De meesterwerken Montpellier HOCHZEIT van Een vulkaan bedwongen Slowakije een onzekere stemming JOSEPH ROTH Jubileum van een natuurramp in TISSO, TUKA EN SIDOR MET VACANTIE IN DEI ORANGERIE Uitbarsting van den Kloet in 1919 Hoe ruilt men kropsla tegen kunst? ZATERDAG 3 JUNI 1939 Te Parijs overleden t Is de jonge staat wel levensvatbaar? e (Van onzen Paryschen correspondent) Ier nd i ?en toestand van bfl- ultstekend naast econom! O. D. Ie M- 1 „Bonjour Monsieur Courbet", het fraaie en zelfbewuste schilderij van Courbet uit het museum van Montpellier de de die die lat fte w iet telkens gedaan, de mi- top van ds" m igende: Welk an om ..Ren-’ i toch 1 heeft tukken obli- lasten n. dat meer lieden Arme thans Idelen i hoo- n die gelost e een steed, 00 000 it. 'halve «ante! ui by ng de iderd. 1 dan pare en te rn de J00— >men. kun- a het toren egst- kas Zii mta s ge- ;erug ring, Un- g 1 Hen md, Exc. van van H)k. srst van >ld- .nd. ice- H„ aal nn ran ni gh, len twoor- 1 wUse.’ iUende eorga ten de lossing "1 Slow a - en en by de Slowaken ie vooral confessioneele Er behoort veel optimisme toe, om In een lang voortbestaan van Slowakije als onafhankelyken staat te gelooven. Het armoedige land de armoede valt op, wanneer men, uit het vette land van Moravië komend, door het Balkan achtige Slowakije reist vormt met TsjeclUë en andere omringende landen één economisch gebied. Hef heeft voor zichzelf geep groote eco nomische bestaansmogelijkheid. De uit voer sla Is stopgezet. Heerlijke jonge sla is niets meer waard en wordt doorge draaid aldus schrijft men aan Het Vaderland In Zürich worden eenlge belangrijke werken van de jongste schilderscholen geveild. Duitsch land doet ze van de hand. Er zijn nu aestheten. die zeggen: barbaarzen Duitschland. Ik ben geen aestheet. maar Ik tieb meer dan eens In de Duitsche musea werken van expressionisten en andere meesters van de laatste driekwart eeuw bewonderd en daarbij dan. niet zonder eenigen weemoed, geconsta teerd: die groote kunst krijgt men in Neder- landsche musea niet te zien! In Duitschland daarentegen was er zeer veel van die kunst Oaat men nu alles verkoopen of slechts enkele stukken? Enkele maanden geleden nog zag ik in Dresden in de Neue Galerie een zeer fraaie Gainsum en een goede Van Gogh naast veel ander verdienstelijk werk. Die zijn te Zürich niet geveild. Er is nog veel meer. Deze schilder school immers heeft een tijdlang fureur gemaakt in Duitschland. Evenals het Fransche irnprea- slonnlsme trouwens. Vindt men. zelfs in Frank rijk, ergens een mooiere verzameling dan die van het museum te Mannheim? Wy In ons land hebben gelukkig mevrouw KröllerMüller ge had. Maar in onze gewone musea zou er nog heel wat by kunnen van die moderne meester werken, waarbij wy natuurlijk niet willen te verstaan geven, dat wU als volk destijds zoo veel barbaarscher waren dan de Duitschers, die toen zooveel van die doeken kochten. Nu zijn de rollen omgekeerd: de Duitschers verkoopen en wij zijn zoo vervuld van bewon dering voor die kunst, dat wij Duitschland nu als een anti-cultuurland beschouwen, omdat het een Van Gogh durft verkoopen. De vraag of sommken Gauguin zoozeer be wonderen. dat zjj het tegenwoordige Duitsch- land er door gaan haten of Hitler zoozeer ha ten, dat zij er Gauguin van bewonderen, laat ik hier bulten bespreking Ik schreef het reeds: ik ben geen aestheet, maar een paar Gauguins in onze musea, ik zou ze er graag zien! En nu denk ik weer aan die lekkere jonge sla uit het Westland Wy eten ze graag hier, maar wy kunnen ze niet op De Duitschers eten ze ook graag, maar ze hebben geen geld voor het buitenland, omdat dit buitenland «.Amerika in de eerste plaats zijn grenzen sluit en omdat ze daarenboven meenen. dat ze zekere andere dingen moeten koopen. die nuttig zijn in geval van oorlog. Ik ben evenmin een politicus als een aestheet. Ik wil m|| aan Gauguin. Van Gogh en aan de jonge sla houden. Waarom geen ruil? De len na Chr.; men zegt van haar, dat zij heel Java in duisternis hulde. In 1334 deed zich een uitbarsting voor, die den naam kreeg van de ..uitbarsting van het zich verplaat sende water". In 1588 braakte de vulkaan gloeiende steenen en brandende zwavel; 10 000 menschen kwamen by die eruptie om het leven. In de 18de en 10de eeuw komt de naam van den Kloet telkens in de an nalen der geschiedenis voor: in 1732 in 1776. in 1811 en in 1820 braakte de berg dood en verwoesting uit. Dan sidderde de bevolking van bjjgeloovlgen angst, want niet alleen beteekent zoo’n uitbarsting, dat er weldra een bloedige oorlog zal komen, maar ook. dat er een boosaardige geest is los- gebroken, die naar de vlakte