DAGBRIEVEN EENER MOEDER
I
Slimmie
Hoitika
De luchtroovers
van
I uto
UI
I
Een praatje op schoot
In den Dierentuin
Keesje, Miesje en
de worst
0
VRUDAG 26 MEI 1939
de V.P.D.
IS
T.t)
-I
Zijn
I
ft
i
L
i
i
Keesje wordt door zyn
droom genezen
Wjj maken zelf een copiëer-
apparaat
DE
ZILVEREN/
HAAR HANDEN STIJF VAN
RHEUMAT1SCHE PIJN
n
:h
>7
Lv
fcl'f
p
M kr»chl vit
I
I
I
XXI
naar de
K. D
sufferds.
ezelsveu-
'n beetje minder is ook goed.
(Ingezonden Mededeeltng)
kaiuarii
*5 3
had.
CEDA
M
f.
N
I
t
Terwijl zij van angst hun gezicht nog met de handen bedek
ten, verdween de bestuurder weer vlug achter de struiken en
l
•wr-Mawa
EEN MOEDER
staan.
5
XIV
Ik
tjjd
man.
I
1
door
A Hruschka
gaf Piet een «enk. Toen de mannen eindelijk voorzichtig durf
den op te kijken, zagen ze Piet, met kmebaard en puntanor
Vergeef me kikker, ik heb spijt
Kom paan wij samen lente vieren
Gaan wij juichen, gaan wij zwieren.
Wel kikkertje je bent brutaal
Maar toch ik sta ervan versteld
Hetgeen ie zoo pardoes vertelt.
Rond de bloemen op het land
Want zonneglans en heerlijkheid
Heeft Lente voor ons al bereid.
Wel vlindertje, stout vlindertje
Wat deert je mijn aanwezigheid
In de nabijheid van je deftigheid
'k Was vóór jou, zelfs voor de zon.
Al op het land en in de wei
Want vlindertje 't is nu toch Mei.
l.5«
L»
1.25
!.M
M.
Taarialaa
lend. .Jen je ziek? Moet je een beetje melk?"
„O nee”, jankte Keesje, ,Jk ben niet ziek,
maar ik heb zoo akelig gedroomd,*' waarna hij
Miesje zjjn heelen droom vertelde.
Doch het is voor hem een goede les geweest.
Hjj gedraagt zich nooit meer zoo laf en eiken
dag speelt hij met haar. HU wacht voortaan ook
zUn beurt netjes af, totdat Gerda hem zün
eten komt brengen.
uitsluitend
i erkende
hoot? Velen
jn reeds een
75
75
SO
35
15
20
35
35
Wat<J>k«er
die nog in de morgenedities moest verschUnen.
toen zich bü hem een man liet aandienen, die
beweerde door de politie naar den detectitve te
zjjn gestuurd.
Er woonden ergens in een klein dorp drie
varkentjes. De eerste heette Biggie, de. tweede
Dikkie en de derde Slimmie. Het was een drie
ling, dat kon je wel zien, want ze waren alle drie
even dik, even rond en even rose. Zooals alle
echte drielingen hielden ze dolveel van elkaar
en deden elkaar in alles na. Als Biggie plelzier
lachten ook Slimmie en Dikkie. en als
Dikkie gromde, bromden de twee anderen nog
harder. Op een ochtend echter, toen Slimmie
erg knorde, wilden de twee anderen eerst eens
weten, waarom hun broertje zoo knorrig was
„Slimmie, wat scheelt je?" vroeg Dikkie.
Een leelUk gebrom was het antwoord.
„Nou Slimmie. laat eens hooren, waarom je
zoo uit je „hum” bent, dan kunnen wü ook
meebrommen,” zei Biggie.
„Wat er Is? Nou, als je dan wilt weten, wat
er is. zal ik je maar zeggen, dat wU drie dom-
hoopte afvalstoffen, waaronder urinezuur
der gevaarljjkste is. Uw organisme ernstig
ontreinigen. De zes zouten in Kruschen
wUderen deze afva'stoffen volkomen langs de
natuurlijke kanalen door aansporende werking
mU
dat Ik moest stilhouden in de Hut-
vóór de Rudolfshöhe oo de
HU
op
breedvoerig mogeluk te vertellen
Ik ben in dienst bü de Weensche Taxl-
Ja. De vreemde heer zei: „Dr* Stemeck
Heb ik de eer Mr. Wendland vóór mü te zien?"
JC
O
Wel kikkertje, stout nikkertje
Wat ben je vroeg al wakker
En danst brutaal over den
sluimerenden akker.
acht en Wfje speelde, dan weer scheen het of
hjj er zichzelf in bekeek.
