DAGBRIEVEN EENER MOEDER I Slimmie Hoitika De luchtroovers van I uto UI I Een praatje op schoot In den Dierentuin Keesje, Miesje en de worst 0 VRUDAG 26 MEI 1939 de V.P.D. IS T.t) -I Zijn I ft i L i i Keesje wordt door zyn droom genezen Wjj maken zelf een copiëer- apparaat DE ZILVEREN/ HAAR HANDEN STIJF VAN RHEUMAT1SCHE PIJN n :h >7 Lv fcl'f p M kr»chl vit I I I XXI naar de K. D sufferds. ezelsveu- 'n beetje minder is ook goed. (Ingezonden Mededeeltng) kaiuarii *5 3 had. CEDA M f. N I t Terwijl zij van angst hun gezicht nog met de handen bedek ten, verdween de bestuurder weer vlug achter de struiken en l •wr-Mawa EEN MOEDER staan. 5 XIV Ik tjjd man. I 1 door A Hruschka gaf Piet een «enk. Toen de mannen eindelijk voorzichtig durf den op te kijken, zagen ze Piet, met kmebaard en puntanor Vergeef me kikker, ik heb spijt Kom paan wij samen lente vieren Gaan wij juichen, gaan wij zwieren. Wel kikkertje je bent brutaal Maar toch ik sta ervan versteld Hetgeen ie zoo pardoes vertelt. Rond de bloemen op het land Want zonneglans en heerlijkheid Heeft Lente voor ons al bereid. Wel vlindertje, stout vlindertje Wat deert je mijn aanwezigheid In de nabijheid van je deftigheid 'k Was vóór jou, zelfs voor de zon. Al op het land en in de wei Want vlindertje 't is nu toch Mei. l.5« L» 1.25 !.M M. Taarialaa lend. .Jen je ziek? Moet je een beetje melk?" „O nee”, jankte Keesje, ,Jk ben niet ziek, maar ik heb zoo akelig gedroomd,*' waarna hij Miesje zjjn heelen droom vertelde. Doch het is voor hem een goede les geweest. Hjj gedraagt zich nooit meer zoo laf en eiken dag speelt hij met haar. HU wacht voortaan ook zUn beurt netjes af, totdat Gerda hem zün eten komt brengen. uitsluitend i erkende hoot? Velen jn reeds een 75 75 SO 35 15 20 35 35 Wat<J>k«er die nog in de morgenedities moest verschUnen. toen zich bü hem een man liet aandienen, die beweerde door de politie naar den detectitve te zjjn gestuurd. Er woonden ergens in een klein dorp drie varkentjes. De eerste heette Biggie, de. tweede Dikkie en de derde Slimmie. Het was een drie ling, dat kon je wel zien, want ze waren alle drie even dik, even rond en even rose. Zooals alle echte drielingen hielden ze dolveel van elkaar en deden elkaar in alles na. Als Biggie plelzier lachten ook Slimmie en Dikkie. en als Dikkie gromde, bromden de twee anderen nog harder. Op een ochtend echter, toen Slimmie erg knorde, wilden de twee anderen eerst eens weten, waarom hun broertje zoo knorrig was „Slimmie, wat scheelt je?" vroeg Dikkie. Een leelUk gebrom was het antwoord. „Nou Slimmie. laat eens hooren, waarom je zoo uit je „hum” bent, dan kunnen wü ook meebrommen,” zei Biggie. „Wat er Is? Nou, als je dan wilt weten, wat er is. zal ik je maar zeggen, dat wU drie dom- hoopte afvalstoffen, waaronder urinezuur der gevaarljjkste is. Uw organisme ernstig ontreinigen. De zes zouten in Kruschen wUderen deze afva'stoffen volkomen langs de natuurlijke kanalen door aansporende werking mU dat Ik moest stilhouden in de Hut- vóór de Rudolfshöhe oo de HU op breedvoerig mogeluk te vertellen Ik ben in dienst bü de Weensche Taxl- Ja. De vreemde heer zei: „Dr* Stemeck Heb ik de eer Mr. Wendland vóór mü te zien?" JC O Wel kikkertje, stout nikkertje Wat ben je vroeg al wakker En danst brutaal over den sluimerenden akker. acht en Wfje speelde, dan weer scheen het of hjj er zichzelf in bekeek. Eindelijk scheen hij te schrikken en liet het spiegeltje vallen. Het viel in verscheidene stukjes en elke aap, die in de buurt was, pakte een stukje op en deed net als de eerste met het heele spiegeltje gedaan had. Grappig was 1 te zien, hoe de apen in tweestrijd waren, als er een klontje gegooid werd. Meestal lieten zij hun stukje spiegel in den steek en gingen net klontje