DAGBRIEVEN EENER MOEDER
Koning Nijlpaard
wordt
onttroond
Witje-Wit
Hoitika
De luchtroovers
van
1 into
AAHami
POREI
VOOR ONZE JEUGD
r
F 750.-
VRIJDAG 16 JUNI 1939
Voorkom opvoedings-
kwartetten
I
KOMKOMMERSLA
GEPANEERDE
DE
ZILVEREN
i
b
«i
-
I
XXV
nar
Toen
was.
JAN VAN DE LAAN
Put kracht ml
APPELSTROOP
O* MT MJKJC VHMLH KHAX MOFTW
klein hötel in de Grossen-
nen
een
1
door
A. Hruschka
bfj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen
Op een heerlijken zomermorgen. Juist toen
de zon haar stralen over de aarde begon te
schieten, kwam witje-wit, het koolwitje, uit
zijn cocon, waarin de rups zich het vorig Jaar
had ingepopt, gekropen en rekte zich uit in
de heerlijke warme zonnestralen.
r EM
Om B.tgwv
Hempel
valschen
TmMm
j w A D AXKTKïÉ’Q «pAt blad «tfn Ingevolge de verzekertngsvoorwaarden teg*n levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 by een ongeval met p OtXfi
I jK /x KON l\l K O ongevallen versekerd voor een der volgende uitkesringen DU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen B DUe" doodeUjken afloop JT mUv«”
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bfj verlies ven aan hand,
een voeg of oog.
De dikke wischte zich het zweet met een beddelaken van het
voorhoofd. „We komen zoo niet klaar, we komen nooit klaar
Hoepel op. zijn Jullie boeven? Boeven met een gekleede Jas.
met een voetbaIbroekle, hahahahaha. nog nooit gezien! En hij
lachte smalend.
Het resultaat is dat elk kind 1 voornaam
ste in de opvoeding begrijpt, waaraan het
.ach te houden heeft, weet wat wij willen.
Gebruik verder uiterst weinig woorden, geef
geen kilometerlange tirades ten beste, t kind
moet u kunnen bijhouden. Enwat u zegt,
zeg dat gemoedelijk, vriendelijk, leidend, niet
commandeerend; zelfs een bevel behoeft niet
geschreeuwd te worden Wordt dan bij een zeer
bijzondere gelegenheid eens een flinke stem op
gezet. dan maakt dit zoo n overweldigenden In
druk, dat z\j t in maanden niet vergeten. Ook
een voordeel!
En tot op den dag van vandaag dragen de
schildpadden dat stevige jasje, want de Nijl
paarden prqpeeren nog altijd hen .plat te trap
pen en opnieuw korting te worden.
PIET BROOS
hem beneden
straat een nauw achterstraatje
de knecht naar de Tatorslrasse liep,
auto te zoeken, en hij bekeek Hempel
en wantrouwig. Dat had Hempel ge-
Meller ging een paar stappen achteruit. De
knecht van *t hotel verscheen met een auto,
die hjj toevallig gevonden had. De koffers wer
den opgeladen, de eigenaar van de koffers
stapte in en de auto reed weg.
Hempel kon juist nog het nummer van de
auto lezen Aan achtervolging te voet was niet
te denken Bovendien leed het voor hem geen
twijfel, dat hjj Meller's achterdocht har opge
wekt.
Dus
nam van dat oogenblik de jacht eerst
voorgoed een aanvang
Wederom had Hempel een dag noodig om
Heller s tpocr weer te vinden, en toen be-
tl had gesteld voor hun vriendschap
Ihoud van de paardenbloem en toen
Kandelaber”,
schtffgasse.
Het spreekt vanzelf, dat Hempel daar onmid
dellijk een kamer nam. Meller-Bernstcin had
zich in het register ingeschreven als Otto Mel-
ler, maar de twee eerste dagen liet hij zich niet
zien in de door hem gehuurde kamer. Misschien
had hij nog ander schuilplaatsen misschien
ook was hü heimelijk weer naar Sperber-Eck
gegaan en Juist dit maakte Hempel het meest
ongerust.
Wat ervan zijn mocht het personeel van
't hotel had „Meller" maar even gezien en kon
zijn voorkomen niet juist beschrijven. Geen
wonder trouwens; want de nieuwe logeergast
droeg bij zijn aankomst een autokap met bril;
de kraag van zijn lederen jas was hoog opge
slagen en bovendien hield hü een zakdoek
tegen den mond; hü beweerde namelijk. zwaar
verkouden te zün en schrik te hebben van de
koude lucht in de vestibule en de gangen.