afdaalt om wraak te nemen op de weerlooze menschen. Zoodat de Nederlandse he ingenieurs hier werkelijk iets grootach tot stand hebben ge bracht: Java’s gevaariykste vulkaan, die door alle eeuwen heen duizenden en nog eens duizenden dooden heeft gekost, la thans aan benden gelegd. De wraakzuchtige geest, die volgens de legende huist op dezen onherbergzamen bergtop, is getemd. Onge twijfeld zal er nog wel eens een uitbarsting komen, maar die zal dan niet veel meer zijn dan het gegrom van een machteloos monster: geen lahars zullen meer naar de vlakte afdalen om er dorpen te verwoesten en dood en verschrikking om zich been te zaaien. Duitschers willen graag sla eten, wl) wil- graag een Gauguin zien, de slakweekers moeten toch gesteund worden, eenig geld voor museaverryking is er nog wel. door toevoeging van wat men uitgeeft tot steun aan de sla-cul- tuur zou het verhoogd kunnen worden. Vallen er geen zaken Je doen? Sla is trouwens niet het eenlge ruilbare artl-. kei. Worteltjes zijn ook goed. Gauguin is niet het eenlge ruilbare meester werk. Een Matisse zou ik ook wel lusten. toga van den hoogleeraar, dan In het colbert van den beursman, dan in het werkpak van den artist. In de levensbeschouwing van Roth waren licht en schaduw verdeeld door het een voudig beginselWat ons nader tot God brengt is goed, het andere is slecht. Roth was een eenvoudig man. met heldere, maar ietwat schuwe en onrustige oogen. groote verschrikkingen hadden gezien en speurden naar zachtheid, naar goedheid, naar mededbogen. Ken zacht gemoed veree- nigde hy met een sterke overtuiging. Zijn lief de voor den Katholieken godsdienst vond haar complement in zijn groote vereerlng voor het oude Katholieke Oostenrijk, dat vooral in de laatste jaren voor zijn dood tot een politiek ideaal werd. Met een kleine variatie eindigt zijn laatste boek „Vom heiligen Trlnker”: Gebe Godt uns allen einen lelchten und schönen Tod! Moge dit voor Joseph Roth zelf het geval zyn geweest. Hy ruste in vrede. toen zy een boottocht op het meer wilde maken, een dolk in de borst Een daad zonder eenigen zin. een 'misdaad, die een einde maakte aan het ongelukkige, droeve bestaan van haar, die als zestienjarige vol Idealen en geluk naar Weenen was gekomen en op wie ten deele ook de woorden van den ouden Frans Joseph in zijn patrlarchentUd van toepassing zijn: mij is in dit leven niets bespaard gebleven!" probeeren van niet minder dan 200 meter lengte en 65 cm doorsnede. En inderdaad slaagde men er aldus in een laag water van ruim acht meter weg te hevelen. Voor de volgende lagen was het noodig tel- kena eerst een horizontalen in den hoofdtunnei uitmondenden hulptunnel te maken. Na den zesden tunnel, welke eind 1924 gereed kwam, was de inhoud van het kratermeer tot ca. vijf millfben kubieke meter verminderd en door den zevenden tunnel liep de hoeveelheid water zelfs nog met 60 pCt. terug, nl. tot 2 mlllioen ku bieke meter, een hoeveelheid, die by een vol gende uitbarsting van den krater stellig niet meer zulke verwoestingen zal aanrichten, als de vorige hebben gedaan. Volgens een oude Javaansche legende is de Kloet namelijk de woonplaats van een geest, die door een hoogere macht naar dezen onher bergzamen krater is verbannen, omdat hij.... nee. ik durf u deze geschiedenis niet te ver tellen: zy is taboe. Als men haar uit de ver getelheid oprakelt, breekt de booze geest zich uit zyn kluisters los. dan daalt hy naar de vlakte af om wraak te nemen. Dring er niet op aan, dat men u de geschiedenis vertelt: hoogstens hoort ge het verhaal van dien regent, die een groot feest gaf om den wederopbouw van Blitar te vieren Aan een groep wajang spelen had hy vergunning verleend om een voorstelling ten beste te geven, maar wie be- schryft zyn ontsteltenis, toen hij 's avonds be merkte. dat het de verboden legende was. welke men opvoeren zou. Hij probeerde nog de fout ongedaan te maken, maar het was al te laat: de booze berggeest was reeds losgebroken; met vuur en modder vernielde hy het zoo Juist weer opgebouwde stadje en zoowel de regent als de wajangspelers vonden den dood in de kokende bry En daarom vertel ik de verboden legende liever niet. Reeds twintig jaren slaapt de berg- demon: Ut zou hem niet gaarne willen wek ken De uitbarsting van 1826 beteekende de on dergang van 65 dorpen, taliooze rystvelden wer den onder modder en steenen bedolven. In 1836 deed zich een nieuwe uitbarsting voor en in 1848 ook. de een nog heviger dan de andere Telkenmale stegen uit den krater vurige vlam men op. gloedwolken zetten de bosschen in ont- gebouwen ten op den weg naar een volkomen breuk met Praag niet volgen. De