achterna, tenzij dit door een vluggeren soortgenoot was gepakt. Een paar nieuwe aanwinsten waren een kangoeroe (fig. 1) en een paar jonge struisen, namelijk twee nandoe's en twee kasoearissen. (Fig 2). Vooral deze laatste was het béküken waard, de veeren zagen er precies als haren uit, de snavels waren kort en de pooten naar ver houding tamelijk dun. Als echte alleseters na men zU graag de apennootjes aan, met schil «n al en slikten ze zonder meer in. BU de open ruimte gekomen, waar de bruine beren bü hun hok mochten loopen merkte Mientje op, dat de dieren blUkbaar op bezoek hadden gerekend. ZU gingen ten minste direct op hun achterpooten staan. De eene beer wuif de met zijn poot en kreeg daarom natuurlUk een extra nootje en een klontje. Hoe goedig se er ook uitzagen, toch had niemand lust eens nader met de „bruintjes" kennis te maken. De herten bleken nog zoo'n beetje In een overgangsstadium te zün, wat hun gewei be trof. Ook zU Heten zich niet onbetuigd. Trou wens de groote tweebultlge kameel vond een apennoot niet beneden zun waardigheid. HU op lever, nieren, en Ingewanden, waardoor Uw bloed wordt gezuiverd en de pUnen langzamer hand zullen verminderen, om tenslotte geheel te verdwUnen. Kruschen Balts is i verkrijgbaar bü alle apothekers en drogisten. nu echter weer normaal dolgraag op „Heusch?" Hi Dit apparaat kan ons te pas komen, als we kleine teekenjngen, voorbeelden of wat ook, wil len nateekenen. In figuur 1 zien wU een teeken- voorbeeld en In het midden een gewone oude glasplaat (al. Deze plaat wordt In een Hjet vastgezet, die wij volgens de teekening (fig. 2. b) gemakkelUk zelf kunnen maken. Als we de drie lusten goed aan elkaar spUkeren. ontstaat er een gleuf, waar we de glasplaat Inschuiven. Van te voren wordt de lUst aan een plank be vestigd. Het werken met dit copiëer-apparaat is heel eenvoudig. Jullie leggen het voorbeeld links van de plaat, en als je dan van links door de plaat kUkt, zie je het evenbeeld van het te co- piëeren rechts op het papier staan. En dit tee- ken je maar eenvoudig na. tenminste, als hjj niet al te hongerig Is. In dit' kcval wilde beertje zün kunsten niet vertoonen. en zeer Hoe lang U ook reeds aan rheumatiache püner. lUdt, er Is altUd hoop voor U als U regelmatig Kruschen gebruikt: ..Ongeveer 2 jaar geleden ging ik bijna nooit uit, want loopen was mu te punlljk Ik pro beerde van alles, maar werd niet beter. Toen las ik woveel over Kruschen, dat ik het nog één keer wilde probeeren Het duurde drie maanden, voordat ik mij wat beter voelde, maar ik hield vol en sindsdien voel ik mij uitstekend en ge bruik nooit meer een stok. Mijn handen waren stuf, maar zij zijn nu weer normaal Mej. A. L Rheunjatisohe pUnen ontstaan, doordat opge- een ver- ver- APPELSTtOOP Hiermee was de rondgang afgeloopen tevreden* ging de club naar huis. bleef duf, dacht hU. slechts deze mogelük- heid over, dat Andagola met opzet zün stem h«d veranderd, of dat hü zich van een helper bediende In leder geval wist Hempel nu, door *elk middel Wendland naar de eenzame -Schmelz" was gelokt; en hü wist ook, dat de ongelukkige niet de tram, maar de auto had krnomen Ook bet punt, waar Wendland de *ut0 verlaten, en den moordenaar aangetroffen had. was nu bekend. Deze bijzonderheden waren aeker niet van belang ontbloot. Nu moest men den chauffeur van den door wendland genomen auto opsporen en het beste onedel daartoe was een oproep In de bladen. Dwyhauffeur zou wellicht een ot ander aan- kaande de ontmoeting van zün klant met den onbekende kunnen vertellen.... Geen twüfel: volgens deze beschrijving kon de man op de „Schmelz" onmogelyk Andagola zUn geweest. Andagola had dus werkelijk een handlanger! Maar wie had dan den moord gepleegd? De handlanger? Misschien was deze