DAGBR1EVEN EENER MOEDER
VOOR ONZE JEUGD
AAHAPPa
WJME
Hoitika
De luchtroovers
van
1
1 iito
Witje-Wit
F 750.-
F 250.-
F 750.-
Koning Nijlpaard
wordt
onttroond
a
o» mt mjkju vcuaui khax-moton
4
VRIJDAG 16 JUNI 1939
Voorkom opüoedings-
kivartetten
0
KOMKOMMERSLA
GEPANEERDE
DE
ZILVEREN/*
I
ïtetat"
0
(T
-
3Si'
-
f
XXV
2
'I
en
was.
Hippo I.
op
EEN MOEDER
en
JAN VAN DE LAAN
KNAK
Put kracht uit
klein hotel in de Grossen-
nen
een
orengen en hem een
hij, geen minuut langer
*4
door
A. Hruschlca
Mj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
wacht had. gebeurde ook.
paardebloem los en schoot
Toen
V w yw a n/VKIKlf? JC «p dit blad lijn ingevolge de vereekertngsvoorwaarden tegen W-t ’7£?A bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door yj» bil een ongeval met
I ,1 «r, yX l\l H* o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeenngen Ovle" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OkJe" doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bfl verOes vwn «sn basaC
een woog gf aan oog.
En tot op den dag van vandaag dragen de
schildpadden dat stevige jasje, want de Nijl
paarden probeeren nog altijd hen plat te trap
pen en opnieuw koning te worden.
PIET BROOS
hem beneden
straat een nauw achterstraatje
de knecht naar de Tatorstrasse liep,
auto te zoeken, en hy Lekeek Hempel
en wantrouwig. Dat had Hempel ge
knecht van 't hotel verscheen met een auto,
die hij toevallig gevonden had. De koffers wer
den opgeladen, de eigenaar van de koffers
stapte in en de auto reed weg
Hempel kon juist nog het nummer van de
auto lezen Aan achtervolging te voet was niet
te denken Bovendien leed het voor hem geen
twijfel, dat hij Mellers achterdocht hae opge
wekt.
Dus
Kandelaber",
schiffgasse.
Het spreekt vanzelf, dat Hempel daar onmid-
dellyk een kamer nam. Meller-Bernstein had
zich in het register ingeschreven als Otto Mel
ler, maar de twee eerste dagen liet hij zich niet
zien in de door hem gehuurde kamer. Misschien
had hij nog ander schuilplaatsen misschien
ook was hij heimelijk weer naar Sperber-Eck
gegaan en juist dit maakte Hempel het meest
ongerust.
Wat ervan zijn mocht het personeel van
t hotel had „Meller" maar even gezien en kon
zijn voorkomen niet juist beschrijven. Geen
wonder trouwens; want de nieuwe logeergast
droeg bij zijn aankomst een autokap met bril;
de kraag van zijn lederen jas was hoog opge
slagen en bovendien hield hjj een zakdoek
tegen den mond: hij beweerde namelijk, zwaar
verkouden te zyn en schrik te hebber, van de
koude lucht In de vestibule en de gangen.
Hjj moest, zei hjj. met een vriend op reis in
diens auto, welke gelukkig gesloten was. Daarop
had hij zijn koffers naar de door hem gehuurde
kamer laten brengen en was toen vertrokken.
Hempel bekeek zeer nauwkeurig de koffers.
Zij waren bijna nieuw en hadden wel zooveel
gekost, dat Meller ze slecnts in gevad van
uiterste noodzakelijkheid in den steek zou laten
Bovendien moesten zij de spullen van den ban
diet bevatten.
Hempel teekende den bodem van beide kof
fers met 'n paar krassen, ten einde ze altijd uit
andere van denzelfden aard te kunnen herken
nen. en later zou blijken, dat die voorzorgs-
Ook óe kinderen bezitten het recht hun oor
deel over onze opvoedingskunst te hebben, al
zullen zij minder in woorden, dan wel »n ge
drag er. handelingen hun goed- of
kennen geven Een der meest nuttii
maat niet weet, kan 1 beet bij de kinderen zelf
in de leer gaan.
