HET MARIALEGIOEN
Doel
werkwijze
en
N
BREVIEREN MET
VONDEL'
en
h
Hoog idealisme
zelfverloochening
Een kloeke, katholieke
moeder
Vreemdsoortige.
beroepen in Engeland
TRADITIE SPEELT EEN
GROOTE ROL
mr.
De vrouw van wijlen
Lyons
M
Mot
F
E
t
1
I
O
i-*
(Van onzen Londenschen correspondent)
geest
Joost van den Vondel
af-
da
Prof. dr. B. H. Molkenboer OJ*.
19
on
Fn
Wi
▼el
de
De
nai
aar
var
I
mei
Voo
wei
zijn
var
Lyons, katholieke
minister-president van
Australië, die in April
is overleden
om
wid
te b
den
van
Eens In de week komt 't parochieele groepje
Legionnalren bjjeen In ’n kamer om te bidden,
verslag uit te brengen over 't gedane werk van
de afgeloopen week en ’t werk van de volgende
week aan te wijzen. Onder geen beding wijkt
't Legioen van dezen regel af. Het meent, dat
geen werk goed kan gedaan worden, als dit niet
zoo geschiedt. Dig vergadering mag nooit lan
ger dan anderhalf uur duren. Blijkt die tijd
ke kort, dan is dit 't bewijs, dat 't groepje zich in
Voor wie zich eenigermate in
verdiept, wordt het betrekkelijk
gen
taal
een
een
veria-
1 geen
,-a ais
O
men
tor
dins
de
begi
mee
gem
2
U
ri
A
beti
Er
wiss*
der
a i
men
veiw
He
lijke
een
vrij
dat
Mgr.
weer
vrier
▼ai
bel
van
is,
Wij
vra
ter
Wil
Ma;
Ver;
D<
dr.
last
163
120
38
120
209
22
17
tweeën moet splitsen, m. a. w. dat men moet den
ken aan uitbreiden. Die uitbreiding is de nor
male manier.
In alle landen ter wereld is deze wekelük-
sche vergadering’ uniform, ’t Legioen heeft ai
lang zjjn internationaal aanpassingsvermogen
bewezen.
De vergadering opent stipt op tijd! met
t gebed tot den H. Geest, gevolgd door Ro
zenhoedje en 5 minuten Geestelijke Lezing.
Daarna neemt men ’t Werkblad ter hand d.w.z.
de lijst van de twee parochieele werkzaamheden
met de twee Legionnalren die voor eiken post
zijn aangewezen en ieder geeft zittend een kort
maar volledig verslag, 't is verboden dat rap
port af te lezen of saai te zijn.
Halverwege de vergadering staat men op
voor 't bidden van de Catena (Magnificat met
antifoon) en ’t aanhocren van de Toespraak
van den Geestelijken Directeur. Men zet de
rapporten voort, maakt ’t Werkblad op voor de
volgende week en men bespreekt de gevallen
Absolute geheimhouding is verplichtend. De
Pastoor mag zijn Legionnalren allerhande werk
laten doen, alleen een ding niet: geld Inzame
len. De Legionnair mag geen geld ophalen noch
geld brengen; hij brengt ’t Geloof, anders
niets. Ontmoet hij hulpbehoevenden dan ver
wittigt hjj St. Vincentlus of steuncomité’s, hij
zelf geeft niet. Een zeer wijze maatregel.
Onderwijl is de Geheime-zak-collecte gedaan
d.w.z. ’n zakje circuleert ongemerkt en leder
Legionnair geeft wat hfj kan missen, ten behoe
ve van de kosten van t eigen Praesidlum. Wat
men geeft, moet geheim blijven; wie niet heeft,
geeft niets; bemiddelden en onvermegenden
zijn precies gelijk. De vergadering eindigt met
t mooie slotgebed en den priesterlijken zegen.
De eindresultaten van de verslagen, een reeks
cijfers, worden opgestuurd aan ’t hiërarchisch
Mr. J
1879 te
te ’«-Gr
♦ereltelt
examen
daatsex
aan de
aan de i
Van 1M
(evestig
Ugde h
Sedert 1
Duitsche vlo*
altijd over-
ook
onontbe®'
moderne wereld, die ha^r ongeluk brengen. Ons
werk moet daarin vooral bestaan, dat wij de
christelijke idealen redden. Zoo hebben wi) als
katholieke moeders vooral sterk te waken tegen
het bioscoopgevaar. De bioscoop is een der
voornaamste factoren in de opvoeding onzer
kinderen, ten goede of ten kwade. En dan die
andere voorname kwestie: de grootte van hel
gezin. In Engeland vindt men mij een zeer bij
zondere vrouw, omdat ik twaalf kinderen ter
wereld bracht. En ik ben er zeker van, dat er
zeer velen zijn die mij zelfs als een wangedrocht
beschouwen, omdat ik mijn plicht heb gedaan
tegenover God en mijn man. Qok zeide men tot
mij, dat het goed en wel is een groote familie
te hebben, als je er de middelen maar voor
hebt, doch zij die mij dit onder den neus wreven
zouden waarschijnlijk zeer verrast zijn -zoo zij
wisten over wat voor kleine middelen ik be
schikte om mijne kinderen groot te brengen.”
Mevr. Lyons roerde daarmede een zeer ge
voelig punt aan. dat zij met ware christelijke
fierheid behandelde. Het is Immers inderdaad
zoo, dat bU vele moderne vrouwen de moraal
zóó ver is gezonken, dat zij niet alleen uit ge
makzucht en egoïsme het kinderaantal beperken
er den echtgenoot daartoe bepraten of dwingen
(hoeveel .eed daaruit ontstaat is niet uit te
drukken!) maar dat zij bovendien nog smalend
afgeven op hare seksegenooten, die tegen de
natuur niet zondigen, simpelweg haar plicht
doen en de van God gegeven spruiten aanvaar
den. omdat zij weten, dat es geen musch van
het dak valt zonder dat de Heer er van weet
vrouwen dus, die niet bezorgd blijken „om
een mondje meer.”
