DAGBR1EVEN EENER MOEDER VOOR ONZE JEUGD AAHAPPa WJME Hoitika De luchtroovers van 1 1 iito Witje-Wit F 750.- F 250.- F 750.- Koning Nijlpaard wordt onttroond a o» mt mjkju vcuaui khax-moton 4 VRIJDAG 16 JUNI 1939 Voorkom opüoedings- kivartetten 0 KOMKOMMERSLA GEPANEERDE DE ZILVEREN/* I ïtetat" 0 (T - 3Si' - f XXV 2 'I en was. Hippo I. op EEN MOEDER en JAN VAN DE LAAN KNAK Put kracht uit klein hotel in de Grossen- nen een orengen en hem een hij, geen minuut langer *4 door A. Hruschlca Mj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wacht had. gebeurde ook. paardebloem los en schoot Toen V w yw a n/VKIKlf? JC «p dit blad lijn ingevolge de vereekertngsvoorwaarden tegen W-t ’7£?A bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door yj» bil een ongeval met I ,1 «r, yX l\l H* o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeenngen Ovle" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OkJe" doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bfl verOes vwn «sn basaC een woog gf aan oog. En tot op den dag van vandaag dragen de schildpadden dat stevige jasje, want de Nijl paarden probeeren nog altijd hen plat te trap pen en opnieuw koning te worden. PIET BROOS hem beneden straat een nauw achterstraatje de knecht naar de Tatorstrasse liep, auto te zoeken, en hy Lekeek Hempel en wantrouwig. Dat had Hempel ge knecht van 't hotel verscheen met een auto, die hij toevallig gevonden had. De koffers wer den opgeladen, de eigenaar van de koffers stapte in en de auto reed weg Hempel kon juist nog het nummer van de auto lezen Aan achtervolging te voet was niet te denken Bovendien leed het voor hem geen twijfel, dat hij Mellers achterdocht hae opge wekt. Dus Kandelaber", schiffgasse. Het spreekt vanzelf, dat Hempel daar onmid- dellyk een kamer nam. Meller-Bernstein had zich in het register ingeschreven als Otto Mel ler, maar de twee eerste dagen liet hij zich niet zien in de door hem gehuurde kamer. Misschien had hij nog ander schuilplaatsen misschien ook was hij heimelijk weer naar Sperber-Eck gegaan en juist dit maakte Hempel het meest ongerust. Wat ervan zijn mocht het personeel van t hotel had „Meller" maar even gezien en kon zijn voorkomen niet juist beschrijven. Geen wonder trouwens; want de nieuwe logeergast droeg bij zijn aankomst een autokap met bril; de kraag van zijn lederen jas was hoog opge slagen en bovendien hield hjj een zakdoek tegen den mond: hij beweerde namelijk, zwaar verkouden te zyn en schrik te hebber, van de koude lucht In de vestibule en de gangen. Hjj moest, zei hjj. met een vriend op reis in diens auto, welke gelukkig gesloten was. Daarop had hij zijn koffers naar de door hem gehuurde kamer laten brengen en was toen vertrokken. Hempel bekeek zeer nauwkeurig de koffers. Zij waren bijna nieuw en hadden wel zooveel gekost, dat Meller ze slecnts in gevad van uiterste noodzakelijkheid in den steek zou laten Bovendien moesten zij de spullen van den ban diet bevatten. Hempel teekende den bodem van beide kof fers met 'n paar krassen, ten einde ze altijd uit andere van denzelfden aard te kunnen herken nen. en later zou blijken, dat die voorzorgs- Ook óe kinderen bezitten het recht hun oor deel over onze opvoedingskunst te hebben, al zullen zij minder in woorden, dan wel »n ge drag er. handelingen hun goed- of kennen geven Een der meest nuttii maat niet weet, kan 1 beet bij de kinderen zelf in de leer gaan. Hoe uit een kind zich? In vraag, aanwijzing, verhaal of bevel? Steeds met niet meer dan en kele woorden Zelfs een kind van vier, vijf tot «even A acht jaar, dat reeds een compleet ver haal doet, van school of speelkameraadjes, Ml. wanneer