DAGBRIEVEN EENER MOEDER Rijtoer I de lente.elfjes Hoitika De luchtroovers van DOMME JAN cheepsrecht VRIJDAG 21 APRIL 1939 4- o X o X o X o o X X o X »«- Driemal is r ij Vloeken, gappen, vechten, alles tegelijk Retraitehuis „Klooster van den H. Geest” te Uden 1 EEN SPELLETJE MET ZN TWEEëN RS kg. la an. «51 -5 M. m: AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL - i <4 Keizer Joeef n van het vroegere Oostenrijk, t 4 HV de een elfje. 4 OOM JAN de kruisjes. ze Meisjes uit 8t Oedenrod. es en „WU Voor meisjes, die zich aan de Meisjes De Thabor ta Rotterdam i) EEN MOEDER. Ml Wtflm M» MB hriBfl» door Percy King AU- «i Ze waren nauwelijks bij het water, af de beide mannen gaven een schreeuw.... ..Het vliegtuig is weg!!" Ze keken rand en zagen heel ver weg. hoe een aantal bootjes het toestel scheen voort te sleepen! „De schurken! Ze willen ons nog meer af zet ten en afpersen. Meteen snelden de beide mannen weer naar de huizen toe, Piet op een draf er achter aan. in w u te I. Je teekent op een stuk papier of op een lel een vierkant met 9 hokjes. sivn», rrtuui --- Jij domme kleine Jan. Als je je haren groeien laat. Lijk je niet op een man!” R. Tr.-W. in- iraai rgen, iorp. iiwe- elast bet icse •in» lo- tO r tat Ovar-Brtuwa En Re- 3427 April Gereserveerd. 8—11 Mei Meisjes. 14-M7 Mei Jonge dames. 2225 Mei Gehuwden. 13 Juni Gereserveerd. 47 Juni Kloosterroepingen en voor haar die meer godvruchtig willen leven. 4215 Juni Gehuwde dames. 18—31 Juni Meisjes. 3629 Juni Ongehuwde dames. plaatsen d. St. Anna Congregatie listen takte dier st la n en 1 IOC i het •n en dezo was, van tene iland aagd van e be- blij- ver hief hrU- plsch celen M- int s in ;ers» Ka- erk- iten, lerl asts Alt ater Indt nog ren, en», ge- ekent mil- nun stad- eden n en xoek noo- :men iren- len. bar rao n»n kw aad kg- en- -11. on» '82- dam fang l de as n- er Bt 00 e: n „We moeten die lui hier zullen dus moeten betalen." Er volgde een gesprek in het verminkte Portugeesch, dat Piet al eerder gehoord had en eindelijk, trok se af, na nog een njjdigen blik op Piet geworpen te hebben, „ik wed, dat die eieren niet eens meer versch waren,” mopperde Plet en volgde het tweetal naar de trap aan de kade. i de keizer. „Ik breng je wel 'an je," zei de soldaat, „hoe in wat doe "je voor den kost? Ier van beroep?” antwoordde de keizer, „raad maar Maar moesje lacht een» en ze zegt: „Dat knippen doet geen pijn. Als je een flinke jongen bent. Dan moet je dapper zijn! Kom, droog maar vlug die traantjes af Dat vindt die Jantje o zoo erg. Want, al geloot je ‘t niet. Die Janje huilt als hjj alleen Den kapper nog maar ziet! I te hebben geteekend, dat Napoleon Bonaparte krankzinnig zou zijn, en herroep haar hierbij Teeken niemand zal X dan meer wagen, me naar St. Helena terug te sturen! Vlug, ellendige verrader! Vlug!” Al had Culllngwood zonder eenige stemverhef fing gesproken t optreden van den krankzln- nlge bezorgde Woodford Chrichton nieuwe hui veringen van vrees. De waanzin scheen den in dringer thans geheel en al bevangen te hebben; elk oogenblik kon de noodlottige uitbarsting vol gen. Chrichton deinsde achteruit; hü voelde, dat hij met de patrijspoort in aanraking kwam en onmogelijk verder kon. .Ja, ja." klappertandde hij. „X Zal teekenen. Natuurlijk! Geef hier!" Met de linkerhand wierp Culllngwood den los geschroefden vulpenhouder op tafeL Daarna bracht hij 't gezegelde papier te voorschijn. X Was zóó gevouwen, dat X bovenste gedeelte, met t zegel, voor Chrichton onleesbaar bleef; X onbe schreven gedeelte bevatte slechts «en enkele lijn, met potlood getrokken. De gewezen zaakwaarne mer uit Durham nam de pen tusschen zijn tril lende vingers en maakte aanstalten, om het stuk te teekenen. „Op de potloodlijn!.... Halt!.... X Gaat niet door!" Culllngwood drukte zijn revolver tegen Chriehton’s slaap De man deed een poging om opnieuw