt maar
heel ze’den tot het bewustzijn der meeste men-
schen door. „Men" weet wel, dat „alles” na
30 jaren verjaard is. maar dertig jaren is een
te lange tyd, om er zich om te bekommeren.
Dat er verder ook nog korte verjaringen zün,
is onvoldoende onder het groo'.e publiek be
kend, niettemin zUn deze korte vorjaringen
voor het practische leven van byzondere be
teekenls; over al deze verjaringen zal in deze
rubriek bU gelegenheid een speciale beschou
wing worden gegeven.
Naast een betrekkelyk groot aantal „bewys.
verjaringen" (na Verloop van een bepaalden
tiid bestaat er een vermoeden, dat zekere
schulden voldaan zyn, een vermoeden dat ech
ter weerlegd kan worden) kent onze wet os.
art. 2012 B. W. een e c h t e korte verjaring.
5| Jaren immers, zUn o.a. huurpryzen van
buizen en landgoederen, en „in het algemeen,
al hetgeen betaalbaar is by het jaar. of bU
kortere vastgestelde terroUnen” verjaard «be
halve als de verjaring is gestuit, b.v. door een
aanmaning).
De reden hiervan is, biykens de geschiedenis
der wetsbepaling, dat men den schuldenaar
tegen een al telgeer oploopcn zyner niet be
taalde termUnschulden wilde beschermen. Maar
dat ook een enkele achterstallige huurtermyn
ook zander dat er van eenig oploopen vap
schulden sprake is. in 5 jaren verjaart, volgt
niet direct noch uit de geschiedenis, noch uit
de daaruit af te lelden bedoeling des wetge
vers. Het was dan ook o.a. deze vraag, welke
aan den rechter werd voorge’egd in de na
volgende quaestie:
Eene Groningsche dame had eene boerderU
verpacht en over 1 pachtjaar 1927-1928 was
slechts een gedeelte der pacntsom betaald; het
andere gedeelte van het verschuldigde over
die zelfde periode was echter naar behooren
voldaan. De pachter betaalde niet, de dame
vergat de zaak tot een kwaden dag, torn de
5 jaren van artikel 2012 B. W. verstreken
waren. De grondeigenaresse ging precedeeren,
maar de Rechtbank te Groningen wees haar
vordering af. Voor het Hof te Leeuwarden be
toogde de gedupeerde schu’delscheresse, dat in
dit geval geen schyn van kans was. dat de
periodieke verplichtingen van den gedaagde,
zouden oploopen, daar het hier een restant-
voftierlng betrof over een enkel jaar, en op
deze restentvordering is daarom de gewone
verJaringstermUn van 30 jaren toepasselijk Het
Hof nam het wetboek nog eens ter hand, maar,
zoo zeide dit college, in de betrokken wetsbe
paling was niet eene restrictie te lezen,’ als de
eiacheresse wilde aanleggen, blijkens den tekst
is de bedoeling, dat voorkomen wórdt, „dat de
schuldenaar zou worden aangesproken voor
meer dan vUf jaren achterstallige huur.” De
verpachtster kende de histone van het wets
artikel te goed, om daarmee genoegen te ne
men. Tot in een Fransche Ordonnantie van
J510 en verder in de heele litteratuur wordt
uitsluitend gesproken over het gevaar van een
opeenstapeling van verplichtingen.
Derhalve begaf de Groningsche dame zich
naar den Hoogen Raad. Zy voerde elgenlyk
twee cassatiemiddelen aan. Vooreerst bracht zU
de historie naar voren, welke uitwees, dat het
"de stiekklng van mtiket 2012 B: Wwas; „den
debiteur te beschermen tegen hooge vorderin
gen, ontstaan door het oploopen van de ver
schuldigde bedragen, welk oploopen als regel
voorname!yk aan de achteloosheid van den
crediteur te wyten zal zUn."
Vervolgens echter wees zU op het feit, dat
door de gedeelteiyke betaling de verschuldigd
heid van den geheelen termUn vaststaat en dat
de schuldenaar daarom ook geen beroep meer
kan doen op de verjaring, omdat dit beroep
in strUd met de goede trouw zou zUn. De be
doeling van dit betoog is duldeiyk: de ge-
deelteiyke betaling stelt vast dat het onbetaald
gebleven gedeelte nog verschuldigd, immers er
kend, is; een beroep op de verjaring van vyf
jaren is in deze omstandigheid onbehoorlük.
De Hooge Raad echter wees er met betrek
king tot dit laatste betoog op, dat „voor het
Inroepen van de verjaring overeenkomstig
voormeld artikel de meening dat het gevor
derde voldaan is, niet vereischt wordt.”
M a w om in de terminologie van eischeresse
te biyven; men kan gerust „te kwader trouw"
een beroep op deze verjaring doen.