wjj het vertelde ontleden, met opval lend weinig woorden genoegen nemen. In vele gevallen geen tiende, geen twintigste gedeelte van het aantal dat wij als volwassenen voor een gelijke geschiedenis noodlg hebben Vooral aan tafel moeten wij ons veel zelfbe- heerschlng opleggen, omdat dit de eenige ge legenheid dikwijls is, waarbij én vader èn moe der tegenwoordig en ter beschikking der kin deren zijn. Wy zelf vervielen ook in deze fout. Daarom hebben wy. toen mijn man nog thuis was. inge steld. dat aan tafel leder van ons zich met een of later met twee kinderen bemoeide en om te voorkomen dat de een zich bevoordeeld of ach teruitgesteld voelt, wisselden de kinderen Mken dag van plaats en daardoor van „toezicht". Nóg kostte het ons moeite niet in dubbel-leiding te vervallen, doch ten laatste werd het doel toch bereikt. Al zou .jnijn" kind van dien dag zyn bordje op z'n hoofd omkeeren. myn man deed alsof hij niets zag. en al kneedde een van „zijn" pupillen de aardappelen met zijn knuistjes, ik was ziende blind en hoorende doof. Alleen hadden wij een kleine code, waarmee wjj elkaar waarschuwen konden, 1 Is waar, t Kostte ons dikwijls een enorme dosis zelfbeheersching. doch wjj bereikten ermee, dat wij doorloopend uiterst gezellig en rustig aan tafel zaten Een kind laat zich zonder opstandigheid door één ouder terechtwijzen, waar een aanmerking van twee kanten het uit z'n lood brengen zou Een andere maatregel Is. dat alle vrienden en kennissen die ons huis bezoeken de aanwijzing ontvangen, zich, niet met de kinderen te bemoeien. Vooral „moderne jonge vrouwen" meenen ook wat kin deropvoeding betreft, de wijsheid in pacht te hebben en zijn er dol op deze wijsheid op an dermans kinderen te oelenen Leuk en aardig met de kinderen omgaan. graag, maar ver bieden en terechtwijzenten strengste ver boden Als er iets te zeggen is. kan dit mij ge zegd worden. Zelfs zijn wij zoover gegaan, dat myn man en ik om de beurt met de kinderen bezig zijn; om de beurt zorgen wy ervoor dat t speelgoed opgeruimd wordt, om de beurt dat zy. op tijd uitgekleed zijn, om de beurt doen wtj de spelletjes met hen. Geen drie, vier waar schuwingen door elkander, geen drie opdrachten tegelijk. merkte hy dat de rekel nog voorzichtiger, wan trouwiger en sluwer geworden was. Nog driemaal verloor hij zijn spoor. Eerst in Baden bij Weenen waar Meller eveneens een Schuilhoek bezat, waar hij zijn in i rek had geno men, vond hij het terug. Toen Hempel dat ont dekte en met de politie van dat dorpje een plan beraamd had om zich van den bandiet meester te maken, was Meller vertrokken. Zijn koffers had hjj reeds in den loon van den nacht door bemiddeling van zijn hospita naar het station laten brengen en bij het aanbreken van den dag vertrok Hy zelf gedurende den korten tijd, dien Hempel noochg hal om de politie op de hoogte te brengen. Maar hij ging slechts tot Wiener Neustadt daar huurde hy een auto en vertrok weer waarheen? Hempel, die de twee laatste dagen bij zijn achtervolging uitsluitend den wagen van Turn- wald had gebruikt, wilde op gJéd geluk af ook verder gaan met den auto en on de eerste plaats naar Sperber-Eck; want hjj was over tuigd, dat ook Meller zich daarheen wilde be geven. Maar niet ver van Wiener Neustadt ont moette hij een leege auto, waarvan de crauf- feur hem zei. dat een weinig verder de weg was versperd door een rotsinstorting, zoodat men een omweg moest maken, welken de chauffeur van de leege auto ook aanduidde Hy-zeK had, daar zijn passagier dien omweg niet ver koos te maken den man afgezet aan het station Gloggnitz; de passagier vond het beter *i)n reis per spoor voort te zetten