Z I r I m F E is 01 Amc trad zaait aan In d RK beloi riale bescl een sluit Btaai vóór het door desti, gaat feit, nagel vertr plaat R.K. van stuur niet voor staar arbel Kond alles heer in st vocht elrcul Front Voor selfst boer, tegen oud-1 wilier veel i geslol zoo v Zwar wille Kathi allere waart van harts de hi elrcul in all w a A R IJ K D O M 1/ I J FOTO REPORTAG E p“ S r ÏJfM Zoekt gij betrouwbaar V 30 De drie wonder dokters 'W Plaats dan een Omroeper” gezinnen lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliminu F 1 st voor I r 1 •lö HQE KAN DAT? I Ei A v 1 KBMI DE PAASCHH AASJES OP REIS! 1 5 tai—M imMttMmtHHiiiiuiiitiuiiiiiHiiHiiHtiiiiiiiiiHiiHiiiHinitiiiiiimm^ WOENSDAG 29 MAART 1939 mm I 1 Q 1I b de Paaschvee-tentoon- het Brabantcche ::-ƒ-■•■ T ■.It**».' i- >i1 ^i*#**»W w te een S. P. H. tei ,r met emmers en ik zijn De wel de kóning, van al* J. R. W. 8. J - -■ t 3 I Zeeuwsche belangstelling voor het Brabantsche vee op stelling, welke Dinsdag in de Veemarkthallen ie 's Hertogenbosch gehouden werd D« brandweer In actie bij de Redhill (Eng.) georganiseerd AA- '•'i V. Tommie fel.... H. 1 van d< Maant Du Kerk opwek moeül te vul «Mbbe Fai ce vai en bel bet wei KJ nle lev des der ver bet par rij doe <Uei den n) en stal in I’ve verl ten den 8ta twe en, inm Daa ven tact goei dat waa vooi ovei map fevt van als i slaa die ges! nen ding buik wen kun staa bew eerll achi waa brefl het O weg," zei de jongen en duwde den man opzij, om ook goudstukken te vangen doch dat was heelemaal niet noodig. want het gpud stroomde even overvloedig, eerst het water. Er kwam geen eind aan. Zij springen over heg en steg Zij hebben nog een langen weg. En reppen zich de voetjes! De haasjes moeten tijdig zijn. Want 't lang verbeide Paaschfestijn, Dat nadert al zoo zoetjes!! Zij dragen heel hun eiervracht In meest verscheiden kleurenpracht, De allermooiste tintjes! De eitjes met véél zorg geschikt In mandjes, soms met goud be stikt! Voor de allerbraafste kindjes. Eén haasje kon 't onmoog’lijk af. Het heeft daarom een heelen staf Van haasjes aun zijn zijde. Dus, lieve kindje, opgepast! Want als het haasje jou verrast Is óók je moesje blijde! l) Met den derden ging het ook zonderling ^MOie wachtte in den tuin op den graat Kr daar de tijd ook hem lang viel, pluk- tFTiij groote bossen gras uit de gazons en ging er welvoldaan op kauwen. Je begrijpt dat de graaf schrok, toen hij de drie geleerden bezig zag. Dadelijk riep hij zijn raadsheer en ja, toen kwam het hooge woord er uit. Wat nu gedaan?' „Maak hen maar niet wijzer dan ze zijn,” zei de raadsheer, ,,’t is zoo al erg genoeg." En als u hun ieder twee zakken gouden ducaten geeft. Inplaats van één, zullen ze zeker tevreden zijn. s I ‘Personeel? NlimiHIUIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIIIIlilllllllllllllllHIHinilllllllllllë Het transport der gewonden bij de lawine-catastrophe in Zuid Frankrijk. Redders in actie te Pradières In Afrika was een rijke koopman gestorven, die drie zoons had. In zijn testament stond beschreven, dat zijn oudste zoon de helft van zjjn kameelen moest erven, zijn tweede zoon het derde gedeelte en zijn jongste het zesde ge- derde gedeelte en zjjn jongste het negende ge er waren maar 17 kameelen. Zien jullie kans om die kameelen volgens den laatsten wil van den koopman te verdeelen, zonder er een door te snijden? Een vriend van den koopman, die oijna soo wijs was