achteruit te wijken. X Bleef bij die po ging; hü zou door de knieen gezakt zijn, als hü zich niet met belde handen aan de tafel had vastgegrepen. Zyn donkere «ogen staarden met een uitdrukking van doodelyken angst in dis van Culllngwood. Soms is V voor Jan een nare dag De naarste die bestaat. Dat is, als hij met moedertje Mee naar den kapper gaat! Twee dikke tranen rollen er Van zelf langs Jantje’» wang. Hij zit geen oogertiikje stil. Want Jan is o zoo bang! souden da knopjes dat dan voelen Iemand dat tegen ze zeggeh. Ja zeker, komt Iemand dat tegen de knop jes zeggen, wanneer het tijd Is om open te pan.” hoorde Miesje plotseling een fijn stem- oefenen daar den heelen winter je mag het wel eens probeeren." Miesje kreeg ook een klein schaartje en Uep naar den struik, die vlak bjj het prieeltje stond. „Denk er vooral om, een heel kléin puntje mag er maar van den knop af, want de men- rchen mogen het niet zien, dat wjj eraan ge-- - „Dag Jantje, dat is aardig hoor. Dat ik jou weer eens zie Ga maar eens zitten op dien stoel, Ik help je een twee drie Ben wijde, witte jas wordt vlug Geknoopt om Jantje"» kin. Daar is de kapper met de schaar Da’s niet naar Jantje’s zin! Put kracht uit APPELSTROOP dan niet van mijn jachtterrein af, want Ik ben er zelf ook dol op.” Dat beloofde de soldaat. Voor het huis van de verloofde van den sol daat stopte de keizer en het meisje achter de gordijnen snapte eerst niet waarom haar Jan zoo stram in de houding ging staan en zoo keu rig salueerde voor een doodgewonen burger. Maar later wist ze wel beter. P. BROOS p legde een reepje dun papier vóór op de tong, teneinde aan zün stem een eenigszlns anderen klank te geven. De voorstelling kbri beginnen... „Verdikkie!” mompelde hl) eensklaps. „Daar zou X haast een voornaam ding vergeten!” HU stapte vlug naar X bed, lichtte X voorstuk van de matras op en slóeg X met de dekens en al naar X achtereind, zoodat een gedeelte van de onderlagen zichtbaar kwam. Culllngwood liet den boel zoo liggen. Er werd aan de deur geklopt, daarna aan den knop gerammeld. „Ja? Wie daar??" „Ik, sir X Was de stem van den cabin-boy. ”'k Ben bezig en kan op X oogenblik niet open doen. Wat is er?” „De kennis van u is gearriveerd, sir. HU is nu alleen." „Mooi. Je kan voorlooplg Je gang gaan. Maar, jonge vriend, over precies twintig minuten ben je bU me terug!" „X Zal gebeuren, sir." „Nog iets. Wanneer we morgen aanleggen, kUk dan naar me uit. Je hsbt een tweede biljet van een pond te goed, als X over je tevreden kan zün. Smeer m nu maar!" .Ja, sir! U zult niet over me te klagen heb ben. sir!” Cullingwood wachtte, tot X geluid van de voetstappen weggestorven was. Toen deed hU de deur open en gluurde den corridor af. X Was X gunstigste tUdstip; ongeveer alle passagiers waren nu juist aan boord en hielden zich on ledig met hun bagage. HU zegende X toeval. dat syn hut en die van Chrichton aan X eind van den corridor gelegen waren. De gelegenheid moest thans waargenomen worden, zonder uit stel. Keith speculeerde er op, dat Chrichton zijn hut niet zou hebben afgesloten; X is èen eigen aardigheid van de passagiers, om dit te ver zuimen, wanneer de cabin-boy hun bagage heeft binnen gebracht en oogenblikkelyk daarop weer verdwijnt. Drie flinke stappen en Culllngwood stond voor de deur van nummer 83. Zonder aarzeling draaide hij den knop om stapte naar binnen en sloeg de deur achter zich dicht. „Ssst!.... Geen kik, geen beweging!" Met een ruk wendde Woodford Chrichton zich naar den spreker; hü was juist gereed met X wasschen van zijn handen en stond ze te drogen. Keith nam den gewezen zaakwaarnemer snel op; hu had zich in gedachten een geheel andere voorstelling van zUn tegenstander ge vormd. Even flitste X door zün brein, dat hu X met zoo iemand we! eens minder gemakkelUk klaar zou kunnen spelen. Chrichton was stevig gebouwd, doch dat deed er