Hoe uit een kind zich? In vraag, aanwijzing,
verhaal of bevel? Steeds met niet meer dan en
kele woorden Zelfs een kind van vier, vijf tot
«even A acht jaar, dat reeds een compleet ver
haal doet, van school of speelkameraadjes, Ml.
wanneer wjj het vertelde ontleden, met opval
lend weinig woorden genoegen nemen. In vele
gevallen geen tiende, geen twintigste gedeelte
van het aantal dat wij als volwassenen voor een
gelijke geschiedenis noodlg hebben
Vooral aan tafel moeten wij ons veel zelfbe-
heerschlng opleggen, omdat dit de eenige ge
legenheid dikwijls is, waarbij én vader èn moe
der tegenwoordig en ter beschikking der kin
deren zijn.
Wy zelf vervielen ook in deze fout. Daarom
hebben wy. toen mijn man nog thuis was. inge
steld. dat aan tafel leder van ons zich met een
of later met twee kinderen bemoeide en om te
voorkomen dat de een zich bevoordeeld of ach
teruitgesteld voelt, wisselden de kinderen Mken
dag van plaats en daardoor van „toezicht". Nóg
kostte het ons moeite niet in dubbel-leiding
te vervallen, doch ten laatste werd het doel toch
bereikt. Al zou .jnijn" kind van dien dag zyn
bordje op z'n hoofd omkeeren. myn man deed
alsof hij niets zag. en al kneedde een van „zijn"
pupillen de aardappelen met zijn knuistjes, ik
was ziende blind en hoorende doof. Alleen
hadden wij een kleine code, waarmee wjj elkaar
waarschuwen konden, 1 Is waar, t Kostte ons
dikwijls een enorme dosis zelfbeheersching. doch
wjj bereikten ermee, dat wij doorloopend uiterst
gezellig en rustig aan tafel zaten Een kind
laat zich zonder opstandigheid door één ouder
terechtwijzen, waar een aanmerking van twee
kanten het uit z'n lood brengen zou Een andere
maatregel Is. dat alle vrienden en kennissen
die ons huis bezoeken de aanwijzing ontvangen,
zich, niet met de kinderen te bemoeien. Vooral
„moderne jonge vrouwen" meenen ook wat kin
deropvoeding betreft, de wijsheid in pacht te
hebben en zijn er dol op deze wijsheid op an
dermans kinderen te oelenen Leuk en aardig
met de kinderen omgaan. graag, maar ver
bieden en terechtwijzenten strengste ver
boden Als er iets te zeggen is. kan dit mij ge
zegd worden. Zelfs zijn wij zoover gegaan, dat
myn man en ik om de beurt met de kinderen
bezig zijn; om de beurt zorgen wy ervoor dat t
speelgoed opgeruimd wordt, om de beurt dat
zy. op tijd uitgekleed zijn, om de beurt doen
wtj de spelletjes met hen. Geen drie, vier waar
schuwingen door elkander, geen drie opdrachten
tegelijk.
merkte hy dat de rekel nog voorzichtiger, wan
trouwiger en sluwer geworden was.
Nog driemaal verloor hij zijn spoor. Eerst
in Baden bij Weenen waar Meller eveneens een
Schuilhoek bezat, waar hij zijn in i rek had geno
men, vond hij het terug. Toen Hempel dat ont
dekte en met de politie van dat dorpje een plan
beraamd had om zich van den bandiet meester
te maken, was Meller vertrokken.
Zijn koffers had hjj reeds in den loon van den
nacht door bemiddeling van zijn hospita naar
het station laten brengen en bij het aanbreken
van den dag vertrok Hy zelf gedurende den
korten tijd, dien Hempel noochg hal om de
politie op de hoogte te brengen. Maar hij ging
slechts tot Wiener Neustadt daar huurde hy
een auto en vertrok weer waarheen?
Hempel, die de twee laatste dagen bij zijn
achtervolging uitsluitend den wagen van Turn-
wald had gebruikt, wilde op gJéd geluk af ook
verder gaan met den auto en on de eerste
plaats naar Sperber-Eck; want hjj was over
tuigd, dat ook Meller zich daarheen wilde be
geven. Maar niet ver van Wiener Neustadt ont
moette hij een leege auto, waarvan de crauf-
feur hem zei. dat een weinig verder de weg was
versperd door een rotsinstorting, zoodat men
een omweg moest maken, welken de chauffeur
van de leege auto ook aanduidde Hy-zeK
had, daar zijn passagier dien omweg niet ver
koos te maken den man afgezet aan het
station Gloggnitz; de passagier vond het beter
*i)n reis per spoor voort te zetten liever dan
zooh langen omweg te maken
(Wordt vervolgd-)
de
openen.