tegenwoordige Slowaak sche minister van Buitenlandsche Zaken, Dur- cansky viel hem in die dagen daarom door middel van de Weensche radio heftig aan. Si dor moest toen niet alleen afstand doen van zyn ministerschap, maar hy legde ook vrij willig zyn mandaat van afgevaardigde neder en trok zich terug naar I Rosenberg, waar Hlinka tydens zyn leven als politiek lei der en zielzorger werkte. Daar heeft Sldor dezer dagen een rede gehouden, waarin hy op kwam tegen de Heriynsche" politiek van Tlsso en waarin hy verklaarde, dat een werke lijk vry Slowakye noch onder Dultachen, noch onder Poolschen, noen onder Hongaarschen invloed mag staan. Mdet Slowakye op bulten- tandsche hulp steunen, dan zou- Sidor het liefst die van Polen kiezen. Om Sidor verza melen zich ontevredëne of niet-bevredlgde kringen, zoodat de mógelijkheid niet is uitge sloten, dat hy als „Slowaaksche nationale held” eens de plaats zal Innemen van professor Tuka. die heden plaatsvervangend minister president is. Tuka, die al meer 'dan tien Jaren naar beweerd wordt, met Hongaarsche ondersteu ning voor de onafhankelykheld van Slowa kye werkte, door een Tsjechlsch-Slowaaksch gerecht wegens landverraad tot lange ge vangenisstraf werd veroordeeld en vele jaren ook in de gevangenis zat. is wellicht nog meer dan Tlsso de geestelijke leider van het Slo waaksche volk. In ieder geval beschouwt de jonge Slowaaksche generatie, die nog het meest enthousiast is over qe ontwikkeling, welke de dingen hebben genomen, hem als haar leider. De Hongaren beweren, dat Tuka er nog altyd naar streeft de Slowaken onder -Hongaarschen Invloed, zelfs onder Hongaarsche heerschappy te brengen. De weinig talryke Slowaaksche intellectuee- len en de meerderheid der In Slowakye leven de Hongaren bel y den voor het overgroots ge deelte den evangelisthen godsdienst, terwyi het Slowaaksche boerenvolk streng Katholiek is. De tegenwoordig* regeering zoekt haar steun natuuriyk by de breede katholieke volks massa. Dit doet pok de Duitsche party, die voorgeeft groote waarde te hechten aan goede betrekkingen met dé Katholieke Kerk. Dit is niet zoo merkwaardig. Wy hebben dit vóór „AnschlUsse” elders ook kunnen waarnemen. De minister-president, Mgr. Tlsso, heeft be gin Mei in het „Neue Wiener Tageblatt” een artikel gepubliceerd, waarin hy Slowakye als natlonalen en chri*teiyken staat karakteri seert onder autoritaire leiding en met het de vies: „Voor God én volk". Over het algemeen mag men wel zeggen, dat by alle in kye levende volksgreepei zelf momenten tenslotte .van de allereerste betee kenis zullen zyn, wanneer eenmaal de vraag acuut zou worden: .(Anschluss” by het groote Duitsche Ryk of by Hongarije? Aan een langen duur van den onafhankeiy- ken Slowaakschen staat schynen maar heel weinigen te gelooven. 'Wat, gezien alle omstan digheden, zéér begrypeiyk is. Het had de beteekenis van een manifest en leerde in de natuur de natuur zien. Recht te genover dit tableau aan den anderen wand is een ander werk van Courbet opgehangen, dat ternauwernood minder opzien baarde dan zyn „Baigneuses”. zy het om andere redenen. Het is zyn bekende ..Bonjour. M Courbet”, oftewel La Rencontre”. Op een wandeling in een Zuid-Fransch dorp ontmoet Courbet twee dor pelingen. kenneiyk een heer en zyn knecht. Hy doet zich door het tweetal aUeronderdanigst groeten, terwyi hy zelf kaarsrecht, met zyn zwarten puntbaard eigenwys allergenadigst de begroeting in ontvangst neemt. Een weldsch lumineus diepliggend landschap dient als grond voor deze ontmoeting, en een Immense hemel als achtergrond Onder het bezit aan negentiende-eeuwsche meesters van het museum van Montpellier ko men nog verschillende andere klinkende na men voor. o.a. Delacroix en Corot. Van dezen laatste heeft het museum een dier zeldzaam licht en vlug gedane landschappen In blauwe en rose tonen, exquis als een oud porcelein van Sèvres: Souvenir de Ville d'Avray. de bosschen vlam op de hellingen van den berg en zagiyke banjirs sloegen bruggen en weg. De uitbarsting van 1864 werd voorafge gaan door een hevig onderaardsch gerommel en by de Kloetramp van 1875 was het alleen het water, dat zich met verwoestende kracht over de vlakte uitstortte. Verder kwam er In 1901, na een rustperiode van 26 jaar, ophieuw een uitbarsting, waarby lahar-stroomen omlaag kwamen, die het stadje Blitar bedenkelyk dicht naderden. Gewaarschuwd door deze eruptie begonnen onze ingenieurs ernstig over de mogelykheden van afweermaatregelen te denken. Officleele rapporten werden uitgebracht en in 1905 werd er zelfs een dam gelegd In de lahar-geul, die Blitar tegen het gevaar der bandjirs moest be schermen In 1919 Is