Ook over de veel besproken eugenetlek de
rasverbetering, voerde mevr. Lyons het woord
..Denken de menschen heusch, dat alle kin
deren voor honderd procent physlek perfect
moeten zijn om nuttige leden der maatschappij
huis voor stakkerds) van Londen waren alle
i lakens in gebruik en er moest 'n bed in ge-
reedheid worden gebracht voor ’n nieuwen gast.
St. Joannes Bosco is er de heilige voor-van-
alles; hem beveelt men de aangelegenheid aan.
Twee uur later wordt een pak aan de deur af
gegeven. Inhoud twee dozijn lakens, zonder
eenige aahduiding van zender. En de Legion
nair die ons dit verhaalt voegt er bij: dag in
dag Uit. op elke vergadering verneemt ge zulke
feiten.
De Legionnair is de gewone, doorsnee-burger.
die gij in tram of bus, achter de bridgetafel
of op ’t voetbalveld, op ki kantoor of in de
timmerwerf ontmoet; iemand die zijn 'geluk
zoekt in den dienst van .God. Zijn leven zal
zich niet zoo schikken als hij zich dat ge
pland had; het zal hem echter meer voldoe
ning schenken. Neem 'n professor in z’n bi
bliotheek. den schilder voor 't doek, een moe
der met haar kind. Stel hun iets anders voor
dan wat hen gelukkig maakt; ongeloovig zul
len ze u aankijken en u als Indringer beschou
wen. Toch is hun geluk niet te vergelijken met
dat van een heilige: je kan niet verder dan
tot de oplossing van ’t probleem, de schilderij
raakt klaar, 't kind groeit op en gaat z’n gang
der wereld in. De Legionnair staat voortdurend
in voelbaar contact met de eeuwigheid. Tot
heiligheid zijn ook de leeken in de wereld ge
roepen. Wat den mjnsch belet zijn volle kracht
in dienst van God te stellen is 't egoïsme; de
mensch staat zichzelf in den weg. Daarom is
't Legioen er op bedacht, de zelfzucht in al
haar phasen grondig uit te roeien. Zonder
hoog idealisme en aanhoudende zelfverlooche
ning houdt niemand ’t apostolaatsleven lang
uit. want volharding daarin is op zichzelf al
heldhaftig. Daarom is er geen plaats in ’t Le
gioen voqy de egocentrische vraag: Mis ik
eenig goed? ontbreekt mij eenige pret? waar
deert men mij?, zal die gebeurtenis die op m|j
afkomt me onrust en last veroorzaken?
Natuurlijk begint men niet dadelijk met het
allerzwaarste werk. Wanneer ’t Legioen In *n
nieuwe parochie z’n werkzaamheden aanvangt,
bepaalt 't zich vooreerst tot eenvoudig, licht
werk, b.v. huisbezoek om te weten iwe ka
tholiek is en wie niet, wie bijzondere zorg be
hoeft, welke kinderen de Zondagsmis verzui
men. Naarmate de Legionnalren ondervinding
opdoen en hun speciale bekwaamheden open
baren, komen moeilijker vraagstukken aan de
beurt, ook de allermoeilijkste. Een van de prin
ciepen van ’t Legioen is, geen werk te taxee-
ren met „ondankbaar” of „veelbelovend’ of
„hopeloos.’ Een christen mag nooit wanhopen
aan 't zielenheil van zijn naaste; in 't Legioen
zou dit een fataal standpunt zijn, 't Handboek
verhaalt van zulk „hopeloos geval.” ’t Is den
stichter overkomen. Toen iemand aandrong om
te weten of hjj ooit een hopeloos geval had
ontmoet, noemde hij een bepaalde persoon die
hij dacht in aanmerking te komen voor ’t pre
dikaat „hopeloos.” 't Was een rosbeier van een
wijf; meer dan tien jaar besteedde 't Legioen
al zjjn zorg om ze van den drank af te krij
gen. Telkens als ze de. stad introk, kwam ze
dronken en schreeuwend terug in 't midden
van den nacht, gooide de ruiten in en gedroeg
zich slecht Vier Legionnalren waren noodig om
ze in bedwang te houden, zoo sterk was ze. Als
ze haar al van ver hoorden aankomen, ver
bleekten ze. maar toch gingen ze. Op zekeren
dag, by 't zien van 'n H. Hartbeeld, bekeerde
ze zich plotseling en voorgoed.
Wanneer 't Handboek spreekt over zorg voor
de ellendigsten en diepstgezonkenen, zegt t:
„Men mag ’t Legioen niet als tot volle ont
plooiing van zijn activiteit gekomen achten,
zoolang ’t niet in persoonlijk contact staat met
eiken afzonderlijken boef van de plaats.”
De Legionnalren, strijders van het Maria-
legioen, zijn idealisten. Zij willen heel de we
reld veroveren voor Christus door Maria. Niets
minder dan dak Meer nog: ze vinden, dat ze
1 kunnen. Ze willen „groote dingen ondernemen
voor God” en ze bidden voor een Geloof dat
„onwrikbaar is als een rots”.
Tegelijkertijd zjjn ’t de 'nuchterste werkeüjk-
heidsmenschen. Luister naar 't Handboek: „De
„gemeenerik de kwaadwillige, de haatdragende-
„van-nature, de uitgeschopten en dle-van-de-
„zwarte-lijst van andere vereenigingen en na-
„ties, de uitgewezenen uit de steden, met die
„allen zal men vastberaden volharden, in spijt
„van afsnauwingen, uitersten ondank en schijn- i
j var
dr.