slechts als tus- schenpersoon gebruikt en had Andagola hem en Mr. Wendland opgewacht op de Schmelz" en toen zelf den sluipmoord gepleegd. Ik heb er twee kinderen bügekregen. Heusch waar. Zoo maar In eens, onverwacht, met kou sen en schoenen aan. Enhet Ideaal van som mige domme vaders. vUf en zes jaar oud. Zin delijk dus en pratend en op t punt naar school te gaan. Een jongen en een meisje. Een vriend je en vriendinnetje van Karei, Eerst waren het alleen maar speelgenootjes van hem. die ik wel kende, doch die mü door niets bijzonders opge vallen waren Nu heb ik hen geadopteerd voor een kwartier per dag Dtt kwam zóó Soms UJkt mün huis ffe Zoete Inval en Ik betwUfel het hard of In Juun's of Kees je's "klas. of in de straat nog één kind van hun leeftijd aanwezig is. dat nog niet bü mün spruiten op visite was. Heerluk gastvrU zUn ze. soms overrompelend gastvrij. Vooral Keesje. Elke nieuwe aanwinst, een kaart door hun vader gezonden, een plaat on school ontvangen, een speeltje, hoe klein ook, móet aan den favoriet van het oogenblik ge toond worden. MeesttUds laat ik hen begaan: kindervisites moeten niet ontaarden in bezoe ken bij groote menschen en dikwijls verneem ik de namen eerst later. Kleine Vincent en Miny echter maakten hun aanwezigheid bekend op een manier, die mij werkelUk even ontroerde Ik erken dat 't soms lastig is en dat het veel tUd kost, maar het is daarom niet minder heerluk te moeten con- stateeren. dat moeders schoot voor de kinderen nog altUd hét ideaal plaatsje gebleven is. Juun moge mU eens heel groot toegevoegd hebben, dat hij nu „te groot was voor een zoen op straat", Karei moge zich „een schooljongen” vinden, hetgeen een positie is. waarmee die van generaal slechts door de kleedlng verschilt, in werkelükheid is het hun heerlUkste belooning wanneer zü 's avonds als de anderen slapen, of overdag, terwijl de anderen spelen een kwartier tje, of vUf minuten maar, op schoot mogen zit ten. Om „met me te praten”, *t Is verrukkelUk te zien, hoe de groote jongens zich dan als een poesje in elkaar kunnen draaien. ZU kennen heusch „het plekje” nog wel De anderen doen natuurlUk in dit opzicht voor hen niet onder en herhaaldelUk hoopt Ruud dat zUn paps gauw terug komt, omdat deze drie jongens tegelUk op schoot hebben kon. Gevochten wordt er soms meer lief-stille uren r~~ van hun verlangen blijk te sentimenteel, voor f:2 worden? Waarom toch eigenlUk? prijzenswaard als ongevoelige door het leven te schrUden? Hebben Nu was hun toovenaar opeens weer de helft kleiner geworden Het was om er de hik van te krUgen. De zieke, die ze meege dragen hadden, kreeg het v»n het zien van dien toovenaar die grooter en kleiner kon worden, zoo op zün zenuwen, dat hu gillend overeind vloog en genezen en wel wegholde. De andere twee hem na. Ik heb ook een oogenblik zUn handen gezien. die hu anders in de zakken van zijn overjas verborgen hield toen hU den opgeslagen kraag nog vaster om zun ooren drukte; de handen waren groot, plomp, grof gevormd. Aan de eene droeg hu een ring met een grooten briljant maar ik wed. dat de steen valsch was. want hu was veel te groot om echt te kunnen zUn. En de stem? Ja, de stem! Die was doodeenvoudig af- schuwelUk. Zu klonk als een schrille klnder- trompet. Hard, scherp en eigenluk toch zonder klank Een slechte gramofoon, zou men hebben gezegd. Aan die stem zou ik den man onder duizend andere personen herkennen. kwam er tot kalmte door en dat was noodig, want een paar opgeschoten jongens hadden hem geplaagd, zoodat hU uit kwaadheid naar ze spuwde. B.ln* de 1001,1 nxar d* 8«>9ta .roof dieren. de leeuwen en tUgers. Die kwatnen niet voor een apennootje in aanmerking, hoogstens klontJe Maar ze bleven op te verren afstand en waren te lui. De wolven en vossen