Het was elf uur; de gang was slechts karig
verlicht. Meller had grijs haar en grijze smalle
bakkebaarden; deze bijzonderheden kon Hempel
goed waarnemen. De bandiet dioeg nog altijd
de lederen jas. maar als hoofddek.se! slechts een
eenvoudige pet. De jas en de pet waren beide
met een dikke laag stof bedekt.
Dien nacht had er. ongelukkiger» yze. in
‘t kleine hotel (een inrichting van den vierden
rang) een pijnlijk incident plaats. Een logeer
gast. die zijn kamer naast die van Meller had.
kwam smoordronken thuis. belde als een
razende en zocht twist met oen nachtportier,
die hevig geschrokken kwam toegesneld. De
woordenwisseling ontaardde in een vechtpartij,
welke hierdoor een eind nam. dat de huisknecht
zich met de zaak bemoeide en den dronken
kerel aan de deur zette.
De kerel schreeuwde om de politic, beriep
zich op de andere logeergasten ais getuigen en
trachtte telkens weer 1 hotel met geweld btn-
HU
<*en heer met zijn bagage naar bet 2e
i gebracht «n wei naar den „Roten
nam van dat oogenblik de jacht eerst
voorgoed een aan vang.
Wederom had Hcmpel een dag noodlg om
Meller s spoor weer te vinden, en toen ba-
'Je weet, dat Nijlpaarden In Afrika wonen.
Tegenwoordig zijn ze er niet erg gezien, maar
vroeger haddden de heeren er heel wat in de
melk te brokkelen. Zoo veel zelfs, dat een deel
van de dieren den oudste van de nijlpaarden
tot koning uitriep. Hippo I was zijn koningstitel.
Bippo zwol van trots, dat hij het zoover in de
wereld had gebracht, maar heelemaal gelukkig
was hij toch niet. Want het overgebleven deel
van de dieren Kiep den olifant tot koning uit
als Elefantus I en dus had je twee koningen.
Die twee dikzakken konden elkaar dan ook
niet luchten of zien.
„Zoon log beest, dat zijn staart van voren
beeft en ooren heeft alsSvaterleliebladeren, moet
nu de koning der dieren verbeelden, ,'t Is een
schande voor onzen stand", bromde het Nijl
paard vaak tegen zijn vrouw.
.Zoo n opgeblazen ballon met een muil als een
klepbroek, dat is me een prachtvorst!" zei de
olifant vaak.
Op den eersten verjaardag van z'n koningschap
gaf de olifant een groot feest. Alle dieren gingen
hem een beleefdheidsvisite brengen. De beer,
de wolf, de vos. het hert, de rhinoceros, de ze
bra. de kalkoen, de krokodil, de schildpad, die
toen nog geen schild bezat, de struisvogel, alle
maal waren ze present aan het hof en brachten
iets mee voor zijne majesteit den olifant. Nu,
die had voor een flink maal gezorgd en met een
volle maag en hoogstvoidaan keerden de dieren
naar huis terug. x
Hippo I was er natuurlijk niet geweest. Maar
het verdroot hem. dat ieder zoo vol lof over den
olifant sprak.
„Vrouw", zei hjj. „wij zijn aan onzen stand
verplicht ook een feest te geven. Wat denk jij
van volgende week Woensdag?*’
„Geef het morgen, man!” antwoordde zijn
vrouw. „Ze hebben dan hun buik nog vol van
het feest bij den olifant en eten dan niet zoo
veel
Zij was nogal van den „heb", begrijp Je
„Goed plan, vrouwtje," riep het Nijlpaard.
„En weet je wat we doen! We geven een raadsel
op en degene die het niet op kan lossen moet
een pand geven. Zoodoende krijgen we nog een
fortuintje binnen op den koop toe. Weet je wat
ik vraag? Hoe mijn achternaam is. Niemand
in heel Afrika heeft dien ooit gehoord".
Zoo deden ze en den volgenden dag kwamen
alle dieren naar het hof van koning Hippo I.
