het net weven aan Hoitika De luchtroovers van wut den dag onderweg in een bazar, toen ik hier naar tL. ging. Waarom vraagt u dat?" Batavia’s bevolking Spreeuwen zijn gewiekster dan burge meesters denken c Dé nieuwe Engelsche methode Directe en indirecte bedreigingen Het verhoor g 11 ra Ruim een half millioen inwoners Twaalf tegen één; da s mishandeling! ZATERDAG 22 APRIL 1939 4 5 ERGERLIJKE OPLICHTING A BRABANTSCHE BRIEVEN SI 1 A C Bi 1- M I pl P< I.W.. (Van een büzonderen correspondent) verweet (Van onsen Batavla-correspondent) In in Chlneezen, B denkt over ver- den Jongmensch voor de rechtbank Ze Te VC Ge Bi zit er DRÉ. Wa al As X 6*1 da M te A Al Wat ermer aan kleeren holds. Bestolen en begapt de* grenzen te verdedigen, de woorden: „koest, 1111e- be Ik tt b Hl Ze p woont bü de jaarlüksche inzameling I voor de katholieke Unlversiteit, dat gü in liefde voor een der edelste Cultuurgoederen, de wetenschap, bü nie mand wilt ten achter blüven en dat gü In geloofsijver allen wilt overtreffen. Het Hoogwaardig Episcopaat bü bet eerste lustrum der Kath. Untversttelt. Le dl U 1. va 3- 01 n< K G< Hl dl eei lai H. X A’ to ve (X Li bi da ni IK Ki re: inspecteur, --met -t dat Ck I H< hc van gemoed, als onzen Giel van vel, toen ie ’n halven dag In 't water had gezeten. Van de week gong Dré III deur den kardons. Ge n)ot weten: hü had er plazler en zag er voordeel in, om van t jaar maïs ijlt te zetten. zen minister van Landbouw mij gin geweer om er thuis mee op de muizenjacht te gaan. Bo vendien: dan was Ik mee Trui, nog ijle klaar! Ge begrijpt er niks van? Kek, 't zit zoo: ik heb van den minister 'n geweer gekregen (toe stemming tenminste, want ministers géven niks weglom de spreeuwen van m’n 'akker op te jagen. En er nou en dan ’ns een te raken ook! Eén dooie spreeuw Is veur de spreeuwen ■n baken in de malszee! Want als er zoo’nen gaauwdief veur merakel ligt, dan komen ze veur- loopig nie verom! Maar nou heeft onzen uitgeslapen Burger mij de toestemming uitgereikt, mee de bepaling da’k uit ’t dak of pl-.raamke mot schieten. Daarmee is den plazierjager van ’nen meugelüken con current’ af....! Da’s dus ook in orde! Toen ben 'k naar den spreeuwenakker gegaan en ’k heb veur de spreeuwen ’nen soortement van mlssiepreek gehouwen. Ik heb gezeed: „Be minde ongeloovlgen. daar mot ergens ’n spreeu wenhel zijn, minstens ’n spreeuwenvagevuur! Daar kan Ik Jullie Inschieten mee m’n geweer enIk ben er niks te goed veurSmeert ’m dus den hemel in m’n geweer staat thuis!” Ze bleven kalm deurvreten, hel en vagevuur rlsceerend veur mijn malsch gewas. Da’s dus nle in orde! ’t Was bewezen. En ik naar ’t raadhuis. „Edel- „ik kan mee dat ge- Deur den kardons gaan; spitsroeden Kort en goed: Dré III is er op uitgestaptl pen. Sch. Voor hü hen ingehaald had, want ze waren er als de w4nd‘ van doorgegaan, zonder op te letten, voelde hü zich beetgepakt en in een der huisjes getrokken. Armen en beenen werden hem met lappen gebonden en daar zat Piet gevangen. In wat voor oord ter wereld was hij toch terechtgekomen? Had hü de taal maar kunnen verstaan, die door die akelige menschen werd gesproken. THEE doet je goed! - - - Het veiligheidsnet, waaraan Groot-Britan- nië werkt, heeft met het Volkenbondsstatuut behalve het doel zoo goeds als niets gemeen. De gedachte, dat een boven de staten staande In stantie den aanvaller moet aanwijzen en de middelen der bestraffing moet aangeven, heeft men laten vallen. Onder den drang der gebeur tenissen heeft Engeland zün toevlucht geno men" tot de eenvoudige methode, welke het den aangevallene overlaat den aanvaller aan te wüzen. Wanneer de aangevallene door het feit, dat hü weerstand biedt, toont, dat zün levens behoeften bedreigd zün. heeft zün bondgenoot den vüand als den aanvaller te beschouwen en te behandelen. Juristen, die hun beste krach ten besteed hebben om den „nlet-geprovo- ceerden aanval” te definleeren, opdat over de schuld van den oorlog geen twüfel mogelijk zü. sullen over deze methode verstomd staan. Toch