liever dan zooh langen omweg te maken (Wordt vervolgd-) de openen. Het was elf uur; de gang was slechts karig verlicht. Meller had grijs haar en grijze smalle bakkebaarden; deze bijzonderheden kon Hempel goed waarnemen. De bandiet dioeg nog altijd de lederen jas. maar als hoofddek.se! slechts een eenvoudige pet. De jas en de pet waren beide met een dikke laag stof bedekt. Dien nacht had er. ongelukkiger» yze. in ‘t kleine hotel (een inrichting van den vierden rang) een pijnlijk incident plaats. Een logeer gast. die zijn kamer naast die van Meller had. kwam smoordronken thuis. belde als een razende en zocht twist met oen nachtportier, die hevig geschrokken kwam toegesneld. De woordenwisseling ontaardde in een vechtpartij, welke hierdoor een eind nam. dat de huisknecht zich met de zaak bemoeide en den dronken kerel aan de deur zette. De kerel schreeuwde om de politic, beriep zich op de andere logeergasten ais getuigen en trachtte telkens weer 1 hotel met geweld btn- HU <*en heer met zijn bagage naar bet 2e i gebracht «n wei naar den „Roten nam van dat oogenblik de jacht eerst voorgoed een aan vang. Wederom had Hcmpel een dag noodlg om Meller s spoor weer te vinden, en toen ba- 'Je weet, dat Nijlpaarden In Afrika wonen. Tegenwoordig zijn ze er niet erg gezien, maar vroeger haddden de heeren er heel wat in de melk te brokkelen. Zoo veel zelfs, dat een deel van de dieren den oudste van de nijlpaarden tot koning uitriep. Hippo I was zijn koningstitel. Bippo zwol van trots, dat hij het zoover in de wereld had gebracht, maar heelemaal gelukkig was hij toch niet. Want het overgebleven deel van de dieren Kiep den olifant tot koning uit als Elefantus I en dus had je twee koningen. Die twee dikzakken konden elkaar dan ook niet luchten of zien. „Zoon log beest, dat zijn staart van voren beeft en ooren heeft alsSvaterleliebladeren, moet nu de koning der dieren verbeelden, ,'t Is een schande voor onzen stand", bromde het Nijl paard vaak tegen zijn vrouw. .Zoo n opgeblazen ballon met een muil als een klepbroek, dat is me een prachtvorst!" zei de olifant vaak. Op den eersten verjaardag van z'n koningschap gaf de olifant een groot feest. Alle dieren gingen hem een beleefdheidsvisite brengen. De beer, de wolf, de vos. het hert, de rhinoceros, de ze bra. de kalkoen, de krokodil, de schildpad, die toen nog geen schild bezat, de struisvogel, alle maal waren ze present aan het hof en brachten iets mee voor zijne majesteit den olifant. Nu, die had voor een flink maal gezorgd en met een volle maag en hoogstvoidaan keerden de dieren naar huis terug. x Hippo I was er natuurlijk niet geweest. Maar het verdroot hem. dat ieder zoo vol lof over den olifant sprak. „Vrouw", zei hjj. „wij zijn aan onzen stand verplicht ook een feest te geven. Wat denk jij van volgende week Woensdag?*’ „Geef het morgen, man!” antwoordde zijn vrouw. „Ze hebben dan hun buik nog vol van het feest bij den olifant en eten dan niet zoo veel Zij was nogal van den „heb", begrijp Je „Goed plan, vrouwtje," riep het Nijlpaard. „En weet je wat we doen! We geven een raadsel op en degene die het niet op kan lossen moet een pand geven. Zoodoende krijgen we nog een fortuintje binnen op den koop toe. Weet je wat ik vraag? Hoe mijn achternaam is. Niemand in heel Afrika heeft dien ooit gehoord". Zoo deden ze en den volgenden dag kwamen alle dieren naar het hof van koning Hippo I. De eksters hadden gezorgd dat iedereen ’het nieuwe feest wist en de dieren, die nog zoo n heerlijk vol gevoel in hun buik hadden van het olifantenfeest. waren er direct voor te’ vinden dat nog eens dunnetjes over te doen Behalve de olifant, die wegens