De eksters hadden gezorgd dat iedereen ’het
nieuwe feest wist en de dieren, die nog zoo n
heerlijk vol gevoel in hun buik hadden van het
olifantenfeest. waren er direct voor te’ vinden
dat nog eens dunnetjes over te doen Behalve de
olifant, die wegens hoofdpijn niet kon komen,
«ooals hij liet zeggen, waren ze allemaal pre
sent. Na wat gegeten te hebben, zei de koning:
„Ik zal jullie een raadsel opgeven. Wie het
Biet raadt moet een pand geven. Hoe is mijn
achternaam? Mijn voornaam Hippo I is be
kend genoeg, maar wie kent mijn achternaam?”
Op een heerlijken zomermorgen, juist toen
de zon haar stralen over de aarde begon te
schieten, kwam witje-wit, het koolwitje, uit
zijn cocon, waarin de rups zich het vorig jaar
had ingepopt. gekropen en rekte zich uit in
de heerlijke warme zonnestralen.
Hjj bleek uit de cocbh gekropen te zyn op
den tak van -een grooten appelboom en begon
als zijn eerste werk zijn vleugeltjes uit te vou
wen. die hel’ van wit blonken in het zonne
licht. Daarna kroop hjj «erst behoedzaam wat
verder, van den tak op een dunner takje, van
het dunnere takje op den steel van eevf blad,
maar durfde toen niet verder. Hjj liep terug,
weer vooruit, en toenmet een bons van
zijn klein hartje waagde hij den sprong, sloeg
zijn vleugeltjes uit, en.... fladderde in de
warme lucht! Wat een heerlijkheid! Hij wen
telde en keerde, dat het een aard had. en liet
zich toen neer op een madeliefje, dat met een
glimlachje de eerste vliegpogingen had bekeken.
„Nou. dat heb je er best vanaf gebracht!”
prees het madeliefje, „het valt niet mee. hé?
Voor den eersten keer! Maar nu maar verder
probeeren! En een langeren tocht maken!”
Witje-wit was al weer weg Hij had er erge
pret in en Het zich zoo af en toe zoowaar zon
der z’n vleugeltjes te bewegen op het zoele
windje drijven
Toen hij zoo een poos gevlogen had, kwam
hij boven een leuk bloementuintje. Maar alle
bloemetjes schenen het ontzettend warm t-
hebben. Nu was het ook inmiddels tegen twaal
ven geworden, dus het heetst van den dag. en
ze lieten mistroostig en dorstig hun kopjes te
gen elkaar hangen.
maatregelen slim was bedacht. Immers, in den
loop der eerstvolgende dagen waren het juist
die koffers, welke hem weer op het spoor van
Meller brachten.
Reeds den eersten nacht verrichtte Hempel
zijn werk; met behulp van een ‘valschen
sleutel had hij zich toegang lot Meller s kamer
verschaft.
Eerst den derden avond verscneen Meller in
het hotel, om zijn kamer te betrekken Hempel,
die den heelen tijd de deur van zijn kamer op
een klei* had laten staan, zag nem aankomen
en de deur van de kamer met de koffers.
te dringen. Zoo was de eigenaar tan het
hotel genoodzaakt, zelf om de politie te telefo-
neeren.
Maar vóór deze ter plaatse verscheen, had
Meller door middel van een ruime fooi den huis
knecht overgehaald, langs de achtertrap zjjn
koffers naar beneden ie
auto te bezorgen.
Want, verklaarde
wilde hjj blijven in een hotel, «aar zulke dingen
gebeurden en bovendien moest hij met een
vroegen trein vertrekken. Hij had niet den min
sten lust om door de politie als getuige te wor
den gehoord en zoo te laat te Manen voor den
trein. De kamer was voor acht dagen betaald;
hij was dus niemand een cent schuldig. Dat
hij eigenlijk bang was van de colitie, die ieder
oogenblik kon komen, spreekt vanzelf.
Hempel, die verborgen achter ue deur van zijn
kamer, de* onderhandelingen met den knecht
had afgeluisterd, verwenschte den beschonken
kerel, het smerige hotel en den dienstvaardige^. Meller ging een paar stappen achteruit. De
Maar hij had twee groote koffers bij zich!
wist vrouw Kurzreiter misschien wie die kof
fers had weggehaald?
Ja, dat wist zij. Mijnheer Bernstein had een
•ulo genomen, die hem met de koffers naar den
Südbahnhof moest brengen De auto droeg het
nummer „64 A."