als Salomon kon dat wel. Hij deed er één van zijn eigen kameelen bjj. Toen waren het er dus 18. Nu begon hij te verdeelen: de helft van 18 is 9 kameelen voor den oudsten; net derde deel van 18 is 6 kameelen voor den twee den en het negende deel van 18 is 2 kameelen voor den jongsten zoon. Tel nu eens op! Precies 17, hé? Dus nu nam de wijze vriend zijn kameel weer mee naar huls en de zoons waren tevreden, want zij hadden nog meer ge kregen dan hun toekwam Tien personen, waaronder de heeren Guilonard en ir. Baumhauer kwamen om het leven bij de catastrophe van den .Stratoliner die nabij Adler in Amerika verongelukte. Het wrak van het toestel groote luchtbeschermingsdemonstraties, welke deze week te Marketfield, werden als onderdeel van de oefeningen, welke thans over het geheele Britsche eiland worden gehouden Dat deed de graaf, en toen bemerkte hij meteen dat hij geen dokter meer noodig had, want van louter schrik was hij zijn rheumatiek genezen. drukte al de lakeien en wapenknechten op het hart om vooral de tafel niet aan raken. En stellig zou alles goed gegaan zijn, als Tommie, de pekzwarte kater, er niet ge weest was. Stel je voor, daar sluipt me die de kamer in, springt op de ta- jubelende miiauw, en hap, en de tong van de doktoren Zijn in de maag van Tommie verdwenen. Rechter: Je wordt veroordeeld tot een jsar gevangenisstraf, maar je mag zelf een ijzig heid kiezen. Beklaagde: Dan wu ik wel graag ujpuv" zijn, mijnheer de rechter. WO hap, het is gebeurd. Het hart, de oogen Er was eens een oude graaf, die doods benauwd voor dokters was. Op den duur kreeg hij het echter zóó te kwaad met zijn rheumatiek, dat hij te kiezen of te deelen had: altijd pijn lijden of den dokter halen. Dat was een moeilijke keus. „Als ik er toch aan moet gelooven," zuchtte de oude heer, „dan wil ik behandeld worden door den knapsten dokter van het héele land." Daarom stuurde hij naar heinde en verre omroepers met groote trommels en luide toeters, om alom bekend te maken, dat heer Gert van Alstebang een prijsvraag uitschreef voor doktoren. Wie ’t knapste staaltje van zijn kunst zou leveren, zou een zak vol gouden ducaten krijgen. Nu leefde die graaf in een tijd, dat er meer doktoren dan patiënten ^raren en op den bepaalden dag stonden er negenhon derd vijf en zestig voor de poorten van het slot. Het zag er gewoon zwart van de witte jassen. De graaf begreep wel, dat hij nog een maand lang pijn zou kunnen lijden, eer ze allemaal hadden laten zien wat ze konden en daarom liet hij hun allen door een lakei papier en potlood overhandigen: ze moes ten maar in 't kort opschrijven, welke kunststukken *ze konden verrichten. Zoo haalde de graaf er de drie knapsten uit en de andere negenhonderd-twee-en- zestig keerden mopperend naar huis terug Wat die drie knapsten wel zouden ver richten?! Wel, de eerste zou zjjn hart uit snijden, dat rustig naast zijn bed op het tafeltje leggen en het verder den heelen nacht zonder hart stellen. Dèn voigender morgen, als hij wakker werd, zou hij he hart weer in zijn borst steken en de heel* operatie zou hem geen zier kwaad doen. De tweede deed niet voor den eersten onder. Die legde 's avonds zijn oogen weg omdat hij ze 's nachts in het donker toch niet noodig had en zette ze er bij het op staan weer in. En de derde? Die stelde het 's nachts zonder tong, want dan was het tijd om te Slapen en niet om te praten. Nu ze tegenover den