DAGBRIEVEN EENER MOEDER Koning Nijlpaard wordt onttroond Witje-Wit Hoitika De luchtroovers van 1 into AAHami POREI VOOR ONZE JEUGD r F 750.- VRIJDAG 16 JUNI 1939 Voorkom opvoedings- kwartetten I KOMKOMMERSLA GEPANEERDE DE ZILVEREN i b «i - I XXV nar Toen was. JAN VAN DE LAAN Put kracht ml APPELSTROOP O* MT MJKJC VHMLH KHAX MOFTW klein hötel in de Grossen- nen een 1 door A. Hruschka bfj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen Op een heerlijken zomermorgen. Juist toen de zon haar stralen over de aarde begon te schieten, kwam witje-wit, het koolwitje, uit zijn cocon, waarin de rups zich het vorig Jaar had ingepopt, gekropen en rekte zich uit in de heerlijke warme zonnestralen. r EM Om B.tgwv Hempel valschen TmMm j w A D AXKTKïÉ’Q «pAt blad «tfn Ingevolge de verzekertngsvoorwaarden teg*n levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 by een ongeval met p OtXfi I jK /x KON l\l K O ongevallen versekerd voor een der volgende uitkesringen DU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen B DUe" doodeUjken afloop JT mUv«” AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bfj verlies ven aan hand, een voeg of oog. De dikke wischte zich het zweet met een beddelaken van het voorhoofd. „We komen zoo niet klaar, we komen nooit klaar Hoepel op. zijn Jullie boeven? Boeven met een gekleede Jas. met een voetbaIbroekle, hahahahaha. nog nooit gezien! En hij lachte smalend. Het resultaat is dat elk kind 1 voornaam ste in de opvoeding begrijpt, waaraan het .ach te houden heeft, weet wat wij willen. Gebruik verder uiterst weinig woorden, geef geen kilometerlange tirades ten beste, t kind moet u kunnen bijhouden. Enwat u zegt, zeg dat gemoedelijk, vriendelijk, leidend, niet commandeerend; zelfs een bevel behoeft niet geschreeuwd te worden Wordt dan bij een zeer bijzondere gelegenheid eens een flinke stem op gezet. dan maakt dit zoo n overweldigenden In druk, dat z\j t in maanden niet vergeten. Ook een voordeel! En tot op den dag van vandaag dragen de schildpadden dat stevige jasje, want de Nijl paarden prqpeeren nog altijd hen .plat te trap pen en opnieuw korting te worden. PIET BROOS hem beneden straat een nauw achterstraatje de knecht naar de Tatorslrasse liep, auto te zoeken, en hij bekeek Hempel en wantrouwig. Dat had Hempel ge- Meller ging een paar stappen achteruit. De knecht van *t hotel verscheen met een auto, die hjj toevallig gevonden had. De koffers wer den opgeladen, de eigenaar van de koffers stapte in en de auto reed weg. Hempel kon juist nog het nummer van de auto lezen Aan achtervolging te voet was niet te denken Bovendien leed het voor hem geen twijfel, dat hjj Meller's achterdocht har opge wekt. Dus nam van dat oogenblik de jacht eerst voorgoed een aanvang Wederom had Hempel een dag noodig om Heller s tpocr weer te vinden, en toen be- tl had gesteld voor hun vriendschap Ihoud van de paardenbloem en toen Kandelaber”, schtffgasse. Het spreekt vanzelf, dat Hempel daar onmid dellijk een kamer nam. Meller-Bernstcin had zich in het register ingeschreven als Otto Mel- ler, maar de twee eerste dagen liet hij zich niet zien in de door hem gehuurde kamer. Misschien had hij nog ander schuilplaatsen misschien ook was hü heimelijk weer naar Sperber-Eck gegaan en Juist dit maakte Hempel het meest ongerust. Wat ervan zijn mocht het personeel van 't hotel had „Meller" maar even gezien en kon zijn voorkomen niet juist beschrijven. Geen wonder trouwens; want de nieuwe logeergast droeg bij zijn aankomst een autokap met bril; de kraag van zijn lederen jas was hoog opge slagen en bovendien hield hü een zakdoek tegen den mond; hü beweerde namelijk. zwaar verkouden te zün en schrik te hebben van de koude lucht in de vestibule en de gangen. Hü moest, zei hij, met een vriend op reis in diens auto, welke gelukkig gesloten