Eindelijk scheen hij te schrikken en liet het
spiegeltje vallen. Het viel in verscheidene
stukjes en elke aap, die in de buurt was, pakte
een stukje op en deed net als de eerste met
het heele spiegeltje gedaan had. Grappig was
1 te zien, hoe de apen in tweestrijd waren, als er
een klontje gegooid werd. Meestal lieten zij hun
stukje spiegel in den steek en gingen net
klontje achterna, tenzij dit door een vluggeren
soortgenoot was gepakt.
Een paar nieuwe aanwinsten waren een
kangoeroe (fig. 1) en een paar jonge struisen,
namelijk twee nandoe's en twee kasoearissen.
(Fig 2). Vooral deze laatste was het béküken
waard, de veeren zagen er precies als haren uit,
de snavels waren kort en de pooten naar ver
houding tamelijk dun. Als echte alleseters na
men zU graag de apennootjes aan, met schil
«n al en slikten ze zonder meer in.
BU de open ruimte gekomen, waar de bruine
beren bü hun hok mochten loopen merkte
Mientje op, dat de dieren blUkbaar op bezoek
hadden gerekend. ZU gingen ten minste direct
op hun achterpooten staan. De eene beer wuif
de met zijn poot en kreeg daarom natuurlUk
een extra nootje en een klontje. Hoe goedig
se er ook uitzagen, toch had niemand lust eens
nader met de „bruintjes" kennis te maken.
De herten bleken nog zoo'n beetje In een
overgangsstadium te zün, wat hun gewei be
trof. Ook zU Heten zich niet onbetuigd. Trou
wens de groote tweebultlge kameel vond een
apennoot niet beneden zun waardigheid. HU
op lever, nieren, en Ingewanden, waardoor Uw
bloed wordt gezuiverd en de pUnen langzamer
hand zullen verminderen, om tenslotte geheel
te verdwUnen. Kruschen Balts is i
verkrijgbaar bü alle apothekers en
drogisten.
nu echter weer normaal
dolgraag op
„Heusch?" Hi
Dit apparaat kan ons te pas komen, als we
kleine teekenjngen, voorbeelden of wat ook, wil
len nateekenen. In figuur 1 zien wU een teeken-
voorbeeld en In het midden een gewone oude
glasplaat (al. Deze plaat wordt In een Hjet
vastgezet, die wij volgens de teekening (fig.
2. b) gemakkelUk zelf kunnen maken. Als we de
drie lusten goed aan elkaar spUkeren. ontstaat
er een gleuf, waar we de glasplaat Inschuiven.
Van te voren wordt de lUst aan een plank be
vestigd. Het werken met dit copiëer-apparaat is
heel eenvoudig. Jullie leggen het voorbeeld links
van de plaat, en als je dan van links door de
plaat kUkt, zie je het evenbeeld van het te co-
piëeren rechts op het papier staan. En dit tee-
ken je maar eenvoudig na.
tenminste, als hjj niet al te hongerig Is. In dit'
kcval wilde beertje zün kunsten niet vertoonen.
en zeer
Hoe lang U ook reeds aan rheumatiache püner.
lUdt, er Is altUd hoop voor U als U regelmatig
Kruschen gebruikt:
..Ongeveer 2 jaar geleden ging ik bijna nooit
uit, want loopen was mu te punlljk Ik pro
beerde van alles, maar werd niet beter. Toen
las ik woveel over Kruschen, dat ik het nog één
keer wilde probeeren Het duurde drie maanden,
voordat ik mij wat beter voelde, maar ik hield
vol en sindsdien voel ik mij uitstekend en ge
bruik nooit meer een stok. Mijn handen waren
stuf, maar zij zijn nu weer normaal
Mej. A. L
Rheunjatisohe pUnen ontstaan, doordat opge-
een
ver-
ver-
APPELSTtOOP
Hiermee was de rondgang afgeloopen
tevreden* ging de club naar huis.
bleef duf, dacht hU. slechts deze mogelük-
heid over, dat Andagola met opzet zün stem
h«d veranderd, of dat hü zich van een helper
bediende In leder geval wist Hempel nu, door
*elk middel Wendland naar de eenzame
-Schmelz" was gelokt; en hü wist ook, dat de
ongelukkige niet de tram, maar de auto had
krnomen Ook bet punt, waar Wendland de
*ut0 verlaten, en den moordenaar aangetroffen
had. was nu bekend. Deze bijzonderheden waren
aeker niet van belang ontbloot.
Nu moest men den chauffeur van den door
wendland genomen auto opsporen en het beste
onedel daartoe was een oproep In de bladen.