Met betrekking tot de historie betoogde de
H. R, dat de historische argumenten van
eischeresse te pletter loopen tegen den tekst
der wetsbepaling, daar het immers „kenneUJk
de ratio van het artikel Is om te voorkomen,
dat de schuldenaar langer dan vUf jaren voor
verschenen termynen van huur enz. zou kun-
,Met grote instemming begroeten wij
daarom het, dezer dagen, door het R.K.
Werkliedenverbond gehomen initiatief
om een driejarige actie te voeren voor
het propageren van de gemeenschapsge-
dachte in het maatschappelijk leven, ge
baseerd op de beginselen van sociale
rechtvaardigheid en naastenliefde.
Hunkerend naar een betere samenle
ving, erkennen ook wij, dat alleen de
beginselen van rechtvaardigheid en
naastenliefde de redding kunnen bren
gen uit de chaos en de tegenstellingen
van het ogenblik. Aan de arbeid om het
Nederlandse Volk op te wekken de nieu
we en bétere gemeenschap mede te hel
pen voorbereiden en verwezenlijken heb-
bij wij al onze krachten te schenken.
Geen betere samenleving is te bouwen.
Indien daarvoor niet de grondslag is ge
legd in de geesten der mensen.
Voor deze vèr-strekkende arbeid put
ten wij de kracht zowel uit de bron der
Christelijke naastenliefde als uit ons
vrtyzlnnig-democralisch beginsel, dat de
toepassing en verwerkelijking van de
grote leidende gedachten van naasten
liefde en rechtvaardigheid met zien
brengt.
Uit deze wereld van onrecht en ver
drukking, van geestelijke en sociale
nood, van misverstand en tegenstelling,
van verbittering en wantrouwfti, van
geestelijke nood en zedelijke verwarring,
groeit met absolute zekerheid een bé
tere samenleving, Indien wij er in sla
gen de voedingsbodem daarvoor
geesten der mensen te bereiden.
In de strijd voor de opbouw van een
nieuwe en betere samenleving, voor de
voor sociale
naastenliefde
▼oor samenwerking van allen, die var.
goeden wille zijn, vervullen ook wij, vrij-
zinnig-democraten. onze plicht en roe
ping.
Er Zijn er, die de politiek dor vinden,
onvruchtbaar en afstotend. ZU kennen
niet de bezieling van de strijd voor scho-
ne idealen, welke de ware kern van de
politieke strijd vormt. Ook In het poli
tieke levan is er misstand en verkeerds;
Ook daar is het ideaal nog lang niet be
reikt. Maar voor wie het grote lichtende
Ideaal der betere samenleving onafge
broken In het oog houdt, tellen de kleine
beslommeringen en teleurstellingen van
de politieke strUd niet. Vooral voor ce
jongeren moet dit spreken. Zij, vóór
nen worden aangesproken, zulks met het oog
op de rechtszekerheid, dus ook in gevallen,
waarin het slechts betreft één termUn van één
Jaar of een restant daarvan."
Het gezag der historische Interpretatie eener
wetsbepaling heeft in dit arrest een princi
pieels nederlaag geleden tegenover den duide-
lyken wettekst. De Hooge Raad baseert zich
op de strekking van artikel 2012 B. W., maai
werd voor de keuze gesteld om ofwel de strek
king van artikel 2012 B. W. uit de historie of
wel uit den letter lyken wettekst te aanvaar
den.
Prof Fockema Andreae wydt in het gedenk
boek van het B. W. een beschouwing over de
methode van interpretatie van het B. W. van
1838 tot heden met de slotsom, „dat de uitleg
ging van het wetboek naar zyn oorsprong en
's wetgevers bedoe’ingen, den H. R. na 100 ja
ren nog steeds sterk in het bloed zit.” De woor
den der wet en haar geschiedenis vergeiykt
prof. Fockema Andreae met Koning en Dapic
op het schaakbord.
Ten duldelykste komt in olt arrest tot uit
drukking, dat de positieve we .tekst, om
woorden van prof. Fockema Andreae te
bruiken, de koning op het schaakbord is en
dat alle «ndere interpretatie-methodes slechts
de schaakstukken zyn, welke den koning ter
Zfc kromp ineen, maar dwong
andere aankondigingen te lezen.
„Ten zeerste getroffen berichten wU het ov&-
lyden van onzen hoogvereerden compagnon «n
het hoofd onzer firma, consul-generaal Emn’\
rich Severing, die na n langdurig lyden op
terug, en wees er zeker van, dat ik u altUd met Madeira overleed. WU zullen de zaken der fi™*j
die nu in ons bezit is overgegaan, op dezen
wUze voortzetten
Robert Severing
j Alfonso Figueira.