Het is zeer eigenaardig, dat het Legioen zich
niet specialiseert op bepaald soort werk; het
legt zich allereerst toe op volle ontplooiing van
het geloofsleven. De bezieling van dat geloofs
leven past het dan toe op allerhande soort
werk. Al is ’t verrichten van actief werk on
ontbeerlijk om Legionnair te zijn, het werk is
niet het voornaamste maar de geest waarin
het geschiedt. Die geest is uitgesproken ma
riaal.
Te zeggen dat de Legionnair met en voor
Maria werkt, is een veel te bleeke omschrij
ving van de daad van den Legionnair Iemand
schreef: „Het Legioen hangt niet af van de
heiligheid der leden, maar van hun getrouw
heid in ’t handelen in den geest van Maria.”
Zoodat het in zekeren zin Maria zelf is die
handelt door den Legionnair, die de zonde be
strijdt, die de bekeering bewerkt. Dit is een
zeer typisch aspekt van ’t Legioen. En de be
nedictijn Dom Argius reageert op deze voor
stelling met de bekrachtiging: „I like the point
that it is Mary who fights." Abbé Lallement
noemt Maria „la Vlerge Guerrière”. Montfort
„la Générale des armées de Dieu.” Dit denk
beeld heeft ’t Legioen sterk geïnspireerd; zoo
dat het Maria is die in den Legionnair over
wint, bekeert, doet volharden. Deze voorstel
ling vergt van den Legionnair, dat hij diep door
dringt in den geest van Maria en zich haar
deugden, haar geloof, haar nederigheid, haar
naastenliefde en zelfverloochening eigen
maakt. Dit lijkt wel 't geheim van ongekend
succes in ’t apostolaat, verre van te zweemen
naar quietisme. Mij is geen organisatie be
kend die ook maar in de verste verte kan wed
ijveren met de werkelijk verbluffende, onge
loofelijke resultaten die ’t Legioen lederen dag
in alle werelddeelen kan boeken; een bewijs,
dat 7 Legioen over meer genaden van bekee
ring beschikt dan andere soortgelijke vereeni
gingen. Maria zal echter haar medewerking
dan slechts verleenen. wanneer de Legionnair
de volle maat van zjjn kunnen heeft uitgeput;
Maria doet alleen wat de Legionnair niet kan
Das Wunder 1st des Glaubens liebstes Kind,
heeft Goethe terecht gezegd. Het bevreemdt
dan ook niet dat in 1 Legioen de .gebedsver-
booringen. de hemelsche gunsten, kleine won
dertjes zou ik ’t noemen, niet van de lucht
zijn; de Legionnalren noemen dat „gunsten van
den Hemel”, de vreugde der armen, en zijn er
volstrekt niet verbaasd over; verbaasd zouden
ze zijn indien de Hemel hun bede niet ver
hoorde integendeel. Zoo is zijn mentaliteit.
De indruk, dien ‘t Legioen op den nieuw
aangekomene maakt, is: „Dat ding leeft; dat
werkt.” Wel ja, natuurlijk. Werp u in een daad
van Geloof, en ge kunt verwachten dat de
Heer u tegemoet komt, precies als een jongen
die bevindt dat 't water hem draagt, wanneer
hij tracht te drijven. Natuurlijk. In de boven
natuur is 't net zoo.
De werkwijze van
Vondel's werk
snel duidelijk,
dat Vroomheid de kern zijns wezens vormt. Niets
is er wat zoozeer in den grooten zeventiende-
eeuwer treft dan deze godsdienstigheid, bijna
overtal door zijn oeuvre heenstralend. Steeds den
blik, op het eeuwige richtend, heeft hij nimmer
afgelaten van zijn verlangen daarnaar te ge
tuigen; een groot deel van zijn leven worstelend
cm bange zekerheid, kon hij na haar gevon
den te hebben niet ophouden, ook anderen
aan deze zijne vreugde deelachtig te doen wor
den. Vanaf zijn jeugd tot in den ouderdom kan
men den dichter volgen, om te zien dat hij over
al zijn vroomheid beleefde en doorleefde. De
èroote motieven van zijn werk leiden ook hier,
maar niet zelden wijkt hij ervan af waar het
overwogene hem hooger voert, wijder perspec
tieven biedt of geheel in zich opneemt. Soms
aan zichzelf ontstegen, krjjgt zijn werk dan een
mystieken toon en bezitten zijn verzen groote
trefkracht als ontroerende schoonheid. Waar hjj
geheel en al aan zijn vroomheid uiting geeft is
VONDELBREVIER. Samenge
steld door B. H. Molkenboer O.P.
N. V. Uitgeversmaatschappij
„Joost van den Vondel", Amster
dam 1939. (284 blz.).
..bare mislukking, 'n Aanmerkelijk percentage
„van hen geeft levenslang werk”. Daar hoort
men den man der ondervinding aan ’t woord
den man die week in week uit patrouilleerde
vóór 'H protestantsche kerk van Dublin om de
afgevallen katholieken terug te winnen voor
de Moederkerk, en inderdaad in 1937 ’t- getai
der apostatën van 1500 had teruggebracht op
35. Bespot was hü daarvoor en als krankzin
nige uitgelachen, ook door voorzichtige geloofs-
genooten.
Eveneens zal 't een geheim blijven hoeveel
arbeid werd verricht voor de bekeering van
achthonderd publieke vrouwen te Dublin, maar
we hooren de barre ^werkelijkheid nagalmen in
't Handboek: „Zure gezichten, kwetsende woor-
..den, afwijzing, bespotting en vijandige crl-
„tiek, lichamelijke en geestelijke afmatting, de
..kwelling van mislukking en van lagen ondank,
.bittere kou en striemende regen, vuilnis en
.ongedierte en onwelriekendheid. donkere gan-
„gen en smerige omgeving, het derven van ge-
„noegens. benauwing, die de gevoelige ziel aan-
grijpt by 7 zien van goddeloosheid en verdor-
„venheiddit alles biedt weinig gelegenheid
„om te schitteren. Verdraagt men ’t echter
„zachtmoedig, ja rekent men ’t zelfs tot vreug-
„de en volhardt men er in tot 't einde, dan be-
nadert men per slot van rekening ’t hoogste
blijk van liefde dat een mensch geven kan
z’n leven voor zjjn vriend”.
