het net
weven aan
Hoitika
De luchtroovers
van
wut den dag
onderweg in een bazar, toen ik hier naar tL.
ging. Waarom vraagt u dat?"
Batavia’s bevolking
Spreeuwen zijn gewiekster dan burge
meesters denken
c
Dé nieuwe Engelsche
methode
Directe en indirecte
bedreigingen
Het verhoor
g
11
ra
Ruim een half millioen
inwoners
Twaalf tegen één; da s
mishandeling!
ZATERDAG 22 APRIL 1939
4
5
ERGERLIJKE OPLICHTING
A
BRABANTSCHE BRIEVEN
SI
1
A
C
Bi
1-
M
I
pl
P<
I.W..
(Van een büzonderen correspondent)
verweet
(Van onsen Batavla-correspondent)
In
in
Chlneezen,
B
denkt
over
ver-
den
Jongmensch voor de rechtbank
Ze
Te
VC
Ge
Bi
zit er
DRÉ.
Wa
al
As
X
6*1
da
M
te
A
Al
Wat ermer aan kleeren
holds. Bestolen en begapt
de* grenzen te verdedigen,
de woorden: „koest, 1111e-
be
Ik
tt
b
Hl
Ze
p woont bü de jaarlüksche inzameling
I voor de katholieke Unlversiteit, dat
gü in liefde voor een der edelste
Cultuurgoederen, de wetenschap, bü nie
mand wilt ten achter blüven en dat gü
In geloofsijver allen wilt overtreffen.
Het Hoogwaardig Episcopaat bü bet
eerste lustrum der Kath. Untversttelt.
Le
dl
U
1.
va
3-
01
n<
K
G<
Hl
dl
eei
lai
H.
X
A’
to
ve
(X
Li
bi
da
ni
IK
Ki
re:
inspecteur,
--met
-t dat
Ck
I
H<
hc
van gemoed, als onzen Giel van vel, toen ie ’n
halven dag In 't water had gezeten.
Van de week gong Dré III deur den kardons.
Ge n)ot weten: hü had er plazler en zag er
voordeel in, om van t jaar maïs ijlt te zetten.
zen minister van Landbouw mij gin geweer om
er thuis mee op de muizenjacht te gaan. Bo
vendien: dan was Ik mee Trui, nog ijle klaar!
Ge begrijpt er niks van? Kek, 't zit zoo: ik
heb van den minister 'n geweer gekregen (toe
stemming tenminste, want ministers géven niks
weglom de spreeuwen van m’n 'akker op
te jagen. En er nou en dan ’ns een te raken
ook! Eén dooie spreeuw Is veur de spreeuwen
■n baken in de malszee! Want als er zoo’nen
gaauwdief veur merakel ligt, dan komen ze veur-
loopig nie verom!
Maar nou heeft onzen uitgeslapen Burger mij
de toestemming uitgereikt, mee de bepaling da’k
uit ’t dak of pl-.raamke mot schieten. Daarmee
is den plazierjager van ’nen meugelüken con
current’ af....!
Da’s dus ook in orde!
Toen ben 'k naar den spreeuwenakker gegaan
en ’k heb veur de spreeuwen ’nen soortement
van mlssiepreek gehouwen. Ik heb gezeed: „Be
minde ongeloovlgen. daar mot ergens ’n spreeu
wenhel zijn, minstens ’n spreeuwenvagevuur!
Daar kan Ik Jullie Inschieten mee m’n geweer
enIk ben er niks te goed veurSmeert ’m
dus den hemel in m’n geweer staat thuis!”
Ze bleven kalm deurvreten, hel en vagevuur
rlsceerend veur mijn malsch gewas.
Da’s dus nle in orde!
’t Was bewezen. En ik naar ’t raadhuis. „Edel-
„ik kan mee dat ge-
Deur den kardons gaan; spitsroeden
Kort en goed: Dré III is er op uitgestaptl pen. Sch.
Voor hü hen ingehaald had, want ze waren er als de w4nd‘
van doorgegaan, zonder op te letten, voelde hü zich beetgepakt
en in een der huisjes getrokken. Armen en beenen werden hem
met lappen gebonden en daar zat Piet gevangen. In wat voor
oord ter wereld was hij toch terechtgekomen? Had hü de taal
maar kunnen verstaan, die door die akelige menschen werd
gesproken.
THEE doet je goed!