deze dam echter volkomen door het geweld der opnieuw losgebroken na tuurkrachten weggevaagd. En behalve dien dam maakte men In den kraterwand nog een soort overlaat om het meer althans gedeeltelyk te ontlasten; desniettemin bleef er nog een 40 mll- lioen kubieke meter water in het meer over. Reeds In 1908 had Ir. Hugo Cool gewezen op de mogelykheld om het gevaarlyke water at te tappen door middel van een tunnel, een methode, die trouwens ook al door de Romeinen was toegepast; zy hebben aldus het kratermeer van Arrlcclo drooggelegd en de kratarmeren van Nemi en Albano tot ongevaariyk peil terug gebracht. Echter eerst na de ramp van 1919 zou tot uitvoering van Cools plannen worden overgegaan. Toen zag men ook in officleele kringen in: er moest iets tegen de wederkeerende verwoestingen worden Het bleek geen gemakkelyk werk, teriaten en het gereedschap naar den den krater te brengen Dat nam veel tyd in beslag en kostte handen vol geld. De atwate- rlngstunnel moest 955 meter lang worden; men begon aan den binnenkant van den krater met een schacht van 3$ meter diepte, maar de kraterbodem begon weldra weer te werken en het water steeg aoo hoog, dat het onmogelyk werd met deze verticale schacht door te gaan. Van den buitenkant af maakte men betere vor deringen: in 1921 had de tunnel reeds een lengte van 400 meter. Het was een ontzaglyk moeilijk werk, vooral ook, omdat het er zoo ontzettend heet was: het water condenseerde op de huid van de koelies en liep er tappelings langs om laag. Er moest een ventilatietunnel worden ge maakt, die voor een deel rechtstreeks van den afwateringstunnel uit naar boven moest worden geboord. De arbeiders werkten in een ruimte met een temperatuur van 46 gr. C. Onderwyi had de hoofdtunnel een lengte ge kregen van 740 meter, maar toen had men het vaste gesteente verlaten en moest men verder met het werk ophouden, omdat men terecht gekomen was in los, waterdoorlaterrd materiaal Daarvan schoot op 25 Maart 1923 een prop naar binnen, zoodat twintig meter gang er mee op gevuld werden; negen dagen later had een tweede inspoeling plaats, waarby bovengenoem de prop nogmaals twintig meter vooruitgescho ven werd en dat met zooveel kracht, dat rails werden opgeschoven en verbogen, dat myn- wagentjes werden meegesleurd en dat blokken van duizenden kilo's tot diep In den tunnel werden gedreven, vyf inlandscbe arbeiders kwamen by dit ongeluk om het leven en de anderen geraakten in geloovige vrees Zonneklaar bleek, dat men aldus niet verder zou kunnen komen Geen wonder ook: achter de puinlaag lag de druk van 22 mlllioen ku bieke meter water. Er zat niets anders, op. dan dat men dit water laag voor laag weg werkte en aldus den gevaariyken arbeid in den afwateringstunnel verder vermeed. Hoewel men tot op dat moment nog nimmer met zulk een formidabele he veile idlng had ge werkt. besloot men het met een hevelleiding te Het is nu twintig jaar geleden, dat de wereld werd opgeschrikt door de berichten van een geweldige natuurramp in Nederlandscb Indiè. de uitbarsting van den Kloet, die in dóéF nacht van 19 op 20 Mei 1919 aan duizenden menschen het leven kostte. Met donderend ge weld was de prop vulkanisch materiaal, die den kratermond afsloot, in stukken gevlogen en heè beruchte kratermeer, dat een inhoud had van ca. 40 mlllioen kubieke meter, werd over den kraterrand uitgestulpt en stortte zich als een machtige waterstroom met onweerstaan baar geweld over de dorpen en landeryen aan den voet van den berg uit. Daarna spoog de krater vuur en vlam, gloedwólken daalden langs de hellingen af en een donkere aschregen zeeg over dezen hoek van Java uit. Het stadje Blitar met zyn 12 000 Inwoners werd ditmaal niet ge spaard. Wel Joeg een stoomfluit de menschen op. maar zy hadden slechts een kwartier den tyd om zich uit de voeten te maken; daarna stortte zich een muur van vuur en modder over pet stadje uit. In de daarop volgende 45 minuten werden 104 Inlandsche dorpen ver nield Byna 9000 woningen stortten In en 5110 menscbenlevens gingen verloren? Een golf van deernis ging door ons land en In enkele maan den tyds werdén duizenden en nog’ eens dui zenden guldens by elkaar gebracht als steun voor de slachtoffers. De Kloet gold sinds onheugiyke tyden als de verschrikkelykste van alle vulkanen in onze Oost. Zoover de geschiedenis terug gaat heeft hy schrik en ontsteltenis om zich heen gezaaid. De eerste uitbarsting, waarvan in de geschiedenis gewag wordt gemaakt, had plaats omstreeks 1000 jaar Ben der gevolgen, welke de „onzekerheid der tyden” op haar geweten heeft, is zeker ook. dat heel wat plannen tot het organlseeren van groote