Na veel gevraag en geloop kwam Hempel
te weten, dat er dien dag aan de Sildbahnhof
j881» koffers, welke aan de door hem gegeven
“•chryvlng beantwoordden, als bagage waren
•angegeven. Maar een besteller zei hem, dat
bü voor een heer twee koffers, die er zóó uit
tegen. naar de plaats waar de treinen aan
kwamen, had moeten brengen; op die plaats
•as de heer in een auto gestapt, na met de
v»n den chauffeur en van den besteller de
te hebben opgeladen.
Ook die auto kon Hempel terugvinden.
Het resultaat is dat elk kind *t voornaam
ste in de opvoeding begrjjpt, waaraan het
zich te houden heeft, weet wat wij willen.
Gebruik verder uiterst weinig woorden, geef
geen kilometerlange tirades ten beste, 't kind
moet u kunnen bijhouden. En wat u aegt,
zeg dat gemoedelijk. vriendelijk, jeidend. niet
commandeerendzelfs een bevel behoeft niet
geschreeuwd te worden Wordt dan bij een «eer
bijzondere gelegenheid eens een flinke stem op
gezet. dan maakt dit zoo n overweldigenden In
druk. dat zy 1 in maanden niet vergeten. Ook
een voordeel!
enkel zijn reistasch bij zich had, wilde Meller
terloops voorbijgaan, toen deze hem plotseling
aansprak.
Wat doet u hier? vroeg hij brutaal Was
u ook in het hotel. Als ik mij niet vergis zag
Ik u achter den knecht naar buiten komen
Een grapje kon hier niet baten
Zeer juist, antwoordde de detective. Eu
wat ik hier doe? Ik maak my uit de voeten,
omdat ik noch tijd, noch lust heb om in een
zoo onbelangrijke zaak door de politie als ge
tuige te worden gehoord.
U heb mij dus beluisterd, terwijl ik met
den knecht sprak?
Wat 'n vraag. Ik ken u heelemaal niet.
Maar het is niet mijn schuld, dat u juist voor
de deur van mijn kamer met oen knecht sprak
en uw idee stond mij goed aan.
Is 't zoo gelegen, gelief my dan te veront
schuldigen.
werd in een hoek gegooid
Den volgenden morgen lag de paardenbloem
daar nog steeds. Hij poogde zich tegen 'n bloem
pot nog omhoog te houden, maar het bleek wel.
cat hjj zonder in de aarde te staan het toch
niet lang meer zou volhouden.En juist, toen
hij zich wilde laten vallen, kreeg een musch hem
in het oog Die scheen er we| zin in te hebben
hem mede te nemen, vooral omdat hij nu toch
niet in den grond stond en hjj er geen moeite
voor behoefde te doen. De musch schoot naar
teneden, nam de paardenbloem in z'n bek en
vloog ennee weg Maar juist kwam daar Witje-
wit aangefladderd. In den tijd van een oogen
blik overzag hij wat er gebeurd was en dat de
r aarden bloem nu nog een wreeden dood zou
gaan sterven dan op den hoop onkruid Hjj
vloog naar de musch. die nu juist boven het
bloemperk was. waar het leeuwenbekje in
overgeplant was en begon daar als hulpeloos
heen en weer te fladderen en zoo de aandacht
van de musch te trekken. Die had Witje-wit
ook al heel spoedig in de gaten en vond, dat
soon clkke vlinder allicht een beter hapje was
dan zoon paardebloem. En wat Witje-wit ver-
De musch liet de
op Witje-wit toe.
eenmaal de paardebloem gevallen
probeerde Witje-wit cofc een goed heenkomen te
loeken. maar dat was toch heel lastig De
musch was vlug en ja... daar was hij vlak
by Witje-wit.... de snavel ging open en
hap.... nee gelukkig mis tenminste. Witje-
wit voelde den snavel niet in zijn lijfje maar
wel had de musch er een vleugel afgescheurd
en dwarrelde Witje-wit hulpeloos naar omlaag
Gelukkig staakte de musch de verdere vervol
ging. zoodat Witje-wit nog aan den vreeselijken
dood ontkwam verscheurd te worden door den
snavel van de musch
Half bewusteloos kwam Witje-wit op den
grond neer en toevallig naast het leeuwenbekje,
dat al weer in druk gesprek was met de paarden
bloem, die in het goede bedje was terecht ge
komen. en zich nu al heel wat fyner voelde in
de schaduw van een struik daar vlak by.
Maar met Witje-wit was het erger. Een vleu
gel eraf, en hard neergekomen op den grond.