is zü niet gebaseerd op een willekeurig ver moeden, dat er onrecht gepleegd Is. Wie duide lük getoond heeft, dat hü tot alles In staat Is, Sal. als er een oorlog uitbreekt, ook beschouwd worden als degene, die hem veroorzaakt heeft. Wie daarentegen bewezen heeft, dat hü vredelievend Is. geniet het vertrouwen dat hü slechts naar de wapenen zal grüpen ter züner verdediging. prachtig gewas, ’t gedüt hier best en geren had Ik 'm zünen gank laten gaan. WelVwlst Ik had ik van ‘nen kennis van me^- dat ’t ’n temptatie Is. om de spreeuwen uit zoo’n jnaïs- veld te houwen! Zoo gauw dcmalsche spruiten boven den eerde komen, ter grootte en dik als ’n vingerlid, dan Is dat spreeuwentuig nle v#n 'oewen akker te slaan! En als ge 'r dan nou en dan nle 'ns ’n steuvlg schot deurjaagt, stade sjuust te werken veur dat graauwe gebroed. Ik héb 'n geweer, heb daar vergunning veur. Van eigens! Onzen minister van landbouw mag mis schien t ’nen maiskolf en ’nen terwe-aar nle van malkaar kunnen onderscheien hü wit heel goed dat 't akkergewas veur zün belastingbe- taalders en nle veur de spreeuwen bestemd Is! Al heeft 'nen Minister van Oorlog nog nooit ’nen oorlog gezien, dat neemt heelegaar nle weg, dat ie bliksemsgoed wit, dat z’n soldaten spullen motten hebben om Dat gaat nle mee kerds!" Maar nou zacht, „dat uw tante zich als een hinderpo»! beschouwde vopr uw huwelijk met Bram Kart»? Zou uw tante aan deze oplossing gedacht heb- Franschen. Amerikanen en Italianen kent. Ook de overige Europeesche nationaliteiten zün hier In meerdere of mindere mate onder de inwoners vertegenwoordigd. Onder de „Europeesche” groep worden ook de Japanners gerekend, die hier eveneens een belangrüke kolonie vormen. Ten slotte bestaat er dan nog voor sommige „Oos terlingen” onder bepaalde voorwaarden de mo- gelükheid zgn. „gelükgesteld” te worden met Europeanen. De groote groep Inheemschen omvat de oor spronkelijke volkeren en rassen uit onzen Archipel, maar aangezien het gebiedsdeel Ne- derlandsch Oost-Indië, evenals b.v. Europa, vele volkeren en rassen kent, zal het wel duidelük zün. dat het begrip „Inheemschen” In dit geval een zeer ruime „verzamelnaam” Is en dat de Inheemsche groep dan ook bestaat uit vele dik- wüls geheel elkander verschillende volkeren. Om er enkele te mogen noemen: Er zün Atjehers, Malelers, Batakkers, Mlnangkabauers, Bantammers, Soendaneezen, Javanen, Madoe- reezen, Baliërs. Tlmoreezen, Boeglneezen, Me- nadoneezen, Amboneezen, Jjïajakkers, Papoea’s enz. enz. Ook pe Chlneesche groep (alleen in Batavia reeds nagenoeg 80 000 man sterk) is quantitatlef noch qualitatief geenszins te verwaarloozen. Chlneezen treft men overal in Indië veelvul dig aan en op welke afgelegen plaats of een zamen post men ook komt, hetzü in AtJeh dan wel op Nieuw Guinea, altüd vindt men er wel eenige Chlneesche neringdoenden gevestigd, dlk- wüls als de eenige ultheemschen midden tus- schen de inlanders. Tenslotte Is er dan nog de groep Vreemde Oosterlingen. Ook hieronder zün weer meerdere geheel uiteenloopende rassen ondergebracht. Er zün Arabieren, Britsch-Indiërs uit Bengalen, uit Bombay enz. onder. Het bovenstaande geeft het probleem van de bevolkingsverscheldenheid in Nederlandsch Oost-Indlë maar zeer summier weer. Het geeft een indruk van het cosmopolltisch karakter van een stad als Batavia en laat doorschemeren hoe uitgebreid en samengesteld de vraagstukken zün, welke de samenleving hier bezig houden en be roeren. Laat ik voor vandaag besluiten met de ver zekering, dat het katholiek leven In Batavia ook zeer levendig en opgewekt Is. De kroning van Z. H. Paus Pius XII is hier meer dan hartelük gevierd met een „Paus-avond” in het gebouw van den Katholiek Socialen Bond (KS.B.) En dat het ook aan waardeerlng voor het katholiek volksdeel niet ontbreekt, bleek uit de overvloedige belangstelling van landelüke, gewestelijke en stedelüke autoriteiten bü ge legenheid van het overlüden van Z. H. Paus Pius XI. tüd hier te zün?” Het meisje keek den Inspecteur