graaf stemden, vol brachten ze. ^wat ze beloofd hadden; ze legden li>rt, oogen en tong op de tafel en eenige lakeien brachten hen naar hun slaapkamers. Je kunt begrijpen dat de graaf nieuws gierig was, hoe dat af zou loopen; hV Er was eens een koning.... zoo begint dit sprookje. Het land van dien koning was erg arm, want de grond was niet vrucht baar en het klimaat guur en droog, maar de bewoners van dat land waren tevreden met hun karig stukje brood en hun scha mele kleeren. Den koning echter ging het lot van zijn onderdanen ter harte. Hij dacht er over na, wat hij voor zijn volk zou kunnen doen Gelukkig bestonden er in dien tijd nog feeën, die den menschen in alle mogelijke dingen raad gaven. Toen de koning zich bij zoo’n fee aan meldde, werd hij natuurlijk allervriende lijkst ontvangen. „Wat wilt u uw onderdanen dan geven?" vroeg de fee. J- Jets, wat zij niet hebben,” antwoordde de koning, „rijkdom bijvoorbeeld." „Hebben ze u dat gevraagd?” „Neen, maar rijkdom is iets, dat Ieder een welkom is." „Dat is waar, maar de menschen over *t algemeen niet gauw tevreden. Als u ze tien gulden geeft, willen ze honderd en als u ze honderd geeft, willen ze dui zend." ,^e moeten zoo rijk worden, dat zij niets meer verlangen,” zei de koning. „Begrepen," zei de fee, „ik zal er voor zorgen.” En «den volgenden morgen gebeurde het Een oude man en een kleine jongen ont moetten elkaar op het plein voor het ko ninklijk paleis, waar een fontein stond. „Kijk eens, hoe de zon in het water schittert,” zei de oude man, ,,’t lijkt goud.” „Wat goud,” zei de jongen, ,,’t zijn alle maal chocolaadjes." „Jij met je chocolaadjes,” riep de man, toen hij dichterbij kwam, ,,’t zijn goud stukken, jongen, echte klinkende munten. En hij ving ze in zijn handpalm op, zooals hjj anders het water opving, om zijn dorst te lesschen. „Ga Het eerste gebruik van de vier statietrommen, een geschenk van de burgerij van Assen aan de twee jubileerende regimenten, had direct plaats na de onicieele overdracht door den burgemeester, mr. J. Bothenius Lohman Dat was me in den vroegen morgen een consternatie in het slot. De raadsheer ont dekte het en werd bleek van schrik, maar hij zou geen raadsheer geweest zijn, als hij in dit geval geen raad geweten had. Snel stuurde hij een lakei naar den opperhout vester om de tong van een pas geschoten hert te halen; een andere lakei reed zoo hard hij rijden kon naar de stad om bij den paardenslachter een hart te koopen; en de kok moest den schuldigen Tommie maar dien avond als haas opdieneii' en hem de kattenoogen brengen. Voordat een der doktoren beneden kwam, lagen oogen, tong en hart weer keurig naast elkaar op tafel. Zonder erg grepen de geleerde heeren ernaar en zet- de lichaamsdeelen weer op hun plaats, deze operatie gelukte wonderwel nu had je de drie geleerde bollen eehs raar moeten zien doen. De dokter met het paardenhart had een onbedwingbaren lust om op handen en voe ten door de gangen te galoppeeren. Toen de graaf wat te lang naar zijn zin wegbleef, ging hij ongeduldig achteruit trappen en schopte pardoes de theekast aan diggelen Minder op zijn gemak was de dokter met de kattenoogen. Hij knipperde eens ver schrikt tegen het felle zonlicht en wist toen niets beters te doen dan in de gordij nen te klimmen. De menschen kwamen kannen, zij draafden af en aan en lachten en zongen, dat het een lieve lust was. De koning stond voor een der