waren veel aardiger, evenals de jakhalzen. Die deden of ze blU waren met alles wat ze kregen Kees raadde aan, wat spaarzaam te zijn met de lekkernUen. want ze kwamen nog langs de Usberen en de waschberen. De meeste ijsberen waren net zoo lui als de leeuwen en tügers, maar een enkele jonge Usbeer vond een klontje en een nootje de moeite waard HU had er zelfs voor over het water in te gaan. Jammer genoeg ging ook een half klontje het water in en zelfs de volharding van den zoekenden Us- beer was niet toereikend om het er uit te vis- schen. De rest van de nootjes werd aan de Gui- neesche biggetjes aangeboden, die er gezellig mummelend mee wegliepen en toen kwam de waschbeer aan de beurt (fig. 3). Kees wist te vertellen, dat de naam te danken is aan het „wasschen” van zUn voedsel met de voorpooten. werkt werd. Kinderen meestal, naar meer stille kwartiertjes neeren zich dikwUls te komen. Wanneer bu alles als groot kunnen zu moeUUk van het kind verlangen, dat het juist tegengestelde gevoelens toont. ZUn zu day in niet geluk aan volwassenen? Hoé velen ---„-i voor Den volgenden morgen kreeg Silas Hempel een expressebrief van mevrouw Van Turrrwald ZU schreef: „Waarde vriend. Ik mag u immers zoo noemen, ofschoon wU elkaar nog niet lang kennen? Dank voor uw korte, maar zakelUke mededeeltngenHet spUt mU. dat u uw eigen oordeel nog altUd opschort. om „een beurt” en herhaaldelUk moet ik de klok te hulp roepen, opdat leder tevreden gesteld wordt Een ervaring die elke moeder wel met mU deelen zal. Alleen kleine Gaby verkeert in een voorkeurspositie, die bekommert zich niet om klok of beurt, maar beschouwt mUn knie als het haar, als jongste, rechtens toekomende eigen plaatsje, dat zU slechts noode en alleen tijdelUk aan een ander afstaat. Zelf ben ik aan dezen gang van zaken zoodanig gewend, dat ik t al of niet bUzondere er niet meer van zie. Tot.... Vincent en Miny, vUf en zes jaar oud, mU de oogen openden. Reeds meermalen hadden zU 't schootspellet je” aangezien en op eens zie ik hen voor me staan, hand in hand zooals kinderen aan elkaar sterkte en moed kunnen ontleden dan vrdagt de oudste „Mag ik ook eens op schoot zitten?" welk verzoek nummer twee aanvult met „Alsjeblieft mevrouw, ik ben ook heel lief geweest Ik heb hen op schóót genomen, beiden, ze eens flink geknuffeld enmoest een paar dagen later daarover van de moeder een standje In ontvangst nemen. -Wetend hoe moeders zich voor elke kleinigheid omtrent hun kinderen in- teresseeren. vertelde ik haar het gebeurde en werd beloond met een uitval. „Wat een kinder achtige blagen, daarvoor zUn ze toch veel te groot Laat ze gaan spelen „Probeer u het eens of zu veel te groot zUn," noodigde ik haar uit. „Onzin.” weerstreefde zU. „een kind wil liever groot dan klein zUn En wanneer wU als ouders de kinderen van dien leeftijd op schoot nemen, verweekelUken wU hen en staan wU hun ontwik keling in den weg.” Ik heb slechts mUn hoofd geschud De moeder gaf zich zoo gauw niet ge wonnen. .JCuk uw eigen Juun.” ging zu voort, „hU speelt met jongens van tien en twaalf jaar, robbedoest als de beste en....” „En kruipt nog (hoeders schoot." vulde ik aan. laar verbaasde blik bewees, dat zu zich niet a^n de theorie vastklemde, doch uit de praktijk een verkeerde conclusie getrokken had. Hetgeen, toen wU dieper op het onderwerp ingingen, inderdaad 't geval bleek te zun. Velen zien hun kinderen te klein, wat betreft hun ontwikkeling en wenschen, doch te groot, veel te groot wat de innerlUke verlangens be treft. WU kunnen een jongen van vUf. zes jaar in plusfours steken, een meisje van dien leef tijd met geonduleerd haar en ringetjes aan de vingers laten loopen. maar wanneer het op ge- voelszaken aankomt. blUken zu gelukkig toch niet veel meer dan