Hij overleefde het dan ook niet lang. Een paar
uur heeft hy daar nog gelegen, terwyi het
leeuwenbekje en de paardenbloem dikke tra
nen schreiden, dat ze hem niet konden helpen,
die aardige Witje-wit, die z'n leventje in de
waagschaal had gesteld voor hun vriendschap
en het behoud van de paardenbloem en toen
stierf Witje-wit. En dat was toch per slot van
rekening maar het beste ook, want een vlin
dertje dat één vleugeltje mist, kan toch niet
meer vliegen, en heeft dan verder een ongeluk
kig bestaan.
Ikeunug te
en door de
kinderen hoogst gewaardeerde paedagogische be
kwaamheden is: de kunst van zwygen En wan
neer gesproken moet worden: het gebruik v«n
zoo weinig mogelyk woorden. In sommige ge
zinnen. vooral die welke een weinig bete' dan
de doorsnee-gesitueerden zyn. wordt een kind
soms door vier, vyf volwassenen tegelyk Opge-
voed. met het resultaat dat het eigenlyk in
't geheel niet opgevoed wordt. Hoogstens in
een angsttoestand komt te verkeeren. welken de
trotsche ouders voor gehoorzaamheid aanzien,
of vopr zachtheid van karakter of voor de hemel
mag weten wat
Wie kent niet deze situatie: kleine zusje zit
in de box en broer, omdat hy werkelyk veel van
zyn zus houdt, wil met haar spelen, of liever,
probeert haar te vermaken. Dus sleept hy al
zyn speelgoed naar de box. ZUn timmergereed
schap, zyn doos met legplankjes. zyn knikkers
Zus grabbelt vol vreugde in de kleurige hebbe
dingetjes en kraait van plezier. Broer voelt zich
groot, trotsch. tevreden Tot de volwassen
menschen zich met het duo gaan bemoeien.
„Fransroept moeder verontwaardigd en het
gebruik van het offlcleele „Frans" voorspelt
reeds onweer: „ik heb je al honderd keer ge
zegd. dat je met je houten niet by zusje mag
komen. Moet zy zich in de oogen steken of in
den neus, of de verf eraf byten. Stoute jongen,
dat je bent." „Waarom biyft hy niet in 't zy-
kamertje", laat de aanwezige nog veel grootere
broer zich hooren„hier loopt hy iedereen voor
de voeten „Ik heb hem al tien keer verboden"
doet de gedienstige haar duit in 't zakje, tevens
by voorbaat een verwyt aan haar adres voor
komend. „maar hy is reuzenlastig den laatsten
tyd." „Myn kinderen waren liever” beweert tan
te. die dichter by de kleine klein-kinderen staat
dan by de eerste jaren van haar eigen spruiten,
„ik kan Frans werkelyk niet roemen." „En. nu
opgemarcheerd" commandeert vader, die plotse
ling ontdekt, dat het vaderlyk gezag toch wel
een prettig iets is om te demonstreeren en bui
tendien vindt, dat de anderen zich een mono
polie trachten te verwerven: „vooruit, en als
ik je weer by zusje zie. dan dan Vader
duikt in zyn krant, een onuitgesproken bedrei
ging komt hem nog steeds als het zwaarste drei
gement voor
En kleine Frans? Die trekt zich terug, diep
in zyn hartje gegriefd dat zyn goede bedoeling
zoo geheel verkeerd begrepen is, maar zich on
machtig wetend tegenover de vyf groote men
schen. die hem zooveel onbegrypeiyks en hards
naar het hoofd je slingeren. Verder speelt hy
alleen, maar niet van harte, niet met plezier, en
een der mooiste eigenschappen van den mensch:
hulpvaardigheid met moeite"'onderdrukkend
Een uur later zrf" Frans aan tafel. Hy eet
echter niet alleenminstens vier groote menschen
eten met en voor hem; dat hy zélf kauwen en
slikken moet is alleen te wyten aan het ana
tomisch verschynsel. dat zelfs een kind een
eigen mond en tanden toebedeeld werden. Ik zal
de uitroepen, aanwyzingen. bedreigingen en
waarschuwingen welke Frans aan tafel te
hooren krügt niet herhalen hier; ieder, die zich
de moeite geeft by zoon maaltyd te luisteren
en te tellen, weet wat en hoe dikwyls een
klein kind met woorden „geholpen" wordt.