Dwyhauffeur zou wellicht een ot ander aan-
kaande de ontmoeting van zün klant met den
onbekende kunnen vertellen....
Geen twüfel: volgens deze beschrijving kon
de man op de „Schmelz" onmogelyk Andagola
zUn geweest.
Andagola had dus werkelijk een handlanger!
Maar wie had dan den moord gepleegd? De
handlanger? Misschien was deze slechts als tus-
schenpersoon gebruikt en had Andagola hem
en Mr. Wendland opgewacht op de Schmelz"
en toen zelf den sluipmoord gepleegd.
Ik heb er twee kinderen bügekregen. Heusch
waar. Zoo maar In eens, onverwacht, met kou
sen en schoenen aan. Enhet Ideaal van som
mige domme vaders. vUf en zes jaar oud. Zin
delijk dus en pratend en op t punt naar school
te gaan. Een jongen en een meisje. Een vriend
je en vriendinnetje van Karei, Eerst waren het
alleen maar speelgenootjes van hem. die ik wel
kende, doch die mü door niets bijzonders opge
vallen waren Nu heb ik hen geadopteerd
voor een kwartier per dag Dtt kwam zóó Soms
UJkt mün huis ffe Zoete Inval en Ik betwUfel
het hard of In Juun's of Kees je's "klas. of in de
straat nog één kind van hun leeftijd aanwezig
is. dat nog niet bü mün spruiten op visite was.
Heerluk gastvrU zUn ze. soms overrompelend
gastvrij. Vooral Keesje. Elke nieuwe aanwinst,
een kaart door hun vader gezonden, een plaat
on school ontvangen, een speeltje, hoe klein ook,
móet aan den favoriet van het oogenblik ge
toond worden. MeesttUds laat ik hen begaan:
kindervisites moeten niet ontaarden in bezoe
ken bij groote menschen en dikwijls verneem ik
de namen eerst later.
Kleine Vincent en Miny echter maakten hun
aanwezigheid bekend op een manier, die mij
werkelUk even ontroerde Ik erken dat 't soms
lastig is en dat het veel tUd kost, maar het is
daarom niet minder heerluk te moeten con-
stateeren. dat moeders schoot voor de kinderen
nog altUd hét ideaal plaatsje gebleven is. Juun
moge mU eens heel groot toegevoegd hebben,
dat hij nu „te groot was voor een zoen op
straat", Karei moge zich „een schooljongen”
vinden, hetgeen een positie is. waarmee die van
generaal slechts door de kleedlng verschilt, in
werkelükheid is het hun heerlUkste belooning
wanneer zü 's avonds als de anderen slapen, of
overdag, terwijl de anderen spelen een kwartier
tje, of vUf minuten maar, op schoot mogen zit
ten. Om „met me te praten”, *t Is verrukkelUk
te zien, hoe de groote jongens zich dan als een
poesje in elkaar kunnen draaien. ZU kennen
heusch „het plekje” nog wel De anderen doen
natuurlUk in dit opzicht voor hen niet onder en
herhaaldelUk hoopt Ruud dat zUn paps gauw
terug komt, omdat deze drie jongens tegelUk op
schoot hebben kon. Gevochten wordt er soms
meer lief-stille uren r~~
van hun verlangen blijk te
sentimenteel, voor f:2
worden? Waarom toch eigenlUk?
prijzenswaard als ongevoelige
door het leven te schrUden? Hebben
Nu was hun toovenaar opeens weer de helft kleiner geworden
Het was om er de hik van te krUgen. De zieke, die ze meege
dragen hadden, kreeg het v»n het zien van dien toovenaar
die grooter en kleiner kon worden, zoo op zün zenuwen, dat
hu gillend overeind vloog en genezen en wel wegholde. De
andere twee hem na.
Ik heb ook een oogenblik zUn handen gezien.
die hu anders in de zakken van zijn overjas
verborgen hield toen hU den opgeslagen
kraag nog vaster om zun ooren drukte; de
handen waren groot, plomp, grof gevormd.
Aan de eene droeg hu een ring met een
grooten briljant maar ik wed. dat de steen
valsch was. want hu was veel te groot om echt
te kunnen zUn.
En de stem?
Ja, de stem! Die was doodeenvoudig af-
schuwelUk. Zu klonk als een schrille klnder-
trompet. Hard, scherp en eigenluk toch zonder
klank Een slechte gramofoon, zou men hebben
gezegd. Aan die stem zou ik den man onder
duizend andere personen herkennen.
kwam er tot kalmte door en dat was noodig,
want een paar opgeschoten jongens hadden
hem geplaagd, zoodat hU uit kwaadheid naar
ze spuwde.