groote babies te zijn. Tal van ouders meenen dat kindergeluk het meest bevorderd wordt door met de kleinen groot te doen: de jongens in lange broeken te laten loopen met tikkende horloges in hun zak, de meisjes aan te kleeden als kleine dametjes; gesprekken met hen alaof zU voor hun eind examen HBS. staan en vooral.... geen kin derachtigheden meer. Hoewel een moederhart heel dikwUls daarnaar verlangt. Vooral wanneer er nog kleinere broertjes of zusjes zUn, komt het groot-doen veel voof. OnvermUdelUk trou wens. Een jongste meisje van drie jaar wordt als groote baby beschouwd; een meisje van dienzelfden leeftUd, doch met één, misschien zelN twee jongere babies in huis, wordt als „groote meid” behandeld, die moeder wel heel aardig helpen kan, dit en dat kan aanbrengen. van wie dikwUls verwacht wordt dat zU reeds een eigen oordeel heeft. Hoe de omstandigheden echter ook zun. in 't algemeen behandelen de ouders de kinderen te „oud". Hand op het harthoeveel vaders of moeders zitten nog met hun zevenjarigen zoon op meenen goed te doen zoo’n jot sigaret te geven De moeder bovenbedoeld behoorde ook tot het genre.... onwetend. Na ons gesprek heeft zU haar kinderen eens flink geknuffeld en her haalt dit nu dageluks. meermalen daags. Hoe wel zU mu eerlUk opbiechtte, dat de kinderen belden tegenover haar eerste Uefkoozing vreemd- schuw opgekeken hadden. Nu is zu blU dat haar de oogen geopend werden, en hoeveel deze verandering voor de kinderen zelf beteekent. blijkt het best uit de vertrouwelUke mededee- ling van Miny, het zesjarig dochtertje, dia ZU echt-gelukkig mU deed: dat zU nu ook eiken avond bu haar mammie op schoot mocht zit ten. Echt ftjn hoor! En dan vertelt mammie verhaaltjes, precies als de juffrouw op schooi, maar veel mooier, want t is toch mUn mam mie hè?” Kleine Vincent, haar vUfjarig broertje, deed mü geen vertrouwelUke onthullingen, maar met Karei en Fritsje heeft hU stevig gevochten over de vraag, wiens mammie *t liefste was. Tóen zu echter de liefde gingen meten, begrepen mUn twee zoons er niets meer van. 1 Ging hun ge woon boven hun petje, dat er vaders en moe ders zun. die meenen dat kinderen na dien tweeden of derden verjaardag geen schootkin deren meer zun. MUn persoonlük oordeel? Een kind houdt eerst op een schootkind te zUn, wanneer hU te zwaar wordt om door vader of moeder op de knie ge dragen te worden en menig kind zou veel ge lukkiger èn veel vertrouwelUker met de ouders zUn, wanneer t geluk en vertrouwen door een kwarUerje op schoot in de hand ge werkt werd. Kinderen hunkeren dikwUls, ja naar meer intimiteit, samen voor de en MaatschappU en reed op 15 April naar mUn gewone standplaats terug, toen op den Schottenring een bejaard heer mU aannep. 1 Was Mr. Wendland; ik herkende hem on- middellUk, want hU had reeds dikwUls mUn auto genomen, en ik heb hem ook menigmaal bU processen als verdediger zien optreden, moest hem naar de „Schmelz" brengen. Hoe laat was het toen? Juist vUf minuten vóór tien. HU had gezegd, teldorf strasse. vóór de „Schmelz”. Om half elf waren wU daar stapte uit en een heer, die blUkbaar reeds hem gewacht had, kwam op hem toe Kon u dien heer duldelUk zien? Neen, duldeluk niet, want hu scheen te trachten, zooveel mogelUk uit het gezicht te blUven. HU droeg een lange, donkere overjas, waarvan de kraag was opgezet en een slappen vilten hoed met nog al breeden rand, zoodat er van zUn trekken heel weinig was te zien Bovendien plaatste hU zich zoo, dat hU bulten den lichtkring van de straatlantaarns oleef. Ik lette daar trouwens niet veel op Er woel een sterke wind over de „Schmelz" en t was een koude avond. Het was dus niet te verwonderen, dat iemand zUn kraag opsloeg en zUn hoed diep over de oogen trok. Eerst later, toen ik de be