Over die hooger genoemde „donkere gangen”
zou nog 'n romantisch feitje te vertellen zijn
waar de Dublinsche politie er bekaaid aikwam.
De meest fantastische roman legt 't af tegen
over de levensgevaarlijke verhalen v. Legionnai-
ren die op zielenjacht uittrokken in de 'donkere
sloppen en afdaalden in ontoegankelijke ach
terbuurten van grootsteden als Londen en
New York,.
Wel krijgt de toeschouwer de illusie zich on
der de eerste christenen te bevinden, wanneei
hij ziet wat Legionnalren voor de armsten der
armen van Christus over hebben. Nog ’n feitje,
'n Jong priester bezichtigde verscheiden afdee-
lingen van 't Hoofdkwartier, 't tehuis voor
verlaten babies, voor ontslagenen uit de ge
vangenis, voor bekeerde streetgirls. De stich
ter leidde hem rond maar werd aan de telefoon
geroepen. Hjj wenkt een Legionnaire die de gang
aan 't schrobben was: „Zuster Edith, wil u
dezen Priester naar afdeeling nummer zooveel
brengen?” En achter de hand fluisterde nij,
terwijl de Legionnaire de dweil en schrobber
in 'n hoek zette: „Dal is de dochter van onzen
minister”. Een ministersdochter ter Liefde van
Christus aan ’t sëhrobben voor streetgirls!
te worden? Zij vergeten, dat eenige der aller
grootste mannen en vrouwen, die ooit ge
leefd hebben, lichamelijk in zulk een mate be
lemmerd waren als wij ons nauwelijks kunnen
voorstellen. Het geheele menschelijk geslacht
doet heden ten dage niets anders dan jacht
maken op aardsch geluk. En als men dan ziet,
wat men onder da^ geluk verstaat, slaat men
van verbazing de handen ineen. Het „geluk”,
dat men najaagt, megst in zinnelijkheid, leidt tot
wanhoop en levensleegte. Wij, katholieke moe
ders. moeten ons daartegen verzetten. Wij moe
ten om ons heen verspreiden een waar geestelijk
geluk. Wjj hebben, door ons heilig geloof, liefde
en geluk te over in onze harten om het te ver
spreiden waar wij gaan.
En haar stem verheffende riep deze voor
beeldige vrouw uit: „Ik ben 'n katholieke moe
der van twaalf kinderen, met een diep geloof in
God. Ik roep u op. om te vechten tegen alles
wat het geloof tracht te ondermijnen. Gelooft
mij, het is niet de groote familie, noch de slop
of de achterbuurt en ook niet de werkloosheid,
die de eigenlijke oorzaken zijn van het ongeluk
der wereld, maar wel alles wat het goede be
staan der christelijke familie ondermijnt. Wij
moeten vechten tegen allen die het christelijk
geloof tegenwerken. Op het oogenblik dat nie
mand goed weet hoe werkloosheid kan worden
opgeheven, zou men er tenminste goed aan doen
’t schoone bestaan der familie niet te verwoes
ten. fteciale misstanden moeten wij bestrijden,
doch tevens daardoor de familie nieuwe kracht
bijbrengen en op deze wijze het schoone werk
van God In volle mate ootmoedig dienen.”
De vergadering, welke door Z. H. Exc. Mgr.
Henshaw. Bisschop van Salford en den beken
den Pater Martindale S.J. werd bijgewoond,
bracht aan het einde der rede een werkelijk
spontane en schier eindelooze hartelijke ovatie
aan deze kloeke, eenvoudige en „gelukkige” ka
tholieke vrouw uit het verre Australië. Deze
mevrouw Lyons, eens bescheiden onderwijzeres,
toen echtgenoote van den hoogsten dignitaris
van Australië, had dan ook een openbaar ge
tuigenis gegeven, dat even prachtig als sterkend
was, want de heele Inhoud der rede was kort
samen te vatten In de eenvoudige woorden: wil
de hedendaagsche vrouw haar geluk en haar
zlelerust hervinden, dan heeft zij alleen maar
simpelweg terug te keeren tot het vervullen der
plichten van haar staat. Wat zij in het huwe
lijksleven moet prijsgeven van de frlschheid en
schoonheid barer jongemeisjes-jaren (en dat
behoeft nog niet het geval te zijn! Zeide de
Bisschop van Clifton, Mgr. Lee, niet over mrs.
Enid Lyons: „U ziet, hoe jong en flink haar
voorkomen nog is, niettegenstaande zij twaalf
kinderen ter wereld heeft gebracht") dat zal
zij herwinnen In de ontluiking harer kinderen.
En de man zal haar des te meer liefhebben
om haar opofferingen.”
Eea mooi woord van mrs. Lyons tot slot, dat
haar heele wezen karakteriseert: „Er is geen
lente, die eeuwig duren kan. Maar dat aan
vaardt alleen de vrouw, die de dingen wegt te
zien sub specie aeternitatls.”
hij subliem en bijzonder, sereen en zacht. Een
onmiskenbare inwendige blijdschap trilt er dan
in zijn heldere en melodieuze gedichten, waar
in hij zelden of nooit aarzelend, integendeel
meestal vast en beheerscht, zijn wezen uitzingt.
Op dit terrein schiep Vondel ’t teerste van zijn
oeuvre. Symboliek bracht hij erin naast realiteit,
terwijl een weldadig aandoende /érrukking in de
beste dezer voortbrengselen afen te wijzen is.