(Wordt vervolgd)
„Er is geen Berber of Tunees te bewegen,"
verklaarde professor Mertens, „een nacht in
dat oud-Romeinsche bouwwerk door te brengen.
Eeuwenlang reeds gelooft men, dat deze ruïne
door machtige demonen bewoond wordt, die In
staat zUn ook den hardnekkigsten misdadiger
tet bekentenis te dwingen, dank zü de afgrUse-
lyke kwellingen, waarover deze djinni’s klei
ne duivels beschikken. Alleen een oude Mara-
boet heeft daar in de buurt zyn eenvoudige hut.
HU vreest de geesten niet, want hU is zeer ont
wikkeld en al vele jaren sinds' ik voor de eerste
maal deze grandioze puinen bezocht, een vriend
van my.
Don Alvarez, een Portugees, haalde zUn schou
ders op.
„En gelooft u, senor professor, aan zulke
bakersprookjes
Een ernstige trek kwam op het gelaat van
den archeoloog, toen hy antwoordde:
„Don Alfonso, wie lang in het Oosten geleefd
heeft, weet, dat er dingen zUn, die voor een
West-Europeaan steeds een boek met zeven ze
gels zullen blUven. Sheik Hassan AH. de reeds
genoemde Maraboet. heeft mU dingen laten
zien, die ik nooit zal kunnen verklaren en die
ik toch met mUn eigen oogen aanschouwd heb."
Don Alvarez lachte spottend:
„Tooverkunsten, goochelarytjes, anders niets!"
Het gesprek kon niet voortgezet worden, want
luitenant Raoul Rlgnolles drong aan op het ver
trek en de toen weldra opkomende middaghitte
deed lederen mond verstommen. Zengend brand
de de zon. We waren nu aan den zoom van de
zandsteppe gekomen. Eindeloos lag de gele
zandzee, waarin we zwygend verder reden. Toen
de avondbegon te vallen, zagen we aan den
horizon de omtrekken van een groot bouwwerk.
„Kasr el Djem!” Met de hand wees de profes
sor naar de ruïne. „De laatste overblUDelen van
de groote stad van keizer Gordiaan. Al het an
dere is door het zand verslonden.” Snel nader
den wy nu het massieve gebouw.
Het was een overweldigende aanblik. In den
purperrooden avondzonnesluier gloeiden de ron
de muren als in het vuur gedompeld. De arena
scheen byna nog ongeschonden en het gebouw
was als voor de eeuwigheid bestemd. „De zullen
en kapiteelen der rondbogen, de treden en trap
pen glommen zoo frisch en nieuw, alsof de ar
chitect ze pas gisteren hier had opgebouwd. Wy
reden in de rotonde en sloegen tusschen de
puinen van omgevallen zullen een kleine tent op.
Snel viel de duisternis en weldra knetterde
een klein gezellig vuur. We sloegen de dekens
dichter om ons heen, want de avond werd bit
ter koud. Professor Mertens was nog naar het
wit-gekalkte huisje van zyn ouden vriend ge
gaan om hem te begroeten, wy lagen na den
maaltyd rookend rond het vuur. Zwaar en
machtig stond het ronde gebouw in den donke
ren nacht, lange slagschaduwen gleden onwer-
keiyk over de albast-witte zuilen en muren. Het
gesprek verstomde.
Plotseling hoorden wy een welluidende stem
achter ons:
„Salem aleikum! De vrede zU met ui"
•We sprongen ontstemd op. Professor Mertens
trad in den sertyn der vlammen en aan zyn
hy het nog geheel
daarna vol laten
verwachting.
Maar het helpt ons toch, ons op ver
wachting in te stellen. Het beurt ons op,
het laat een glimp van optimisme over de
dingen giyden.
In het orgaan van den V. D. Bond „De
Vrijzinnig Democraat” schrift de nieuwe
redacteur, mr. L. O. van Dam die als
roodanig mr. A. M. Joekes opvolgt een
korte, maar van inzicht vervulde beschou
wing over de propaganda van het R. K.
Werkliedenverbond voor de gemeenschaps-
gedachte, een beschouwing, die op sympa
thieke wijze contrasteert met enkele libe
rale stemmen, welke de „nieuwe gemeen
schap” reeds als een onderneming van
Roomsch particularisme meenden te moe
ten doodverven.