- - -
Het veiligheidsnet, waaraan Groot-Britan-
nië werkt, heeft met het Volkenbondsstatuut
behalve het doel zoo goeds als niets gemeen. De
gedachte, dat een boven de staten staande In
stantie den aanvaller moet aanwijzen en de
middelen der bestraffing moet aangeven, heeft
men laten vallen. Onder den drang der gebeur
tenissen heeft Engeland zün toevlucht geno
men" tot de eenvoudige methode, welke het den
aangevallene overlaat den aanvaller aan te
wüzen. Wanneer de aangevallene door het feit,
dat hü weerstand biedt, toont, dat zün levens
behoeften bedreigd zün. heeft zün bondgenoot
den vüand als den aanvaller te beschouwen en
te behandelen. Juristen, die hun beste krach
ten besteed hebben om den „nlet-geprovo-
ceerden aanval” te definleeren, opdat over de
schuld van den oorlog geen twüfel mogelijk zü.
sullen over deze methode verstomd staan. Toch
is zü niet gebaseerd op een willekeurig ver
moeden, dat er onrecht gepleegd Is. Wie duide
lük getoond heeft, dat hü tot alles In staat Is,
Sal. als er een oorlog uitbreekt, ook beschouwd
worden als degene, die hem veroorzaakt
heeft. Wie daarentegen bewezen heeft, dat hü
vredelievend Is. geniet het vertrouwen dat hü
slechts naar de wapenen zal grüpen ter züner
verdediging.
prachtig gewas, ’t gedüt hier best en geren had
Ik 'm zünen gank laten gaan. WelVwlst Ik
had ik van ‘nen kennis van me^- dat ’t ’n
temptatie Is. om de spreeuwen uit zoo’n jnaïs-
veld te houwen! Zoo gauw dcmalsche spruiten
boven den eerde komen, ter grootte en dik als
’n vingerlid, dan Is dat spreeuwentuig nle v#n
'oewen akker te slaan! En als ge 'r dan nou en
dan nle 'ns ’n steuvlg schot deurjaagt, stade
sjuust te werken veur dat graauwe gebroed. Ik
héb 'n geweer, heb daar vergunning veur. Van
eigens! Onzen minister van landbouw mag mis
schien t ’nen maiskolf en ’nen terwe-aar nle van
malkaar kunnen onderscheien hü wit heel
goed dat 't akkergewas veur zün belastingbe-
taalders en nle veur de spreeuwen bestemd Is!
Al heeft 'nen Minister van Oorlog nog nooit
’nen oorlog gezien, dat neemt heelegaar nle weg,
dat ie bliksemsgoed wit, dat z’n soldaten spullen
motten hebben om
Dat gaat nle mee
kerds!"
Maar nou
zacht, „dat uw tante zich als een hinderpo»!
beschouwde vopr uw huwelijk met Bram Kart»?
Zou uw tante aan deze oplossing gedacht heb-
Franschen. Amerikanen en Italianen kent. Ook
de overige Europeesche nationaliteiten zün hier
In meerdere of mindere mate onder de inwoners
vertegenwoordigd. Onder de „Europeesche” groep
worden ook de Japanners gerekend, die hier
eveneens een belangrüke kolonie vormen. Ten
slotte bestaat er dan nog voor sommige „Oos
terlingen” onder bepaalde voorwaarden de mo-
gelükheid zgn. „gelükgesteld” te worden met
Europeanen.
De groote groep Inheemschen omvat de oor
spronkelijke volkeren en rassen uit onzen
Archipel, maar aangezien het gebiedsdeel Ne-
derlandsch Oost-Indië, evenals b.v. Europa, vele
volkeren en rassen kent, zal het wel duidelük
zün. dat het begrip „Inheemschen” In dit geval
een zeer ruime „verzamelnaam” Is en dat de
Inheemsche groep dan ook bestaat uit vele dik-
wüls geheel elkander verschillende volkeren.
Om er enkele te mogen noemen: Er zün
Atjehers, Malelers, Batakkers, Mlnangkabauers,
Bantammers, Soendaneezen, Javanen, Madoe-
reezen, Baliërs. Tlmoreezen, Boeglneezen, Me-
nadoneezen, Amboneezen, Jjïajakkers, Papoea’s
enz. enz.
Ook pe Chlneesche groep (alleen in Batavia
reeds nagenoeg 80 000 man sterk) is quantitatlef
noch qualitatief geenszins te verwaarloozen.
Chlneezen treft men overal in Indië veelvul
dig aan en op welke afgelegen plaats of een
zamen post men ook komt, hetzü in AtJeh dan
wel op Nieuw Guinea, altüd vindt men er wel
eenige Chlneesche neringdoenden gevestigd, dlk-
wüls als de eenige ultheemschen midden tus-
schen de inlanders.
Tenslotte Is er dan nog de groep Vreemde
Oosterlingen. Ook hieronder zün weer meerdere
geheel uiteenloopende rassen ondergebracht. Er
zün Arabieren, Britsch-Indiërs uit Bengalen,
uit Bombay enz. onder.
Het bovenstaande geeft het probleem van de
bevolkingsverscheldenheid in Nederlandsch
Oost-Indlë maar zeer summier weer. Het geeft
een indruk van het cosmopolltisch karakter van
een stad als Batavia en laat doorschemeren hoe
uitgebreid en samengesteld de vraagstukken zün,
welke de samenleving hier bezig houden en be
roeren.
Laat ik voor vandaag besluiten met de ver
zekering, dat het katholiek leven In Batavia
ook zeer levendig en opgewekt Is. De kroning
van Z. H. Paus Pius XII is hier meer dan
hartelük gevierd met een „Paus-avond” in het
gebouw van den Katholiek Socialen Bond
(KS.B.) En dat het ook aan waardeerlng voor
het katholiek volksdeel niet ontbreekt, bleek uit
de overvloedige belangstelling van landelüke,
gewestelijke en stedelüke autoriteiten bü ge
legenheid van het overlüden van Z. H. Paus
Pius XI.
tüd hier te zün?”