niet veel toe; wat lichaamskracht betreft, durfde Keith X gerust tegen hem opnemen. Neen, wat hem heelemaal niet beviel, vis de uitdrukking in Chriehton’s oogen sluw en gevaarlUk tegelUkertUd. X Zou zeer de vraag zyn, of deze man zich spoedig liet intimldecren, zelfs al stond hy tegenover een aanrander, die in X bezit van een revolifcr was. En wat Culllngwood zich had Voorgenomen, moest snel gebeuren, zeer snel. Chrichton zelf gaf X onuitgesproken antwoord op deze overwegingen; Keith las X in de vlug wisselende uitdrukking van da donkert oogen, Daarna wendde het koninginnetje zich tot de tedere elfjes. .Allemaal klaar? Hebben jullie de schaartjes Wj je? Goed, op weg dan! We zullen eerst maar naar den tuin van Miesje gelf gaan." Er klonk een licht gesuis van de kleine vleu geltjes en alles vloog naar den tuin van Miesje. waar iedereen haar plaats kreeg.—. ,Ja, Miesje,” zei het koninginnetje»» hebben het deze nachten heel druk. Men noemt ons .iente-elfjes”, omdat wü er voor zorgen, flat alle knoppen in de lente kunnen opensprin gen. Die knoppen zijn ons daar altUd heel dankbaar voor, want dan kunnen ze volop van de heerlijke lente-zon genieten. Maar nu moet je eens even heel stil zUn, en kUken. hoe die elfjes dat doen." Ze vlogen met hun beidjes naar een paar elfjes, die druk bezig waren aan een struik. De knopjes zaten allemaal nog dicht, maar ze wa ren al heel erg dik, en je kon wel merken, dat >e erg hun best deden open te gaan. Mlesje zag, dat de elfjes hun schaartjes'ge nomen hadden en heel voorzichtig van boven rsn elk knopje een klein puntje afknipten Daarna deden ze met hun fUne vingertjes de bnilne beschuttende blaadjes van den knop op Mjde, zoodat de bloempjes of blaadjes, die In den knop den winter hadden doorgebracht, naar bulten konden komen. Dat was allemaal een heel secuur werkje. Want wat er in die knop pen zat, was zoo U> en teer, dat als het schaar tje maar even uitschoot er een klein kreetje ran PUn of schrik uit den knop klonk. Miesje rloog van den- eenen struik naar den anderen. Overal waren de elfjes druk bezig. Eindeiyk vroeg AT D A DO1\T1\.T'É'>Q «P «t bladsfjnmgvvolgeda V«wekertngsvoorwaarden tegen Ml ievwatange geheels ongaaehtkthekr tot wartsn doof p een «ngswal 4m QCfl aAI ,1**, tatJI W r, ongevallen verweken! voor een der volgende ultkeerlngen f"* f Olza" verlies van beide armen, beide beenen at beide oogen r f Owe- doodeUjken afloop r SMwUe* is. tja. dit s nu juist weer een opvoedingsfout vande buders Dat onze kinderen somtijds een vloek gebruiken, kunnen wij niet voor komen. dat zy zich deze aanwennen la iets, da* wy wel voorkomen kunnen en moeten. Dat was Juun s daad. Keesje bleek zich van kwaad noch uitaonder- lUkhetd bewust. Vol vreugde kwam hy thuis me» zn* beide handjes vol bloemen. Eén handjevol voor bU pappie s portret decreteerde hU met een stralend snuitje, deze groote handvol voor Mams. Natuuriyk wilde ik weten waar hü de bloemen vandaan had; ze waren te versch om te stam men uit de bron waar schoolkinderen geen been in zien om hun begeeriykheden vandaan te ha len: een vuilnisbak. „Geplukt mams." ..Hm. Waar?” „In een groote tuin, in de straat van school." ..Mocht dat?" .Ja mams, een boel kind jes deden X.” Dit laatste was voor my juist X omgekeerde van een bewys dat het mocht. Voor X odfeenblik zweeg ik echter; X is opvoedkundig onjuist een kind de les te lezen over tets waar van wü niet alle finesses kennen's Middags toog ik op onderzoek uit en ontdekte dat een jongetje, wetend, dat de familie niet thuis was, in den voortuin van een huls bloemen geplukt had voor sün moeder, welk goed voorbeeld door een half dozijn vriendjes, of meer, gevolgd was. Zich bewust, dat er iets gedaan werd, hetgeen verboden was. was zich miskchien alleen de eer ste. de rest deed mee. meer niet. Ik heb ermee volstaan. Keesje uit te leggen dat ook open