Na vooropgesteld te hebben dat de vrij-
tinnlg-democraten het als plicht en taak
beschouwen, te arbeiden aan „maatschap-
pelijken opbouw en economische hervor
ming, geestelijke verheffing en zedelijk
herstel”, schrijft mr. Van Dam:
- -- -- *- -HU vertelde byzonderheden van de vroege»
woestynstad der Romeinen en gaf een aan
schouweiyk beeld van de verzonken grootesM
der oude cultuur. Hoe verbaasd was ik. toen ik
een Mohammedaansch priester zoo hoorde spr*
ken. Onmerkbaar kwam het gesprek ook op den
huldigen naam „Burcht der geesten” en Capite
no Lasonl vroeg, hoe deze naam eigeniyk wai
ontstaan. Nog voor den imam hem kon antwoor
den. riep Don Alfonso:
„Wie gelooft er nu nog aan zulke idiote dln
gen? Je bent toch zeker niet meer zoo bekrotn"
pen, dat je je nog door goochelaars voor
gek laat houden!"
WU waren allen verrast over dezen onve»r
wachten aanval, doch de oude priester blief
rustig zitten en glimlachte. Slechts één oi
scheen op een onzichtbaar voorwerp gericht.
Met zUn welluidende stem sprak hjj:
„Niemand moet oordeelen over dingen
zUn, ook wanneer hU ze niet begrypt."
Nog voor Don Alvarez een antwoord kon
geven, hoorden we een zacht gesis. Vlak voor
onze voeten schoot een slang van ongeveer
arm lang oMeog, zette den hak op en stond
recht op haar staart, wy zagen haar tenden
1 weer be
sprong de
trok zyn pistool i
den gordeL
i
sstsaaseeeeeasisaisesastsisttiaststMsaieaeniMee^
t Plan Rommel
’t Klinkt als ’n bazuinstoot _r
in 'n nacht, waarin verwachting reeds ster
vende was.
Alsof er een
slaat!
Er zit iets gespannens in en iets dat past
by de Decemberdagen van t Sinterklaas-
gety: als onze Nederlandse wereld nog
enkel bestaat uit kinderen en de volwasse
nen tot die voortreffelUke staat van kin-
■ruggetoverd, die Sinter-
6 weer mee naar Spanje
Raar de goede soort van
Agebruiken kunnen.
JMttne wordt, wat het
reeden. kunnen we naast
i werkkampen van „eigen
van „éigen kleur"
kampen, waar die
„eigen kleur" hoogstens tot haar recht komt.
De gevaren, die de vrye en werkloze
Jeugd, overgeleverd aan een neutrale
jeugdzorg, loopt, hebben we niet beproefd
te schilderen, we hebben op hun dreiging
slechts gewezen, andere Instanties zyn
en
om ze nader onder 1 oog te zien
bezweren.
Op ons terrein ligt dat van het onder-
wUs, aan deze lydende voorwerpen van
Jeugdwerklozenzorg te geven. Sommigen
zien hier weer kannen voor het oude her-
halingsonderwljs of vervolgonderwijs her
leven.
Wy hopen van harte, dat zy het mis
hebben. De werkloze jeugd zette men niet
in de repetitieklas van de lagere school.
Verstandeiyk, cultureel, sociaal heeft
ze haar eigen noden en behoeften om van
het godsdienstige nog maar te zwygen,
zonder het voorby te zien....
Daarom zy dit onderwijs zo onschools
mogeiyk en zoveel als doeniyk aangepast
by de plaatseiyke of gewesteiyke struc
tuur van leven en levensvragen.
Op waariyk katholieke visie komt
daarby aan, wil het ideële doel van
Perspectieven en verwach-
S. in „Het Katholieke
züde sjond een machtige gestalte, ondanks den
hoogen ouderdom nog ongebogen. Een witte
baard golfde tot aan het middel, scherp fon-
Ls dit inwerking van het volle rijke en
wat meer zegt eigen roomse leven op ons
onderwys, omgekeerd wordt, nu het plan-
Romme aan zyn Kansen tot verwezeniy-
king komt, 1 tyd voor de erkenning dat
omgekeerd het leven in casu het on
derwys en de vorming aan werkloze
«maar ook aan niet werkloze!) jeugd
zichzelf de tucht van het meer systema
tische en methodische van de
dient op te leggen en zich de
dient te getroosten de schat van
tlsche en paedagoglsche ervaring van de
lagere school te benutten. Dit is dan de
inwerking van de school op het leven,
waarby, dunkt my, *t gevaar
een radiotelegram doen toekomen. Het schip
had hierop geantwoord: „Geadresseerde niet
meer aan boord."
HU had dus het schip verlaten, hoewel het
schip geen andere haven aangedaan had dan
Funchal op Madeira en hU -*- zooals de Dultsche
consul had vastgesteld daar in geen geval
aan land was gegaan.
Had hy werkeiyk een slecht geweten? Was
hy toen hy zich ontdekt zag over boord
gesprongen en had hy zelfmoord gepleegd?
Iracema kon, en wilde het niet gelooven.
Desondanks was zy er juist van overtuigd, dat
hy nooit een bedrieger was geweest.