was. Daarop had hü zün koffers naar de door hem gehuurde kamer laten brengen en was toen vertrokken. Hempel bekeek zeer nauwkeurig de koffers. Zü waren büna nieuw en hadden wel zooveel gekost, dat Meller ze slecnts in geval van uiterste noodzakelükheid in den steek zou laten. Bovendien moesten zü de spullen van den ban diet bevatten. Hempel teekende den bodem van beide kof fers met 'n paar krassen, ten einde ze altüd uit andere van denzelfden aard te kunnen herken nen. en later zou blaken, dak die vooraorgs- maat niet weet, kan t best bü de kinderen eelf in de leer gaan. Hoe uit een kind zich? In vraag, aanwüzing. verhaal of bevel? Steeds met niet meer dan en kele woorden. Zelfs een kind van vier, vijf tot zeven k acht jaar. dat reeds een compleet ver haal doet, van school of speelkameraadjes, zal, wanneer wü het vêHelde ontleden, met opval lend weinig woorden genoegen nemen. In vele gevallen geen tiende, geen twintigste gedeelte van het aantal dat wü als volwassenen voor een gelijke geschiedenis noodig hebben. Vooral aan tafel moeten wü ons veel zelfbe- li-erschlng^ opleggen, omdat dit de eenlge ge legenheid dikwüls te. waarbü én vader én moe der tegenwoordig en ter beschikking der kin deren zün. Wü self vervielen ook in deze fout. Daarom hebben wü. toen mijn man nog thuis was. inge steld. dat aan tafel ieder van ons zich met een of later met twee kinderen bemoeide en om te voorkomen dat de een zich bevoordeeld of ach teruitgesteld voelt, wisselden de kinderen eiken dag van plaats en daardoor van „toezicht”. Nóg kostte het ons moeite niet in dubbel-leiding te vervallen, doch ten laatste werd het doel toch bereikt. Al zou ,jnün” kind van dien dag zün bordje op z’n hoofd omkeeren. mün man deed alsof hü niets zag. en al kneedde een van „zün” pupillen de aardappelen met zün knuistjes, ik was aaiende blind en hoorende doof. Alleen hadden wü een kleine code, waarmee wü elkaar waarschuwen konden, t Is waar, t Kostte ons dikwüls een enorme dosis zelfbeheersching. doch wü bereikten ermee, dat wü doorloopend uiterst gezellig en rustig aan tafel zaten. Een kind laat zich zonder opstandigheid door één ouder terechtwüzen. waar een aanmerking van twee kanten het uit z'n lood brengen zou Een andere maatregel te. dat alle vrienden en kennissen die ons huis bezoeken de aanwijzing ontvangen, zich niet met de kinderen te bemoeien. Vooral „moderne jonge vrouwen” meenen ook wat kin deropvoeding betreft, de wijsheid in pacht te hebben en zün er dol op. deze wüsheid op an dermans kinderen te oefenen. Leuk en aardig met de kinderen omgaangraag, maar ver bieden en terechtwüzenten strengste ver boden. Als er iets te zeggen te. kan dit mü ge zegd worden. Zelfs zün wü zoover gegaan, dat mün man en ik om de beurt met de kinderen bezig zün; om de beurt zorgen wü ervoor dat t speelgoed opgeruimd wordt,- om de beurt dat zij op tüd uitgekleed zün. om de beurt doen wü de spelletjes met hen. Geen drie, vier waar schuwingen door elkander, geen drie opdrachten tegelük Je weet, dat Nülpoarden in Afrika wonen. Tegenwoordig zün ze er niet erg gezien, maar vroeger haddden de heeren er heel wat in de melk te brokkelen. Zoo veel zelfs, dat een deel van de dieren den oudste van de nülpoarden tot koning uitriep. Hippo I was zün koningstitel Hippo zwol van trots, dat hü het zoover in de wereld had gebracht, maar heelemaal gelukkig was hü toch niet. Want het overgebleven deel van de dieren riep den olifant tot koning uit als Elefantus I en dus had je twee koningen. Die twee dikzakken konden elkaar dan ook niet luchten of zien. „Zoo'n log beest, dat zün staart van voren heeft en ooren heeft als waterleliebladeren, moet nu de koning der dieren verbeelden, 't Is een schande voor onzen stand", bromde het Nül paard vaak tegen zün vrouw. .Zoo'n opgeblazen ballon met een muil als