de vredesactie en van Mgr. Pacelli Benedictus XV 4* De teleurstelling van een Paus, die vurig wenschte den vrede te. brengen r 9 a Duitschlands houding i België leidde tot mislu MAANDAG 13 MAART 1939 “W jk >4 Q Rijkskanselier von Bethmann Hollweg, Met wien Mgr. Pacelli onderhandelde Een foto uit 1925: Mgr. Pacelli als nuntius te Berlijn Erzberger, die het vredeswerk van Mgr. Pacelli steunde Keizer Wilhelm II, als „Oberster Knegs- herr" in den wereldoorlog Pietro Kard. Gasparri, die als Staats secretaris het vredeswerk van Paus Benedictus uitvoerde uit- dat zeer Mgr. van was in- 7 Paus Benedictus XV. de Vredespaus in oorlogstijd Later is nog gebleken, dat midden in de besprekingen met het Vaticaan de Duit sche regeering heeft getracht, met Enge land in contact te komen (door de actie van het Vaticaan was zij te weten geko men, dat Engeland tot vrede bereid was) door middel der Spaansche regeering. Deze wilde echter de actie van het V^tl- caan niet doorkruisen. En weigerde. Nog in 1918, toen het einde der Centra- len voor ieder duidelijk was, hield de op- De glorie van Sint Pieter op den kroningsdag Des avonds straalde de basiliek den glans van feestelijk licht Toen alies te laat was, verklaarde Hert- ling zich bereid, na den oorlog de onaf hankelijkheid van België te willen herstel len. Een internationaal resultaat kon die verklaring na het ontzettende zwijgen op alle pogingen van Pacelli, die deze in op dracht van Rpme met zooveel voortvarend heid. geduld en energie had ondernomen, na al die vaagheid, na al dat maanden lange „Hin und her” niet meer bewerkstel ligen. Duitschlands regeering had over Bel gië zoo lang gezwegen, tot het niets meer te zeggen had! Von Kühlmann stond op het stand punt der' commissie, maar hij wilde eerst twee kwesties tot klaarheid brengen: hoe staat de Entente tegenover de onafhan kelijkheid van België en is de Entente be reid. direct vredesonderhandelingen aan te knoopen, wanneer Duitschland verklaart, dat het België in zijn onafhankelijkheid wil herstellen. Dit was tenslotte een kwes tie van tactiek, wijl men het in beginsel eens was. De situatie van midden J tember 1917 was rijp voor handelingen. De fronten van Frankrijk, Engeland en België' waren zeer verzwakt. De Centralen, bedriegelijk aan de winnende hand, hadden met grondstoffen- en voed- selmoe'lijkheden te kampen, waarop geen uitzicht op verbetering in de toekomst viel te bekennen. Begin Augustus 1917 was Mgr. Pacelli, toen reeds benoemd tot Nuntius te Mün chen, op bezoek bij den Rijkskanselier te Berlijn waarna hij vertrok naar het groote Hoofdkwartier, om met den Keizer besprekingen te voeren. Oraaf Hertling liet aan de leidende Centrumskringen te Berlijn weten, dat de „Nuntius nicht viel Brauchbares für uns bringe”. In Berlijn deelde men.het pessimisme van Hertling niet. De toen nog in ambt zijnde Rijkskan selier von Bethmann Hollweg sprak met Pacelli over zeer correcte vredesonderhan delingen. De Nuntius Pacelli vertrok daar op naar het groote Hoofdkwartier en overreikte den Keizer een eigenhandigen brief van den Paus, waarin op de eerste plaats de Belgische kwestie en de depor tatie van Belgische arbeiders naar Duitsch land werden behandeld. De Keizer beloof de alles té doen wat in zijn macht stond. Een goeden indruk maakte bij die bespre kingen de befaamde vredesresolutie van den Rijksdag. In die dagen viel von Bethmann in verband met de Pauselijke actie zeer jam- De onderteekentng van het Concordaat met het Duitsche Rijk op 20 Juli 1933. Links van Kardinaal Pacelli Mgr. Pizzarda en de Duitsche vertegenwoordiger Von Papen; rechts Mgr. Ottaviani, gezant Von Bergen, Mgr. Montini en gezantschaps- raad Klee In zijn herinneringen schrijft Erzberger: ,Jn 1917 begreep ik den brief van 30 September van dat jaar van de hand van Mgr. Pacelli niet, die mij antwoordde op mijn verklaring, dat ik de situatie als gun stig aanzag: De feiten veroorloven mij niet uw optimisme te deelen. In ieder geval blijf ik vertrouwen op de Goddelijke Voorzienigheid, die het lot der naties re geert.” K - De onderteekening van het Concordaat met de Oostenrijksche Bondsrepubliek op 5 Juni 1933. Links van Kardinaal Pacelli 1 de Oostenrijksche gezant Kohlruss, bondskanselier Dollfuss en