richten over den moord las, begon ik er anders over te denken. Spraken ze samen? i Wie heeft u tot mU gezonden? vroeg Hempel, terwUl hü den nog Jongen man. die een intelligent voorkomen had en een sport- costume droeg, vorschend aankeek. Mr. Ulleman zelf. Ik heb ml] een half uur geleden bu hem aangemeld om een verklaring af te leggen, en na deze gehoord te hebben verzocht hU mU. u te gaan opzoeken en te herhalen wat Ik weet. Ik ben namelUk de chauffeur, die in den laten avond van 15 April Mr. Wendland naar de „Schmelz" heeft gebracht. Wel dat bespaart ons heel wat tüd en moeite. Ik wilde juist in de bladen een oproep zetten. Onnoodig; ik ken mUn plicht en zou gis teren reeds naar de politie zun gegaan om te zeggen wat ik weet, maar ik had een verre reis aangenomen en ben eerst laat in den avond te Weenen aangekomen. En. wat weet u aangaande die zaak? Niets wat den moord zelf betreft, maar den die waarschUnlUk de misdaad gepleegd neeft heb ik gezien en hooren spreken. Neem plaats mUnheer.... Staufer. ik heet Conrad Staufer. Wees zoo goed mUnheer Staufer. mU alles zoo HeerlUk lagen Keesje, het leuke witte hondje en Miesje, het kleine zwarte katje van de familie Verduyn op het matje voor de keukendeur in de warme najaarszon. „Zullen we wat gaan spelen Keesje”, miauw de Miesje, terwUl ze een aardig deuntje spinde. „Ik heb geen zin”, gromde hU. „Ga weg en schei uit met dat vervelende gespin. Je lUkt wel een stofzuiger.’- .XAiilak”, miauwde ze. „Je bent ’natuurlUk weer jaloersch. Als honden wat doen moeten zUn ze altijd uit hun humeur. Je bent een lee lUk lui hondenbeest!" Dat liet Keesje zich geen tweemaal zeggen. Snel sprong hU op en liep "keffend op Miesje toe, maar tegelUkertUd werd de keukenoélir ge opend en legde Gerda, het keukenmeisje, een pakje in de kast. (iauwelUks was ze weer de deur uit. of met verlangende oogen stond hü naar bet pakje te staren, dat helaas achter een glazen plaat verborgen was. .J’Ün. Keesje, vanavond bU óns eten Jekkere velletjes", siste Miesje vergenoegd. Ja, vanavond pas en dan alleen koppen zün, domkoppen. lens „Nou, nou, Slimmie ..Stommerds zün we, zeg ik je, want wü laten ons maar welgevallen, dat de menschen ons belachelük maken. Hebben jullie dan nooit ge hoord. dat de moeders tegen haar kinderen zeggen: je bent zoo vuil als een varken, of dat de jongens elkaar uitschelden voor: lui var ken of vet zwün?" Biggie en Dikkie stonden sprakeloos. .Jullie laat het koud, hè,” vervolgde Slimmie. .jnaar ik zeg je, dat ik al die beleedlgingen niet verdraag." „En wat wil je dan doen. Slimmie?" vroeg Biggie bedeesd. „Ik wil naar de stad gaan en den menschen vertellen, wie wü elgenlük zün. Dat wü heele- maa! niet vuil zün. maar dat we ons niet kurf- nen wasschen, omdat we geen zeep hebben en dat we wel moeten slurpen bu het eten, omdat we geen vork en lepjel hebben. Als ik maar eerst bij de menschen aan tafel zit, zal Ik eens laten zien, hoe netjes ik kan eten." „Als de menschen je maar niets doen, Slim mie!" huilden de broertjes, doch Slim was doof voor al hun vermaningen en tranen. Hü krulde zün staartje nog wat op, stak zün snuit in den wind en sloeg den weg naar de stad in. Het was een lange tocht en toen hü eindelük in de stad aankwam, begon hu te wroeten In een hoop vuilnis, dat langs den rand van den weg lag, want hü had ergen honger. Een moeder, die daar juist met haar zoontje langs kwam, zei: „KUk nu eens, dat vieze var kentje, dat eet zoo maar uit de goot.” Slimmie keek de dame verontwaardigd aan en juist wilde hü haar eens flink de waarheid zeggen, toen er een kar aankwam en twee mannen hem oppakten. „Wit zou dat zün?” dacht hü. „Word Ik mis schien naar het hof gebracht, om aan den konlng voorgesteld te worden, of ga ik in een deftig