kunsttentoonstellingen begraven zyn moeten worden Welke Tnuseum-conservator of gelukkige elgeftaar van particuliere verzame lingen zou de hem toevertrouwde schatten met gerust gemoed op verre reizen durven uitstu ren, nu men er niet vast op mag rekenen, dat de wegen veilig zullen blyven? Betreurenswaar- dlg. want de gewoonte van het tydelyk uit wisselen van de meesterwerken der gemeen- schappeiyke Europeesche beschaving heeft reeds veel winst gebracht en was een zeer ele gante vorm van internationale samenwerking. Wat hebben wy, thans levende Nederlanders, aan dezen vorm van internationale samenwer king niet te danken voor onze kennis van den onvergeiykeUjken Rembrandt? Het is nu al heel fraai. Indien men het aan durft kunstwerken binnen de eigen lands grenzen te verplaatsen. Zoo heeft Parys aan de omstandigheid, dat het eindeiyk noodig werd gevonden, de lokalen van het stedelyk museum wn Montpellier in het Zuiden des lands te verruimen en te modemiseeren. een expositie te danken: ..Les chefs d'oeuvre de Montpel lier”. Het is werkeiyk een. zeer gelukkige ge dachte geweest, inplaats 'van r- tot de be ëindiging der werkzaamheden op te bergen in een ot andere opslagplaats, deze meesterwer ken een vacantia te doen doorbrengen in de hoofdstad, waar zy onderdak hebben gevon den in de Tullerleën-Orangerie. Zy genieten daar van een ruimte en een belichting, als zy thuis tot dusverre nog nooit hebben gekend, maar by hun terugkeer voorgoed zullen vin den. Zy zyn het alleszins waard. Wat rykdom betreft kunnen de Fransche pro vinciale musea het zeker niet opnemen tegen de befaamde provinciale musea in Italië en Duitschland, waar in den daar nu zoo ge smaden tyd der decentralisatie en versnippe ring koninkjes, prinsen, hertogen of simpe ler bestuurders met elkaar wedijverden in prachtlievendheid en kunstminnende liberali teit. Maar er zyn er toch wel enkele verza melingen ryk, die op wyde faam aanspraak mogen maken. Dat van Montpellier behoort er toe. De oprichting van dit museum dateert van het begin der vorige eeuw en is te danken aan de bemoeienissen en vrygevigheld van zeke ren F. X. Fabre, die zelf als nlet-onverdienste- lyk dilettant de schilderkunst beoefende, maar die toch nooit meer dan een plaatseiyken roem bereikte z Aan Fabre heeft het museum van Mont pellier o a een verzameling oude Vlamingen en Hollanders te danken, die ongetwyfeld den trots zou uitmaken van menig provinciaal mu seum in Nederland. Van de Teniers', de Brou wers, Wouwerman’s, van Ostade's, Steen's en Dou's verdienen} de twee tableaux van Steen en van Dou «bijzonder gereleveerd te worden. Het schildery, dat het museum van Montpel lier van dezen laatste bezit, is gecatalogiseerd onder de benaming: La souricière (de muizen val). Het is gedaan in den bekenden, gladden, minutieuzen stijl van dezen door het Fransche publiek altyd nog hoog gesraardeerden fyn- schilder en stelt een knaap voor, die zyn moe der, die in de keuken druk doende is met het klaarmaken van het eten zy is Juist worte len aan het krabben triomphanteiyk *<een muizenval is komen toonen met een muis erin. De moeder heeft, voor het geval een op blik van haar werk, waarvan de stille geluk kige glimlach vooral de opgetogenheid van haar kind geldt. Zeer intiem en Hollandsch. Van de twee werken van Jan Steen is er een een variant op het bekende schildery van. mee nen wy. het Rllksmuseum: „Zooals de ouden zongen, piepen de jongen”. Het andere beeldt het ook meer dan eens door Steen behandelde thema uit van den weinig nauwlettenden le- venslustigen zwerver, die zich aan een tafel buiten de herberg door een struische dienst maagd een roemer wyn laat schenken. De vrij postige. breede glimlach van den schelm geldt kennelUk iets anders dan den gereikten koe len dronk. Het is stil en rustig om hen heen en door het geboomte schynt de gouden gloed van den zonsondergang. Een byzonder fyn trekje is het hartvormig witte vleesch van een openge broken noot, welke met andere ongeopende ach teloos over de tafel ligt verstrooid. Het Hollandsche stllleven-genre is vertegen woordigd met een zeldzaam werk van van Scbrleck; rond een bloeiende distel fladderen eenlge vlinders, waarnaar op den grond twèe hagedissen gulzig happen. Het werkje is geestig en zeer decoratief. Ook op enkele' waardevolle Italianen en Spanjaarden wist de stichter^ van het museüm beslag te leggen, o .a op een "'weelderig geschil derde Veronese: het mystieke huweiyk van de H. Catharina van, Alexandrlë en het statig en ernstig portret van een jongeman, uit de Florentynsche school, langen tyd toegeschre ven aan Raphael en in ieder geval sterk door diens invloed