hoofdpijn niet kon komen, «ooals hij liet zeggen, waren ze allemaal pre sent. Na wat gegeten te hebben, zei de koning: „Ik zal jullie een raadsel opgeven. Wie het Biet raadt moet een pand geven. Hoe is mijn achternaam? Mijn voornaam Hippo I is be kend genoeg, maar wie kent mijn achternaam?” Op een heerlijken zomermorgen, juist toen de zon haar stralen over de aarde begon te schieten, kwam witje-wit, het koolwitje, uit zijn cocon, waarin de rups zich het vorig jaar had ingepopt. gekropen en rekte zich uit in de heerlijke warme zonnestralen. Hjj bleek uit de cocbh gekropen te zyn op den tak van -een grooten appelboom en begon als zijn eerste werk zijn vleugeltjes uit te vou wen. die hel’ van wit blonken in het zonne licht. Daarna kroop hjj «erst behoedzaam wat verder, van den tak op een dunner takje, van het dunnere takje op den steel van eevf blad, maar durfde toen niet verder. Hjj liep terug, weer vooruit, en toenmet een bons van zijn klein hartje waagde hij den sprong, sloeg zijn vleugeltjes uit, en.... fladderde in de warme lucht! Wat een heerlijkheid! Hij wen telde en keerde, dat het een aard had. en liet zich toen neer op een madeliefje, dat met een glimlachje de eerste vliegpogingen had bekeken. „Nou. dat heb je er best vanaf gebracht!” prees het madeliefje, „het valt niet mee. hé? Voor den eersten keer! Maar nu maar verder probeeren! En een langeren tocht maken!” Witje-wit was al weer weg Hij had er erge pret in en Het zich zoo af en toe zoowaar zon der z’n vleugeltjes te bewegen op het zoele windje drijven Toen hij zoo een poos gevlogen had, kwam hij boven een leuk bloementuintje. Maar alle bloemetjes schenen het ontzettend warm t- hebben. Nu was het ook inmiddels tegen twaal ven geworden, dus het heetst van den dag. en ze lieten mistroostig en dorstig hun kopjes te gen elkaar hangen. maatregelen slim was bedacht. Immers, in den loop der eerstvolgende dagen waren het juist die koffers, welke hem weer op het spoor van Meller brachten. Reeds den eersten nacht verrichtte Hempel zijn werk; met behulp van een ‘valschen sleutel had hij zich toegang lot Meller s kamer verschaft. Eerst den derden avond verscneen Meller in het hotel, om zijn kamer te betrekken Hempel, die den heelen tijd de deur van zijn kamer op een klei* had laten staan, zag nem aankomen en de deur van de kamer met de koffers. te dringen. Zoo was de eigenaar tan het hotel genoodzaakt, zelf om de politie te telefo- neeren. Maar vóór deze ter plaatse verscheen, had Meller door middel van een ruime fooi den huis knecht overgehaald, langs de achtertrap zjjn koffers naar beneden ie auto te bezorgen. Want, verklaarde wilde hjj blijven in een hotel, «aar zulke dingen gebeurden en bovendien moest hij met een vroegen trein vertrekken. Hij had niet den min sten lust om door de politie als getuige te wor den gehoord en zoo te laat te Manen voor den trein. De kamer was voor acht dagen betaald; hij was dus niemand een cent schuldig. Dat hij eigenlijk bang was van de colitie, die ieder oogenblik kon komen, spreekt vanzelf. Hempel, die verborgen achter ue deur van zijn kamer, de* onderhandelingen met den knecht had afgeluisterd, verwenschte den beschonken kerel, het smerige hotel en den dienstvaardige^. Meller ging een paar stappen achteruit. De Maar hij had twee groote koffers bij zich! wist vrouw Kurzreiter misschien wie die kof fers had weggehaald? Ja, dat wist zij. Mijnheer Bernstein had een •ulo genomen, die hem met de koffers naar den Südbahnhof moest brengen De auto droeg het nummer „64 A." Na veel gevraag en geloop kwam Hempel te weten, dat er dien dag aan de Sildbahnhof j881» koffers, welke aan de door