huis ’wonen?" Maar Slimmie had het mis. want nog geen week^ later hing hü doormidden gesneden bü den slager voor het raam en toen hü bü de menschen aan tafel kwam, kon hü niet meer laten zien hoe netjes hü kon eten, maar alleen, hoe netjes hü gegeten kon worden. Gelooft u. dat die grondeigenaar de bewuste persoon is? De man van Semmerlng is ..hü” zeker; doch kan er niet een vergissing bestaan wat betreft de identiteit van dien mUnheer Andagola met „hem” u weet, wien ik bedoel? Dikwüls zeg ik bü mü zelve: Wat wü beide denken, kan niet waar zun! Maar nu, in afwachting van uw volgende mededèelingen. het eigenluk doel van mün schrijven. Ik heb u iets büzonderz. dat hier ge beurd Is. te vertellen. Ik weet niet of u zich de jonge vroua met rood haar herinnert, die bü het werk in de tuinen en broeikassen als hulp wordt gebruikt. ZU heet Anna Mllden, is 25 5 2Ó jaar oud. nog al fnsch en mooi, met lichtbruine oogen en een büzonder blanke tint. Die Anna Milden werd door Roland, toen hü des avonds van Maziazell terugkeerde, verrast. terwUl zü bü tien uitgang van 1 park tegen den zoom van *t woud een brief verborg onder een steen. Roland liet haar eerst begaan, maar hield haar tegen toen zü zich wilde verwüderen en vroeg, wat dat te beteekenen had. Anna Mllden zocht eerst alteriel uitvluchten; zü beweerde, kennis te hebben met een jongen uit den omtrek, en op die wüae met hem te correspondeeren Roland zou die verklaring hebben aangenomen, had hü niet opgemerkt, dat het voorkomen van het meisje hevige ont steltenis en zelfs angst verried. Bovendien her innerde hü zich, eenige weken tevoren dicht bü diezelfde plaats tweemaal een vreemden, naar de mode gekleed heer te hebben zien rondslui pen. (Wordt vervolgd) nog maar velletjes. Ik zou graag ook eens een echt stukje worst willen. Hè, snoof hü weer, ik heb zoo'n trek in een lekker hapje, maar ja, hoe komen we er bü? „Weet Je wat. Miesje, ik zal de deur open maken, klim JU dan naar boven en gooi de worst er af!" „Nee hoor, dat durf ik niet en~ bovendien vin den de menschen het altüd vies als wü ergens aankomen, wat zü moeten eten." „Miesje, ik wil dat je het doet, anders büt ik je in je ooren of in je staart.” Angstig keek ze den hond aan. Hü was veel sterker dan zu en als ze zouden gaan vechten, zou ze het zeker verliezen. „Schiet je nu op, of ik büt je hoor”, kefte peesje nüdig 'Bevend deed ze toen maar, wat haar was op gedragen. Toen ze boven op de plank zat en het pakje naar beneden gooide, stootte «e per on geluk tegen den grooten soeplepel en met een harden slag viel deze op het aanreefil kapot. Op het lawaai was Gerda de keuken binnen komen hollen. Keesje had zich direct uit de voeten gemaakt, maar de arme, kleine Mies kreeg een paar ferme tikken en miauwend Hep ze naar haar mandje. „Domoor”, bromde Keesje, toen hü weer bü bet mandjezvan Miesje kwam. .Jullie katten kunnen ook niets doen zonder iets te breken.' Miesje gat echter geen antwoord. Den gehee- len dag sprak zü niet meer tegen hem en ze bleef rustig in haar mandje liggen dommelen. Keesje, die zag, dat zü niet meer met hem wilde spelen, ging toen ook maar zün mandje naast de poes opzoeken, waar hü Insliep. Plotseling stond hü weer met Miesje voor de keukenkast, maar nu was het de poes, die Keesje beval in de kast te klimmen en de worst naar beneden te gooien. „Honden kunnen niet klimmen”, jankte hü- Toen werd Mlesje erg boos en het wonder- lükste was, doordat ze een hoogen rug opzette, werd ze hoe langer hoe grooter en kwam ze boven Keesje uit. „Ha ha", grinnikte Mlesje, „nu zal ik mü, eens net zoo laf gedragen als JU vanmorgen hebt gedaan. Vlug naar boven ot ik büt je in je leehjke flapooren." Beduusd bleef hü zitten en Miesje beet hem in bet puntje van zün