een klepbroek, dat te me een pracht vorstzei de olifant vaak. Op den eersten verjaardag van z'n koningschap gaf de olifant een groot feest. AUe dieren gingen hem een beleefdheldsvlsite brengen. De beer, de wolf, de vos. het hert, de rhinoceros, de ze bra. de kalkoen, de krokodil, de schildpad, die toen nog geen schild bezat, de struisvogel, alle maal waren ze present aan het hof en brachten iets mee voor züne majesteit den olifant. Nu, die had voor een flink maal gezorgd en met een volle maag en hoogstvoldaan keerden de dieren naar huis terug. Hippo I was er natuurlük niet geweest. Maar het verdroot hem, dat ieder zoo vol lof over den olifant sprak. „Vrouw”, zei hü. „wü zün aan onzen stand verplicht ook een feest te geven. Wat denk Jü van volgende week Woensdag?" „Geef het morgen, man!” antwoordde zijn vrouw. ..Ze hebben dan hun buik nog vol van het feest bü den olifant en eten dan niet zoo veel t Zü was nogal van den „heb begrüp je. „Goed plan, vrouwtje," riep het Nülpaard. „En weet je wat we doen! We geven een raadsel op en degene die het niet op kan lossen moet een pand geven. Zoodoende krügen we nog een fortuintje binnen op den koop toe. Weet je wat ik vraag? Hoe mün achternaam te. Niemand in heel Afrika heeft dien ooit gehoord". Zoo deden ze en den volgenden dag kwamen alle dieren naar het hof van koning Hippo I. De eksters haddep, gezorgd dat iedereen het nieuwe feest wist en de dieren, die nog zoo'n heerlük vol gevoel in hun buik hadden van het ollfantenfeest, waren er direct voor te vinden dat nog eens dunnetjes over te doen Behalve de olifant, die wegens hoofdpün niet kon komen, zooals hü Het zeggen, waren ze allemaal pre sent. Na wat gegeten te hebben, zei de koning: „Ik zal jullie een raadsel opgeven. Wie het niet raadt moet een pand geven. Hoe is mün achternaam? Mün voornaam Hippo I te be kend genoeg, maar wie kent mün achternaam?” de openen. Het was elf uur; de gartg was slechts karig verlicht. Meller had grüs haar en grüze smalle bakkebaarden; deze bijzonderheden kon Hempel goed waarnemen. De bandiet droeg nog altüd de lederen jas, maar als hoofddeksel slechts een eenvoudige pet. De jas en de pel waren beide met een dikke laag stof bedekt. Dien nacht had er. ongelukkigerwijze, in 't kleine hotel (een inrichting van den vierden rang) een pünlük incident plaats. Een logeer gast, die zijn1 kamer naast die van Meller had. kwam smoordronken thuis, belde als een razende en zocht twist met oen nachtportier, die hevig geschrokken kwam toegesneld. De woordenwisseling ontaardde in een vecht party, welke hierdoor een eind nam, dat de huisknecht zich met de zaak bemoeide en den dronken kerel aan de deur zette. De kerel schreeuwde om de politie, beriep zich op de andere logeergasten als getuigen en trachtte telkens weer t hotel met geweld hln- Hü den heer met zün bagage naar het 2e i gebracht en wel naar dea .Roten De man keek hem een seconae aan en sungeroe nem voen met één arm opey ..Den generaal moet ik niet hebben, ik zoek het malle jochie.... waar zit hü toch? Schurken,...” riep hü opeens weer. „Dat te tegen jullie," zei Piet en zün reisgenooten liepen op den leider toe. „Hier zün de boeven al.’ merkte hü dat de rekel nog voorzichtiger, wan trouwiger en sluwer geworden was. Nog driemaal verloor hü zün spoor. Eerst in Baden bü Weenen waar Meller eveneens een schuilhoek bezat, waar hü zün narek had geno men. vond hü het terug. Toen Hempel dat ont dekte en met de politie van dat dorpje een plan beraamd had om zich van den bandiet meester te maken, was Meller vertrokken. Zün koffers had hü reeds in den loon van den nacht door bemiddeling van zün hospita naar het station laten brengen en bü het aanbreken van den dag vertrok hü zelf gedurende den Korten tüd. dien Hempel noodig had om de politie op de hoogte te brengen. Maar hü