Hü moest, zei hij, met een vriend op reis in
diens auto, welke gelukkig gesloten was. Daarop
had hü zün koffers naar de door hem gehuurde
kamer laten brengen en was toen vertrokken.
Hempel bekeek zeer nauwkeurig de koffers.
Zü waren büna nieuw en hadden wel zooveel
gekost, dat Meller ze slecnts in geval van
uiterste noodzakelükheid in den steek zou laten.
Bovendien moesten zü de spullen van den ban
diet bevatten.
Hempel teekende den bodem van beide kof
fers met 'n paar krassen, ten einde ze altüd uit
andere van denzelfden aard te kunnen herken
nen. en later zou blaken, dak die vooraorgs-
maat niet weet, kan t best bü de kinderen eelf
in de leer gaan.
Hoe uit een kind zich? In vraag, aanwüzing.
verhaal of bevel? Steeds met niet meer dan en
kele woorden. Zelfs een kind van vier, vijf tot
zeven k acht jaar. dat reeds een compleet ver
haal doet, van school of speelkameraadjes, zal,
wanneer wü het vêHelde ontleden, met opval
lend weinig woorden genoegen nemen. In vele
gevallen geen tiende, geen twintigste gedeelte
van het aantal dat wü als volwassenen voor een
gelijke geschiedenis noodig hebben.
Vooral aan tafel moeten wü ons veel zelfbe-
li-erschlng^ opleggen, omdat dit de eenlge ge
legenheid dikwüls te. waarbü én vader én moe
der tegenwoordig en ter beschikking der kin
deren zün.
Wü self vervielen ook in deze fout. Daarom
hebben wü. toen mijn man nog thuis was. inge
steld. dat aan tafel ieder van ons zich met een
of later met twee kinderen bemoeide en om te
voorkomen dat de een zich bevoordeeld of ach
teruitgesteld voelt, wisselden de kinderen eiken
dag van plaats en daardoor van „toezicht”. Nóg
kostte het ons moeite niet in dubbel-leiding
te vervallen, doch ten laatste werd het doel toch
bereikt. Al zou ,jnün” kind van dien dag zün
bordje op z’n hoofd omkeeren. mün man deed
alsof hü niets zag. en al kneedde een van „zün”
pupillen de aardappelen met zün knuistjes, ik
was aaiende blind en hoorende doof. Alleen
hadden wü een kleine code, waarmee wü elkaar
waarschuwen konden, t Is waar, t Kostte ons
dikwüls een enorme dosis zelfbeheersching. doch
wü bereikten ermee, dat wü doorloopend uiterst
gezellig en rustig aan tafel zaten. Een kind
laat zich zonder opstandigheid door één ouder
terechtwüzen. waar een aanmerking van twee
kanten het uit z'n lood brengen zou Een andere
maatregel te. dat alle vrienden en kennissen
die ons huis bezoeken de aanwijzing ontvangen,
zich niet met de kinderen te bemoeien. Vooral
„moderne jonge vrouwen” meenen ook wat kin
deropvoeding betreft, de wijsheid in pacht te
hebben en zün er dol op. deze wüsheid op an
dermans kinderen te oefenen. Leuk en aardig
met de kinderen omgaangraag, maar ver
bieden en terechtwüzenten strengste ver
boden. Als er iets te zeggen te. kan dit mü ge
zegd worden. Zelfs zün wü zoover gegaan, dat
mün man en ik om de beurt met de kinderen
bezig zün; om de beurt zorgen wü ervoor dat t
speelgoed opgeruimd wordt,- om de beurt dat
zij op tüd uitgekleed zün. om de beurt doen
wü de spelletjes met hen. Geen drie, vier waar
schuwingen door elkander, geen drie opdrachten
tegelük
Je weet, dat Nülpoarden in Afrika wonen.
Tegenwoordig zün ze er niet erg gezien, maar
vroeger haddden de heeren er heel wat in de
melk te brokkelen. Zoo veel zelfs, dat een deel
van de dieren den oudste van de nülpoarden
tot koning uitriep. Hippo I was zün koningstitel
Hippo zwol van trots, dat hü het zoover in de
wereld had gebracht, maar heelemaal gelukkig
was hü toch niet. Want het overgebleven deel
van de dieren riep den olifant tot koning uit
als Elefantus I en dus had je twee koningen.