wantrouwend aan en antwoordde: .Meestal sta Ik om half acht op, kleed me aan en ga dan naar beneden. Om negen uur ongeveer ben ik hier.” „Ontbüt u met uw tante samen?” _,.Neen, ze Is gebrekkig, loopt heel moeilijk. Op een herfstmorgen trad inspecteur Meerens t het foto-atelier van Bansing binnen, waar Laura Langveld werkzaam was. „Hoe lang werkt juffrouw Langveld al voor Je?” vroeg hü zonder nadere inleiding aan den fotograaf. „Een Jaar of twee drie,” antwoordde Bansing, „maar niet geregeld, nu en dan. Maar vertel me eens, inspecteur, wat is er gebeurd? Waarom vraagt u dat niet aan juffrouw Langveld zeJJ?” Meerens ging op deze vraag niet in en her nam: „Ik had zoo’n idee, dat u me wat gege vens zou kunnen verstrekken, waarop ik verder kon voortbouwen. Hebt u soms een foto van Juffrouw Langveld?” Grinnekend wees Bansing in de richting van een tafeltje, waarop meer dan één foto van Laura Langveld stond. k „Ze is wel een mooi meisje," dacht Meerens. Met aandacht keek hü naar de kleine, iets toe geknepen oogen, de harde lünen om haar mond,” duidelijk zichtbaar op een nog niet 'geretou cheerde foto, die als reclame voor tandzeep moest dienen. „Woont ze niet bü haar tante, een zuster van d’r vader?" vroeg hü weer. „Ja, ik meen dat die oude dame slecht ter been is of zoo iets. Ze kan haast niet loopen. Maar waarom moet u dat toch allemaal weten, inspecteur?" Weer deed Meerens alsof hü die vraag niet hoorde en vroeg: „Heeft ze kennis aan een jongen man, of is ze verloofd?” De fotograaf knikte. „Ja, hü heet Bram Karls. Een keer of drie in de week komt hü haar hier halen. Juffrouw Langveld vertelde me dat ze al een jaar of vüf met elkaar gaan.” „Dan wordt het tüd dat ze trouwen,” lachte de inspecteur, terwül hü Bansing ongemerkt scherp gadesloeg. Deze haalde de schouders op. „Dat zouden ze, denk ik, even graag doen als andere verloofde lieden.” sprak hü „*t Schünt echter niet zoo gemakkelük te gaan in verband met die oude, gebrekkige dame." haar scherp In de rede. Hü boog-zich tot haar over en sprak nu langzaam: „Is u van meening. dat uw tante vergif deed bü de thee, die u vanmorgen hebt klaar gezet en er op die manier een einde aan wilde ma ken? Denkt u dat zü. zoo zonder meer, zich zelf wilde te kort doen?” „Juist,” fluisterde het meisje, ,joo moet het gegaan zün....” De inspecteur tikte haar op den schouder. „U moet met me mee naar X politle-bureau." „Ik heb m’n tante niet vermoord!” gilde zü „Dat is zoo Ik weet dat u X niet deed. Uw tante Is niet dood. Ze kreeg bezoek vóór ze zelf een kop thee kon drinken,” zei Meerens lang zaam, met nadruk. Een doffe, sombere trek trok als een masker over haar gezicht. De politfcman wist nu dat het haar verder niets kon schelen hoe het von nis over haar zou luiden. „Laura Langveld,” sprak hü. ,Jk arresteer u, als schuldig aan moord door vergiftiging van Bram Karis.” Tot aan X eten blüft ze In bed.” „Maakt u haar ontbüt klaar?” ,4a, ik zet haar kopje op tafel en doe wat thee in X potje. Ik laat den ketel opstaan, zoo- dat ze niets anders te doen heeft dan X water Het was me hier het oord wel! Nadat ze Plet gebonden hadden, verlieten de mannen het huis en lieten Plet alleen achter. Wat te doen? Natuurlük het eenige dat overbleef, nu zün armen en beenen gebonden waren, al kon hü dan niet loopen, rollen kon hü wél en zoo trachtte hü zich, als een tonnetje om zün as wentelend, naar den uitgang te werken. Uit het verleden trekt men dus zün conclu sies voor de toekomst. De Engelschen voelen zich hiertoe des te meer gerechtigd, waar de gene. van wien zü vermoeden dat hü iets kwaads in den zin heeft, zeer sterk is. Want dat geeft hun de zekerheid, dat nie mand lust zal hebben een oorlog met dezen, sterke te provoceeren. Het Volkenbondsstatuut droeg het stempel Van Frankrijk. De Franschen hechten veel waarde aan logische juridische vormen en for mules. De nieuwe methode is zeer Engelsch, daar zü op ondervinding en vooral op vertrou wen berust. Zü heeft het bewüs van deugdelük- held reeds