Den ganschen lieven dag gaat dit leven voort
en de ouders zyn de stellige overtuiging toege
daan, dat zy hun kind een uitstekende opvoe
ding geven. Kijk maar eens hoe gehoorzaam
en stil Fransje doorgaans is; zie eens hoe net
jes hy eet, 't lykt soms wel of hy zyn vorkje
niet in een aardappel durft prikken. Zou Frans
een volwassen hoofd op zyn kleine rompje heb
ben staan, dan zou hy hun toeschreeuwen:
„menschen. laat me in vredesnaam met rust
Verplaats je in myn toestand en stel je voor,
dat by elk van je handelingen vier, vyf of meer
menschen staan toe te kyken en in breede
woordenstroomen hun meening ten beste geven.
In bijzondere gevallen allen tegelyk, waardoor
ik geen van hen versta, om van begrypen maar
niet te praten. Is 't om gek te worden of niet.
Welnu.... maak me dan ook niet gek. Niet ge
heel, niet half, niet voor een kwart.” Om zoon
antwoord te kunnen geven, zou Frans óf een
volwassene óf een brutale groote jongen moe
ten zyn Nu hy dit niet is. bestaat de kans dat
hy een timide, angstig klein jongetje wordt.
Dat somtyds, zeker onder het eten, wanneer alle
volwassenen aanwezig zyn, leeft in een toe
stand van halve versuffing. Temidden van klan
ken, die in zyn ooren als geschreeuw weerklin
ken, die niet anders doen dan hem verbysteren
en waarmee alleen bereikt wordt, dat hy soms
by toeval doet hetgeen van hem verwacht
wordt, omdat hy afgaat op den klank, de drei
ging. de waarschuwing, het verwyt in een stem.
Toch mag aan den anderen kant den ouders
cr geen verwyt van gemaakt worden, dat zy £ch
met hun kinderen bemoeien en deze willen lei
den. Maar wel mag van hen worden geélscht,
dat niet meer dan één persoon tegelyk zich met
hen bezighoudt en ook dat is heel belang-
ryk dat deze zich uit op een voor het kind
begrypelyke wyze. t Is moeilyk, dit laatste. Veel
zelfbeheersching is ervoor noodlg, doch wie de
Ineens dacht Witje-wit aan die bloemetjes,
het leeuwenbekje en de paardenbloem, in dien
schaduwhoek. Als de tuinman ze nu maar niet
zag. want dan was het met die vriendschap ge
daan. Dan zou de paardenbloem zeker ook als
onkruid worden uitgerukt en by het andere on
kruid op een hoop worden geworpen.
Nader en nader kwam de tuinman.... Reeds
heel wat onkruid was onder zyn schottel geval
len.... Het kon niet meer missen.... hy zou
zeker de twee bloemen onder de rhododendron
zien
Zoo vlug hy kon. fladderde Witje-wit naar de
twee vriendjes om ze maar vast voor te bereiden,
dat ze zoo straks van elkaar zouden moeten
scheiden
De traantjes kwamen beiden in de oogen.
„Wat jammer" sprak het leeuwenbekje. „En
we hadden het zoo leuk met elkaar. Nu blijf ik
heel alleen met die groote rhododendron, waar
je nooit eens gezellig mee kan babbelen zooals
met jouIk wilde maar
Maar wat het leeuwenbekje wilde, zou niet ge
zegd kunnen worden. Want de tuinman was er
al en Witje-wit moest heel vlug wegfladderen,
anders had-ie zelfs ook nog een klap gekregen
van den schoffel.
De tuinman zette den schoffel in den grond
en beide bloemen weaden eruit gewipt. Eerst
dachten ze werkelyk nog. dat ze by elkaar zou
den kunnen blyven, maar daar was geen sprake
van. Het leeuwenbekje werd in een bed met
andere bloemen overgezet en de paardenbloem
knecht, die natuuriyk bereid was. een extra-
fooi te verdienen. Den detective bleef niets
anders over dan Meller en den knecht langs
de achtertrap te volgen.
Natuuriyk bemerkte Meller
op de
terwijl
om een
scherp
vreesd.
1 Was twee uur in den nacht. Buiten hen
geen levende ziel in het straatje; dus moesL
hy hem wel in het oog vallen. Hempel, die
Ook op witje-wit begon de zon haar inwerking
te doen voelen. Hy werd wat loom, misschien
Smdat hy er nog niet aan gewend was t
was ook pas de eerste dag van z'n leventje
en hy liet zich neer op een schaduwplekje ach
ter in den tuin vlak by twee bloemetjes, een
leeuwenbekje en een paardenb'oem, die daar
naast elkaar stonden en erg veel van elkaar
schenen te houden.