B.ln* de 1001,1 nxar d* 8«>9ta .roof
dieren. de leeuwen en tUgers. Die kwatnen niet
voor een apennootje in aanmerking, hoogstens
klontJe Maar ze bleven op te verren
afstand en waren te lui. De wolven en vossen
waren veel aardiger, evenals de jakhalzen. Die
deden of ze blU waren met alles wat ze kregen
Kees raadde aan, wat spaarzaam te zijn met
de lekkernUen. want ze kwamen nog langs de
Usberen en de waschberen. De meeste ijsberen
waren net zoo lui als de leeuwen en tügers,
maar een enkele jonge Usbeer vond een klontje
en een nootje de moeite waard HU had er
zelfs voor over het water in te gaan. Jammer
genoeg ging ook een half klontje het water in
en zelfs de volharding van den zoekenden Us-
beer was niet toereikend om het er uit te vis-
schen. De rest van de nootjes werd aan de Gui-
neesche biggetjes aangeboden, die er gezellig
mummelend mee wegliepen en toen kwam de
waschbeer aan de beurt (fig. 3). Kees wist te
vertellen, dat de naam te danken is aan het
„wasschen” van zUn voedsel met de voorpooten.
werkt werd. Kinderen
meestal, naar meer
stille kwartiertjes
neeren zich dikwUls
te komen. Wanneer
bu alles als groot
kunnen zu moeUUk van het kind verlangen, dat
het juist tegengestelde gevoelens toont. ZUn zu
day in niet geluk aan volwassenen? Hoé velen
---„-i voor
Den volgenden morgen kreeg Silas Hempel
een expressebrief van mevrouw Van Turrrwald
ZU schreef:
„Waarde vriend.
Ik mag u immers zoo noemen, ofschoon wU
elkaar nog niet lang kennen? Dank voor uw
korte, maar zakelUke mededeeltngenHet spUt
mU. dat u uw eigen oordeel nog altUd opschort.
om „een beurt” en herhaaldelUk moet ik de klok
te hulp roepen, opdat leder tevreden gesteld
wordt Een ervaring die elke moeder wel met
mU deelen zal. Alleen kleine Gaby verkeert in
een voorkeurspositie, die bekommert zich niet
om klok of beurt, maar beschouwt mUn knie
als het haar, als jongste, rechtens toekomende
eigen plaatsje, dat zU slechts noode en alleen
tijdelUk aan een ander afstaat. Zelf ben ik aan
dezen gang van zaken zoodanig gewend, dat ik
t al of niet bUzondere er niet meer van zie.
Tot.... Vincent en Miny, vUf en zes jaar oud,
mU de oogen openden. Reeds meermalen hadden
zU 't schootspellet je” aangezien en op eens zie
ik hen voor me staan, hand in hand zooals
kinderen aan elkaar sterkte en moed kunnen
ontleden dan vrdagt de oudste „Mag ik ook
eens op schoot zitten?" welk verzoek nummer
twee aanvult met „Alsjeblieft mevrouw, ik ben
ook heel lief geweest
Ik heb hen op schóót genomen, beiden, ze eens
flink geknuffeld enmoest een paar dagen
later daarover van de moeder een standje In
ontvangst nemen. -Wetend hoe moeders zich
voor elke kleinigheid omtrent hun kinderen in-
teresseeren. vertelde ik haar het gebeurde en
werd beloond met een uitval. „Wat een kinder
achtige blagen, daarvoor zUn ze toch veel te
groot Laat ze gaan spelen „Probeer u het eens
of zu veel te groot zUn," noodigde ik haar uit.
„Onzin.” weerstreefde zU. „een kind wil liever
groot dan klein zUn En wanneer wU als ouders
de kinderen van dien leeftijd op schoot nemen,
verweekelUken wU hen en staan wU hun ontwik
keling in den weg.” Ik heb slechts mUn hoofd
geschud De moeder gaf zich zoo gauw niet ge
wonnen. .JCuk uw eigen Juun.” ging zu voort,
„hU speelt met jongens van tien en twaalf jaar,
robbedoest als de beste en....” „En kruipt nog
(hoeders schoot." vulde ik aan.
laar verbaasde blik bewees, dat zu
zich niet a^n de theorie vastklemde, doch uit
de praktijk een verkeerde conclusie getrokken
had. Hetgeen, toen wU dieper op het onderwerp
ingingen, inderdaad 't geval bleek te zun.
Velen zien hun kinderen te klein, wat betreft
hun ontwikkeling en wenschen, doch te groot,
veel te groot wat de innerlUke verlangens be
treft. WU kunnen een jongen van vUf. zes jaar
in plusfours steken, een meisje van dien leef
tijd met geonduleerd haar en ringetjes aan de
vingers laten loopen. maar wanneer het op ge-
voelszaken aankomt. blUken zu gelukkig
toch niet veel meer dan groote babies te zijn.