bü haar geboorte gegeven, want de aanval op Polen is tot nu toe tenminste achterwege gebleven. De eerste phase was de eenzüdige belofte van büstand aan Polen, de tweede phase was de wijziging van eenzüdige in wederzüdsche belof te, de derde zal het definitieve accoord zün. Deze ontwikkeling van phase tot phase heeft niet slechts betrekking op de tüdruimtes, welke omspannen zullen worden, maar ook op inhoud. Tegelük met de aankondiging der we- derkeerlgheid werd ook bekend gemaakt, dat het accoord aan geen der verdragsluitende par- tüen verbiedt met andere staten verdragen te sluiten, die hetzelfde doel hebben. n.l. den vrede te verzekeren. En nog belangrüker is wellicht Chamberlain’s mededeellng, dat het definitieve accoord voorzorgsmaatregelen zal bevatten, ten einde directe en Indirecte bedreigingen af te slaan. In de voorloopige belofte is sprake van „dul- delüke bedreigingen van de onafhankelükheid”. Indirecte bedreigingen kunnen op het stichten van onrust en andere soorten van zoogenaamde propaganda betrekking hebben, maar het is duidelük, dat In de eerste plaats de bedreiging van een anderen staat, welks ondergang voor den bondgenoot gevaarlük zou zün, bedoeld wordt. Dat is een buitengewoon belangrüke bepa ling, welke aanduidt, waar de reis naar toe gaat. Op het eerste gezicht dekt de Britsch- Poolsche alliantie slechts gevallen, waarin een van beide staten het slachtoffer van een direc- ten aanval zou worden. Een indirecte bedreiging voor een van belde, die den andere zou ver plichten büstand te verleenen, zou büvoorbeeld zün, als Nederland of Roemenië werd aange vallen. Het begrip „indirecte bedreiging” dekt een zeer uitgestrekt terrein en is een waarde volle vlngerwüzlng. Hierdoor kunnen tweezü- dige büstandsverdragen tot een net geknoopt worden. Om een voorbeeld te construeerenNe- aan mün geweer 'n groot mankement! Ik mag er nle mee buiten komen. Ik nle alleen, maar méér Ulvenhoutsche boe ren zitten te küken mee zoo’n binnenshuis geweer! Enne.... binnenshuis valt er nou een maal weinig uit te roeien. Ge zou ’t trouwens nle meugen ook, want daar leest ge dikkels ge- nogt van in de krant....! En ge mot nle ge- looven, amlco, als den akker vol mee spreeuwen zit en ik leg in X achterhuis nog zoo sjecuur aan. op de pomp, dat er één spreeuw wegvliegt, daar gunderwüd uit den akker. Wat dat betreft zün de spreeuwen veul gewiekster dan burge meesters denken! Want ge verstaat: nle den minister bezurgde mün geweer dat mankement. Evengoed als den minister van Oorlog zün sol daten gin geweer geeft om er thuis den ver stopten gootsteen mee deur te steken, geeft on achtbare,” zee ik daar: weer niks aanvangen.” „Mot ge ’n ander aanschaffen.” „Jawel, maar X geweer is heel best." „Mot ge beter leeren schieten.” „Edelachtbare, ik schiet goed genogt om ’nen appel op jouw hoofd maar vüf centimeters te laag te missen!” „Da’s bekanst beleediging, man!” ,,’t Is maar bü manier van spreken; ik wil ms nle veurdoen als Willem Teil." „Dus Willem Tell-op-vüf-centimeters-nal” „Omtrent, ja!” „Verder?” „De spreeuwen hebben er vierkant X verrek aan, da’k thuis ’n geweer heb.” „Spreeuwen zün slimi” „Daarom! Verleen me dus toestemming om mee m’n geweer den akker op te mogen gaan want wat heb ik aan ’nen winterjas, als Ik die alleen maar 'dragen mag thuis, bü de platte- buis!” L- „Niks.” I „Sjuust! Tc Zou buiten sterven van de kou.” „Den dood mot ’n oorzaak hebben.” „Nou zün we kiet.” „Kiet?’’ .Ja. Ik mee m’n lage schoMgü mee oew lük- schouwing." X .Jeuk.” „Mja. Verstade, da’k aan 'nen jas bü de ka chel niks heb?” ben?” „Tante heeft al die jaren door geleden, dag W nacht.” Haar woorden klonken zacht, als in een droomtoestand. ,^e was zoo neerslachtig. Het theezeefje zou een natuurlüke. „Wie sprak er over een theezeefje?” viel hü te machtig zün....l Maar zóó moest Dré Dl deus week dan deur den kardons! Me dunkt: hü hoeft z’n eigen nie te geneeren. Hü is er gééf deurgekomen! En da’s ’nen groote. Ge hoort er wel meer van. Veul groeten van Trui, den Schutter, den Secondant en gin horke minder van oewen „Kan ik dus toestemming krijgen in den geest als de minister bedoeld heeft; en mee m’n ge weer den akker op gaan?" „Hoe verklaarde gü, dat zulks in den geest van den minister is?” „Omdat Züne Excellentie hoogstwaarschünlük niet geschift is, edelachtbare.” „En nou d’r uit!” „Ook ’nen goeienmergen.” Dré m dee 't anders. Vaneigens! Jonk bloed! Als ie van de week 's mergens op den akker kwam, die zwart van de spreeuwen zag, dan rende-n-ie naar huis, nam ’t geweer, sprong op Bles, galoppeerde den weg over, de velden in en schoot, in den geest van ’t Departement van Landbouw, den maisakker schoon! Den Eeker verdeelde de dooie veugels prontjes over heel ’t veld, van spreeuwen zouwen we veur- loopig ginnen last hebben. ,,’n Paar Jonge boeren, wüerop, hadden een en ander gezien. En mee malkaar staan veze len,” zoo lee den Eeker ’t later uit. „En Ik wist dalük wie ’t waren,” zee-t-ie: „1 waren die knuppels van Lazeroms, die den Dré nie meu gen, nadat ie verlejen jaar Mei den eersten prüs gewonnen hee mee dieën hlndemissenrace bü ’t concours-hippique!” Hoe dan ook, na ’n uur kwam den veldwach ter den akker op, liep recht naar ’t maïsveld, zag de dooie veugels en gong naar Dré m. „Gü hebt hier geschoten.” „Hebt ge dat gezien?” „Die dooie veugels....” Enzoovoorts, amico. Dré Hl op den bon, ’t ge weer in beslag, ge kent ’t recept. Eén ding is nog al troost: ’t geweer krijgen we verom! Da’s altü zoo, hier. Ge krügt van den rechter twee kwartjes boete, want ook den rechter is nle geschift en ge krügt oew geweer terug, mee ’n versche toestemming van den minister, waar ge overigens nie veul aan hebt, hjk ge nou wel begrepen zult hebben! Maar bré III beefde op z’n beenen. Onrecht op zoo’nen jongen leeftüd is slecht te dragen. En bekeurd worden omdat ge oew akkerproduct, noodig en nuttig veur heel de gemeenschap, beschermt teugen schadelük gedlert allee, das veur 'nen jongkearel onverdragelük! Of worden”deur d7n“jMtitie, n<£ë - dat 'zou me hü mot ginnen druppel echt bloed in zh don- derement hebben/ Maar dan zou ie Dré III nie Zün, sodepln! 't Was ’nen zwaren pil veur 'm, om dien in te nemen en als ge ’t mü'vraagt: is dat giftige dink nóg nie deur z’n keel! Maar ’t ergste mot nog komen. Die Lazerom- vlegels stonden na hulliën smerigen Judasrol, van grooten afstand, Dré III te tergen. Al rap hadden ze ’r ’n paar „vrinden” bü. hoe gékt dat, amico; als den Judas in de menschen wordt losgepeuterd, dan ziet ge soms de besten tot duuvels veranderen, in weinig tüdsl men wü aan, dat Engeland niet geneigd was een büstandspact met Roemenië te sluiten, om dat Boekarest dat niet zal wagen. In dit ge val hing de hulp van Engeland voor Roemenië er van af of Polen een aanval op Roemenië als een indirecte bedreiging opvat en met wa pengeweld beantwoordt. Daar Engeland aan de Franschen verklaard heeft, dat het een aan val op Zwitserland als een indirecte bedrei ging zou beschouwen en behandelen, zou Po len ook in dit geval het zwaard moeten trek ken. Het begrip der indirecte bedreiging kan ook daartoe goed zün de moeilükheden van een Britsch-Russiscb pact te overwinnen. In de onderhandelingen hierover zün de Britten In een zwakkere stelling, omdat een pact, dat slechts het geval van een directen aanval op de bondgenooten zou dekken, voor Engeland veel waardevoller zou zün dan voor Rusland. Zoo lang Rbsland niet aan het Derde Rük grenst, kan het, afgezien van onwaarschünlüke lucht aanvallen. niet direct aangevallen worden. Japan zou wel zulk een aanval kunnen doen, doch dank zü zün verzwakking tengevolge van den Chineeschen oorlog, zal het door de Russen niet meer als een tegenstander worden beschouwd waarvoor men bondgenooten te hulp moet roe pen. Een pact met de Britten zou dus voor de Russen waardevol zün. als Engeland hulp be loofde tegen indirecte bedreiging. Ten deele is dat geschied, want het Britsch-Poolsche pact beschermt het grootste gedeelte der Russischs westgrens. Het