hem gegeven “•chryvlng beantwoordden, als bagage waren •angegeven. Maar een besteller zei hem, dat bü voor een heer twee koffers, die er zóó uit tegen. naar de plaats waar de treinen aan kwamen, had moeten brengen; op die plaats •as de heer in een auto gestapt, na met de v»n den chauffeur en van den besteller de te hebben opgeladen. Ook die auto kon Hempel terugvinden. Het resultaat is dat elk kind *t voornaam ste in de opvoeding begrjjpt, waaraan het zich te houden heeft, weet wat wij willen. Gebruik verder uiterst weinig woorden, geef geen kilometerlange tirades ten beste, 't kind moet u kunnen bijhouden. En wat u aegt, zeg dat gemoedelijk. vriendelijk, jeidend. niet commandeerendzelfs een bevel behoeft niet geschreeuwd te worden Wordt dan bij een «eer bijzondere gelegenheid eens een flinke stem op gezet. dan maakt dit zoo n overweldigenden In druk. dat zy 1 in maanden niet vergeten. Ook een voordeel! enkel zijn reistasch bij zich had, wilde Meller terloops voorbijgaan, toen deze hem plotseling aansprak. Wat doet u hier? vroeg hij brutaal Was u ook in het hotel. Als ik mij niet vergis zag Ik u achter den knecht naar buiten komen Een grapje kon hier niet baten Zeer juist, antwoordde de detective. Eu wat ik hier doe? Ik maak my uit de voeten, omdat ik noch tijd, noch lust heb om in een zoo onbelangrijke zaak door de politie als ge tuige te worden gehoord. U heb mij dus beluisterd, terwijl ik met den knecht sprak? Wat 'n vraag. Ik ken u heelemaal niet. Maar het is niet mijn schuld, dat u juist voor de deur van mijn kamer met oen knecht sprak en uw idee stond mij goed aan. Is 't zoo gelegen, gelief my dan te veront schuldigen. werd in een hoek gegooid Den volgenden morgen lag de paardenbloem daar nog steeds. Hij poogde zich tegen 'n bloem pot nog omhoog te houden, maar het bleek wel. cat hjj zonder in de aarde te staan het toch niet lang meer zou volhouden.En juist, toen hij zich wilde laten vallen, kreeg een musch hem in het oog Die scheen er we| zin in te hebben hem mede te nemen, vooral omdat hij nu toch niet in den grond stond en hjj er geen moeite voor behoefde te doen. De musch schoot naar teneden, nam de paardenbloem in z'n bek en vloog ennee weg Maar juist kwam daar Witje- wit aangefladderd. In den tijd van een oogen blik overzag hij wat er gebeurd was en dat de r aarden bloem nu nog een wreeden dood zou gaan sterven dan op den hoop onkruid Hjj vloog naar de musch. die nu juist boven het bloemperk was. waar het leeuwenbekje in overgeplant was en begon daar als hulpeloos heen en weer te fladderen en zoo de aandacht van de musch te trekken. Die had Witje-wit ook al heel spoedig in de gaten en vond, dat soon clkke vlinder allicht een beter hapje was dan zoon paardebloem. En wat Witje-wit ver- De musch liet de op Witje-wit toe. eenmaal de paardebloem gevallen probeerde Witje-wit cofc een goed heenkomen te loeken. maar dat was toch heel lastig De musch was vlug en ja... daar was hij vlak by Witje-wit.... de snavel ging open en hap.... nee gelukkig mis tenminste. Witje- wit voelde den snavel niet in zijn lijfje maar wel had de musch er een vleugel afgescheurd en dwarrelde Witje-wit hulpeloos naar omlaag Gelukkig staakte de musch de verdere vervol ging. zoodat Witje-wit nog aan den vreeselijken dood ontkwam verscheurd te worden door den snavel van de musch Half bewusteloos kwam Witje-wit op den grond neer en toevallig naast het leeuwenbekje, dat al weer in druk gesprek was met de paarden bloem, die in het goede bedje was terecht ge komen. en zich nu al heel wat fyner voelde in de schaduw van een struik daar vlak by. Maar met Witje-wit was het erger. Een vleu gel