Het meisje keek den Inspecteur wantrouwend
aan en antwoordde: .Meestal sta Ik om half
acht op, kleed me aan en ga dan naar beneden.
Om negen uur ongeveer ben ik hier.”
„Ontbüt u met uw tante samen?”
_,.Neen, ze Is gebrekkig, loopt heel moeilijk.
Op een herfstmorgen trad inspecteur Meerens t
het foto-atelier van Bansing binnen, waar
Laura Langveld werkzaam was.
„Hoe lang werkt juffrouw Langveld al voor
Je?” vroeg hü zonder nadere inleiding aan den
fotograaf.
„Een Jaar of twee drie,” antwoordde Bansing,
„maar niet geregeld, nu en dan. Maar vertel
me eens, inspecteur, wat is er gebeurd? Waarom
vraagt u dat niet aan juffrouw Langveld zeJJ?”
Meerens ging op deze vraag niet in en her
nam: „Ik had zoo’n idee, dat u me wat gege
vens zou kunnen verstrekken, waarop ik verder
kon voortbouwen. Hebt u soms een foto van
Juffrouw Langveld?”
Grinnekend wees Bansing in de richting van
een tafeltje, waarop meer dan één foto van
Laura Langveld stond.
k „Ze is wel een mooi meisje," dacht Meerens.
Met aandacht keek hü naar de kleine, iets toe
geknepen oogen, de harde lünen om haar mond,”
duidelijk zichtbaar op een nog niet 'geretou
cheerde foto, die als reclame voor tandzeep
moest dienen.
„Woont ze niet bü haar tante, een zuster van
d’r vader?" vroeg hü weer.
„Ja, ik meen dat die oude dame slecht ter
been is of zoo iets. Ze kan haast niet loopen.
Maar waarom moet u dat toch allemaal weten,
inspecteur?"
Weer deed Meerens alsof hü die vraag niet
hoorde en vroeg:
„Heeft ze kennis aan een jongen man, of is
ze verloofd?”
De fotograaf knikte. „Ja, hü heet Bram Karls.
Een keer of drie in de week komt hü haar hier
halen. Juffrouw Langveld vertelde me dat ze
al een jaar of vüf met elkaar gaan.”
„Dan wordt het tüd dat ze trouwen,” lachte
de inspecteur, terwül hü Bansing ongemerkt
scherp gadesloeg.
Deze haalde de schouders op.
„Dat zouden ze, denk ik, even graag doen als
andere verloofde lieden.” sprak hü „*t Schünt
echter niet zoo gemakkelük te gaan in verband
met die oude, gebrekkige dame."
haar scherp In de rede. Hü boog-zich tot haar
over en sprak nu langzaam:
„Is u van meening. dat uw tante vergif deed
bü de thee, die u vanmorgen hebt klaar gezet
en er op die manier een einde aan wilde ma
ken? Denkt u dat zü. zoo zonder meer, zich zelf
wilde te kort doen?”
„Juist,” fluisterde het meisje, ,joo moet het
gegaan zün....”
De inspecteur tikte haar op den schouder.
„U moet met me mee naar X politle-bureau."
„Ik heb m’n tante niet vermoord!” gilde zü
„Dat is zoo Ik weet dat u X niet deed. Uw
tante Is niet dood. Ze kreeg bezoek vóór ze zelf
een kop thee kon drinken,” zei Meerens lang
zaam, met nadruk.
Een doffe, sombere trek trok als een masker
over haar gezicht. De politfcman wist nu dat
het haar verder niets kon schelen hoe het von
nis over haar zou luiden.
„Laura Langveld,” sprak hü. ,Jk arresteer u,
als schuldig aan moord door vergiftiging van
Bram Karis.”
Tot aan X eten blüft ze In bed.”
„Maakt u haar ontbüt klaar?”
,4a, ik zet haar kopje op tafel en doe wat
thee in X potje. Ik laat den ketel opstaan, zoo-
dat ze niets anders te doen heeft dan X water
Het was me hier het oord wel! Nadat ze Plet gebonden
hadden, verlieten de mannen het huis en lieten Plet alleen
achter. Wat te doen? Natuurlük het eenige dat overbleef, nu
zün armen en beenen gebonden waren, al kon hü dan niet
loopen, rollen kon hü wél en zoo trachtte hü zich, als een
tonnetje om zün as wentelend, naar den uitgang te werken.
Uit het verleden trekt men dus zün conclu
sies voor de toekomst. De Engelschen voelen
zich hiertoe des te meer gerechtigd, waar de
gene. van wien zü vermoeden dat hü iets
kwaads in den zin heeft, zeer sterk is.
Want dat geeft hun de zekerheid, dat nie
mand lust zal hebben een oorlog met dezen,
sterke te provoceeren.