Geen wonder dan ook. dat juist in dit werk,' het
schoonste van Vondels vele poëzie aan te wij
zen is, geen wonder ook dat een der beste ken
ners van den dichter zich genoopt voelde tot
het samenstellen van een Vondelbrevier. waarin
hij meerdere vroomheidsuitingen van den dich
ter “tot een jaarkrans heeft samengevlochten.
In zjjn beknopte maar duidelijke inleiding be
toog dr. B. H. Molkenboer OP.. dat Vondels
vroomheid voor ’n belangrijk deel spreekt uit dé
wijze waarop hij het Kerkdijk Jaar heeft mee
gevierd. Liet hij geen systematischen ring van
i Kerkelijk Jaar na en bleef zijn aandacht voor
de feesten van den Roomschen kalender inciden
teel. toch heeft hij in den loop der jaren een
calendarium volgezongen, dat. wat de tüdfees-
ten betreft, ongeveer volledig is en voor de hei
ligen op een zeventig commemoraties neerkomt.
Het dacht Molkenboer nuttig, dit tot een jaar
krans bijeen te brengen, omdat zoowel de litur
gische belangstelling van onze tegenwoordige
landgenooten als hun groeiende vereering voor
Vondel ermee gebaat kunnen zijn. Geloofs-
schoonheid en dichtervroomheid vallen hier sa
men; ze doordringen en bestralen elkaar in e'en
zeldzame harmonie, terwijl ’t geheel bovendien
den rijken eenvoud van de barok draagt, die
breed en gewaagd van gebaar maar kinderlijk
van hart is. Vondel Is met name hier kerkelijk
kunstenaar met de taal, en zoo ergens dan kan
hij hier ook met het volste recht met de groot
ste zeventiende-eeuwsche contra-reformatorische
schilders vergeleken worden. Het is deze con
tra-reformatorische basis die ons ideologisch en
cultureel nog voldoende met Vondel verbindt,
om ons aan hem te stichten, wanneer hij be
spiegelt, bidt en lofzingt. Zijn vroomheid is
daarbij mannelijk, van den eenen kant steu
nend op een geharnasten leeraar als de H. Bel-
larminus, van den anderen kant sterk verwant
lijkend aan den teederen Franciscus van Sales.
Molkenboer heeft zijn bundel nu, naar ’t voor
beeld van het Romeinsch Missaal, in drieën
verdeeld. Het eerste stuk geeft de feesten van
het tijdeigendie ongeveer volledig door Von
del zijn bezongen; het tweede gedeelte houdt
de veel onvollediger meer sporadischer
heiligenherdenkingen in; terwijl de derde,
deeling gebeden voor verschillende intenties be
vat, waarbij op te merken valt, dat zij den
aard van Vondels vroomheid nog helderder
openbaren dan de twee andere rubrieken, zoo
men deze gedichten minder als gedichten wil
overlezen dan als gebeden kan meebidden. Voor
de spelling sloot hij zich aan bij de tegenwoor
dig gangbare vereenvoudigde en de toelichtingen
heeft hij tot het allemoodigste beperkt.
Den met zorg samengestelden bundel doorbla
derend. kan men prof. dr. B H. Molkenboer OP.
er slechts dankbaar voor zijn, dat hij tot deze
keuze overging. ’s Dichters grootheid blijfat er
andermaal uit en zijn vroomheid voltooit er zich
werkelijk in schoonheid. Zie zijn Levenswijding,
een fragment uit Hymnus over de Scheepvaart
en herken in deze zes regels den grooten poëet,
die vanaf het Pascha tot zijn laatste werk toe
slechts tot Gods meerdere eer zingen wilde.
Gedurende o mijn God! dat ik in 's werelds krijt
Naar uwen heiligen wil mijn broze leven slijt.
Vergunt mij dat ik mag, o Vader alder dingen!
Den uitgebreiden lof van uwe daden zinge.
Tot mijner zielen heil, m|jn enig ogenmerk.
Tot d’ere dijnes Naams en bouwing dijner Kerk.
Voor wie deze regels in een zoodanig vers
kon voegen, moet inderdaad de vroomheid veel
beteekend hebben. Hoe Vondel in den band ge
houden werd door het menschgeworden Woord
is algemeen bekend; hoe hij de passie mee
leefde trok ook veler belangstelling. Hij die zoo
laat in de Moederkerk rust vond, moest De
Christdoop verheerlijken en Het Mysterie der
Drievuldigheid eeren. Hemelvaart en Sacra
mentsdag vonden in hem hun dichter, aan het
Heilig Hart ging hij niet voorbij. Geen maand
of hij verheerlijkte er zijn heiligen in. Held Ig
natius staat er naast heldin Agnes, de H. Mi
chael treedt er naast den H. Rafaël. Het feest
der Kerkwijding is zoowel door hem bezongen
als het H. Sacrament van Mirakel en waar men
hier regels op Maria Lichtmis aantreft, wekt het
weinig verbazing ook een gedeelte op Maria
Boodschap te vinden. Vooral voor de Moeder
Gods had Vondel groote vereering en dat hij
daarbij tot voorname hoogten steeg, kan blijken
uit het feit, dat volgens Molkenboer's meening
zijn Opdracht van de Maagdenbrieven bijv, voor
St. Bernardus’ slotgebed van de Divina Comme
dia niet onder doet. Begrijpelijk is het ook dat
de samensteller overgaat tot een vergelijking
met Guido Gezelle; immers als voor den ne-
gentiende-eeuwer waren voor Vondel de boeken
van den Katholieken eeredienst een onuitspre
kelijke bron van bespiegelende godsvrucht. Dit
Vondelbrevier getuigt daarvan op alle bladzij
den en doet inderdaad den dichter zien als den-
gene die de huisgenooten van zijn geloof weer
heeft leeren bidden en overwegen.