Baltlcum en Roemenië vallen hier niet onder. Een belofte van büstand voor het geval van een indirecte bedreiging te geven is slechts daar eenvoudig, waar zü reeds voor het geval van een directe bedreiging gegeven is. Want op het oogenblik, waarop de bondgenoot zich tegen de Indirecte bedreiging verzet, stelt hü zich aan een directe bedreiging bloot, en dat zal hü niet lichtzinnig doen. Anders ligt het geval «daar, waar de Indirecte niet onmlddellük in een di recte bedreiging zou overgaan Daar verelscht het minder moed zich tegen de indirecte te ver zetten. Een teorbeeld: Rusland zou zich door een Duitschen elsch aan Polen indirect bedreigd gevoelen en vlieg tuigen naar Koningsbergen sturen. Engeland zou op grond van het pact met Rusland moeten marcheeren. Daarom het streven der Engelschen het geval van een bondgenootschap met de Rus sen slechts dan als gegeven te beschouwen, als Den Eeker vertelde: „Baas, waar ie de kracht vandaan haalde, weet ik nie!” Toen knipperde den Eeker mee z’n oogen, of ie in ’t felle licht keek. .Maar op ’nenoogenblik, na veul moeien gevecht, nam den Dré dieën éénen Lazerom bü K’n strot en gooide ’m achteruit teugen heel dieën troep aan. Hü kwam mee z’nen harden kop teugen z’n bruur aan en die spoegde nét z’n tanden uit, of ie ze gong zaaien! Nou, ge wit baas, die kearels zün vier, vüf jaren ouwer dan den Dré. Den eene lee-d-onder dienst, maar had verlof.” „En toen, Eeker?” „En toen, baas....?! Hihihi! Toen hee den Dré ’n nommer weggegeven, da’k nooit van m'n leven nie vergeet! Zo’n klein, valsch stuk vergif kwam uit» de troep naar veuren en perbeerden ’nen kopstoot op den Dré. Maar den Dré sprong omlïoog, dat vergif schoot tusschen den Dré z’n beenen deur, mee z’n smerig porem in den eerde en toenBaas, als ge dit gezien had veul schooner dan den besten voetbalmets! Dré in pakte dieën gifpil bü z’n enkels, draaide ’m rond en rond en sloeg er heel dieën troep mee teugen *t vloerke! Hü gebruikte ’m, baas, als ’nen levenden knots! En kwééken, kwééken, bleiren als dieën gifpil dee....! Sjuust ’n mager verken, dat gekeeld wierdAls al die lummels d’r portie hadden g’ad en ’m gesmeerd waren,- dan liet den Dré zünen .knots” k». die van eigens in ’t plnnekesdraad bleef hangen, daar langs de sloot. Baas, zoo iets schoons zie t nooit meer! Want snotdorie, baas, ze hadden ’t zoo eerlük verdiend! En dan zeggen te nog wel: lieerden die den haver verdienen, krijgen ’m nie! Ik beloof oe baas, die veulens hebben in vüf minuten wel veur "n JèAr haver te vreten gekregen!” Dat alles, amico, vertelde den Eeker me, als den Dré op ’t Raadhuis was. Waar ze mee z’n allen moesten probeeren ’n aannemelük ver baal in malkaar te, prutsen, dat één gastje van bekanst 1# jaren, twaalf Judassen van 18—31 jaren, „mishandelde". Ik kan mee de pen nie kwaad overweg, zóón verbaal schrijven, zonder uitgelachen te Amico, Over al t geschapene wervelt nou en dan *ns •Ben sturm, die ’t jonk gewaske, ’t gele kieken, *t spulsche katje, den Jeugdigen mensch. Ja •t jonge huwelük zwaar beproeft. •t Is of ’t allegaar ’ns in *n groote zeef gaat, waardeur al ’t zwak, ’t spul-onder-de-maat. wordt uitgezift veur den mesthoop. k Heb dat ah zoo dikkels bespeurd, da "k veur m’n eigen de vkste overtuiging kreeg na lange jaren, dat hier sprake mot zün van ’n soorte ment van onbeschreven Scheppingswet. Voor-' jaarssturmen woeien nie alleen over den jongen akker, amico! Den vruchtboom b.v. krügt zünen knaauw ook nle alleen in.... t Vóórjaarr Veul van z’n eer ste bladknopkes vriezen dood. Toch komt Se in *t groenVeul van z’nen blossem versturmt. Toch zet zich de vrucht! Veul vruchtknoppen vallen zwartbevroren in den grijzen eerde en veul stur- jnen af. Tóch gift ie oogst. Veul zwak is deur de zeef gegaan, veul sterk bleef toch over. Al zün de lidteekens van sturm en ontü op den oogst dan ook dikkels duidelük te bespeuren. En Ik mot nou toch ook even denken aan de rups, die 't beste loof vol gaten vreet. Aan de spreeuw, die veul van ’t