voor tuinen andermans eigendom omvatten, waaraan niemand anders raken mag en na schooltUd zün wy samen de bloemen terug gaan brengen. Dit na te laten, leek mil zeer ongewenscht, omdat door het gegapte te behouden, de diefstal, hoe klein ook, gesanctlonneerd zou zün geworden. Een vernederend drama heb ik er niet van ge- maakt, hU heeft het bouquet in X perk mogen leggen, waarmee de zaak afgedaan was en voor zün paps én mü heeft hü uit zün spaarpot een ander bosje bloemen gekocht. Natuuriyk zou het mogeiyk z0n aan het gebeurde een lange pae- dagogische les te verbinden, desnoods zelfs een cursus. Van niets heb ik in de opvoeding echter meer afkeer dan van veel woorden; liever ge bruik ik voorbeelden en daden; zonder woorden. Wanneer wy wisten, hoe weinig er achter blyft bU een kind van onze beste speech, van ons ern stigst gemeend pleidooi, nooit weer zouden wjj lange ritsen woorden tegenover de kleinen vuil maken. Maar.... wanneer wy goed begrijpen, dat opvoeding uitsluitend bestaat uit.... voor beeld geven, voorgaan en met contra-daad en correctie mogelijke zijsprongen nivelleeren. dan.... ja dan zelden wy met opvoedkundige bedoeling geen woord meer en dan.... werke- lyk, dan werden wü de beste opvoeders. De klap welken Pritaje zyn zusje verkocht had. bleek bU nadere beschouwing nog minder voeten in de aarde te hebben. „Ikke Isje drie tikte gegeve" rapporteerde Marleentje zelf, zoodat mün Jongste zoon vermoedelyk niet meer ge daan had, dan zelf recht gezocht, of zich ver dedigd. Toch was ik, toen ik den eersten kreet hoorde, oprecht verontwaardigd. Kibbelen mag. vechten zelfs ook kinderen behoeven niet den vleugel loozen engel te spelen blauwe plekken, schrammen en bloedneuzen accepteer ik als on- vermüdeiyke attributen van klndergezondheid en jeugdige vitaliteit, maar elkaar slaan, elkaar welbewust, of zooals het in de rechtszaal heet, na kalm overleg en rijp beraad, elkander een tik geven, is ten strengste verboden. „Daarvoor heb je je vader en moeder," zei mün man wel eens. hetgeen ongeveer weergeeft waarop het verbod steunt. Toen dus ook hier bij onderzoek bleek, dat de getroffene, ondanks het ware krijgsgehuil dat zy aanhief „zelf begon nen" was, toen liet ik het zaakje blauw-blauw. Waarom zou ik me dan verder ermee bemoeien. Voor dezen dag hadttk mün portie al weer beet. Elk begint nou om de beurt het eerst. De een teekent kruisjes en de ander nulletjes. Het doel is nu er drie in de goede volgorde achter elkaar te krügen. n.l. drie op een rü. Is dit aan een van beiden gelukt, dan kan het spelletje opnieuw beginnen, om den verliezer ook een kans te geven. Hieronder een paar voorbeelden. In A heeft de nulletjes-zetter het gewon nen, in B die van de 32—25 April. plaatsen. 29 April2 Mei. Voor eventueel aan te vragen retraite. 69 Mei. Meisjes uit Berllcum. Groesbeek was oen zonderling. Van pracht en praal moest hU niets hebben en zoo dikwyls hü er de kans toe kreeg, ging hü in een doodgewoon burger- pakje de straat op, liep tusschen het volk en dronk hier of daar een glas bier^als de eenvou digste burger van Weenen. Op een goeden dag ging hü een wandelrttje maken in een rUtulg. Nee, niet in de gouden statiekoets, ook niet in een Jtoninklüken wagen met het kelzerlük wapen, nee. hy huurde een gewoon rijtuig, trok een oud kostuum aan en ging zelf op den bok ritten. Lakeien wou hü niet meehebben. HU reed wat door de Weensche straten en kwam tenslotte op een landweg terecht. Toen hü een flink eind bulten de stad was, betrok plots de lucht en het begon te regenen, te stort regenen. Vlug zette Jozef de kap van de koets omhoog, draaide en reed weer naar de stad terug. Daar liep een soldaat. Een flinke kerel, recht van lUf en leden, met vierkante schouders, hoorde de koets en stak zün hand op. „Mag ik meerüden, münheer," riep hü. Keizer Jozef stopte. ..Stap maar in, hoor," antwoordde