Het brevier als getij- en gebedenboek dage
lijks ter hand te nemen en aldus een gezel
voor het heele leven, heeft, wil het werkelijk
aan zijn doel beantwoorden, tot inkeer en over
weging te prikkelen. Molkenboer’s Vondelbre
vier voldoet aan deze vereischten. waar het bijna
voor lederen dag des jaars vroomheid in schoon
heid biedt. Het tijdelijke met het eeuwige ver
bindend, heeft Vondel, die naar Verwey's woord
geboren was met het talent in vers te.scljjüven.
juist in dit deel van zijn werk het persoonlijkste
geboden. De zorgvuldige kunstenaar, die met
name hier meer lyricus dan dramaticus bleek,
bevond zich in dezen op een terrein waar hij
naar hartelust met de zware barok pralen kon.
Grooten eenvoud parend aan genialiteit, gaf hij
zich hier voluit als groot en ongemeen begaafd
zanger. Ook dit Vondelbrevier legt weer getui
genis af van zijn grootheid in verschijnen, bij
zonderheid in uiten en eigenheid van persoon
en arbeid. Het moge door zjjn uitgeefster in
passend gewaad gestoken vele lezers vinden
katholieke minister-president
Australië. Mr. Joseph Aloysius Lyons,
zooais men weet, in April overleden,
hebben toen den overleden staatsman in dit
blad de hulde gebracht, die van katholieke
zfjde vooral hem zoo ruimschoots toekomt. Veel
heeft hjj in zijn leven tot stand gebracht Dik
wijls heeft hij verklaard, dat hem dit kwalijk
mogelijk zou zijn geweest, als hij niet in zijn
werkzaam en moeilijk leven de hulp en onder
steuning had ondervonden van zijn vrouw Enld.
Dit was in Mr. Lyons’ mond geen phrase, maar
zuivere waarheid. Hij had zijn vrouw, evenals
hij voorbeeldig katholiek, leeren kennen, toen
hü nog onderwijzer was aan een lagere school
in Tasmania, waaraan ook z|j verbonden was
als onderwijzeres. Hun huwelijk werd gezegend
met opzet zeggen wjj „gezegend”, omdat de
Lyons hun groot kinderaantal werkelijk als een
zegen des Hemels beschouwden met niet
minder dan twaalf kinderen, waarvan er nog
elf in leven zijn. Lij het zilveren regeenngs
jubileum van Konlng George van Engeland in
1935 reisde het echtpaar naar Londen, om
Australië te vertegenwoordigen. Mr. en Mrs
Lyons traden toen zeer op den voorgrond Mr
Lyons als eerste minister van het Australische
dominion natuurlijk op de eerste p aats. Maar
ook zijn vrouw kwam in het middelpunt dei
belangstel ing te staan. Dit geschiedde .ooma-
melijk. omdat zjj de gelegenheid waarnam om
in Manchester een bijeenkomst van meer dau
vier duizend katholieke moeders bjj te wonen
Deze door den Bond van Katholieke Moeders
georganiseerde vergadering zond voor alles een
warmen gelukwensch aan Koningin Mary, de
echtgenoote van het jubileerende staatshoofd
Daarin kwamen de woorden voor; „Uwe Majes
teit vergunne ons, Katholieke moeders, U on-'
derdanig te danken voor het schoone voorbee d
dat U tot op heden aan de moeders der Engel
sche natie hebt gegeven." Het telegram was me-
degeredigeerd door de echtgenoote van den
Australlschen prime minister en de zinsnede
over de moeders trok daarom vooral de aan
dacht, want uit die zinsnede bleek, hoe hoog
de vorstin om haar moederdeugden geacht werd
Na het verzenden van het telegram hield
mrs. Lyons toen een rede, die in de gehee’e
Engelsche pers ruimen weerklank vond.
„Wij. Katholieke moeders zeide zij die
nen tot het uiterste te bestrijden de kwalen der
hooger lichaam, de Curia; deze geeft ze door
aan haar eigen superieuren, den Senatus, die
’t overzichteljjk geheel iédere maand ter cen-
tróle inzendt naar ’t Hoofdkwartier, ’t Conci
lium Legionls, te Dublin, ’t Werkjaar Juni 1937-
'38 van de Curia van de stad Boston die 24
Praesidla. dus 240300 Legionnalren telt, ziet er
uit als volgt:
Teruggebracht tot de H. H. Sacramenten
Teruggebracht tot den Paaschplicht
Huwelijken in orde gebracht
Kinderen gedoopt
Kinderen overgehaald tot de Zondagsschool
Bekeerd tot de Moederkerk: volwassenen
Bekeerd tot de Moederkerk: minderjarigen
‘t Eenige wat ik in Nederlandsche bladen ot
tijdschriften over t Maria-Legioen gelezen neb
is een kort bericht in Romen’s Aankondiger 12
December 1938 „Apostolaat der Katholieke
Pers in Engeland. Londen (K.W.P.) 5 Dec. "38
„De Catholic Times bericht, dat de leden van
..het Mariale Legioen van Liverpool in de laat-
„ste 12 maanden in Liverpool en omgeving des
„Zondags op de kerkpleinen meer dan 40 OOo
katholieke nieuwsbladen hebben verkocht”.
Zulke cijfers getuigen toch van een enorme
vitaliteit in de organisatie.
Wie aan Leekenapostolaat doet, kan niet an
ders dan zich verheugen over de resultaten var.
de Leekenapostelen in andere landen. Alles is
niet even somber in deze donkere dagen.
De Kerk is levend en strijdend, en zal de
eindoverwinning behalen. Maria overwint!
Schimmert L. W. M. FRIJNS, S.M.M.
Het is zeker geen toeval. dat het juist
Engelschman, G. K. Chesterton, was. die
reeks korte verhalen schreef, onder den v-
melnaam „The club of Queer trades”, in g
land heeft het clubwezen zulke afmetingen
in Engeland, maar bovendien komen waarschijn?
lijk in geen land zooveel „queer trades”, zoo?
veel „vreemdsoortige beroepen” voor als in En-
geland.