beheerscht. De twee Zurbaram's welke het museum van Montpellier ryk is, zou den zelfs in het Prado van Madrid recht heb ben op een eereplaats. Het een is een frag ment van een Annunciatie en stelt den aarts engel Raphael voor in de gedaante van een jeugdig, eerbiedig verbaasd kind. Opmerkelyk is zyn H Agatha, een werk van zeldzaam no bele maëstria en intens coloriet. Maar hoe belangwekkend enkele buitenland sche meesters in het museum van Mont pellier ook vertegenwoordigd zyn, daarin ligt toch niet zyn voornaamste beteekenis. Deze is. dat het werken bezit van zekere Fransche schil ders, die men niet volledig kan zeggen te ken den, zoolang men geen kennis heeft kunnen maken met wat er van hen in Montpellier thuis is. Dit geldt voornamelyk voor het werk van Gustave Courbet, een der Fransche schil ders. wier optreden baanbrekend Is geweest voor de moderne periode. Zijn jjortret van Baude laire wordt door velen voor zyn volmaaktste meesterwerk gehouden. Het is eeriyk. sober, ongedwongen en alles wat naar pose zweemt is er volkomen vreemd aan, en met dat al toch buitengewoon boeiend. Het geeft ons Bau delaire te zien in een houding tusschen „face” on „profile", het gelaat echter nagenoeg zui ver en profile. Hy is gezeten, lezend en pyp- rookend, aan een tafel, gedekt met eenig ge vel, als men op een schryvers-tafel pleegt te vinden, sous-maln. boeken en een inkt koker met ganzenveder. Hy zit los en gemak kelyk. gekleed in kamerrok; de eene hand houdt het boek, de andere ligt naast hem gespreid op de sofa. Schilderkunstig is het magnifiek en Van onovertroffen kunnen. Is het een indringend psychologisch portret? Het komt ons voor, dat het ons meer een Baudelaire geeft van bulten af. Niettemin is het Interessanter dan het por tret, dat Courbet op doek bracht van M Bruyas. en dat hy zelf als het ..portrait-solu tion'' waardeerde. Van den landschapschilder Courbet ziet men *n de Orangerie geëxposeerd zyn befaamde •Baigneuses”, dat indertyd de uitwerking had van den bekenden knuppel in het hoender hok. Delacroix constateerde er een tekort aan harmonie in tusschen de natuur en de figuren. De jonge staat heeft op vele gebieden met moeilijkheden te kampen. Het ligt voor de hand, dat de cultureel, religieus en ethnografisch zoo heterogene bevolking van het land nog verre van een eenlgszlns stabiele eenheid verwyderd is. En toch zou alleen zulk een eenheid het be staan van een onafhankeiyk Slowakye van bin nen uit kunnen waarborgen. De Hongaarsche minderheid, over wier ge- talssterkte de opgaven merkwaardig ver ult- eenloopen, heeft haar hope, naar Hongarye te kunnen terugkeeren, nog niet opgegeven. Deze hoop strekt zich niet uit over geheel Slowakye, maar zeker over Bratislawa, het aloude Press- burg, nog ouder Poszony, Koninkiyk-Hongaar- sche vrystad. De Slowaken in het algemeen be klagen zich niet alleen over de on-loyale hou ding der Hongaarsche minderheid, maar ook over de houding, die de Hongaarsche autori teiten aannemen tegenover de Slowaaksche minderheid In Hongarye. die tengevolge van de Weensche arbltrage-ultspraak in getals- sterkte zeer is toegenomen. De voortdurende grensincidenten bewyzen trouwens, dat er tus schen belde staten nog geenszins normale be trekkingen bestaan. In Bratislawa zelf is vry- wel het algemeene «Jrdeel. dat de Hongaren zich by de eerste gunstige gelegenheid van deze stad en zelfs van geheel Slowakye zullen meester maken. Dit baart groote zorg en deze zorg wordt des te grooter. wyi zy verbonden is met de vrees, dat de Hongaarsche aspira ties door Italië ondersteund zouden kunnen worden. Daar komt nog by, dat de Slowaken Het was dezer dagen vijf en tachtig jaar ge leden. dat Keizer Franz Joseph in het huweiyk trad met de Beierse he prinses nisabeth. De bruid had München verlaten op een straienden lentedag, vol son en warmte. Te Linz ging de toekomstige Keizerin aan boord van de rader- stoomboot ..Franz Joseph”, die geheel met rozen in weergaloose weelde was versisrd. De brulds- vaart naar Weenen begon. De prinses stond op het dek van de boot, dat eveneens was herschapen In een weelderigen rozentuin Zbn- der ophouden groette zy de duizenden en dui zenden. die aan beide oevers van den Donau stonden en haar jubelende ovaties brachten. Alle steden en dorpen waren rijk beviagd. Het schip roer stroomopwaarts door de Wachau naar de aanlegplaats van Nussdorf, waar zich een onafzienbare menigte had verzameld. In de nabyheid van_ de aanlegplaats was een pa viljoen gebouwd met een zuilenhal. De torens en koepels van het paviljoen waren verguld en glansden en straalden in het zonnegoud. De hoogste kerkeiyke