Mgr. Pizzardo, rechts minister Schuschnigg De geschiedenis van de vredesbe middeling van Paus Benedictus XV door middel van zijn vertegenwoor digers in de Entente-landen en vooral van Zijn zaakgelastigde, den lateren Nuntius te München aan het Ko ninklijk Hof in Beieren, Mgr. Euge nio Pacelli, is in zijn voornaamste trekken klassiek geworden en in hoofdzaak niet meer te corrigeeren. Die bemiddeling is historie „tout court” geworden. De bronnen dezer beroemde vredesbemiddeling zijn ge meengoed aller archieven en geschied schrijvers geworden. Op den uiterst belangrijken brief van Mgr. Pacelli antwoordde de Duitsche regee ring om onverklaarbare motieven niet. De commissie van zeven onderhandelde ver der. De sociaal-democraat Scheidemann, de liberaal Stresemann, de Centrumman Erzberger wenschten een duidelijke ver klaring op grond van den inhoud der vre- desreso! utie. Von Kühlmann antwoordde, dat de Duitsche regeering België voorloo- pig als „vuistpand” wilde behouden. Nunt'us Pacelli liet weten in dringende nota's, dat Rome zou wachten met de pu blicatie van Duitschlands antwoord, tot dat daarin vervat zou zijn een verklaring over Befgië's toekomstige onafhankelijk heid en schadeloosstelling aan dit land. Mgr. Pacelli kreeg deels geen, deels een afwijzend antwoord. Eindelijk na een maand verloren tijd schreef Rijkskanse lier Micnaëlis 24 September aan Pacelli in antwoord op diens brief 30 Augustus, dat hij dankbaar „für die gütige Uebersendung der teressanten Mltteilungen”. Hij stemde met den Nuntius overeen, dat een nauw keurige opgave der oorlogsdoeleinden en klaarhejd over België noodzakelijk waren, maar dat er eerst toch eens diende ge sproken te worden over de schuldkwestie, over de vraag namelijk, wie schuld was aan den oorlog. Dit moment, dat de kan selier te oerde bracht, had met de vredes actie niets te doen. Op last van Staats secretaris Gasparri had Mgr. Pacelli er juist met alle macht op aangedrongen, dat men de schuldkwestie niet zou aanraken. Deze kwestie zou later wel ter sprake ko men. In October 1917 was alles ten einde. De Paus, Nuntius Pacelli, Staatssecretaris Kardinaal Gasparri, de regeeringen van Frankrijk en Engeland waren bitter te leurgesteld over de gewilde vaagheid van het Duitsche antwoord van 24 September. Men had klaarheid over België verwacht. Met het gegeven Duitsche antwoord kon niemand iets beginnen. De vrede was weer verder weg dan ooit. De vrede was tengevolge der Pauselijke actie reeds zichtbaar. De Engelsche gezant had met toestemming van Frankrijk aan Rome laten weten, dat vredesonderhan delingen mogelijk waren, wanneer Duitsch land maar ruiterlijk een verklaring over het toekomstige lot van België zou willen afleggen in den zin van volkomen onaf hankelijkheid van dat land. De verklaring hoefde niet publiek te worden, kon ver- trouweLJk zijn en behoefde alleen maar aan den H. Stoel te worden gegeven. Nuntius Pacelli schreef daarop zijn aan onze lezers reeds bekenden brief, waarin hij aandrong op klaarheid omtrent België en waarin hij verzekerde, dat de kanselier zich onsterflijke verdiensten jegens de menschr.eid zou verwerven, wanneer hij door een spoedig en verzoenend antwoord den voortgang der vredesbemiddeling zou vergemakkelijken. Het is te begrijpen, dat Nuntius Pacelli later verklaarde, dat de dagen en maanden der Pauselijke vredesactie ten slotte de droefste tijden van zijn leven waren ge worden. Paus Benedictus XV trachtte het juiste moment voor zijn vredesbemiddeling te kie zen. Toen hij meende dit tijdstip gevonden te hebben, moest alles snel gaan, wilde zijn actie kans van slagen hebben. Het was Augustus 1917. De situatie was toen deze: De Centrumsleiders in Duitschland waren van meening, dat een vredesbe middeling, die werkelijk op slagen kans zou hebben, alleen kon uitgaan van den H. Stoel of van de Vereenigde Staten. Hoe meer toen de Stemming jegens Wilson, den president van Amerika, iri Duitschland slechter werd, omdat men hem verweet niet meer neutraal te zijn, des te meer kwam de H. Stoel op den voorgrond. In het begin van Augustus 1915 was in Duitsche Centrumskringen bekend gewor den, dat Benedictus XV geneigd was, het initiatief tot vredesbemiddeling te nemen. mer! en werd de onbekende heer Mi- ehaélis als