ramen van het paleis te kijken en had er pleizier in. „Wat heb ik mijn volk gelukkig ge maakt,” dacht hij. Er werd gegeten en gedronken, muziek gemaakt en gedanst. Het eene feest volgde op. het andere. Aan de feestmaaltijden moest de koning natuurlijk ook mee aan zitten, want in die tijden ging het heel ge- moedelijk toe. Na een dag of vijf dacht de koning: „Nu heb ik met al dat feesten vergeten mij te laten scheren ik zal dadelijk den bar bier laten komen.” De barbier werd geroe pen, maar hij liet den vorst weten, dat. nu hij het geld niet meer noodig had, hij maar liever als hofbarbier ontslagen wilde wor den. De koning keek daar gek van op. Hij bleef echter niet lang tobben, doch liet zijn baard groeien, wat hem heel goed stond. Het vervelende was echter, dat na den barbier de kleermaker zijn diei^t kwam opzeggen, na den 'kleermaker de kok en na den kok de kamerdienaars, zoodat 'de koning ten slotte heel alleen in het paleis bleef. Nu, aan een kant vond hij hef wel pret tig, om zoo vrij in zijn eigen huü rond te loopen. Ten slotte kon hij nu ook eens leven als een gewoon mensch; hij kon naar den ^kelder gaan, om een flesch wijn te halen en naar de keuken om een kippetje te eten. In den kelder was echter geen wijn meer te vinden, want in dien feestroes had den zij alles opgedronken. Er stond wel een geplukte kip, maar er was niemand, om deze te braden. Toen de koninklijke maag begon te jeu ken, deed de goede vorst zelf een schort voor en braadde de kip. Den volgenden dag echter was er niets meer in de keuken en kelder te vinden. Toen besloot de koning er zelf op uit te gaan, om eten te koopen. Hij zette zijn kroon op, nam het bood- schappenmandje en ging naar den bakker. „Gesloten,” ston^ er op de winkelruit. „Nu, dan maar naar den slager,” dacht de koning.. Ook hier was het: „gesloten”. De groentenwinkel, de kruidenierszaak, de banketbakkerij alles was gesloten. „Nu begrijp ik het,” zei de koning bij zichzelf. „Omdat ze geen geld meer noodig hebben, willen ze ook niet achter de toon bank staan en de klanken bedienen.” Nu bleef den koning niets anders over dan te zien ergens zijn kostje op te halen. Hij ging naar het bosch, plukte bramen en wilde aardbeien; „hij dronk water uit de beek en voelde zich gelukkig. Na twee dagen kwam er een heele troep menschen met wanhopige gezichten bij den koning. om .raad te /'vragen. Zij hadden in twee dagen niets te eten gehad, want de mole naar wilde geen koren meer malen en de bakker geen brood meer bakken. Zij zou den nog sterven van honger, terwijl zij hun kasten vol geld hadden. En als ze dood waren, zou er niet eens een doodgraver te vinden zijn, om hen te begraven. goede koning had weer medelijden met zijn volk en besloot opnieuw naar de fee te gaan, om raad te vragen. Toen hij na een paar uur terug kwam, zei hij: „Gaat allemaal naar huis en wacht tot morgen." „Maar wij hebben honger," schreeuwde het volk ongeduldig. j „Geduld, geduld,” sprak „morgéh komt alles in opde." Den volgenden dag stroomde er uit de fon tein geen goud meer, maar helder water en de menschen zagen in, dat zij weer moesten werken, want zonder te werken krijgt men niet te eten en zonder te eten kan men niet leven. Wat waren die men schen nu gelukkig, toen ze weer brood konden gaan koopen. Zoo had die goede koning toch zijn doe' bereikt. CEDA Wr mm lakeien

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 16