Het Volkenbondsstatuut droeg het stempel
Van Frankrijk. De Franschen hechten veel
waarde aan logische juridische vormen en for
mules. De nieuwe methode is zeer Engelsch,
daar zü op ondervinding en vooral op vertrou
wen berust. Zü heeft het bewüs van deugdelük-
held reeds bü haar geboorte gegeven, want de
aanval op Polen is tot nu toe tenminste
achterwege gebleven.
De eerste phase was de eenzüdige belofte van
büstand aan Polen, de tweede phase was de
wijziging van eenzüdige in wederzüdsche belof
te, de derde zal het definitieve accoord zün.
Deze ontwikkeling van phase tot phase heeft
niet slechts betrekking op de tüdruimtes, welke
omspannen zullen worden, maar ook op
inhoud. Tegelük met de aankondiging der we-
derkeerlgheid werd ook bekend gemaakt, dat
het accoord aan geen der verdragsluitende par-
tüen verbiedt met andere staten verdragen te
sluiten, die hetzelfde doel hebben. n.l. den vrede
te verzekeren. En nog belangrüker is wellicht
Chamberlain’s mededeellng, dat het definitieve
accoord voorzorgsmaatregelen zal bevatten, ten
einde directe en Indirecte bedreigingen af te
slaan.
In de voorloopige belofte is sprake van „dul-
delüke bedreigingen van de onafhankelükheid”.
Indirecte bedreigingen kunnen op het stichten
van onrust en andere soorten van zoogenaamde
propaganda betrekking hebben, maar het is
duidelük, dat In de eerste plaats de bedreiging
van een anderen staat, welks ondergang voor
den bondgenoot gevaarlük zou zün, bedoeld
wordt.
Dat is een buitengewoon belangrüke bepa
ling, welke aanduidt, waar de reis naar toe
gaat. Op het eerste gezicht dekt de Britsch-
Poolsche alliantie slechts gevallen, waarin een
van beide staten het slachtoffer van een direc-
ten aanval zou worden. Een indirecte bedreiging
voor een van belde, die den andere zou ver
plichten büstand te verleenen, zou büvoorbeeld
zün, als Nederland of Roemenië werd aange
vallen. Het begrip „indirecte bedreiging” dekt
een zeer uitgestrekt terrein en is een waarde
volle vlngerwüzlng. Hierdoor kunnen tweezü-
dige büstandsverdragen tot een net geknoopt
worden. Om een voorbeeld te construeerenNe-
aan mün geweer 'n groot
mankement! Ik mag er nle mee buiten komen.
Ik nle alleen, maar méér Ulvenhoutsche boe
ren zitten te küken mee zoo’n binnenshuis
geweer! Enne.... binnenshuis valt er nou een
maal weinig uit te roeien. Ge zou ’t trouwens
nle meugen ook, want daar leest ge dikkels ge-
nogt van in de krant....! En ge mot nle ge-
looven, amlco, als den akker vol mee spreeuwen
zit en ik leg in X achterhuis nog zoo sjecuur
aan. op de pomp, dat er één spreeuw wegvliegt,
daar gunderwüd uit den akker. Wat dat betreft
zün de spreeuwen veul gewiekster dan burge
meesters denken! Want ge verstaat: nle den
minister bezurgde mün geweer dat mankement.
Evengoed als den minister van Oorlog zün sol
daten gin geweer geeft om er thuis den ver
stopten gootsteen mee deur te steken, geeft on
achtbare,” zee ik daar:
weer niks aanvangen.”
„Mot ge ’n ander aanschaffen.”
„Jawel, maar X geweer is heel best."
„Mot ge beter leeren schieten.”
„Edelachtbare, ik schiet goed genogt om ’nen
appel op jouw hoofd maar vüf centimeters te
laag te missen!”
„Da’s bekanst beleediging, man!”
,,’t Is maar bü manier van spreken; ik wil
ms nle veurdoen als Willem Teil."
„Dus Willem Tell-op-vüf-centimeters-nal”
„Omtrent, ja!”
„Verder?”
„De spreeuwen hebben er vierkant X verrek
aan, da’k thuis ’n geweer heb.”
„Spreeuwen zün slimi”
„Daarom! Verleen me dus toestemming om
mee m’n geweer den akker op te mogen gaan
want wat heb ik aan ’nen winterjas, als Ik die
alleen maar 'dragen mag thuis, bü de platte-
buis!” L-
„Niks.” I
„Sjuust! Tc Zou buiten sterven van de kou.”
„Den dood mot ’n oorzaak hebben.”
„Nou zün we kiet.”
„Kiet?’’
.Ja. Ik mee m’n lage schoMgü mee oew lük-
schouwing." X
.Jeuk.”
„Mja. Verstade, da’k aan 'nen jas bü de ka
chel niks heb?”
ben?”
„Tante heeft al die jaren door geleden, dag
W nacht.” Haar woorden klonken zacht, als in
een droomtoestand. ,^e was zoo neerslachtig.
Het theezeefje zou een natuurlüke.
„Wie sprak er over een theezeefje?” viel hü
te machtig zün....l
Maar zóó moest Dré Dl deus week dan deur
den kardons!