Tal van ouders meenen dat kindergeluk het
meest bevorderd wordt door met de kleinen
groot te doen: de jongens in lange broeken te
laten loopen met tikkende horloges in hun zak,
de meisjes aan te kleeden als kleine dametjes;
gesprekken met hen alaof zU voor hun eind
examen HBS. staan en vooral.... geen kin
derachtigheden meer. Hoewel een moederhart
heel dikwUls daarnaar verlangt. Vooral wanneer
er nog kleinere broertjes of zusjes zUn, komt
het groot-doen veel voof. OnvermUdelUk trou
wens. Een jongste meisje van drie jaar wordt
als groote baby beschouwd; een meisje van
dienzelfden leeftUd, doch met één, misschien
zelN twee jongere babies in huis, wordt als
„groote meid” behandeld, die moeder wel heel
aardig helpen kan, dit en dat kan aanbrengen.
van wie dikwUls verwacht wordt dat zU reeds
een eigen oordeel heeft. Hoe de omstandigheden
echter ook zun. in 't algemeen behandelen de
ouders de kinderen te „oud". Hand op het
harthoeveel vaders of moeders zitten nog
met hun zevenjarigen zoon op
meenen goed te doen zoo’n jot
sigaret te geven
De moeder bovenbedoeld behoorde ook tot
het genre.... onwetend. Na ons gesprek heeft
zU haar kinderen eens flink geknuffeld en her
haalt dit nu dageluks. meermalen daags. Hoe
wel zU mu eerlUk opbiechtte, dat de kinderen
belden tegenover haar eerste Uefkoozing vreemd-
schuw opgekeken hadden. Nu is zu blU dat
haar de oogen geopend werden, en hoeveel deze
verandering voor de kinderen zelf beteekent.
blijkt het best uit de vertrouwelUke mededee-
ling van Miny, het zesjarig dochtertje, dia
ZU echt-gelukkig mU deed: dat zU nu ook eiken
avond bu haar mammie op schoot mocht zit
ten. Echt ftjn hoor! En dan vertelt mammie
verhaaltjes, precies als de juffrouw op schooi,
maar veel mooier, want t is toch mUn mam
mie hè?”
Kleine Vincent, haar vUfjarig broertje, deed
mü geen vertrouwelUke onthullingen, maar met
Karei en Fritsje heeft hU stevig gevochten over
de vraag, wiens mammie *t liefste was. Tóen
zu echter de liefde gingen meten, begrepen mUn
twee zoons er niets meer van. 1 Ging hun ge
woon boven hun petje, dat er vaders en moe
ders zun. die meenen dat kinderen na dien
tweeden of derden verjaardag geen schootkin
deren meer zun.
MUn persoonlük oordeel? Een kind houdt eerst
op een schootkind te zUn, wanneer hU te zwaar
wordt om door vader of moeder op de knie ge
dragen te worden en menig kind zou veel ge
lukkiger èn veel vertrouwelUker met de
ouders zUn, wanneer t geluk en vertrouwen
door een kwarUerje op schoot in de hand ge
werkt werd. Kinderen hunkeren dikwUls, ja
naar meer intimiteit,
samen
voor
de
en
MaatschappU en reed op 15 April naar mUn
gewone standplaats terug, toen op den
Schottenring een bejaard heer mU aannep.
1 Was Mr. Wendland; ik herkende hem on-
middellUk, want hU had reeds dikwUls mUn
auto genomen, en ik heb hem ook menigmaal
bU processen als verdediger zien optreden,
moest hem naar de „Schmelz" brengen.
Hoe laat was het toen?
Juist vUf minuten vóór tien. HU had
gezegd,
teldorf strasse. vóór de
„Schmelz”. Om half elf waren wU daar
stapte uit en een heer, die blUkbaar reeds
hem gewacht had, kwam op hem toe
Kon u dien heer duldelUk zien?
Neen, duldeluk niet, want hu scheen te
trachten, zooveel mogelUk uit het gezicht te
blUven. HU droeg een lange, donkere overjas,
waarvan de kraag was opgezet en een slappen
vilten hoed met nog al breeden rand, zoodat
er van zUn trekken heel weinig was te zien
Bovendien plaatste hU zich zoo, dat hU bulten
den lichtkring van de straatlantaarns oleef. Ik
lette daar trouwens niet veel op Er woel een
sterke wind over de „Schmelz" en t was een
koude avond. Het was dus niet te verwonderen,
dat iemand zUn kraag opsloeg en zUn hoed diep
over de oogen trok. Eerst later, toen ik de be
richten over den moord las, begon ik er anders
over te denken.