Die twee dikzakken konden elkaar dan ook
niet luchten of zien.
„Zoo'n log beest, dat zün staart van voren
heeft en ooren heeft als waterleliebladeren, moet
nu de koning der dieren verbeelden, 't Is een
schande voor onzen stand", bromde het Nül
paard vaak tegen zün vrouw.
.Zoo'n opgeblazen ballon met een muil als een
klepbroek, dat te me een pracht vorstzei de
olifant vaak.
Op den eersten verjaardag van z'n koningschap
gaf de olifant een groot feest. AUe dieren gingen
hem een beleefdheldsvlsite brengen. De beer,
de wolf, de vos. het hert, de rhinoceros, de ze
bra. de kalkoen, de krokodil, de schildpad, die
toen nog geen schild bezat, de struisvogel, alle
maal waren ze present aan het hof en brachten
iets mee voor züne majesteit den olifant. Nu,
die had voor een flink maal gezorgd en met een
volle maag en hoogstvoldaan keerden de dieren
naar huis terug.
Hippo I was er natuurlük niet geweest. Maar
het verdroot hem, dat ieder zoo vol lof over den
olifant sprak.
„Vrouw”, zei hü. „wü zün aan onzen stand
verplicht ook een feest te geven. Wat denk Jü
van volgende week Woensdag?"
„Geef het morgen, man!” antwoordde zijn
vrouw. ..Ze hebben dan hun buik nog vol van
het feest bü den olifant en eten dan niet zoo
veel
t Zü was nogal van den „heb begrüp je.
„Goed plan, vrouwtje," riep het Nülpaard.
„En weet je wat we doen! We geven een raadsel
op en degene die het niet op kan lossen moet
een pand geven. Zoodoende krügen we nog een
fortuintje binnen op den koop toe. Weet je wat
ik vraag? Hoe mün achternaam te. Niemand
in heel Afrika heeft dien ooit gehoord".
Zoo deden ze en den volgenden dag kwamen
alle dieren naar het hof van koning Hippo I.
De eksters haddep, gezorgd dat iedereen het
nieuwe feest wist en de dieren, die nog zoo'n
heerlük vol gevoel in hun buik hadden van het
ollfantenfeest, waren er direct voor te vinden
dat nog eens dunnetjes over te doen Behalve de
olifant, die wegens hoofdpün niet kon komen,
zooals hü Het zeggen, waren ze allemaal pre
sent. Na wat gegeten te hebben, zei de koning:
„Ik zal jullie een raadsel opgeven. Wie het
niet raadt moet een pand geven. Hoe is mün
achternaam? Mün voornaam Hippo I te be
kend genoeg, maar wie kent mün achternaam?”
de
openen.
Het was elf uur; de gartg was slechts karig
verlicht. Meller had grüs haar en grüze smalle
bakkebaarden; deze bijzonderheden kon Hempel
goed waarnemen. De bandiet droeg nog altüd
de lederen jas, maar als hoofddeksel slechts een
eenvoudige pet. De jas en de pel waren beide
met een dikke laag stof bedekt.
Dien nacht had er. ongelukkigerwijze, in
't kleine hotel (een inrichting van den vierden
rang) een pünlük incident plaats. Een logeer
gast, die zijn1 kamer naast die van Meller had.
kwam smoordronken thuis, belde als een
razende en zocht twist met oen nachtportier,
die hevig geschrokken kwam toegesneld. De
woordenwisseling ontaardde in een vecht party,
welke hierdoor een eind nam, dat de huisknecht
zich met de zaak bemoeide en den dronken
kerel aan de deur zette.
De kerel schreeuwde om de politie, beriep
zich op de andere logeergasten als getuigen en
trachtte telkens weer t hotel met geweld hln-
Hü
den heer met zün bagage naar het 2e
i gebracht en wel naar dea .Roten
De man keek hem een seconae aan en sungeroe nem voen
met één arm opey ..Den generaal moet ik niet hebben, ik zoek
het malle jochie.... waar zit hü toch? Schurken,...” riep hü
opeens weer. „Dat te tegen jullie," zei Piet en zün reisgenooten
liepen op den leider toe. „Hier zün de boeven al.’
merkte hü dat de rekel nog voorzichtiger, wan
trouwiger en sluwer geworden was.