hü- „X Is niet omdat ik zoo graag rüd," zei soldaat, „loopen vind ik net zoo prettig. Maar zooals je ziet, ik heb een nieuw uniform aan, pas les af te knippen, maar oei, daar schoot de tchaar uit. Mlesje schrok geweldig. Nu begreep «e ook. dat de andere elfjes daar den heelen winter voor moesten oefenen. Ze had dwzis in den bloemknop gestoken. Er kwam nu niet een zwak gekerm uit den knop, doch een boos gebrom. „Poel." hoorde Mlesje. „wat is dat voor werk. Wat voor een sukkel is daar aan het knippen. Mlesje schrok geweldig. Van schrik liet ze haar schaartje vallen, dat tot overmaat van ramp met de punt in een anderen bloemknop drong. Nu begonnen oneens alle bloemknoppen te brommen en staken dreigend hun koppen op. Mlesje wist niet, ww ze blüven moest, klik, ook de andere planten schenen het merkt te hebben, want ze kwamen nijdig op en te die op hem gericht waren. Woodford Chriehton’s eerste gewaarwording was er één geweest van stupide verbazing, toen hU den wonderiyk toe- getakelden indringer opnam. Verbazing maakte plaats voor een gevoel van onbehaaglykheld; dit weer voor angst. Hü keek naar de bloedstrepen op X voorhoofd van den zonderling, naar de revolver in diens hand. Chrichton realiseerde zich op dat moment, hoe zyn leven in £root ge vaar verkeerde. Zelfs de sterkste, moedigste man z*l aan een gewaarwording van vrees niet ont komen, wanneer hy zich onverwachts geplaatst zjet tegenover een krankzinnige, die bovendien nog gewapend is. En dat deze indringer krank zinnig was Chrichton twüfelde er niet aan. „Geen kik. geen beweging!" herhaalde Cul- lingwood, „of k schiet je neer, zooals ’k Gaar pas twee schildwachten neergeschoten heb. Beweer niet, dat 'k gak ben. ’k Weet beter. JU ook. 'k Zag je de binnenplaats van de kazerne oversteken, Woodford Chrichton! Je bent door Wellington ontboden. O, ik ken je!" Terwyi Keith sprak, was hU langzaam, stap voor stap, naar voren gekomen, de wyd geopende oogen in strakke staring op Chrichton. „Ik ik je hebt gelyk," stamelde deze Hü had zich voorgenomen, den krankzinnige maar in alles gelyk te geven. Dat was de eenige manier om zoo iemand te kalmeeren, herinnerde hü zich eensklaps. Nooit tegenspreken. „Je liegt!" siste Culllngwood. ,Jü verricht hand- en spandiensten voor generaal Welling ton! Hü beloofde je geld, een massa geld, wan neer JU als dokter me gek wilde verklaren. Ik. Napoleon Bonaparte, gek! Jullie denken me ag Nuenen. 12— 15 Mei Kath Actie wUden. 2225. Gehuwde dames uit den middenstand. 27—30 Mql. Meisjes uit Groot Veldhoven ^Pinkstereni 3Juni. EK. dagen voor dames Onderw essen. 59 Juni. Dames uit den deftlgen en goeden stand 1316 Jum Dames. 1720 Juni Meisjes uit Wjjchen 2023 Juni Leden uit Nymegen 2630 Juni. Gereserveerd. Keith sleepte zün koffer naar X midden en •nepte er een zonderling allegaartje uit op Over- hln colbert trok hy een wit en zwart gestreepte “Ui. een wyde manchester broek voljde, daarna *en vuurroode das welke hü losjes om den hals snoepte. Met de vingers woelde hü zóó lang ooor zyn haar, dat X leek, alsof hü zich weken achtereen vergeten had te borstelen. Op den “er en onder de kool lag overvloedig stof; hü sneerde X over gezicht en handen. Nog was de Maskerade hem niet mooi genoeg. Hü stroopte h *inlcer mouw op, gaf met een scheermesje nch een paar kerven en drukte, totdat eenige “Oeddrjppels te voorschijn kwamen, welke hü °P X voorhoofd uitwreef. X Rood vormde een contrast met X zwart op zün gezicht, e'ui bezag zich in den spiegel; hü grinnikte en «>iste tevreden. Toen haalde hü een gezegeld I»Pier uit zyn koffer, liet een ongeladen •«volver in zün broekzak glyden en stak een yupenhouder gereed voor gebruik, achter zün Tot slot jaste hü een ouden truc toe: hü tchen mogen het niet zien, veest zün,” waarschuwde het elfenkonlnginne- Mlesje nam de schaar en met bevende hand jes probeerde ze het