waardigheidsbekleeders. de wereldiyke autoriteiten, de hooge adël en het geheele corps diplomatique wachtten de aan komst van het schip af. Om half zes 's avonds weerklonk bazuingeschal ten teeken. dat de boot in aantocht was. Onder het weerklinken der militaire muziek, het luiden der klokken en het donderen der kanonnen legde het schip aan. Keizer Franz Joseph yide als eerste aan boord en omhelsde zijn bruid Het volk was buitengewoon enthousiast en uit duizenden kelen klonk de harieiyke welkomstkreet..Es lebe die Braut des Kaisers”. De geestdrift was zóó groot, dat Elisabeth's oogen zich vulden met tranen. Zy bleef, als in een ban gevangen, lang staan, liet haar blikken over het grandiose schouwspel dwalen en groette dan met geluk kigen glimlach, buigend en wuivend naar haar volk. De tocht van Nussdorf naar Schönbrunn werd een triomftocht Des middags van den volgenden dag hield Elisabeth, die een statiekleed droeg van hel rood atlas met kant gegarneerd, waarover een wit zyden mantel plooide, gezeten in een ver gulden galawagen. welke door acht met zilver en goud getuigde schimmels werd getrokken, van de Theresiaansche Ridderacademie uit haar intocht in den Hofburg Haar weg voerde haar over de Eltsabethbrug.^dle’ versierd was met duizenden boompjes en planten van de zeldzaamste en kostbaarste soorten uit de tui nen en kassen van den Prins .on Liechtenstein und Schwarzenberg. Des avonds zegende de Aartsbisschop van Weenen. Ridder von Rausch, het Kelzeriyke huweiyk in in de Augustijner Kerk. De Keizer droeg de uniform van hof maarschalk en alle de hoogste orden der Do- naumonarchle. de Jonge bruid was gekleed in een witte japon van zware zyde. waarover een met goud doorstlkte mantel hing met langen sleep. De bruidssluier was van Brusselsche kant, die byeen werd gehouden door een dia manten agraffe. De bruidskrans was gemaakt van jonge myrthen en oranjebloesems en was bevestigd aan een diadeem van brillonten, wel ken de moeder des Keizers op haar trouwdag had gedragen en dien zy haar schoondochter als huwelyksgeschenk had gegeven De borst der bruid tooide de Beiersche Theresiaorde met het Oostenryksche sterrekruls en met witte rooen. Een gouden medaille, die op de beeld zijde de borstbeelden der belde Majesteiten draagt met het opschrift: „Franciscus Josephus I.DG Austriae imperator et Elisabeth Maxi- milianl in Bavaria Duels fllla” en op de keer zijde het moment der huwelijksinzegening voor» stelt, herinnert heden aan dezen solfmncelan dag. Een groot volksfeest in den Prater. z«xmüo Weenen het nadien niet meer heeft aanschouwd en een bal in de Redoutenzaal en in de winter- ryschool van den Hofburg sloten de feestweek in de hoofdstad des Ryks. Vyf en tachtig jaren zyn sindsdien voorby- gegaan. Wie had er m die dagen van glans en geluk zelfs maar een flauw idee van. dat onge luk en onheil van byna alle maar ultdenkbare tragiek voor dit stralende vorstenpaar op zyn levenspad waren weggelegd? De Keizerin trof het ergste wat een moeder maar kan treften: de dood van haar zoon Rudolph, den troonop volger. 30 Januari 1889 in het jachtslot Mayer- ling. Na den dood van Rudolph kende de «touw, wrier wezen altyd-vol onrust en nervo siteit was geweest, geen rust meer. Zy reisde haast heel de wereld door, vervreemdde meer en meer van den Keizer en vertoefde het liefste in de van de wereld afgesloten eenzaamheid van het Achilleion op het eiland Korfoe, in dat tooverslot met zyn stille, mystiek aandoende parken, waar tai Heinrich Heine las. Deze Kei zerin had een fanatieke voorliefde voor den* Dultschen Joodschen dichter. In haar park had zij een wit-marmeren standbeeld voor hem op gericht. Evenals voor haar tragischen zoon Rudolph. Maar ook op Korfoe kende zy geen rust. Telkens weer opnieuw ging zy op rets Op haar zwerft-chten kwam zy in 1898 naar Genève. De Italiaansche anarchist Luccini stak haar. De Pariser Tageszeitung bericht, dat de groote Oostenryksche auteur Joseph Roth in den ouder dom van 44 Jaar te Parijs is overleden. Hy was sinds korten tyd lydende aan een longonttae- king. opgenomen in 't ziekenhuis te Necker. Nog slechts eenlge weken geleden publiceerden wy onder den titel „Een nieuwe Joseph Roth" een uitvoerige beschryvlng over zyn laatste boek .Die Kapuzlnergruft." Is dit zyn laatste boek geweest? Juist, nu wy dezen regel schryven. wor den ons de correcties gebracht van een nieuw boekje ..Die Legende vom Heiligen Trinker". dat dezer dagen by Allert de Lange verschynt. He laas. dit leven is te snel afgesloten. Naar het uiterlyk voorkomen, zoo schreef eens een interviewer in ons blad, kon Roth wel een schrynwerker of een klein zelfstandig