jonge ooft wegrooft. Aan.... de wesp, die aan de schponste vruchten knaagt! En toch...., den gezonden boogerd levert oogst, manden vol! Veul teeren, witten blossem verwaaide, maar meer sappen bleven over veur de vruchtzettlng Veul jonge vrucht gong verloren, maar beter kosten de takken den zwaren vruchtenrest dra gen! Eh zoo komt dan op *t end den oogst vort uit •nen overdaad, die dikkels deur God’s zeef moest. Tot den oogstdag eigens toe! Want alle herfstmorgens lagen vulstgroote. rijpe vruchten, gestoken, in t gras van den boogerd. Vruchten, dikkels wüd weggerold van den boom....l op de thee te schenken en haar brood te smeren. Meer gebruikt ze niet tot aan ’t middageten." Terwül juffrouw Langveld nog sprak, haalde de inspecteur ee^ klein voorwerp uit z’rf zak, waarmee hü acl»loos begon te spelen Zü moest zich geweld aandoen, om kalm te blüven. Op eenigen afstand keek de fotograaf nieuwsgie rig toe. „Waar hebt u dat theezeefje vandaan?" vroeg het meisje. JMt?” Meerens zweeg even. „Ik kocht het Wanneer men als verlofganger uit Indië Holland rondtippelt, dan hoort men menigmaal als een stereotiepe vraag; „Zoo, woont U Batavia? Hoe groot is dat nu elgenlük?" Een dezer dagen heb ik de laatste gegevens van het Bevolklngskantoor onder oogen gehad en het is wel Interessant, daaruit een beeld van Batavia te teekenen. De stadsgemeente Batavia, hoofdplaats van Nederlandsch Oost-Indië, telde ultimo 1938 in totaal circa 524500 Inwoners, dus meer dan een half millloen. Hieronder waren ruim 47.000 Europeanen, 394.000 Inheemschen 70.000 Chlneezen, en 7.500 Vreemde Oosterlingen. Zooals hieruit blükt, wordt de bevolking van Batavia in hoofdgroepen .Ingedeeld en elk dezer bevat nog weer een groote verscheidenheid van landaarden tot die hoofdgroep behoorende. Zoo bestaat de groep Europeanen uit de vol bloed Hollanders, de Indo-Europeesche Neder landers, dat zün zü met minder of meer ge mengd bloed, terwül Batavia verder nog om vangrijke kolonies Engelschen, Duitschen, De 26-jarige monteur A. H. heeft zich aan ergelüke oplichting schuldig gemaakt. Voor gevende, dat hü collecteerde vor gebrekkig* padvindsters, trok hü er met een inteeken- lijst op uit. Bovendien bracht hü de menséhen in den waan door zich in een padvinders- costuum te steken, en een adellüken naam op te geven. Het geld stak hü in eigen zak. Hü haalde aardige bedrógen op, doch een dame kreeg argwaan en waarschuwde de poli tie. Niet lang daarna werd hü aangehouden. Hü moest thans voor de rechtbank terecht staan. Hü bekende volmondig, doch toonde weinig berouw. De officier van Justitie, mr. B. H. Rouffaer, hield een scherp requisitoir, waarin hü ver dachte als iemand schetste, die te lui is om te werken. De officier noemde verdachte een beroepsoplichter en elschte een gevangenisstraf van acht maanden. De verdediger, jhr. J. van Doom, meende, dat men medelijden met verdachte moest hebben. Hü heeft onder de moellljkste omstandigheden geleefd. Uitspraak 4 Mei. „Och, zoo maar.” „Vertelt u me eens,” hernam de L_ „kunnen uw tante ren^gram Karls goed elkaar overweg? t K van belang, dat ik weet." - „Ze kunnen uit stekend met el- j' kaar ópschieten,’ luidde het prompte ant woord. „Hü brengt vaak bloemen vtx>r haar mee en ze bespreken alles samen.” Laura Langveld zei dat heel kalnf. „Dat is dan in orde, juffrouw. Maar verweet hü uw tante nooit dat zü een sta-ln-den-weg was voor uw huwelük?" Een straal van woede schoot uit het donkere oog van 't meisje. „Wie heeft u dat verteld?” riep ze met schone stem. „Dat is een leugen!” „Uw tante mocht Bram dus wel? Was ze in- genomen met het voorgenomen huwelük?" Ze knikte met op elkaar geklemde tanden „’t Zal me benieuwen,” ging de inspectew voort, „of Bram „Bram zou het niet gedaan hebben.I" kreet het meisje. 