puntje van een der knop- Khreeuw en keek angstig rond in speelkamertje. Moeder zat naast haar. „Maar kind, waarom schreeuwde je zoo?” vroeg moeder. „Ikik was in den tuinenmaar «aar zün de planten? En het schaartje?" .Ach kind, je zal gedroomd hebben. Vertel me maar eens wat het geweest is." Mlesje vertelde moeder van alles, wat ze meegemaakt had. En moeder stelde haar ge-' rust, met de mededeeling. dat alles een droom was geweest. Maar den volgenden morgen moest Mlesje toch gauw in den tuin gaan küken. en ja, daar waren alle knopjes open. Toen zei vader wol. dat de zon zooveel kracht had gekregen om de knopjes open te vouwen, doch Mies je kon niet nalaten aan de elfjes te denken en ze kan zich nog maar steeds niet voorstellen, dat re dat nu heusch niet in werkclükheid heeft meegemaakt! Mlesje, of ze het ook eens mocht doen. Toen keek het koninginnetje even ernstig. „X Mag elgenlük niet, Mlesje. aUeen de ech te elfjes mogen dit secure werkje doen. Die - 2J--voor. Maar Miesje toe. Mlesje wist geen uitweg meer het elfenkoninginnetje was ook niet meer zien. Wat moest ze beginnen? Ze liet een harden haar netje achter zich. Mietje keek om en daar zag ze. dat blijkbaar door het raam, dat van boven open stond, naar binnen was gekomen. maar hoe kom jü hier?" vroeg Mles je. _Tk wist niet, dat menschen-klnderen we) eem de elfjes mochten zien!" „WU *eten ons ook anders niet zien," ant- woordde het elfje vriendelük, „alleen, als het kinderen zyn, die erg veel van bloemen hou den, zooals jü- Daar komen we graag eens mee jjzten.” jO. wat heerlük.” riep Miesje uit. ..En kom jü me dan vertellen, hoe die knopjes in de iente opengaan?" Ja, niet alleen vertellen. Je mag ook mee n het «elf zien," sprak het elfje. „Wat zien?" 8 „Wel. hoe die knopjes open gaan. Dat gaat heusch niet vanzelf hoor! Daar moeten wü allemaal aan meehelpen. En nu heeft de elfjeskoningin bepaald, dat het vannacht pre cies de tüd is. om de bloemetjes te gaan wek- ken. Wil Je met me mee?” Jz. dolgraag," riep Mlesje uit, terwül ze op- sprong. Maar toen kwam er een wolkje over hszr gezichtje. „Maar ik kan toch zoo laat met nsar buiten." .Dat geeft niet, Mlesje. Ik verander je ge- I «oon in een elfje, en dan vlieg je met mü boven uit bet raam.” Miesje was te verheugd om te spreken. Het elfje raakte even haar jurkje aan en tjoep. Mlesje was in een elfje veranderd met vleu geltjes. Ze voelde zich zoo licht als een veertje en vloog de kamer door. Het andere elfje «ras haar voorgegaan en vloog al door het raam. Miesje haar direct achterna. Ze vlogen heel hard, tot ze eindelijk aan een heuvel kwamen, vzsr Mlesje een groote massa elfjes bij elkaar tag, met in hat midden een elfje, dat 'n kroon tje droeg. Dat was zeker het koninginnetje. Ze kram direct naar Miesje toe en zei ^oo, ben Jü nou Miesje, die zooveel van bloemen houdt. Harteiyk welkom bij ons. Ja. JU bent een van de heel weinige kindertjes, die eens een kükje bij ons mogen nemen. En je mag den heelen nacht aan mün zijde blüven dan kan je precies .zien hoe alles in zün werk Het repertoire bleek inderdaad niet zonder ver- dienste. Voor een geheel» jeugd meer dan doende. Wat moest ik doen? De vroor den al- keuren als •loek. als scheldwoord? Dit beteeken» zoo weinig voor een kind, dat dagelük» nieuwe woorden hoort en leert on voor wiens ooren in de woorden zegening en verdoemenis geen en kel verschil te beluisteren is om slechts een enkele verge hiking te noemen. Bovendien bezit ten een aantal van beteekenls leelüke. zelfs ge- meene woorden een welluidendheid, welke niet anders "an aanlokkelük. stimuleerend. zelfs zma- keiyk werken kan. Ik heb den radicalen weg gekozen en Juun zooveel mogelyk uitgelegd mfln uiteenzetting zóó inkleeoend, alsof het uitspreken van een verwensching mogelykheid van verwezen lijking in letterlüken zin heel dlchtbü haald». Mijn poging had