Nog driemaal verloor hü zün spoor. Eerst
in Baden bü Weenen waar Meller eveneens een
schuilhoek bezat, waar hü zün narek had geno
men. vond hü het terug. Toen Hempel dat ont
dekte en met de politie van dat dorpje een plan
beraamd had om zich van den bandiet meester
te maken, was Meller vertrokken.
Zün koffers had hü reeds in den loon van den
nacht door bemiddeling van zün hospita naar
het station laten brengen en bü het aanbreken
van den dag vertrok hü zelf gedurende den
Korten tüd. dien Hempel noodig had om de
politie op de hoogte te brengen. Maar hü ging
slechts tot Wiener Neustadt daar huurde hü
een auto en vertrok weer waarheen?
Hempel, die de twee laatste dagen bü zü»
achtervolging uitsluitend den »a;en v<n Turn-
wald had gebruikt, wilde op goed geluk af ook
verder gaan met den auto en oo de eerste
plaats naar Sperber-Eck; wamt hü was over
tuigd, dat ook Meller zich daarheen wilde be
geven. Maar niet ver van Wiener Neustadt ont
moette hü een leege auto, waarvan de crauf-
feur hem zei. dat een weinig verder de weg was
versperd door een rotsinstorting, zoodat men
een omweg moest maken, welken de chauffeur
van de leege auto ook aanduidde. Hü-zelf
had. daar zün passagier dien omweg niet ver
koos te maken den man afgezet aan het
station Gloggnitz; de passagier vond het beter
zün réis per spoor voort te aetten. liever dan
zoo'n langen omweg te maken
(Wordt vervoigdj
„Wat krügen we als we het raden?” vroeg
de schildpad.
..Mün heele koninkrük!” antwoordde Hippo
I. Kon hü gerust zeggen, want ze raadden het
immers toch nooit.
„Mag ik een dag uitstel hebben om na te
denken?" vroeg de schildpad.
,Ja. dat te goed”, antwoordde Hippo I. ,JÜ
bent niet een van de vlugsten. dus dat wil ik
niet weigeren."
De schildpad trok zich stilletjes terug en
kroop In den NJJ1, dicht in de buurt van de
woning van den koning en zün vrouw.
Toen het feest afgeloopen was. gingen hunne
majesteiten naar huls om te slapen.
„Ziezoo”, zei het Nülpaard, „dat raadseltje
heeft ons aardig wat opgebracht.”
De schildpad luisterde scherp.
„Maar hoe kom je er bü. om je heele ko
ninkrük in de waagschaal te zetten”, zei me
vrouw boos.
„Nou waarom niet", antwoordde Hippo I.
„Wie kent mün achternaam?"
„Dat weet je niet-!" antwoordde de koningin.
„Wie weet wat de schildpad van plan is!"
„Och jullie vrouwen zeuren altüd zóó!" zei
het nülpaard.
„Zeg eens Potamus!" riep zün vrouw. „Een
beetje eerbiediger tegenover ons vrouwen, hoor!
Anders zal Ik den mattenklopper halen!”
..Potamus. potamus", dacht de schildpad „Ik
verwed er mün kop onder als dat zijn achter
naam niet te. Die gebruiken vrouwen altüd. als
ze boos zün. Kük maar naar zijn vrouw!"
En den volgenden dag stond hü al vroeg
den koning op te wachten. Hij had getuigen
bü zich. De slang, de kreeft en de kikker.
„Goeden morgen”, zei de schildpad. „Uw
voornaam te Hippo, uw achternaam Potamus.
Geraden of niet?”
Het Nülpaard verschoot van kleur. Het wis
zoo.
Op die manier raakte hü zün koninkrijk
voorgoed kwijt en werd de schildpad koning
der dieren.
Maar het Nülpaard zon op wraak. Niet over
dag. Dan durfde hü zich niet meer te laten
zien. Maar ’s nachts probeerde hü de schildpad
te overvallen en hem onder zijn zware poolen
plat te stamjoen
Maar die Het zich een stevig masker aan
meten, waar Hippo gerust op mocht trappen
maatregelen slim was bedacht. Immers, in den
loop der eerstvolgende dagen waren het juist
die koffers, welke hem weer op het spoor van
Meller brachten
Reeds den eersten nacht verrichtte
zün werk; met behulp van een
sleutel had hü zich toegang tot Meller's kamer
verschaft.