Spraken ze samen?
i
Wie heeft u tot mU gezonden? vroeg
Hempel, terwUl hü den nog Jongen man. die
een intelligent voorkomen had en een sport-
costume droeg, vorschend aankeek.
Mr. Ulleman zelf. Ik heb ml] een half uur
geleden bu hem aangemeld om een verklaring af
te leggen, en na deze gehoord te hebben verzocht
hU mU. u te gaan opzoeken en te herhalen wat
Ik weet. Ik ben namelUk de chauffeur, die in
den laten avond van 15 April Mr. Wendland
naar de „Schmelz" heeft gebracht.
Wel dat bespaart ons heel wat tüd en
moeite. Ik wilde juist in de bladen een oproep
zetten.
Onnoodig; ik ken mUn plicht en zou gis
teren reeds naar de politie zun gegaan om te
zeggen wat ik weet, maar ik had een verre reis
aangenomen en ben eerst laat in den avond te
Weenen aangekomen.
En. wat weet u aangaande die zaak?
Niets wat den moord zelf betreft, maar den
die waarschUnlUk de misdaad gepleegd
neeft heb ik gezien en hooren spreken.
Neem plaats mUnheer....
Staufer. ik heet Conrad Staufer.
Wees zoo goed mUnheer Staufer. mU alles
zoo
HeerlUk lagen Keesje, het leuke witte hondje
en Miesje, het kleine zwarte katje van de familie
Verduyn op het matje voor de keukendeur in de
warme najaarszon.
„Zullen we wat gaan spelen Keesje”, miauw
de Miesje, terwUl ze een aardig deuntje spinde.
„Ik heb geen zin”, gromde hU. „Ga weg en
schei uit met dat vervelende gespin. Je lUkt wel
een stofzuiger.’-
.XAiilak”, miauwde ze. „Je bent ’natuurlUk
weer jaloersch. Als honden wat doen moeten
zUn ze altijd uit hun humeur. Je bent een lee
lUk lui hondenbeest!"
Dat liet Keesje zich geen tweemaal zeggen.
Snel sprong hU op en liep "keffend op Miesje
toe, maar tegelUkertUd werd de keukenoélir ge
opend en legde Gerda, het keukenmeisje, een
pakje in de kast.
(iauwelUks was ze weer de deur uit. of met
verlangende oogen stond hü naar bet pakje
te staren, dat helaas achter een glazen plaat
verborgen was.
.J’Ün. Keesje, vanavond bU óns eten Jekkere
velletjes", siste Miesje vergenoegd.
Ja, vanavond pas en dan alleen
koppen zün, domkoppen.
lens
„Nou, nou,
Slimmie
..Stommerds zün we, zeg ik je, want wü laten
ons maar welgevallen, dat de menschen ons
belachelük maken. Hebben jullie dan nooit ge
hoord. dat de moeders tegen haar kinderen
zeggen: je bent zoo vuil als een varken, of dat
de jongens elkaar uitschelden voor: lui var
ken of vet zwün?"
Biggie en Dikkie stonden sprakeloos.
.Jullie laat het koud, hè,” vervolgde Slimmie.
.jnaar ik zeg je, dat ik al die beleedlgingen
niet verdraag."
„En wat wil je dan doen. Slimmie?" vroeg
Biggie bedeesd.
„Ik wil naar de stad gaan en den menschen
vertellen, wie wü elgenlük zün. Dat wü heele-
maa! niet vuil zün. maar dat we ons niet kurf-
nen wasschen, omdat we geen zeep hebben en
dat we wel moeten slurpen bu het eten, omdat
we geen vork en lepjel hebben. Als ik maar eerst
bij de menschen aan tafel zit, zal Ik eens laten
zien, hoe netjes ik kan eten."
„Als de menschen je maar niets doen, Slim
mie!" huilden de broertjes, doch Slim was doof
voor al hun vermaningen en tranen. Hü krulde
zün staartje nog wat op, stak zün snuit in den
wind en sloeg den weg naar de stad in. Het was
een lange tocht en toen hü eindelük in de
stad aankwam, begon hu te wroeten In een
hoop vuilnis, dat langs den rand van den weg
lag, want hü had ergen honger.
Een moeder, die daar juist met haar zoontje
langs kwam, zei: „KUk nu eens, dat vieze var
kentje, dat eet zoo maar uit de goot.”
Slimmie keek de dame verontwaardigd aan
en juist wilde hü haar eens flink de waarheid
zeggen, toen er een kar aankwam en twee
mannen hem oppakten.