eraf, en hard neergekomen op den grond. Hij overleefde het dan ook niet lang. Een paar uur heeft hy daar nog gelegen, terwyi het leeuwenbekje en de paardenbloem dikke tra nen schreiden, dat ze hem niet konden helpen, die aardige Witje-wit, die z'n leventje in de waagschaal had gesteld voor hun vriendschap en het behoud van de paardenbloem en toen stierf Witje-wit. En dat was toch per slot van rekening maar het beste ook, want een vlin dertje dat één vleugeltje mist, kan toch niet meer vliegen, en heeft dan verder een ongeluk kig bestaan. Ikeunug te en door de kinderen hoogst gewaardeerde paedagogische be kwaamheden is: de kunst van zwygen En wan neer gesproken moet worden: het gebruik v«n zoo weinig mogelyk woorden. In sommige ge zinnen. vooral die welke een weinig bete' dan de doorsnee-gesitueerden zyn. wordt een kind soms door vier, vyf volwassenen tegelyk Opge- voed. met het resultaat dat het eigenlyk in 't geheel niet opgevoed wordt. Hoogstens in een angsttoestand komt te verkeeren. welken de trotsche ouders voor gehoorzaamheid aanzien, of vopr zachtheid van karakter of voor de hemel mag weten wat Wie kent niet deze situatie: kleine zusje zit in de box en broer, omdat hy werkelyk veel van zyn zus houdt, wil met haar spelen, of liever, probeert haar te vermaken. Dus sleept hy al zyn speelgoed naar de box. ZUn timmergereed schap, zyn doos met legplankjes. zyn knikkers Zus grabbelt vol vreugde in de kleurige hebbe dingetjes en kraait van plezier. Broer voelt zich groot, trotsch. tevreden Tot de volwassen menschen zich met het duo gaan bemoeien. „Fransroept moeder verontwaardigd en het gebruik van het offlcleele „Frans" voorspelt reeds onweer: „ik heb je al honderd keer ge zegd. dat je met je houten niet by zusje mag komen. Moet zy zich in de oogen steken of in den neus, of de verf eraf byten. Stoute jongen, dat je bent." „Waarom biyft hy niet in 't zy- kamertje", laat de aanwezige nog veel grootere broer zich hooren„hier loopt hy iedereen voor de voeten „Ik heb hem al tien keer verboden" doet de gedienstige haar duit in 't zakje, tevens by voorbaat een verwyt aan haar adres voor komend. „maar hy is reuzenlastig den laatsten tyd." „Myn kinderen waren liever” beweert tan te. die dichter by de kleine klein-kinderen staat dan by de eerste jaren van haar eigen spruiten, „ik kan Frans werkelyk niet roemen." „En. nu opgemarcheerd" commandeert vader, die plotse ling ontdekt, dat het vaderlyk gezag toch wel een prettig iets is om te demonstreeren en bui tendien vindt, dat de anderen zich een mono polie trachten te verwerven: „vooruit, en als ik je weer by zusje zie. dan dan Vader duikt in zyn krant, een onuitgesproken bedrei ging komt hem nog steeds als het zwaarste drei gement voor En kleine Frans? Die trekt zich terug, diep in zyn hartje gegriefd dat zyn goede bedoeling zoo geheel verkeerd begrepen is, maar zich on machtig wetend tegenover de vyf groote men schen. die hem zooveel onbegrypeiyks en hards naar het hoofd je slingeren. Verder speelt hy alleen, maar niet van harte, niet met plezier, en een der mooiste eigenschappen van den mensch: hulpvaardigheid met moeite"'onderdrukkend Een uur later zrf" Frans aan tafel. Hy eet echter niet alleenminstens vier groote menschen eten met en voor hem; dat hy zélf kauwen en slikken moet is alleen te wyten aan het ana tomisch verschynsel. dat zelfs een kind een eigen mond en tanden toebedeeld werden. Ik zal de uitroepen, aanwyzingen. bedreigingen en waarschuwingen welke Frans aan tafel te hooren krügt niet herhalen hier; ieder, die zich de moeite geeft by zoon maaltyd te luisteren en te tellen, weet wat en hoe dikwyls een klein