Eerst den derden avond verscneen Meller lp'
het hotel, om zün kamer te betrekken Hempel,
die den heelen tüd de deur vau zün kamer op
een kief had laten staan, zag nem aankomen
en de deur van de kamer met de koffers.
Ook de kinderen bezitten het recht hun oor
deel over onze opvoedlngskunst te hebben, al
zullen zü minder In woorden, dan wel *n ge
drag er. handelingen hun goed- of afkeuring te
kennen geven Een der meest nuttige en door de
kinderen hoogst gewaardeerde paedagogische be
kwaamheden is: de kunst van zwügen. En wan
neer gesproken moet wordenhet gebruik van
zoo weinig mogelük woorden. In sommige ge
zinnen, vooral die welke een weinig bete» dan
de doorsnee-gesitueerden zün. wordt een kind
soms door vier, vüf volwassenen tegelük Opge-
voed. mc’ het resultaat dat het.eigenlijk m
't geheel niet opgevoed wordt. Hoogstens In
een angsttoestand komt te verkeeren. welken de
trotsche ouders voor gehoorzaamheid aanzien,
of voor rechtheid van karakter of voor de hemel
mag weten wat
Wie kent niet deze situatie: kleine zusje zit
in de box en broer, omdat hü werkelük veel van
zün zus houdt, wil met haar spelen, of liever,
probeert haar te vermaken Dus sleept hü al
zün speelgoed naar de box Zün timmergereed
schap, zün doos met legplankjes, zün knikkers
Zus grabbelt vol vreugde in de kleurige hebbe
dingetjes en kraait van plezier. Broer voelt zich
groot, trotsch. tevreden Tot.... de volwassen
menschen zich met het duo gaan bemoeien.
...Fransroept moeder verontwaardigd en het
gebruik van het officleele ..Frarrs” voorspelt
reeds onweer; ,jk heb je al honderd keer ge
zegd. dat je mêt je houten niet bü zusje mag
komen. Moet zü zich In de oogen steken of in
den neus, of de verf eraf büten. Stoute jongen,
dat Je bent." „Waarom blüft hü niet in t zü-
kamertje laat de aanwg^ige nog veel grootere
broer zich hooren: „hier loopt hü iedereen voor
de voeten.” „Ik heb hem al tien keer verboden"
doet de gedienstige haar dult In 't zakje, tevens
bü voorbaat een verwüt aan haar adres voor
komend. „maar hü is reuzenlastig den laatsten
tüd.” „Mün kinderen waren liever” beweert tan
te. die dichter bü de kleine klein-kinderen staat
dan bü de eetste jaren van haar eigen spruiten,
„ik kan Frans werkelük niet roemen." „En nu
opgemarcheerd" commandeert vader, die plotee-
11 ng ontdekt, dat het vaderlük gezag toch wel
een prettig iets is om te demonstreeren en bui
tendien vindt, dat de anderen zich een mono
polie trachten te verwerven: „vooruit, en als
ik je weer bü zusje zie, dan dan...." Vader
duikt In zün krant, een onuitgesproken bedrei
ging komt hem nog steeds als het zwaarste drei
gement voor
En kleine Frans? Die trekt zich terug, diep
in zün hartje gegriefd dat zün goede bedoeling
zoo geheel verkeerd begrepen is. maar zich on
machtig wetend tegenover de vüf groote men
schen, die hem zooveel onbegrüpelüks en hards
naar het hoofdje slingeren. Verder speelt hü
alleen, maar niet van harte, niet met plezier, en
een der mooiste eigenschappen van den mensch:
hulpvaardigheid met moeite onderdrukkend
Een uur later zit Frans aan tafel. Hü eet
echter niet alleenminstens vier groote menschen
eten met en voor hem; dat hü £êlf kauwen en
sUkken moet is alleen te wüteh aan het ana
tomisch verschünsel, dat zelfs een kind een
eigen mond en tanden toebedeeld werden. Ik zal
de uitroepen, aanwüzingen, bedreigingen en
waarschuwingen welke Frans aan tafel te
hooren krügt niet herhalen hier; ieder, die zich
de moeite geeft bü zoo'n maaltüd te luisteren
en te tellen, weet wat en hoe dikwüls een
klein kind met woorden „geholpen” wordt.