Me dunkt: hü hoeft z’n eigen nie te geneeren.
Hü is er gééf deurgekomen! En da’s ’nen groote.
Ge hoort er wel meer van.
Veul groeten van Trui, den Schutter, den
Secondant en gin horke minder van oewen
„Kan ik dus toestemming krijgen in den geest
als de minister bedoeld heeft; en mee m’n ge
weer den akker op gaan?"
„Hoe verklaarde gü, dat zulks in den geest
van den minister is?”
„Omdat Züne Excellentie hoogstwaarschünlük
niet geschift is, edelachtbare.”
„En nou d’r uit!”
„Ook ’nen goeienmergen.”
Dré m dee 't anders. Vaneigens! Jonk bloed!
Als ie van de week 's mergens op den akker
kwam, die zwart van de spreeuwen zag, dan
rende-n-ie naar huis, nam ’t geweer, sprong
op Bles, galoppeerde den weg over, de velden
in en schoot, in den geest van ’t Departement
van Landbouw, den maisakker schoon! Den
Eeker verdeelde de dooie veugels prontjes over
heel ’t veld, van spreeuwen zouwen we veur-
loopig ginnen last hebben.
,,’n Paar Jonge boeren, wüerop, hadden een
en ander gezien. En mee malkaar staan veze
len,” zoo lee den Eeker ’t later uit. „En Ik wist
dalük wie ’t waren,” zee-t-ie: „1 waren die
knuppels van Lazeroms, die den Dré nie meu
gen, nadat ie verlejen jaar Mei den eersten prüs
gewonnen hee mee dieën hlndemissenrace bü
’t concours-hippique!”
Hoe dan ook, na ’n uur kwam den veldwach
ter den akker op, liep recht naar ’t maïsveld,
zag de dooie veugels en gong naar Dré m.
„Gü hebt hier geschoten.”
„Hebt ge dat gezien?”
„Die dooie veugels....”
Enzoovoorts, amico. Dré Hl op den bon, ’t ge
weer in beslag, ge kent ’t recept.
Eén ding is nog al troost: ’t geweer krijgen
we verom! Da’s altü zoo, hier. Ge krügt van
den rechter twee kwartjes boete, want ook den
rechter is nle geschift en ge krügt oew geweer
terug, mee ’n versche toestemming van den
minister, waar ge overigens nie veul aan hebt,
hjk ge nou wel begrepen zult hebben!
Maar bré III beefde op z’n beenen. Onrecht
op zoo’nen jongen leeftüd is slecht te dragen.
En bekeurd worden omdat ge oew akkerproduct,
noodig en nuttig veur heel de gemeenschap,
beschermt teugen schadelük gedlert allee,
das veur 'nen jongkearel onverdragelük! Of worden”deur d7n“jMtitie, n<£ë - dat 'zou me
hü mot ginnen druppel echt bloed in zh don-
derement hebben/ Maar dan zou ie Dré III nie
Zün, sodepln!
't Was ’nen zwaren pil veur 'm, om dien in
te nemen en als ge ’t mü'vraagt: is dat giftige
dink nóg nie deur z’n keel!
Maar ’t ergste mot nog komen. Die Lazerom-
vlegels stonden na hulliën smerigen Judasrol,
van grooten afstand, Dré III te tergen. Al rap
hadden ze ’r ’n paar „vrinden” bü. hoe gékt
dat, amico; als den Judas in de menschen wordt
losgepeuterd, dan ziet ge soms de besten tot
duuvels veranderen, in weinig tüdsl
men wü aan, dat Engeland niet geneigd was
een büstandspact met Roemenië te sluiten, om
dat Boekarest dat niet zal wagen. In dit ge
val hing de hulp van Engeland voor Roemenië
er van af of Polen een aanval op Roemenië
als een indirecte bedreiging opvat en met wa
pengeweld beantwoordt. Daar Engeland aan de
Franschen verklaard heeft, dat het een aan
val op Zwitserland als een indirecte bedrei
ging zou beschouwen en behandelen, zou Po
len ook in dit geval het zwaard moeten trek
ken.
Het begrip der indirecte bedreiging kan ook
daartoe goed zün de moeilükheden van een
Britsch-Russiscb pact te overwinnen. In de
onderhandelingen hierover zün de Britten In
een zwakkere stelling, omdat een pact, dat
slechts het geval van een directen aanval op
de bondgenooten zou dekken, voor Engeland veel
waardevoller zou zün dan voor Rusland. Zoo
lang Rbsland niet aan het Derde Rük grenst,
kan het, afgezien van onwaarschünlüke lucht
aanvallen. niet direct aangevallen worden. Japan
zou wel zulk een aanval kunnen doen, doch
dank zü zün verzwakking tengevolge van den
Chineeschen oorlog, zal het door de Russen niet
meer als een tegenstander worden beschouwd
waarvoor men bondgenooten te hulp moet roe
pen. Een pact met de Britten zou dus voor de
Russen waardevol zün. als Engeland hulp be
loofde tegen indirecte bedreiging. Ten deele is
dat geschied, want het Britsch-Poolsche pact
beschermt het grootste gedeelte der Russischs
westgrens. Het Baltlcum en Roemenië vallen
hier niet onder.