succes. Hoezeer besefte ik eerst later, toen hü, nog geheel onder den indruk, mü toevoegde: „Mams, dan mag Wimple wel heel veel bidden, anders gebeurt hem nog een der verschrikkelijke dingen, die hü andere kinderen toewenschtDit is de mentaliteit, die wü onzen kinderen moeten bübrengen. Niet alleen hen waarschuwen, dit is een vloek, dit een leelüb woord, juist een kind wil weten waarom, juist een kind zal ons voorhouden, dat wat wü een leelyk woord noemen toch zoo’n mooi is, zoo’n moeilijk, zoon knap woord. Rillend van trota op hun durf of onverschilligheid zullen zy vloe ken en leelyke woorden herhalen, ais zy alleen op onze klasslficatie moeten afgaan eenmaal in ons gezicht misschien, doch honderd keer achter onzen rug zeker doch inzlch* in het afschuweiyke der beteekenls, waardoor het woord denzelfden afkeer opwekt als wü gevoelen bü de aanraking van een glibberig slangcnlü* ot een warmvettige kwal, zal hen ervan terughouden» ditzelfde woord te gebruiken. Kinderen, zelfls jongelui vloeken zelden bewust, meestentyds doen zü niet anders, dan een aangewend stop woord gebruiken; dat dit stopwoord een St. Helena levend te kunnen begraven! Ha. Tt ben teruggekomen! Eén wük en een heel regi ment staat klaar, om jou te arresteeren! Weet Je, wat een verrader van zyn keizer wacht? Wéét je X?" „Ja-ja, ’k weet X.” Chrichton retireerde schuw naar den wand van zyn hut. Angst, nypende angst, had zich van hem meester gemaakt. Hü zou om hulp hebben willen schreeuwen, maar wist, geen geluid te kunnen voortbrengen. Ook al hid hü X gekund, Chrichton verwachtte er geen heil van. Voordat hulp aanwezig was, zou hü een lyk zün; x stond voor hem vast. „Eén schot aan X nietswaardige leven van een verrader is een eind gemaakt!" vervolgde Culllngwood. Chrichton koesterde maar één hoop: dat de krankzinnige ging schreeuwen. Dan zouden allicht menschen op X lawaai toe schieten De fluisterende toon van den gek voerde zyn vrees tot een paroxysme op „Dan sla 'k Je den kop van den romp en 'k laat hem tn X publiek tentoonstellen met X onderschrift; zóó vergaat X lederen verrader van zün keizer! Ja. dat moest X doen, maar k ben er te slim voor. Hóór je, dokter Woodford Chrichton? Ik ben niet gek ik ben niet gek ik ben niet gek!" Chrichton ontweek huiverend Cullingwood's blik. „Neen! Neen! Je bent niet gek! Natuurlük niet! Je bent bü Je volle verstand. Napoleon.v" „Ha, Je geeft toe. dat X Napoleon ben! Je weet dus, met geen gek te doen te hebben? Eindelijk! Teeken dan dit stuk en vlug! „Ik, Woodford Chrichton. beken, op bevel van generaal Wel lington, in strüd met de "eerhetd d« wrirlartng Muste Uep TBder ta den tuIn- Het km begin van de lente. De winter had nog .sün koude laten voelen, «opdat er nog *n* ooengesprongen bloemknopje te zien was F®1 vader op enkele bloemknoppen, dl» htbaar hun best deden, open le gaan. Ook ^knoppen van de heesters, waaraan niet an- M dan blaadjes komen, probeerden zich van te ontdoen. Vader zei al, dat het niet meer zou duren. of de eerste kleine ïjjdjes' zouden zichtbaar worden. Mies je hield veej van bloemen en planten. Ze had vader gs- rrzagd. Of die bloemetjes en blaadjes nu den (uilen winter in die kleine huisjes, de knop- diepen en hoe ze het dan wisten, dat ze buiten konden komen. Vader had gefh:- voord. dat dat door de zon kwam, dan wisten M bloemen en blaadjes vanzelf, dat het niet neer zoo koud buiten was. Den heelen avond zat Miesje daar nog over denken. Dus het zónnetje deed dat. Maar -- J -1 of zou zooals je ziet, ik heb een nieuw uniform rr --- ontvangen, en de keizer «ril dat we d'r zutnig op zün. Voor ik echter in Weenen ben met zoo’n stortregen, is al het mooie van mün uniform af." „Daar heb je gelük In," zei de keizer, „waar kom je vandaan, als ik vragen mag?" ..Nou, ik ben by den boschwachter van den keizer geweest," antwoordde de soldaat, „dat ts mün zwager, begrUp