kind met woorden „geholpen" wordt. Den ganschen lieven dag gaat dit leven voort en de ouders zyn de stellige overtuiging toege daan, dat zy hun kind een uitstekende opvoe ding geven. Kijk maar eens hoe gehoorzaam en stil Fransje doorgaans is; zie eens hoe net jes hy eet, 't lykt soms wel of hy zyn vorkje niet in een aardappel durft prikken. Zou Frans een volwassen hoofd op zyn kleine rompje heb ben staan, dan zou hy hun toeschreeuwen: „menschen. laat me in vredesnaam met rust Verplaats je in myn toestand en stel je voor, dat by elk van je handelingen vier, vyf of meer menschen staan toe te kyken en in breede woordenstroomen hun meening ten beste geven. In bijzondere gevallen allen tegelyk, waardoor ik geen van hen versta, om van begrypen maar niet te praten. Is 't om gek te worden of niet. Welnu.... maak me dan ook niet gek. Niet ge heel, niet half, niet voor een kwart.” Om zoon antwoord te kunnen geven, zou Frans óf een volwassene óf een brutale groote jongen moe ten zyn Nu hy dit niet is. bestaat de kans dat hy een timide, angstig klein jongetje wordt. Dat somtyds, zeker onder het eten, wanneer alle volwassenen aanwezig zyn, leeft in een toe stand van halve versuffing. Temidden van klan ken, die in zyn ooren als geschreeuw weerklin ken, die niet anders doen dan hem verbysteren en waarmee alleen bereikt wordt, dat hy soms by toeval doet hetgeen van hem verwacht wordt, omdat hy afgaat op den klank, de drei ging. de waarschuwing, het verwyt in een stem. Toch mag aan den anderen kant den ouders cr geen verwyt van gemaakt worden, dat zy £ch met hun kinderen bemoeien en deze willen lei den. Maar wel mag van hen worden geélscht, dat niet meer dan één persoon tegelyk zich met hen bezighoudt en ook dat is heel belang- ryk dat deze zich uit op een voor het kind begrypelyke wyze. t Is moeilyk, dit laatste. Veel zelfbeheersching is ervoor noodlg, doch wie de Ineens dacht Witje-wit aan die bloemetjes, het leeuwenbekje en de paardenbloem, in dien schaduwhoek. Als de tuinman ze nu maar niet zag. want dan was het met die vriendschap ge daan. Dan zou de paardenbloem zeker ook als onkruid worden uitgerukt en by het andere on kruid op een hoop worden geworpen. Nader en nader kwam de tuinman.... Reeds heel wat onkruid was onder zyn schottel geval len.... Het kon niet meer missen.... hy zou zeker de twee bloemen onder de rhododendron zien Zoo vlug hy kon. fladderde Witje-wit naar de twee vriendjes om ze maar vast voor te bereiden, dat ze zoo straks van elkaar zouden moeten scheiden De traantjes kwamen beiden in de oogen. „Wat jammer" sprak het leeuwenbekje. „En we hadden het zoo leuk met elkaar. Nu blijf ik heel alleen met die groote rhododendron, waar je nooit eens gezellig mee kan babbelen zooals met jouIk wilde maar Maar wat het leeuwenbekje wilde, zou niet ge zegd kunnen worden. Want de tuinman was er al en Witje-wit moest heel vlug wegfladderen, anders had-ie zelfs ook nog een klap gekregen van den schoffel. De tuinman zette den schoffel in den grond en beide bloemen weaden eruit gewipt. Eerst dachten ze werkelyk nog. dat ze by elkaar zou den kunnen blyven, maar daar was geen sprake van. Het leeuwenbekje werd in een bed met andere bloemen overgezet en de paardenbloem knecht, die natuuriyk bereid was. een extra- fooi te verdienen. Den detective bleef niets anders over dan Meller en den knecht langs de achtertrap te volgen. Natuuriyk bemerkte Meller op de terwijl om een scherp vreesd. 