„Wat zyn wy toch gelukkig!” hoorde Witje-
wit hét leeuwenbekje zeggen, „dat men ons
zoo fijn naast elkaar heeft gezet en op zoon
fyn schaduwplekje!”
„Ja. en zoo fyp achter die groote rhododen
dron!” voegde de paardenbloem eraan toe,
„want nu zien ze ons niet zoo gauw Ik ben er
zeker van. dat als men my hiér zag "staan, ik
als een soort onkruid zeker uitgetrokken zou
worden en dat was 't met onze vriendschap
ook gedaan!"
Witje-wit vond het zoo leuk in dien tuin, dat
hy besloot daar maar een poosje te blyven. Hy
bracht alle bloemetjes een bezoek En hy was er
ook zóó bekend. Voor elk bloemetje had hy iets
aardigs en beurde degenen die het meest van de
zon hadden te lyden wat op.
Tegen den avond bemerkte.Witje-wit, dat er
een tuinman in den tuin was gekomen, die de
ptaden van onkruid begon te ontdoen en de
bloembedjes wat om te harken.
„Wat krygen we als we het raden?” vroeg
de schildpad.
„Myn heele koninkrykl" antwoordde Hippo
I. Kon hy gerust zeggen, want ze raadden het
immers toch nooit.
,Mag ik een dag uitstel hebben om na te
denken?” vroeg de schildpad.
,Ja, dat is goed", antwoordde Hippo I. ,jy
bent niet een van de vlugsten, dus dat wil ik
niet weigeren.”
De schildpad trok zich stilletjes terug
kroop in den Nyl, dicht in de buurt van de
woning van den koning en zyn vrouw.
Toen het feest afgeloopen was. gingen hunne
majesteiten naar huis om te slapen.
„Ziezoo”, zei het Nylpaard, „dat raadseltje
heeft ons aardig wat opgebracht.”
De schildpad luisterde scherp.
.Maal hoe kom je er by.’om je heele ko-
nlnkryk in de waagschaal te zetten”, zei me
vrouw boos.
„Nou waarom niet”, antwoordde
„Wie kent myn achternaam?”
„Dat weet je niet!” antwoordde de koningin.
„Wie weet wat de schildpad van plan is!"
„Och jullie vrouwen zeuren altyd zóó!” zei
het nylpaard.
,Zeg eens Potamus!" riep zijn vrouw. „Een
beetje eerbiediger tegenover ons vrouwen, hoor!
Anders zal ik den mattenklopper halen!”
.Potamus. potamus". dacht de schildpad. „Ik
verwed er myn kop onder als dat zijn achter
naam niet is. Die gebruiken vrouwen altyd, als
ze boos zyn. Kyk maar naar zijn vrouw!"
En den volgenden dag stond hy al vroeg
den koning op te wachten. Hij had getuigen
by zich. De slang, de kreeft en de kikker.
„Goeden morgen", zei de schildpad. „Uw
voornaam is Hippo, uw achternaam Potamus.
Geraden of niet?”
Het Nylpaard verschoot van kleur. Het was
zoo.
Op die manier raakte hy zijn koninkrijk
voorgoed kwyt en werd de schildpad koning
der dieren.
Maar het Nylpaard zon op wraak. Niet over
dag. Dan durfde hU zich niet meer te laten
zien. Maar 's nachts probeerde hy de schildpad
te overvallen en hem onder zijn zware poolen
plat te stampen.
Maar die liet zich een stevig masker aan
meten, waar Hippo gerust op mocht trappen.
De man keek hem een seconde aan en slingerde hem toen
met één arm opzy. „Den generaal moet ik niet hebben, ik zoek
het malle jochie.... waar zit hy toch? Schurkenriep hy
opeens weer. „Dat is tegen jullie." zei Plet en zyn neisgenooten
liepen op den leider toe. „Hier zyn de boeven al."
De dikke wlschte zich het zweet met een beddelaken van het
voorhoofd. „We komen zoo niet klaar, we komen nooit klaar
Hoepel op. zyn jullie boeven? Boeven met een gek leed e jas.
met een voetbeIbroekie, hahahahaha, nog nooit gezien! En hy
o f
lachte smalend