Den ganscheri lieven dag gaat dit leven voort
en de ouders zijn de stellige overtuiging toege
daan, dat zü hun kind een uitstekende opvoe
ding geven. Kük maar eens hoe gehoorzaam
en stil Fransje doorgaans te; zie eens hoe net
jes hü eet. 't lükt soms wel of hü zün vorkje
niet In een aardappel durft prikken. 3ou Frans
eep «volwassen hoofd op zün kleine rompje heb
ben staan, dan zou hü hun toeschreeuwen:
..menschen, laat me In vredesnaam met rust
Verplaats Je In mün toestand en stel Je voor,
dat bü elk van je handelingen vier, vüf of meer
menschen staan toe te küken en In breede
woordenstroomen hun meening ten beste geven
In byzondere gevallen allen tegelük. waardoor
ik geen van hen versta, om van begrijpen maar
niet te praten. Is 't om gek te worden of niet.
Welnu.... maak me dan ook niet gek. Niet ge
heel. niet half, niet voor een kwart.” Om zoo'n
antwoord te kunnen geven, zou Frans óf een
volwassene óf een brutale groote jongen moe
ten zün. Nu hü dit niet Is. bestaat de kans dat
hü een timide, angstig klein jongetje wordt.
Dat somtüds, zeker onder het eten, wanneer alle
volwassenen aanwezig zün. leeft in een toe
stand van halve versuffing. Temidden van klan
ken, die in zün ooren ak, geschreeuw weerklin
ken. die niet anders doen dan hem verbüsteren
en waarmee alleen bereikt wordt, dat hü soms
bü toeval doet hetgeen van hem verwacht
wordt, omdat hü afgaat op den klank, de drei
ging. de waarschuwing, het verwüt in een stem.
Toch mag aan den anderen kant den ouders
er geen verwüt van gemaakt worden, dat zü zich
met hun kinderen bemoeien en deze willen lei
den. Maar wel mag van hen worden geelscht,
dat niet meer dan één persoon tegelük zich, met
hen bezighoudt en ook dat is heel belang-
rük dat deze zich uit op een voor het kind
begrüpelüke wijze, 't Is moeilük. dit laatste. Veel
zelfbeheersching te ervoor noodig, doch wie de
te dringen. Zoo was de eigenaar van het
hotel genoodzaakt, zelf om de politie te telefo-
neeren.
Maar vóór deze ter plaatse verscheen, had
Meller door middel van een ruime fooi den huis
knecht overgehaald, langs de achtertrap zün
koffers naar beneden ie brengen en hem een
auto te bezorgen.
Want, verklaarde hü. geen minuut langer
wilde hü blüven In een hotel, aaar zulke dingen
gebeurden en ’bovendien moest hü met een
vroegen trein vertrekken. Hü had niet den min
sten lust om door de politie als getuige te wor
den gehoord en zoo te iaat te M>men voor den
trein De kamer was voor acht dagen betaald;
hü was dus niemand een cent schuldig Dat
hü eigenlük bang was van de colitie. die ieder
oogenblik kon komen, spreekt vanzelf.
Hempel, die verborgen achter dc deur van zün
kamer, de onderhandelingen met den knecht
had afgeluisterd, verwenschte den beschonken
kerel, het smerige hotel en den dlenstvaardlgen
die natuurlük bereid was. een extxa-
verdlenen Den detective bleef niets
over dan Meller en den knecht langs
knecht,
fooi te
anders
de achtertrap te volgen.
Natuurlük bemerkte Metier
op de
terwül
om een
scherp
vreesd.
't Was twee uur in den nacht. Buiten hen
geen levende ziel in het straatje; dus moest
hü hem wel in het oog vallen, Hempel, die
Hü b eek uit de cocon gekropen te zün op
den tak van een gfboten appelboom en begon
als zün eerste werk zün vleugeltjes uit te vou
wen. die hel van wit blonken in het zonne
licht. Daarna kroop hü eerst behoedzaam wat
verder, van den tak op een dunner takje, van
het dunnere takje op den steel van een blad,
maar durfde toen niet verder. Hü liep terug,
weer vooruit, en toenmet een bons var,
zün klein hartje waagde hü den sprong, sloeg
zün vleugeltjes uit, en.... fladderde in <ie
warme lucht! Wat een heerlükheld! Hü weh-
telde en keerde, dat het een aard had. en liet
zich toen neer op een madeliefje, dat met een
glimlachje de eerste vllegpogfrigen had oekeken
„Nou. dat heb je er best vanaf gebracht!”
prees het madeHefje. ..het valt niet mee, hé?