„Wit zou dat zün?” dacht hü. „Word Ik mis
schien naar het hof gebracht, om aan den
konlng voorgesteld te worden, of ga ik in een
deftig huis ’wonen?"
Maar Slimmie had het mis. want nog geen
week^ later hing hü doormidden gesneden bü
den slager voor het raam en toen hü bü
de menschen aan tafel kwam, kon hü niet meer
laten zien hoe netjes hü kon eten, maar alleen,
hoe netjes hü gegeten kon worden.
Gelooft u. dat die grondeigenaar de bewuste
persoon is? De man van Semmerlng is ..hü”
zeker; doch kan er niet een vergissing bestaan
wat betreft de identiteit van dien mUnheer
Andagola met „hem” u weet, wien ik bedoel?
Dikwüls zeg ik bü mü zelve: Wat wü beide
denken, kan niet waar zun!
Maar nu, in afwachting van uw volgende
mededèelingen. het eigenluk doel van mün
schrijven. Ik heb u iets büzonderz. dat hier ge
beurd Is. te vertellen.
Ik weet niet of u zich de jonge vroua met
rood haar herinnert, die bü het werk in de
tuinen en broeikassen als hulp wordt gebruikt.
ZU heet Anna Mllden, is 25 5 2Ó jaar oud. nog
al fnsch en mooi, met lichtbruine oogen en een
büzonder blanke tint.
Die Anna Milden werd door Roland, toen hü
des avonds van Maziazell terugkeerde, verrast.
terwUl zü bü tien uitgang van 1 park tegen den
zoom van *t woud een brief verborg onder een
steen. Roland liet haar eerst begaan, maar hield
haar tegen toen zü zich wilde verwüderen en
vroeg, wat dat te beteekenen had.
Anna Mllden zocht eerst alteriel uitvluchten;
zü beweerde, kennis te hebben met een jongen
uit den omtrek, en op die wüae met hem te
correspondeeren Roland zou die verklaring
hebben aangenomen, had hü niet opgemerkt,
dat het voorkomen van het meisje hevige ont
steltenis en zelfs angst verried. Bovendien her
innerde hü zich, eenige weken tevoren dicht bü
diezelfde plaats tweemaal een vreemden, naar
de mode gekleed heer te hebben zien rondslui
pen. (Wordt vervolgd)
nog maar
velletjes. Ik zou graag ook eens een echt stukje
worst willen.
Hè, snoof hü weer, ik heb zoo'n trek in een
lekker hapje, maar ja, hoe komen we er bü?
„Weet Je wat. Miesje, ik zal de deur open
maken, klim JU dan naar boven en gooi de
worst er af!"
„Nee hoor, dat durf ik niet en~ bovendien vin
den de menschen het altüd vies als wü ergens
aankomen, wat zü moeten eten."
„Miesje, ik wil dat je het doet, anders büt ik
je in je ooren of in je staart.”
Angstig keek ze den hond aan. Hü was veel
sterker dan zu en als ze zouden gaan vechten,
zou ze het zeker verliezen.
„Schiet je nu op, of ik büt je hoor”, kefte
peesje nüdig
'Bevend deed ze toen maar, wat haar was op
gedragen. Toen ze boven op de plank zat en het
pakje naar beneden gooide, stootte «e per on
geluk tegen den grooten soeplepel en met een
harden slag viel deze op het aanreefil kapot.
Op het lawaai was Gerda de keuken binnen
komen hollen. Keesje had zich direct uit de
voeten gemaakt, maar de arme, kleine Mies
kreeg een paar ferme tikken en miauwend Hep
ze naar haar mandje.
„Domoor”, bromde Keesje, toen hü weer bü
bet mandjezvan Miesje kwam. .Jullie katten
kunnen ook niets doen zonder iets te breken.'
Miesje gat echter geen antwoord. Den gehee-
len dag sprak zü niet meer tegen hem en ze
bleef rustig in haar mandje liggen dommelen.
Keesje, die zag, dat zü niet meer met hem
wilde spelen, ging toen ook maar zün mandje
naast de poes opzoeken, waar hü Insliep.
Plotseling stond hü weer met Miesje voor de
keukenkast, maar nu was het de poes, die
Keesje beval in de kast te klimmen en de worst
naar beneden te gooien.
„Honden kunnen niet klimmen”, jankte hü-
Toen werd Mlesje erg boos en het wonder-
lükste was, doordat ze een hoogen rug opzette,
werd ze hoe langer hoe grooter en kwam ze
boven Keesje uit.
„Ha ha", grinnikte Mlesje, „nu zal ik mü,
eens net zoo laf gedragen als JU vanmorgen
hebt gedaan. Vlug naar boven ot ik büt je in
je leehjke flapooren."