1 Was twee uur in den nacht. Buiten hen geen levende ziel in het straatje; dus moesL hy hem wel in het oog vallen. Hempel, die Ook op witje-wit begon de zon haar inwerking te doen voelen. Hy werd wat loom, misschien Smdat hy er nog niet aan gewend was t was ook pas de eerste dag van z'n leventje en hy liet zich neer op een schaduwplekje ach ter in den tuin vlak by twee bloemetjes, een leeuwenbekje en een paardenb'oem, die daar naast elkaar stonden en erg veel van elkaar schenen te houden. „Wat zyn wy toch gelukkig!” hoorde Witje- wit hét leeuwenbekje zeggen, „dat men ons zoo fijn naast elkaar heeft gezet en op zoon fyn schaduwplekje!” „Ja. en zoo fyp achter die groote rhododen dron!” voegde de paardenbloem eraan toe, „want nu zien ze ons niet zoo gauw Ik ben er zeker van. dat als men my hiér zag "staan, ik als een soort onkruid zeker uitgetrokken zou worden en dat was 't met onze vriendschap ook gedaan!" Witje-wit vond het zoo leuk in dien tuin, dat hy besloot daar maar een poosje te blyven. Hy bracht alle bloemetjes een bezoek En hy was er ook zóó bekend. Voor elk bloemetje had hy iets aardigs en beurde degenen die het meest van de zon hadden te lyden wat op. Tegen den avond bemerkte.Witje-wit, dat er een tuinman in den tuin was gekomen, die de ptaden van onkruid begon te ontdoen en de bloembedjes wat om te harken. „Wat krygen we als we het raden?” vroeg de schildpad. „Myn heele koninkrykl" antwoordde Hippo I. Kon hy gerust zeggen, want ze raadden het immers toch nooit. ,Mag ik een dag uitstel hebben om na te denken?” vroeg de schildpad. ,Ja, dat is goed", antwoordde Hippo I. ,jy bent niet een van de vlugsten, dus dat wil ik niet weigeren.” De schildpad trok zich stilletjes terug kroop in den Nyl, dicht in de buurt van de woning van den koning en zyn vrouw. Toen het feest afgeloopen was. gingen hunne majesteiten naar huis om te slapen. „Ziezoo”, zei het Nylpaard, „dat raadseltje heeft ons aardig wat opgebracht.” De schildpad luisterde scherp. .Maal hoe kom je er by.’om je heele ko- nlnkryk in de waagschaal te zetten”, zei me vrouw boos. „Nou waarom niet”, antwoordde „Wie kent myn achternaam?” „Dat weet je niet!” antwoordde de koningin. „Wie weet wat de schildpad van plan is!" „Och jullie vrouwen zeuren altyd zóó!” zei het nylpaard. ,Zeg eens Potamus!" riep zijn vrouw. „Een beetje eerbiediger tegenover ons vrouwen, hoor! Anders zal ik den mattenklopper halen!” .Potamus. potamus". dacht de schildpad. „Ik verwed er myn kop onder als dat zijn achter naam niet is. Die gebruiken vrouwen altyd, als ze boos zyn. Kyk maar naar zijn vrouw!" En den volgenden dag stond hy al vroeg den koning op te wachten. Hij had getuigen by zich. De slang, de kreeft en de kikker. „Goeden morgen", zei de schildpad. „Uw voornaam is Hippo, uw achternaam Potamus. Geraden of niet?” Het Nylpaard verschoot van kleur. Het was zoo. Op die manier raakte hy zijn koninkrijk voorgoed kwyt en werd de schildpad koning der dieren. Maar het Nylpaard zon op wraak. Niet over dag. Dan durfde hU zich niet meer te laten zien. Maar 's nachts probeerde hy de schildpad te overvallen en hem onder zijn zware poolen plat te stampen. Maar die liet zich een stevig masker aan meten, waar Hippo gerust op mocht trappen. De man keek hem een seconde aan en slingerde hem toen met één arm opzy. „Den generaal moet ik niet hebben, ik zoek het malle jochie.... waar zit hy toch? Schurkenriep hy opeens weer. „Dat is tegen jullie." zei Plet en zyn neisgenooten liepen op den leider toe. „Hier zyn de boeven al." De dikke wlschte zich het zweet met een beddelaken van het voorhoofd. „We komen zoo niet klaar, we komen nooit klaar Hoepel op. zyn jullie boeven? Boeven met een gek leed e jas. met een voetbeIbroekie, hahahahaha, nog nooit gezien! En hy o f lachte smalend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 21