Een belofte van büstand voor het geval van
een indirecte bedreiging te geven is slechts daar
eenvoudig, waar zü reeds voor het geval van
een directe bedreiging gegeven is. Want op het
oogenblik, waarop de bondgenoot zich tegen de
Indirecte bedreiging verzet, stelt hü zich aan
een directe bedreiging bloot, en dat zal hü niet
lichtzinnig doen. Anders ligt het geval «daar,
waar de Indirecte niet onmlddellük in een di
recte bedreiging zou overgaan Daar verelscht
het minder moed zich tegen de indirecte te ver
zetten. Een teorbeeld:
Rusland zou zich door een Duitschen elsch
aan Polen indirect bedreigd gevoelen en vlieg
tuigen naar Koningsbergen sturen. Engeland
zou op grond van het pact met Rusland moeten
marcheeren. Daarom het streven der Engelschen
het geval van een bondgenootschap met de Rus
sen slechts dan als gegeven te beschouwen, als
Den Eeker vertelde: „Baas, waar ie de kracht
vandaan haalde, weet ik nie!”
Toen knipperde den Eeker mee z’n oogen,
of ie in ’t felle licht keek.
.Maar op ’nenoogenblik, na veul moeien
gevecht, nam den Dré dieën éénen Lazerom
bü K’n strot en gooide ’m achteruit teugen heel
dieën troep aan. Hü kwam mee z’nen harden
kop teugen z’n bruur aan en die spoegde nét
z’n tanden uit, of ie ze gong zaaien! Nou, ge
wit baas, die kearels zün vier, vüf jaren ouwer
dan den Dré. Den eene lee-d-onder dienst, maar
had verlof.”
„En toen, Eeker?”
„En toen, baas....?! Hihihi! Toen hee den
Dré ’n nommer weggegeven, da’k nooit van m'n
leven nie vergeet! Zo’n klein, valsch stuk vergif
kwam uit» de troep naar veuren en perbeerden
’nen kopstoot op den Dré. Maar den Dré sprong
omlïoog, dat vergif schoot tusschen den Dré z’n
beenen deur, mee z’n smerig porem in den eerde
en toenBaas, als ge dit gezien had veul
schooner dan den besten voetbalmets! Dré in
pakte dieën gifpil bü z’n enkels, draaide ’m
rond en rond en sloeg er heel dieën troep mee
teugen *t vloerke! Hü gebruikte ’m, baas, als
’nen levenden knots! En kwééken, kwééken,
bleiren als dieën gifpil dee....! Sjuust ’n mager
verken, dat gekeeld wierdAls al die lummels
d’r portie hadden g’ad en ’m gesmeerd waren,-
dan liet den Dré zünen .knots” k». die van
eigens in ’t plnnekesdraad bleef hangen, daar
langs de sloot. Baas, zoo iets schoons zie t
nooit meer! Want snotdorie, baas, ze hadden
’t zoo eerlük verdiend! En dan zeggen te nog
wel: lieerden die den haver verdienen, krijgen
’m nie! Ik beloof oe baas, die veulens hebben in
vüf minuten wel veur "n JèAr haver te vreten
gekregen!”
Dat alles, amico, vertelde den Eeker me, als
den Dré op ’t Raadhuis was. Waar ze mee z’n
allen moesten probeeren ’n aannemelük ver
baal in malkaar te, prutsen, dat één gastje van
bekanst 1# jaren, twaalf Judassen van 18—31
jaren, „mishandelde".
Ik kan mee de pen nie kwaad overweg,
zóón verbaal schrijven, zonder uitgelachen te
Amico,
Over al t geschapene wervelt nou en dan *ns
•Ben sturm, die ’t jonk gewaske, ’t gele kieken,
*t spulsche katje, den Jeugdigen mensch. Ja
•t jonge huwelük zwaar beproeft.
•t Is of ’t allegaar ’ns in *n groote zeef gaat,
waardeur al ’t zwak, ’t spul-onder-de-maat.
wordt uitgezift veur den mesthoop.
k Heb dat ah zoo dikkels bespeurd, da "k veur
m’n eigen de vkste overtuiging kreeg na lange
jaren, dat hier sprake mot zün van ’n soorte
ment van onbeschreven Scheppingswet. Voor-'
jaarssturmen woeien nie alleen over den jongen
akker, amico!
Den vruchtboom b.v. krügt zünen knaauw ook
nle alleen in.... t Vóórjaarr Veul van z’n eer
ste bladknopkes vriezen dood. Toch komt Se in
*t groenVeul van z’nen blossem versturmt. Toch
zet zich de vrucht! Veul vruchtknoppen vallen
zwartbevroren in den grijzen eerde en veul stur-
jnen af. Tóch gift ie oogst. Veul zwak is deur de
zeef gegaan, veul sterk bleef toch over. Al zün
de lidteekens van sturm en ontü op den oogst
dan ook dikkels duidelük te bespeuren.