Beduusd bleef hü zitten en Miesje beet hem
in bet puntje van zün staart, zoodat hü luid
jankendr-eflfar boven vloog. Doch ook hü was
even ongelukkig als poesje, want met de worst
kwam ook het schaaltje mee.
Met een schok werd Keesje huilende wakker
„Whartan huil je", vroeg Mlesje belangstel-
Poldi had afscheid genomen. Juist wilde
®*®Pel naar de telefoon gaan, om met ver-
•«“Idene bladen t« spreken voor den oproep.
naar meer
maar zü ge-
hun gevoelen uit
ouders hun kind
wüs beschouwen.
„Ik dank u in naam van mün patiënt...."
Mr. Wendland wendde zich tot mü en zei:
.Wees zoo goed, hier op mü te wachten."
Maar de heer, die zich als Dr. Stemeck had
voorgesteld, kwam tusschenbelden„Mag ik u
een raad geven, dokter, zend dan liever de taxi
weg. *t Is nutteloos een betrekkelük langen
wachttüd te betalen en 't zal voor mü een eer
zün, u met mün eigen auto thuis te brengen.”
„Goed, als u zoo vriendelük wilt zijn.”
Mr. Wendland richtte zich weer tot mü en be
taalde. Ik reed weg De twee heeren dit zag
ik mog sloegen een richting in, die dwars
ovér de „Schmelz” en over het voormalig excer-
citieterrein leidt. Het verwonderde mü wel
eenigszins, dat Mr. Wendland een vreemden
man zoo argeloos volgde in die slecht befaamde
buurt. Iedereen weet, dat allerlei lichtschuw
gespuis zich daar ophoudt.
Had u den indruk, dat Mr Wendland
inderdaad zonder wantrouwen den onbekenden
volgde?
- Ja. dien indruk had ik.
Wel zonderling! En geef mü nu «ens een
beschrüving van den man met de donkere
overjas. Hü was groot, niet waar? Slank breed
in de schouders?
Breed in de schouders, ja; maar niet
büzonder groot en ook niet slank Hü was van
middelbare grootte en nogal corpulent.
Het voorkomen van iemand uit aristocra
tische kringen?
Heelemaal niet. Hü zag er uit als een
plattelandsbeambte, een rentmeester of iets van
dien aard, maar niet als een voornaam heer.
„Gaan jullie Zondagmiddag mee naar den
dierentuin?” Die woorden op een kladje ge
krabbeld hadden de ronde gedaan bü de leden
van de club De Vereénlging Plant en Dier en
de meesten hadden kans gezien er hun ja op
te zetten. Zooals gewoonlük was het gezelschap
om twee uur present bü Kees, die het dichtst
bij den Dierentuin woonde. Allen waren op de
fiets en na een klein kwartier waren zij aan
geland. De papegaaien waren aan het schreeu
wen. Een zakje apenpooten en één met klontjes
werden aan het loket gekocht en daarna ging
het gezelschap verder. Bü de papegaaien was
zooals gewoonlük de eerste halte. Apennootjes
werden uitgedeeld en de meeste vogels namen ze
deftig met hun snavel of poot aan. Een enkele,
die blük gaf van onvriendelijke gevoelens^
kreeg voor alle zekerheid het nootje in zün
etensbakje.
De apen werden ditmaal van klontjes voor
zien. daar zü reeds vroeger blijk gaven de
nootjes, die naar hen genoemd zün. niet erg
te waardeeren. Vjoor klontjes waren zü beter
te spreken en elk stukje werd met groote zorg
opgenomen en voor de soortgenooten in vei
ligheid gebracht. Echt menschelük zagen de
apen er uit. als ze gingen drifiken en zich over
het water bogen, net oude, rimpelige rnanne-
tjesgezichten Het was nog niet druk in den
dierentuin, maar een eind verder, waar de
apenrots was. stonden eenige menschen te kü-
ken. Het was ook een koddig gezicht. Een aap
had een spiegeltje, waarmee hü voortdurend
in de weer was. Nu eens liet hü het licht er
zoo in vallen, dat een lichtvlekje over zün ge-
r*
Zün zü
onder ons zullen een lief ding over hebben
meer vertrouwelükheid. voor meer rustig-intlemw
meer^lief-stille uren samen, doch schamen zich
u.._ KPVen ult vreeg voor
kinderachtig gehouden te
Is het zoo
granietzuilen
--v-- Wy
hart gekregen om lief te hebben en worden ona
niet de vermogens geschonken, om onze liefde
te toonen. te toonen aan wie ona dierbaar zün?