'Wat zou Bram niet gedaan hebben?” vroeg de inspecteur met klem, terwül hü haar bü den schouder greep. Ze keek naar het theezeefje, waarmee hü nu in den palm van z’n hand ging trommelen. „Tante is zeker overleden," zei ze, nu weer heel kalm. „Ik moet dit uit uw houding op maken.” „Dus, u denkt dat uw tante vermoord is?" „Neen, neen.” „Zou het soms mogelük zün,” vroeg Meerem Op dit Bögenblik kwam Laura Langveld het kantoor binnen. „Niet zoo heel jong meer,” dacht de inspec teur. „Ze ziet er veel liever en onschuldiger uit dan op de foto.” .Laura, hier is iemand om je te spreken,” ‘ze! de fotograaf. Meerens sloeg haar aandachtlg gade, 't Scheen hem toé. dat ze een paar maal zenuwachtig achter elkaar slikte. „Ik zou graag den gang van zaken in ’t da- gelüksche leven van u en uw tante willen we ten, en zoo mogelük ook van Bram Karis.” Ze schrikte blükbaar bü *t hooren van dien naam. „Als u soms denkt dat Bram iets heeft gedaan wat niet in den haak is,” zei ze op gewonden, dan wensch ik daar verder niet te spreken. Bram is de eerlükheld zelf.” „Ik heo volstrekt niet gezegd dat hü iets keerds gedaan heeft, en dit lag ook niet in m’n bedoeling. Maar vertel me eens, juffrouw Lang veld. hoe laat gaat u meestal van huis, om op Maar laat ik nie te wüd van m'n champiter dqjen. (Subiet zou ’t gaan lüken of *k bang veur m’n eigen vertessel van deuze week was!). 'k Wou zeggen: Al ’t geschapene mot zoo ’ns deur den kardons. ’t Prille kieken, dat in ’nen verkeerden nest verzeilt, mee z’n onnoozel „ver-. Wordt hier nog al werk van gemaakt, ’t Is ’n standje" en dus deur tien, twintig vrimde kie kens wordt aangevallen, sufgepikt, weggewerkt. ’tJonge katje, dat na drie dagen en drie nach ten weer thuiskomt mee ’n stuk van den stèèrt af, ’n scheur in X oor. geronnen bloed aan ’t nuske. ’nen haak in den pojg en mee ’n mank pootje. En mee veul honger en slaap! Den kwajongen, die na uren en uren naar huis komt geslopen als net als dat katje van dAat- sjuust En dlkkels nog erger. Ik wil zéggen: nie mee éénen haak /in fléri bloes en in de broek, maar „verscheurd” van kop tot teen. Wü, Trui en ik, wü hebben lèr tenminste wel ’ns eenen thuisgekregen mee niks anders meer aan dan z’n klompen! Dat schoffie was veur den zoo- veulsten keer gaan zwemmen in verbojen water en had den boschwachter al zoodikkels 'nen valschen naam opgegeven temidden in 't ven, waar den ondeugd z’n eigen zoo veilig voelde als Adam in 't Paradijs, dat den boschwachter tenslotte mee onzen Giel z’n kleerenbundeltje aan den haal gong, denkende: nou krüg ik den bandiet vaneigens wel op münen bureel. Ochja dieën boschwachter. Rinus Blülevens hiette- n-ie, was ’nen geboren optimist! Teugen don ker kwam onzen Giel thuis aangezet in ’nen ouwen baalzak en op z’n klompen, ’t Jonge hu welük. Allee, als dat de eerste jaren, mee de veule moeilükhedens, steuvig te boven komt, dan kunde wel tfen teugen één zetten, dat die dikkels gerepareerde huwelüksschuit in de goeie haven loopt! ’t Ding is zeewèérdig gebleken! Alles mot zoo ’ns deur den kardons Ge verzeilt er dikkels tusschen, lük dat stomme kieken. Zonder erg. Als in ’nen kwaaien droom. Ik kan daar eigens van meepraten En.... als men eerlük is, wie nie! Kunst is dan er tusschenuit te geraken als onzen Giel b.v. desnoods, maar heel- aesnoods, maar blank ook de dlreró bedreigde, dus in dat geval Polen, naar de wapens grüpt. Of wel het pact van En geland met Polen beperkt zich tot het geval van een directe bedreiging en dan zou Londen den Russen iets kunnen bieden, wat het even wicht der voordeelen van het pact herstelt. Zooals men ziet is 'ook het afzien van de Ju risprudentie van den Volkenbond niet zeer ver heven boven diplomatieke „vormaanbiddlng”. Zouden de „agressoren” misschien zorgen, dat de formules wat eenvoudiger worden? Hoe agres siever zü zich Immers gedragen, des te duidelü- ker wordt het, dat indirecte bedreigingen zich slechts zeer terloops van directe onderscheiden. En voor de dralers, die. zooals te begrüpen, graag zelf hun helpers willen uitzoeken, geldt de oude ervaring, dat men den afkeer van het kleinere kwaad buitengewoon snel overwint, zoodra het grootere aan de deur klopt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 22