En Ik mot nou toch ook even denken aan de
rups, die 't beste loof vol gaten vreet. Aan de
spreeuw, die veul van ’t jonge ooft wegrooft.
Aan.... de wesp, die aan de schponste vruchten
knaagt! En toch...., den gezonden boogerd
levert oogst, manden vol!
Veul teeren, witten blossem verwaaide, maar
meer sappen bleven over veur de vruchtzettlng
Veul jonge vrucht gong verloren, maar beter
kosten de takken den zwaren vruchtenrest dra
gen!
Eh zoo komt dan op *t end den oogst vort uit
•nen overdaad, die dikkels deur God’s zeef
moest. Tot den oogstdag eigens toe! Want alle
herfstmorgens lagen vulstgroote. rijpe vruchten,
gestoken, in t gras van den boogerd. Vruchten,
dikkels wüd weggerold van den boom....l
op de thee te schenken en haar brood te smeren.
Meer gebruikt ze niet tot aan ’t middageten."
Terwül juffrouw Langveld nog sprak, haalde
de inspecteur ee^ klein voorwerp uit z’rf zak,
waarmee hü acl»loos begon te spelen Zü moest
zich geweld aandoen, om kalm te blüven. Op
eenigen afstand keek de fotograaf nieuwsgie
rig toe.
„Waar hebt u dat theezeefje vandaan?" vroeg
het meisje.
JMt?” Meerens zweeg even. „Ik kocht het
Wanneer men als verlofganger uit Indië
Holland rondtippelt, dan hoort men menigmaal
als een stereotiepe vraag; „Zoo, woont U
Batavia? Hoe groot is dat nu elgenlük?"
Een dezer dagen heb ik de laatste gegevens
van het Bevolklngskantoor onder oogen gehad
en het is wel Interessant, daaruit een beeld van
Batavia te teekenen.
De stadsgemeente Batavia, hoofdplaats van
Nederlandsch Oost-Indië, telde ultimo 1938 in
totaal circa 524500 Inwoners, dus meer dan een
half millloen.
Hieronder waren ruim 47.000 Europeanen,
394.000 Inheemschen 70.000 Chlneezen, en
7.500 Vreemde Oosterlingen.
Zooals hieruit blükt, wordt de bevolking van
Batavia in hoofdgroepen .Ingedeeld en elk dezer
bevat nog weer een groote verscheidenheid van
landaarden tot die hoofdgroep behoorende.
Zoo bestaat de groep Europeanen uit de vol
bloed Hollanders, de Indo-Europeesche Neder
landers, dat zün zü met minder of meer ge
mengd bloed, terwül Batavia verder nog om
vangrijke kolonies Engelschen, Duitschen,
De 26-jarige monteur A. H. heeft zich aan
ergelüke oplichting schuldig gemaakt. Voor
gevende, dat hü collecteerde vor gebrekkig*
padvindsters, trok hü er met een inteeken-
lijst op uit. Bovendien bracht hü de menséhen
in den waan door zich in een padvinders-
costuum te steken, en een adellüken naam op te
geven. Het geld stak hü in eigen zak.
Hü haalde aardige bedrógen op, doch een
dame kreeg argwaan en waarschuwde de poli
tie. Niet lang daarna werd hü aangehouden.
Hü moest thans voor de rechtbank terecht
staan. Hü bekende volmondig, doch toonde
weinig berouw.
De officier van Justitie, mr. B. H. Rouffaer,
hield een scherp requisitoir, waarin hü ver
dachte als iemand schetste, die te lui is om
te werken. De officier noemde verdachte een
beroepsoplichter en elschte een gevangenisstraf
van acht maanden.
De verdediger, jhr. J. van Doom, meende, dat
men medelijden met verdachte moest hebben.
Hü heeft onder de moellljkste omstandigheden
geleefd.
Uitspraak 4 Mei.
„Och, zoo maar.”
„Vertelt u me eens,” hernam de L_
„kunnen uw tante ren^gram Karls goed
elkaar overweg? t K van belang, dat ik
weet." -
„Ze kunnen uit
stekend met el- j'
kaar ópschieten,’
luidde het
prompte ant
woord. „Hü
brengt vaak
bloemen vtx>r
haar mee en ze bespreken alles samen.”
Laura Langveld zei dat heel kalnf.
„Dat is dan in orde, juffrouw. Maar verweet
hü uw tante nooit dat zü een sta-ln-den-weg
was voor uw huwelük?"
Een straal van woede schoot uit het donkere
oog van 't meisje.
„Wie heeft u dat verteld?” riep ze met schone
stem. „Dat is een leugen!”
„Uw tante mocht Bram dus wel? Was ze in-
genomen met het voorgenomen huwelük?"
Ze knikte met op elkaar geklemde tanden
„’t Zal me benieuwen,” ging de inspectew
voort, „of Bram
„Bram zou het niet gedaan hebben.I" kreet
het meisje.
'Wat zou Bram niet gedaan hebben?” vroeg
de inspecteur met klem, terwül hü haar bü den
schouder greep.
Ze keek naar het theezeefje, waarmee hü nu
in den palm van z’n hand ging trommelen.