Voor den eersten keer! Maar nu maar verder
probeeren! En een langeren tocht maken!”
Witje-wit was al weer weg Hü had er erge
pret in en Het zich zoo af en toe zoowaar zon
der z’n vleugeltjes te bewegen op het zoele
windje drüven
Toen hü soo een poos gevlogen had. kwam
hü boven een leuk bloementuintje. Maar alle
bloemetjes schenen het ontzettend warm te
hebben. Nu was het ook inmiddels tegen twaal
ven geworden, dus het heetst van den dag, en
ze lieten mistroostig en dorstig hun kopjes te.
gen elkaar hangen.
enkel zün reistasch bü zich had, wilde Meller
terloops voorbijgaan, toen deze hem plotseling
aansprak. t
Wat doét u hier? vroeg hü brutaal. Was
u ook in het hotel. Als ik mü niet vergis zag
ik u achter den knecht naar buiten komen
Een grapje kon hier niet baten
Zeer juist, antwoordde de detective. En
wat ik hier poe? Ik maak mü uit de voeten,
omdat ik noch tüd, noch lust heb om in een
zoo onbelangrijke zaak door de politie als ge
tuige te worden gehoord.
U heb mü dus beluisterd, terwijl ik met
den knecht sprak?
Wat 'n vraag Ik ken u heelemaal niet.
Maar het Is niet mün schuld, dat u juist voor
de deur van mün kamer met oen knecht sprak
en uw Idee stond mü goed aan.
Is 't zoo gelegen, gelief mü dan te veront
schuldigen.
Ineens dacht Witje-wit aan die bloemetjes,
het leeuwenbekje en de paardenbloem, in dien
schaduwhoek Als de tuinman ze nu maar niet
zag. want dan was het met die vriendschap ge
daan. Dan zou de paardenbloem zeker ook als
onkruid worden uitgerukt en bü het andere on
kruid op een hoop «’orden geworpen.
Nader en nader kwam de tuinman.... Reeds
heel wat onkruid was onder zün schoffel geval
len.... Het kon niet meer missen.... hü zou
zeker de twee bloemen onder de rhododendron
zien
Zoo vlug hl^Jcon. fladderde Witje-wit naar de
twee vriendjes om ze maar vast voor te bereiden,
dat ze zoo straks van elkaar zouden moeten
scheiden
De traantjes kwamen beiden in de oogen.
„Wat jammer” sprak het leeuwenbekje. „En
we hadden het zoo leuk met elkaar. Nu blüf ik
heel alleen met die groote rhododendron, waar
Je nooit eens gezellig mee kan babbelen zooals'
met Jou! Ik wilde maar....
Maar wat het leeuwenbekje wilde, zou niet ge
zegd kunnen worden. Want de tuinman was er
al en Witje-wit moest heel vlug wegfladderen,
anders had-le zélfs ook nog een klap gekregen
van den schoffel.
De tuinman zette den schoffel In don grond
en beide bloemen werden eruit gewlffc. Eerst
dachten ze werkelük nog. dat ze bü elkaar zou
den kunnen blüven, maar daar was geen sprake
van Het leeuwenbekje werd In een bed met
andere bloemen overgezet en de paardenbloem
werd In een hoek gegooid
Den volgenden morgen lag de paardenbloem
daar nog steeds Hü poogde zich tegen 'n bloem
pot nog omhoog te houden, maar het bleek wel.