staart, zoodat hü luid jankendr-eflfar boven vloog. Doch ook hü was even ongelukkig als poesje, want met de worst kwam ook het schaaltje mee. Met een schok werd Keesje huilende wakker „Whartan huil je", vroeg Mlesje belangstel- Poldi had afscheid genomen. Juist wilde ®*®Pel naar de telefoon gaan, om met ver- •«“Idene bladen t« spreken voor den oproep. naar meer maar zü ge- hun gevoelen uit ouders hun kind wüs beschouwen. „Ik dank u in naam van mün patiënt...." Mr. Wendland wendde zich tot mü en zei: .Wees zoo goed, hier op mü te wachten." Maar de heer, die zich als Dr. Stemeck had voorgesteld, kwam tusschenbelden„Mag ik u een raad geven, dokter, zend dan liever de taxi weg. *t Is nutteloos een betrekkelük langen wachttüd te betalen en 't zal voor mü een eer zün, u met mün eigen auto thuis te brengen.” „Goed, als u zoo vriendelük wilt zijn.” Mr. Wendland richtte zich weer tot mü en be taalde. Ik reed weg De twee heeren dit zag ik mog sloegen een richting in, die dwars ovér de „Schmelz” en over het voormalig excer- citieterrein leidt. Het verwonderde mü wel eenigszins, dat Mr. Wendland een vreemden man zoo argeloos volgde in die slecht befaamde buurt. Iedereen weet, dat allerlei lichtschuw gespuis zich daar ophoudt. Had u den indruk, dat Mr Wendland inderdaad zonder wantrouwen den onbekenden volgde? - Ja. dien indruk had ik. Wel zonderling! En geef mü nu «ens een beschrüving van den man met de donkere overjas. Hü was groot, niet waar? Slank breed in de schouders? Breed in de schouders, ja; maar niet büzonder groot en ook niet slank Hü was van middelbare grootte en nogal corpulent. Het voorkomen van iemand uit aristocra tische kringen? Heelemaal niet. Hü zag er uit als een plattelandsbeambte, een rentmeester of iets van dien aard, maar niet als een voornaam heer. „Gaan jullie Zondagmiddag mee naar den dierentuin?” Die woorden op een kladje ge krabbeld hadden de ronde gedaan bü de leden van de club De Vereénlging Plant en Dier en de meesten hadden kans gezien er hun ja op te zetten. Zooals gewoonlük was het gezelschap om twee uur present bü Kees, die het dichtst bij den Dierentuin woonde. Allen waren op de fiets en na een klein kwartier waren zij aan geland. De papegaaien waren aan het schreeu wen. Een zakje apenpooten en één met klontjes werden aan het loket gekocht en daarna ging het gezelschap verder. Bü de papegaaien was zooals gewoonlük de eerste halte. Apennootjes werden uitgedeeld en de meeste vogels namen ze deftig met hun snavel of poot aan. Een enkele, die blük gaf van onvriendelijke gevoelens^ kreeg voor alle zekerheid het nootje in zün etensbakje. De apen werden ditmaal van klontjes voor zien. daar zü reeds vroeger blijk gaven de nootjes, die naar hen genoemd zün. niet erg te waardeeren. Vjoor klontjes waren zü beter te spreken en elk stukje werd met groote zorg opgenomen en voor de soortgenooten in vei ligheid gebracht. Echt menschelük zagen de apen er uit. als ze gingen drifiken en zich over het water bogen, net oude, rimpelige rnanne- tjesgezichten Het was nog niet druk in den dierentuin, maar een eind verder, waar de apenrots was. stonden eenige menschen te kü- ken. Het was ook een koddig gezicht. Een aap had een spiegeltje, waarmee hü voortdurend in de weer was. Nu eens liet hü het licht er zoo in vallen, dat een lichtvlekje over zün ge- r* Zün zü onder ons zullen een lief ding over hebben meer vertrouwelükheid. voor meer rustig-intlemw meer^lief-stille uren samen, doch schamen zich u.._ KPVen ult vreeg voor kinderachtig gehouden te Is het zoo granietzuilen --v-- Wy hart gekregen om lief te hebben en worden ona niet de vermogens geschonken, om onze liefde te toonen. te toonen aan wie ona dierbaar zün?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 9