Je. Zün vrouw zou een »rer- lyk maaltje voor ons klaarmaken. Nou, ik heb gesmuld, dat vertel ik je. Ik geef je te raden wat ze voor ons klaar gemaakt had?" „Ja, dat kan van alles zyn aardappelen met coteletten," antwoordde de keizer. „Nee." zei de soldaat, „iets beters." „Kalfsvleesch met gebakken aardappelen zei de kelner. „Nee iets veel beters," antwoordde de sol- daat. "Tja‘’ “1 de keizer, „oesetong met appel moes?" „Nee," antwoordde de soldaat, .Jets nog beters." „Dan weet ik het niet.” zei de keizer. „Ik zal het je vertellen,” zei de soldaat, „fa zanten. mijnheer. Echte malsche fazanten. Als boter smolten ze op je tong. Ik heb ze zelf ge schoten in het boach van den keizer. Wat wa ren dié lekker." De keizer zette groote oogen op. Maar toch moest hU lachen. Daar brak de zon door. „Stop nu maar,” zei de soldaat. ,Jk ga weer loopen.” „Waarom?" vro naar huis terug.” ..Dat is aardig heet je eigenlijk»» Ben je koel „Nee,” eens." „Nou,” zei de soldaat, „een of ander ambte naar in de stad." „Nee," antwoordde de keizer, „beter.” „2!oo,” zei de soldaat, „burgemeester dan?" „Nee," antwoordde de keizer, „beter." De soldaat kreeg het benauwd. „Minister soms?” ,J»ee,” zei de keizer, „beter.” De soldaat werd bleek tot onder zün snor. Het rytuig leek een harington, «aarin hü vaat- geperst zat. Zün hart bonsde boven in zün k»el, zün haren gingen recht overeind staan en zyn tong werd dik. „Bent u bent u dan de keizer zelf?” stot terde hü- .Ja,” antwoordde de keizer lachend, ,Jn hoogsteigen persoon. Mag ik je een goeden raad geven? Als je weer eens fazanten gaat eten, haal XVI. Junior vloekt. Keesje gapt en Frits gaf sün zusje een klap. Ziedaar den moederlyken oogst van een enkelen dag. terwyl ik toch meen te kunnen zeggen, dat mün kinderen een zorgvul dige opvoeding ontvangen. Toch heb ik me niet overstuur gemaakt, noch ben ik in tranen ge smolten; niet omdat ik X niet erg vond, doch wél omdat ik steeds met de mogelükheid van dergelüke ervaringen rekening houd. X Goede van het schoolbezoek moet met het kwade ge nomen worden en wie meent dat zün kinderen alleen het goede zullen overnemen is even atiuis «Is de man. die meende aardappelen te kunnen ijoien met schoone handen. Waarbü komt, dat bet kwade, wat zün gevolgen betreft, niet kwaad behoeft te blüven. Integendeel, ook in de ge neeskunst wordt dikwyls vergif toegediend als geneesmiddel en een herkregen volwaardige ge zondheid kin daarvan het gevolg zün KAn! Zooals ook in de opvoeding een kind voor slecht heid Immuun gemaakt kAn worden, door het die slechtheid'te laten zien, zelfs ten cfcele te laten ondervinden. Hetgeen de ondervinding daarom niet prettiger Xnaakt. Ik althans keek vreemd op toen Juun op een vraag van Keesje antwoordde met: „Och stik knul, ik ben zelf nog niet klaar.” Even zat ik doodstil en telde tot tien. Opvliegen zou mis schien onherstelbaar leed veroorzaakt hebben; een streng verbod verleent het verbodens, in dit geval het woord, een pikante waarde, waardoor het dikwijls onuitroeibaar wordt. Wij weten X toch: de gegapte appel smaakt elk kind het lek kerst. Een volwassene soms niet? De eenige weg naar succes is: een kind te overtuigen dat de vrucht geen appel is, maar een giftig smake- loosheidje. Zonder terughouding, doch ook zonder boos heid, wél echter met ernst in mün stem, her haalde ik de woorden: .stik knul” ..Hoe kom je daaraan Juun? Van wien heb je dat gehoord?” Onmlddellülc volgde het verhaal, niet als een bekentenis van schuld of fout, doch als een züner enthousiaste school verslagen. „Oh mams, moet u hooren. Wlmpie" zoo bleek de verspreider te heeten „kent een heele boel groote woorden Hü heeft er ons wel hon derd voorgezegd.” honderd of twintig 13 vol gens Juun’s rekenkunst evenveel „luister u maar eenz.' Even hoorde ik mün ooren doof.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 11