cat hü zonder in de aarde te staan het toch
niet lang meer zou volhouden En j^ist. toen
I hü zich wilde laten vallen, kreeg een musch hem
in het oog. Die scheen er wei zin in te hebben
hem mede te nemen, vooral omdat hij nu toch
niet in den grend stond en hij er geen moeite
voor behoefde tf doen De musch schoot naar
teneden, nam de paardenbloem in z'n bek en
vloog ermee weg. Maar juist kwam daar Witje-
wit aangefladderd. In den tüd van een oogen
blik overzag hü wat er gebeurd was en dat de
paardenbloem nu nog een wreeden dood zou
gaan sterven dan op den hoop onkruid. Hü
vloog naar de musch. die nu juist boven het
bloemperk was. waar het leeuwenbekje in
overgeplant was en begon daar als hulpeloos
heen en weer te fladderen en zoo de aandacht
vgn de musch te trekken. Die had Witje-wit
ook al heel spoedig in de gaten en vond, dat
i«i’n dikke vlinder allicht een beter hapje was
dan zoen paardebloem. En wat Witje-wit ver
wacht had. gebeurde ook. De musch Het de
paardebloem los en schoot op Witje-wit toe
eenmaal de paardebloem gevallen
prebeerde Witje-wit ook een goed heenkomen te
toeken, maar dat was toch heel lastig. De
musch was vlug en ja daar was hii vlak
bü Witje-wit.... de snavel ging open en
hap.... nee gelukkig mis tenminste. Witje-
wit voelde den snavel niet in zün lijfje maar
wel had de musch er een vleugel afgescheurd
en dwarrelde Witje-wit hulpeloos naar omlaag
Gelukkig staakte de musch de verdere vervol
ging. zoodat Witje-wit nog aan den vreeselüken
dcod ontkwam verscheurd te worden door den
snavel van de musch
Half bewusteloos kwam Witje-wit op den
grond neer en toevallig naast het leeuwenbekje,
dat al weer in druk gesprek was met de paarden
bloem. die in het goede bedje was terecht ge
komen. en zich nu al heel wat fün«r voelde in
de schaduw van een struik daar vlak bü.
Maar met Witje-wit was het erger. Een vleu
gel eraf, en hard neergekomen op den grond.
Hü overleefde het dan ook niet lang. Een paar
uur heeft hü daar nog gelegen, terwül het
leeuwenbekje en de paardenbloem dikke tra
nen schreiden, dat ze hem niet konden helpen,
die aardige Witje-wit. die z'n leventje in de
waagschaal
en het b?l
stierf Witje-wit. En dat was toch per slot van
rekening maar het beste ook. want een vlin
dertje dat één vleugeltje mist, kan toch niet
meer vliegen, en heeft dan verder een ongeluk
kig bestaan.
Ook op witje-wit begon de zon haar inwerking
te doen voélen. Hü werd wat loom, misschien
omdat hü er nog niet aan gewend was ’t
was ook pas de eerste dag van z'n leventje
en hü liet zich neer op een schaduwplekje ach
ter in den tuin vlak bü twee bloemetjes, een
leeuwenbekje en een psardenb'oem, die daar
naast elkaar stonden en erg veel van elkaar
schenen te houden.
„Wat zün wü toch gelukkig!” hoorde Witje-
wit het leeuwenbekje zeggen, „dat men ons
zoo fün naast elkaar heeft gezet en op zoo'n
fün schaduwplekje!”
.Ja. en zoo fün achter die groote rhododen
dron!” voegde de paardenbloem eraan toe,
„want nu zien ze ons niet zoo gauw. Ik ben er
zeker van. dat als men mü hier zag staan, ik
als een soort onkruid zeker uitgetrokken zou
worden en dat was ’t met onze vriendschap
ook gedaan!"
Witje-wit vond het zoo leuk in dien tuin, dat
hü besloot daar maar een poosje te blüven. Hü
bracht alle bloemetjes een bezoek En hü was er
ook zóó bekend. Voor elk bloemetje had hü iets
aardigs en beurde degenen die het meest van de
zon hadden te lüden wat op
Tegen den avond bemerkte Witje-wit, dat er
een tuinman in den tuin was gekomen, die de
paden van onkruid begon te ontdoen en de
bloembedjes wat om te harken.
Maar hij had twee groote koffers bü zich!
Wist vrouw Kurzrelter misschien wie die kof
fers had weggehaald?
Ja, dat wist zü. Mynheer Bernstein had een
auto genomen, die hem met de koffers naar den
Südbahnhof moest brengen. De auto droefe het
Bummer „M A."
Na veel gevraag en geloop kwam Hempel
*e weten, dat er dien dag aan de Südbahnhof
Seen koffen, welke aan de door hem gegeven
beschrüving beantwoordden, als bagage waren
•angegeven. Maar een besteller zei hem, dat
hü voor een heer twee koffers, die er zóó uit-
jagen, naar de plaats waar de treinen aan
kwamen. had moeten brengen; op die plaats
was de heer in een auto gestapt, na met de
hulp van den chauffeur en van den besteller de
koffers te hebben opgeladen.
°°k die auto kon Hempel terugvinden,
had
z