timmer mansbaasje zyn, maar' hy was een rasecht auteur met een ryken staat van dienst achter zich in de literatuur. Hy werd op 2 September 1894 geboren te Svaby in Oostenryk, studeerde aan het gymnasium, vervolgens aan de univer- siteit en was nauweiyks leeraar in de Germanis tiek. toen de wereldoorlog uitbrak en hy als vrywilliger dienst nam in het Oostenrijksche le ger. Hy bracht het tot vaandrig. Na de ineen storting van de oude Donau-monarchie pro beerde hy zonder al te groot succes zyn geluk als journalist. Hy waagde zich aar een roman .Flucht ohne Ende” en slaagde, zyn volgende boeken brachten hem wereldfaam „Tarrabas", „Hlob Radetzkymarsch „Die Hunderd Ta- ge". Beicht eines Mörders” en „Die Kapuzlner gruft.” In 1924 vestigde hy zich te Parijs. HIJ was dus heelemaal geen Dultscher en geen emi grant uit 't Derde Rijk, zooals men hem, ten on- iechte hem opsommend by de verbannen schry vers, wel eens noemde, zyn boeken werden ook r.iet verbrand, noch verboden. Eerst met zyn werk .Der Antichrist", dat te Amsterdam ver scheen en door Werumeus Bunlng werd vertaald en door Anton van Duinkerken met een inlei ding voorzien, keerde Roth zich duideiyk tegen het nationaal-socialisme, dat geheel vreemd en vyandig was aan zyn merkwaardig religieus schrijvers temperament. In dit prachtige boek wees hy op de gevaren vaneen modernen tyd. De antichrist, zoo redeneerde hy. is niet op de eerste plaats het apocalyptische monster, dat komen zal pop het einde der dagen, maar de antichrist is een voortdurend aanwezige wereld macht, die den menscheiyken zielenadel be dreigt. De antichrist kleedt zich altyd in mo dern gewaad en gebruikt moderne middelenhet bankwezen, de krant, de film, de reclame, de massa-organlsatie. de leuze. Al wat den mensch naar de zeven hoofdzonden verleidt en hoe veel is dit niet in de moderne wereld? wordt onmiddeliyk gesteund en gepropageerd door de anti-Christeiyke wereldmachten. Niet met boks pooten verschynt satan, maar nu eens in de ook daarom onzekerheid voelen over de toe komst van hun jongen staat, omdat sedert de Ineenstorting van Tsjecho-Slowakye het vroe gere militair beveiligde Slowaaksche Zuid- front niet meer zoo sterk staat als voorheen, Hongarye militair zooveel sterker is gewor den en Slowakye den verwachten bystand niet verkreeg, toen kort'na de proclameering van zyn onafhankeiykheld Hongarye het een breede grensstrook fn het Oosten ontrukte. Voorts zyn de meenlngen In het land zeer ver deeld over de vraag, of Slowakye economisch levensvatbaar is; verder over de kwestie, wel ken invloed een Duitsch-Poolsch conflict op Slowakye zou hebben; en tenslotte over het probleem, of werkeiyk een zegenryke ontwik keling der vreemde minderheden in dan auto- ritairen Slowaakschen staat mogelyk zal zyn en hoe. er een gemeenschap gevormd kan worden tusschen de verschillende volksgroe pen. Tegenover de uitstekend georganiseerde Duitsche „volksgroep” is de toon der Slowaak sche pers niet zoo moedig als tegenover Hongaarsche. Dit neemt niet weg, dat Duitschers als vreemde volksgroep onder al lerlei moeilijkheden hebben te lyden en zelf het gevoel hebben, dat zy nlef gerekend wor den te behooren tot het Slowaaksche .ataats- volk”. Het ontslag der Duitsche ambtenaren en Duitech personeel en andere tegen de Duit schers gerichte maatregelen heeft echter de regeering-Tisso na tusschenkomst van den lei der der Duitsche party, staatssecretaris Kar- masln, weer moeten Intrekken. De Duitsche minderheid voor het grootste gedeelte vroe gere Oostenrykers is niet alleen sterk, maar achter haar staat, wat de Slowaken eiken dag Jn hun couranten te lezen krygen. het Derde Ryk, welks beschermheerschap (wat weer wat anders is dan „protectoraat”) zich over Slo wakye uitstrekt. En tenslotte zyn belangrijne gebiedsstrooken van Slowakye door Duitsche troepen bezet, vooral in het Noord-Westeiyke gedeelte van het land. De nauwe aanleuning van de Slowaaksche regeering by Beriyn, die uit deze omstandigheden gemakkelyk Is te ver klaren, vindt ook haar uitdrukking daarin, dat het Kablnet-Tisso zich by verschillende maatre gelen laat leiden door het Duitsche voorbeeld. Dit geldt niet alleen voor de wetgeving tegen de Joden, die de natlonaal-socialisten „dilet tanterig" vinden, maar ook voor de economi sche, sociale en cultureele politiek. De Slowaaksche politicus, die niet Ingeno men is met deze toenadering tot Duitschland en er klaarbiykelyk niets mede te doen wil hebben, is de vroegere minister Sidor. Hy was altyd autonomist, maar wilde in de storm achtige Maartdagen van dit jaar de seperatls-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 25