strooman van het Opperste Legerbestuur (met name van: Luden dorff) zijn opvolger. Mgr. Pacelli spoedde zich weer naar Berlijn, niet om den nieu wen kanselier een hoffelijk bezoek te bren gen, maar om zich op de hoogte te stellen van de oorlogsdoeleinden en vredesvoor waarden der nieuwe Duitsche regeering. Dit bezoek had buitengewoon groote beteekenis. Men mag met historisch rustig geweten wel zeggen, dat dit vernieuwde voeling nemen en de daarmede verbonden besprekingen beschouwd moeten worden als de eerste phase van de Pauselijke vre desbemiddeling van 1917. Midden Augustus 1917 werd de vredes nota ven Benedictus XV (gedateerd op 1 Augustus 1917) gepubliceerd. Zij vond in officieeie kringen te Berlijn een gunstige ontvangst. De nota handelde hoofdzakelijk over toekomstige ontwapening. In neu trale en Ententekrlngen werd de nota een „diplomatiek meesterstuk” genoemd. Het antwoord der Duitsche regeering op de Pauselijke nota liet lang op zich wach ten. Het Centrum stelde in de Rijksdag- commissie voor, dat de Duitsche regeering zou verklaren, in de nota des Pausen een geschikten grondslag te vinden voor vre desonderhandelingen. Rijkskanselier Mi chaelis verklaarde (21 Augustus 1917) daarop, dat hij eerst voeling moest ne men met de bondgenooten van het Duit sche Rijk. Hij zelf vond persoonlijk de kan sen op vrede zeer gering. Er werd een commissie van zeven benoemd, om te ant woorden op de Pauselijke nota. Zij kreeg de Instructie, dat het antwoord zeer alge meen moest worden gehouden, zonder in détails af te dalen, maar dat in principe instemming kon worden gegeven. Toen de commissie bijeenkwam zij vorderde, dat de onafhankelijkheid van België in de toekomst gegarandeerd zou worden nam de Staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken von Kühlmann het woord, om te verklaren, dat de Keizer den kanselier op dracht had gegeven, den Paus te ant woorden. Over de Belgische kwestie moest deze eerst met de bondgenooten onder handelen. De commissie kon niets anders doen dan constateeren, dat, wanneer de Belgische kwestie bleef zweven, de kans op vrede gering zou zijn. Dit ontwijkende en waarschijnlijk met opzet verwarrende antwoord der Duitsche regeering maakte een plotseling einde aan de van Rome uit zoo hoopvol begonnen en door Mgr. Pacelli met zooveel energie door gezette vredesbemiddeling. Nu is ’i treurige voor Duitschland. dat 't antwoerd van Michaelis aan Mgr. Pacelli aan het Duitsche volk pas bekend Is geworden in Juli 1919, dus méér dan twee jaren, na dat het geschreven werd en acht maan den na den wapenstilstand. Er bleek toen, dat de Duitsche regeering van toen den Rijksdag inzake België eenvoudig had be drogen en Mgr. Pacelli op ergerlijke wijze om den tuin had geleid. volger van Michaëlis, de tachtigjarige en koppige Rijkskanselier Graaf von Hertling stijf en hardnekkig vast aan het ..vulstpafld" België. Erzberger onder handelde nog verschillende malen met Nuntius Pacelli. maar deze, tot het laatste toe van méér dan goeden wille, had tenslotte alle hoop laten varen. ,,Het lot der Centralen zal verschrikkelijk zijn”. Dit profetische woord van Benedictus XV her haalde hij dikwijls in diepe bewogenheid. De toenmalige zeer invloedrijke afge vaardigde van den Rijksdag Matthias Erz berger liet Rome weten, dat de Keizer Wil- nelm II een poging tot vredesbemiddeling zéér hartelijk zou begroeten. De Paus moest zich echter wenden tot alle staatshoofden der oorlogvoerende landen. Duitschland zou dan de actie van den Paus ondersteunen. Erzberger stelde zich toen in verbinding met den toenmaligen Beler- schen minister-president, den Katholieken graaf von Hertling. Deze, later Rijkskan selier, was echter de voorzichtigheid zelve. Hjj mo’st wel gereserveerd zijn om wille van zijn positie, omdat uitgerekend in Beieren de hartstochtelijke pan-Germa- nisten eü Annexionisten de lakens deelden. Hertling was van meening, men tegenover de Pauselijke actie gereserveerd moest zijn, omdat anders misschien de meening zou kunnen post vatten, dat Duitschland „verzwakt en uit geput” was. De pogingen tot bemiddeling bleven vruchteloos. Bijna twee jaar sleep ten zij z.*ch voort. f’. De Rijksdagafgevaardigde Matthias

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 27