Wellicht is dit het gevolg hiervan, gelijk «-j
Fransch waarnemer met groote scherpzinnig,
heid opgemerkt heeft, dat de Engelsche
antl-professioneel, en slechts verwant aan het
amateurisme is, hetgeen verband houdt met den
vrijheidszin van het Engelsche volk, dat zied
zelfs in de uitoefening zijner beroepen liever laat
leiden door een ongebonden amateurisme dan
door de strenge beroepsregelen. Aldus kunnen
ongetwijfeld vreemdsoortige beroepen ontstaan-
of in ieder geval kunnen normale beroepen tn
den loop van den tijd vreemdsoortig worden
Een andere oorzaak moet gezocht worden in
der. Engelschen zin voor traditie, waardoor veel
dat tot vroeger eeuwen behoort als glorierijk
anachronisme bewaard blijft, en op zijn beurt
het aanzien geeft aatn beroepen, die in het ka
der van onzen tijd ongetwijfeld vreemd aan
doen.
Men kan G. K. Chesterton geen gebrek aan
levendige fantasie verwijten; toch zou hw
waarschijnlijk de eerste geweest zjjn om te e-
kennen dat de zonderlingste beroepen, in zjjn
„club” vereenlgd, nog heel normaal en alle-
daagsch lijken naast eenige van de vakken, die
in werkelijkheid nog beoefend worden.
Zoo is aan de Londensche Temple nog
een „brooddrager” verbonden.
De Temple is. zooais lederen bezoeker van
Londen bekend zal zjjn, een der vier Londen
sche „Inns of Court” of „Praktizijnsgllden”. Zjj
bestaat uit een enorm gebouwencomplex, een
soort juridisch Kremlin, met binnenpleinen, ka
pellen, eetzalen, waarvan veleSeuwen en eeuw®
oud zijn. In de gebouwen zjjn de kantoren van
advocaten, deurwaarders en andere personen die
iets met „het recht” hebben uit te staan ge-
vestigd. Eenige poorten geven toegang tot de
Temple, die, ofschoon voor een leder toegan
kelijk, particulier gebied is. zoodat ’s avonds da
poorten gesloten en door portiers bewaakt wor
den, die dan slechts toegang verleenen aan die
leden van het gilde, die „chambers” bewonen in
de Temple, iets waartoe uitsluitend vrijgezellen
het recht hebben. De portiers, die hooge hoeden
dragen, hebben ook andere functies; zoo moeten
zij in die periodes, waarin de leden geacht wor
den hun gemeenschappelijk maaltijden te nut
tigen in de gothische eetzalen, welke er uitzien
als kapellen, een half uur vóór den aan vang van
het middagmaal door middel van hoorngewbvi
waarschuwen. Eén dier portiers voert den titel
van „paynier” of brooddrager. ofschoon het niet
bekend is dat hij ooit een brood draagt, be
halve als zijn vrouw hem er op uit stuurt. Waar
in vroeger eeuwen was het de taak van dezen
functionaris eiken dag met een mand (Fransch:
panier) van de Temple naar de naburige city
van Westminster te wandelen om brood te ha
len voor de leden van het gilde.
Deze belangrijke werkzaamheden zijn sinds
lang overbodig geworden, maar een zoo eerbied
waardige instelling als de Temple schaft geen
eerbiedwaardige bedieningen af, en brood of
géén brood, een „paynier” of brooddrager zal
ten eeuwigen dage het budget der ^emple blij
ven bezwaren. Natuurlijk laat zijn functie, be
staande uit het niet-halen van brood, den be
ambte nog eenigen vrijen tijd over, en dezen
besteedt hij aan het verrichten van portien-
en andere nuttige diensten, die even overbodig
zijn, en aan het dragen van een hoogen hoed.
De vreemdsoortlgste functies treft men aan fn
de hoogere kringen, ofschoon men niet steeds
zeggen kan, dat zjj ook werkelijk steeds „be
roepen” zijn. Een lid van het kabinet is Lord
Privy Seal, zonder dat hij iets met een konink
lijk of ander „zegel” heeft uit te staan, of er
eenig begrip van heeft wat hjj zou moeten doen
wanneer hij zijn functie moest uitoefenen. Dit
brengt hem 5000 p. st. per jaar op, maar even
als van den „paynier" (die echter minder ver
dient) wordt van hem verondersteld, dat hij
zijn vrijen tijd ten algemeenen nutte aanwendt.
De tegenwoordige Lord Privy Seal (die volstrekt
geen Lord behoeft te zijn) is minister voor bin-
nenlandsche verdediging; Anthony Eden wai,
voor hjj Foreign Secretary werd. Lord Privy
Seal, en maakte zich verdienstelijk als een soort
diplomatiek handelsreizlger.
De ..Master of the King’s Musick” (het laat
ste woord moet ouderwetsch met „ck” geschre
ven worden) is een musicus, die nog nooit een
blik geslagen heeft op de muzikale - bibliotheek
des konings, en die bovendien bij koninklijke
feesten en andere nationale gelegenheden niet
verplicht is een feestlied te componeeren Welke
beroepsplichten nog meer op Jje~i drukken, weet
niemand; hijzelf waarschijnlijk ook niet.
Er zijn tientallen zonderlinge beroepen, nede
rige zoowel als verhevene, maar alle hierin met
elkaar overeenkomend, dat niets onder hun af
schaffing lijden zou, behalve de traditie. Bi
deze is, alles wel beschouwd, zulk een steunpi
laar van Groot-Brittannië's macht en glorie, dat I
afschaffing gelijk zou staan met een poging tot j
nationalen zelfmoord.
Het zonderlingste aller zonderlinge beroepen I
bekleedt de 80-jarige Mr. Chummy Barden, van I
Winchelsea.