„Tante is zeker overleden," zei ze, nu weer
heel kalm. „Ik moet dit uit uw houding op
maken.”
„Dus, u denkt dat uw tante vermoord is?"
„Neen, neen.”
„Zou het soms mogelük zün,” vroeg Meerem
Op dit Bögenblik kwam Laura Langveld het
kantoor binnen.
„Niet zoo heel jong meer,” dacht de inspec
teur. „Ze ziet er veel liever en onschuldiger uit
dan op de foto.”
.Laura, hier is iemand om je te spreken,”
‘ze! de fotograaf.
Meerens sloeg haar aandachtlg gade, 't Scheen
hem toé. dat ze een paar maal zenuwachtig
achter elkaar slikte.
„Ik zou graag den gang van zaken in ’t da-
gelüksche leven van u en uw tante willen we
ten, en zoo mogelük ook van Bram Karis.”
Ze schrikte blükbaar bü *t hooren van dien
naam.
„Als u soms denkt dat Bram iets heeft
gedaan wat niet in den haak is,” zei ze op
gewonden, dan wensch ik daar verder niet
te spreken. Bram is de eerlükheld zelf.”
„Ik heo volstrekt niet gezegd dat hü iets
keerds gedaan heeft, en dit lag ook niet in m’n
bedoeling. Maar vertel me eens, juffrouw Lang
veld. hoe laat gaat u meestal van huis, om op
Maar laat ik nie te wüd van m'n champiter
dqjen. (Subiet zou ’t gaan lüken of *k bang veur
m’n eigen vertessel van deuze week was!).
'k Wou zeggen: Al ’t geschapene mot zoo ’ns
deur den kardons. ’t Prille kieken, dat in ’nen
verkeerden nest verzeilt, mee z’n onnoozel „ver-. Wordt hier nog al werk van gemaakt, ’t Is ’n
standje" en dus deur tien, twintig vrimde kie
kens wordt aangevallen, sufgepikt, weggewerkt.
’tJonge katje, dat na drie dagen en drie nach
ten weer thuiskomt mee ’n stuk van den stèèrt
af, ’n scheur in X oor. geronnen bloed aan ’t
nuske. ’nen haak in den pojg en mee ’n mank
pootje. En mee veul honger en slaap!
Den kwajongen, die na uren en uren naar huis
komt geslopen als net als dat katje van dAat-
sjuust En dlkkels nog erger. Ik wil zéggen: nie
mee éénen haak /in fléri bloes en in de broek,
maar „verscheurd” van kop tot teen. Wü, Trui
en ik, wü hebben lèr tenminste wel ’ns eenen
thuisgekregen mee niks anders meer aan dan
z’n klompen! Dat schoffie was veur den zoo-
veulsten keer gaan zwemmen in verbojen water
en had den boschwachter al zoodikkels 'nen
valschen naam opgegeven temidden in 't ven,
waar den ondeugd z’n eigen zoo veilig voelde
als Adam in 't Paradijs, dat den boschwachter
tenslotte mee onzen Giel z’n kleerenbundeltje
aan den haal gong, denkende: nou krüg ik den
bandiet vaneigens wel op münen bureel. Ochja
dieën boschwachter. Rinus Blülevens hiette-
n-ie, was ’nen geboren optimist! Teugen don
ker kwam onzen Giel thuis aangezet in ’nen
ouwen baalzak en op z’n klompen, ’t Jonge hu
welük. Allee, als dat de eerste jaren, mee
de veule moeilükhedens, steuvig te boven komt,
dan kunde wel tfen teugen één zetten, dat die
dikkels gerepareerde huwelüksschuit in de goeie
haven loopt! ’t Ding is zeewèérdig gebleken!
Alles mot zoo ’ns deur den kardons
Ge verzeilt er dikkels tusschen, lük dat
stomme kieken. Zonder erg. Als in ’nen kwaaien
droom. Ik kan daar eigens van meepraten
En.... als men eerlük is, wie nie! Kunst is dan
er tusschenuit te geraken als onzen Giel b.v.
desnoods, maar heel-
aesnoods, maar blank
ook de dlreró bedreigde, dus in dat geval Polen,
naar de wapens grüpt. Of wel het pact van En
geland met Polen beperkt zich tot het geval
van een directe bedreiging en dan zou Londen
den Russen iets kunnen bieden, wat het even
wicht der voordeelen van het pact herstelt.
Zooals men ziet is 'ook het afzien van de Ju
risprudentie van den Volkenbond niet zeer ver
heven boven diplomatieke „vormaanbiddlng”.
Zouden de „agressoren” misschien zorgen, dat de
formules wat eenvoudiger worden? Hoe agres
siever zü zich Immers gedragen, des te duidelü-
ker wordt het, dat indirecte bedreigingen zich
slechts zeer terloops van directe onderscheiden.
En voor de dralers, die. zooals te begrüpen,
graag zelf hun helpers willen uitzoeken, geldt
de oude ervaring, dat men den afkeer van het
kleinere kwaad buitengewoon snel overwint,
zoodra het grootere aan de deur klopt.