Hij is „Looker-out” of „uitkijker”. I
Winchelsea is een der doode steden van Sus- I
sex. Evenals het naburige Rye lag het in de I
middeleeuwen aan zee, en het was een zeer be- I
langrijke havenplaats. Tengevolge van aanslib- I
bing evenwel kwam het steeds verder van de I
kust af te liggen, en het is thans een „vilk I
morte” geworden. I
Vijfhonderd jaren geleden, toen Engeland en I
Frankrijk elkaar voortdurend beoorloogden, I
werd besloten dat te Winchelsea een burger be- I
last zou worden met „uitkijken naar de Fransche I
vloot". Zijn volledige titel luidde: ..Looker-out I
for the french Fleet”. De benoeming of ver- I
kiezing geschiedt jaarlijks door den gemeente-
raad, maar heeft de „Looker-out” zijn moeilijke I
functie naar behooren waargenomen, dan kan hij I
ervan verzekerd zijn elk jaar herkozen te worden. I
Deze dagen werd Mr. Barden dan ook op- I
nieuw benoemd. Sinds meer Jan vijftig jaren I
schrijdt hü, het hoofd gedekt met een hoogen I
hoed en een küker onder den arm, tweemaal P® I
dag naar de kust en spiedt daar den horizon I
naar de Fransche vloot. Zelfs gedurende den I
oorlog van 1914'18 nam hü dezen vitalen post
gewetensvol waar. Heeft hü lang genoeg door «0» I
küker over de zee getuurd, dan keert hü naar
het stadje terug om op het stadhuis rapport u» g
te brengen., I
Onlangs voer toevallig een Duitsche vloot I
door het Kanaal, maar deze behoort niet tot w
competentie van Mr. Barden, die als ••Loolte!" I
out for the French Fleet” uitsluitend v0°*.? I
Fransche vloot aangesteld is. Mocht het n0^*
blüken ook een uitküker naar de L
te benoemen, dan kan hiertoe nog
gegaan worden; over 500 Jaar zal dan
beroep genoeg „traditie’' hebben om
lük te worden.
Het doel van het Marialegioen wordt in het
Handboek als volgt omschreven: „Het Maria
legioen stelt zich ten doel: de heiliging van
«ün leden door gebed en actieve deelname, on
der leiding van de Kerkelijke Overheid, aan
de taak van Maria en de kerk: verplettering
van den kop der slang en de' uitbreiding van
Christus Rijk. (Het) staat ten dienste van
den Bisschop van ’t diocees en van den Pastoor
der parochie voor lederen vorm van Maat
schappelijk Werk en Katholieke Actie, door
deze Overheden geschikt geoordeeld voor de
Legionnalren en nuUig voor t welzün van de
Kerk.” (Hbk. bl. 3).
't Legioen verschilt van
de organisaties zooais we die in ons land ken
nen. Hier gaan de werkvoorschriften uit van
jen diocesaan bureau of secretariaat, t Le
gioen daarentegen kent over de heele wereld
geen andere voorschriften dan een absoluut
eender kader. Dat kader heeft enkel betrek
king tot den geest waarin gewerkt moet wor
den en de methode, nooit het werk zelf. Het
Legioen neemt aan. dat de nooden en behoef
ten en omstandigheden niet alleen in elk land,
maar in elke parochie verschillen. Waar het
de strenge tucht voorschrüft aangaande de me
thode, laat t de grootste vrüheid over be
treffende het werk. De Pastoor (of Kapelaan)
wüst in overleg met den parochieelen voorzit
ter de werkzaamheden van zün parochieele Le-
gionnairen aan; sommige werken verbiedt, an
dere gebiedt hü. zooais hü nuttig oordeelt; de
Pastoor heeft zün groepje Legionnaireu voort
durend onder contróle Deze opvatting biedt
natuurlük ook voordeelen.
De stichter van 't Legioen vertelde mü:
.(Zeer merkwaardig is dat ’t Legioen overal
precies met denzelfden geest van vertrouwen
bezield is. precies hetzelfde bij de Chineezen
als bü de Zoeloes en te Londen. Ik zou büna
denken, dat ze dien geest van boven krügen;
want vele inboorlingen kunnen niet eens lezen,
en toch maken ze wondere bekeeringen."
Hier is zulk een feitje. In ’t „hostel" (te-
Zonder uitdrukkelüke goedkeuring van
Ordinarius bestaat nergens een afdeeling
’t Legioen; het Hoofdbestuur zou zulke afdee
ling eenvoudig niet erkennen, want gehoor
zaamheid aan en afhankelükheid van het Ker-
kelük Gezag is levensvoorwaarde en rüke
bron van zegeningen voor 't Legioen. Dit is
een van de vele sympathieke trekken. Onge-
twüfeld is het hieraan te danken, dat de aarts
bisschop van Australië. Mgr. ar. Mannix, in
1939 de verklaring aflegde: ..Nog nooit heb ik
de minste klacht over het Legioen gehad; kon
ik dat ook maar van al mijn andere vereeni
gingen zeggen."
Anderzüds duldt ’t Legioen echter evenmin,
dat men zün systeem pasklaar maakt, b.v. de
organisatie en de methode nabootst zonder den
naam van het Legioen. Zulke praktyk sluit
het Legioen uit die streek; het wil zichzelf
blüven.
Sommigen doet de straffe tucht van 't Le
gioen een, beetje huiveren. In ’t Legioen zelf
merkt men echter niets van knellende ban
den; de tucht wordt vrüwillig en met liefde
omhelsd; het lükt een lichte last. De leden
begrülien blijkbaar, dat scherp omlünde plich
ten een noodzaak zün voor leeken geen
kloosterlingen die een uur of vier per week
besteden aan apostolaatswerk. en ze steunen
op hun organisatie als op den raad van een
oude liefdevolle moeder. De Legionnalren zün
echte zonnekinderen; het zün allerminst auto
maten of gedrilde nummers van een sectie.
Onder zulke tucht komen persoonlüke aanleg
en spontaan Initiatief pas tot hun volle recht.