ging slechts tot Wiener Neustadt daar huurde hü een auto en vertrok weer waarheen? Hempel, die de twee laatste dagen bü zü» achtervolging uitsluitend den »a;en v<n Turn- wald had gebruikt, wilde op goed geluk af ook verder gaan met den auto en oo de eerste plaats naar Sperber-Eck; wamt hü was over tuigd, dat ook Meller zich daarheen wilde be geven. Maar niet ver van Wiener Neustadt ont moette hü een leege auto, waarvan de crauf- feur hem zei. dat een weinig verder de weg was versperd door een rotsinstorting, zoodat men een omweg moest maken, welken de chauffeur van de leege auto ook aanduidde. Hü-zelf had. daar zün passagier dien omweg niet ver koos te maken den man afgezet aan het station Gloggnitz; de passagier vond het beter zün réis per spoor voort te aetten. liever dan zoo'n langen omweg te maken (Wordt vervoigdj „Wat krügen we als we het raden?” vroeg de schildpad. ..Mün heele koninkrük!” antwoordde Hippo I. Kon hü gerust zeggen, want ze raadden het immers toch nooit. „Mag ik een dag uitstel hebben om na te denken?" vroeg de schildpad. ,Ja. dat te goed”, antwoordde Hippo I. ,JÜ bent niet een van de vlugsten. dus dat wil ik niet weigeren." De schildpad trok zich stilletjes terug en kroop In den NJJ1, dicht in de buurt van de woning van den koning en zün vrouw. Toen het feest afgeloopen was. gingen hunne majesteiten naar huls om te slapen. „Ziezoo”, zei het Nülpaard, „dat raadseltje heeft ons aardig wat opgebracht.” De schildpad luisterde scherp. „Maar hoe kom je er bü. om je heele ko ninkrük in de waagschaal te zetten”, zei me vrouw boos. „Nou waarom niet", antwoordde Hippo I. „Wie kent mün achternaam?" „Dat weet je niet-!" antwoordde de koningin. „Wie weet wat de schildpad van plan is!" „Och jullie vrouwen zeuren altüd zóó!" zei het nülpaard. „Zeg eens Potamus!" riep zün vrouw. „Een beetje eerbiediger tegenover ons vrouwen, hoor! Anders zal Ik den mattenklopper halen!” ..Potamus. potamus", dacht de schildpad „Ik verwed er mün kop onder als dat zijn achter naam niet te. Die gebruiken vrouwen altüd. als ze boos zün. Kük maar naar zijn vrouw!" En den volgenden dag stond hü al vroeg den koning op te wachten. Hij had getuigen bü zich. De slang, de kreeft en de kikker. „Goeden morgen”, zei de schildpad. „Uw voornaam te Hippo, uw achternaam Potamus. Geraden of niet?” Het Nülpaard verschoot van kleur. Het wis zoo. Op die manier raakte hü zün koninkrijk voorgoed kwijt en werd de schildpad koning der dieren. Maar het Nülpaard zon op wraak. Niet over dag. Dan durfde hü zich niet meer te laten zien. Maar ’s nachts probeerde hü de schildpad te overvallen en hem onder zijn zware poolen plat te stamjoen Maar die Het zich een stevig masker aan meten, waar Hippo gerust op mocht trappen maatregelen slim was bedacht. Immers, in den loop der eerstvolgende dagen waren het juist die koffers, welke hem weer op het spoor van Meller brachten Reeds den eersten nacht verrichtte zün werk; met behulp van een sleutel had hü zich toegang tot Meller's kamer verschaft. Eerst den derden avond verscneen Meller lp' het hotel, om zün kamer te betrekken Hempel, die den heelen tüd de deur vau zün kamer op een kief had laten staan, zag nem aankomen en de deur van de kamer met de koffers. Ook de kinderen bezitten het recht hun oor deel over onze opvoedlngskunst te hebben, al zullen zü minder In woorden, dan wel *n ge drag er. handelingen hun goed- of afkeuring te kennen geven Een der meest nuttige en door de kinderen hoogst gewaardeerde paedagogische be kwaamheden is: de kunst van zwügen. En wan neer gesproken moet wordenhet gebruik van zoo weinig mogelük woorden. In sommige ge zinnen, vooral die welke een weinig bete» dan de doorsnee-gesitueerden zün. wordt een kind soms door vier, vüf volwassenen tegelük Opge- voed. mc’ het resultaat dat het.eigenlijk m 't geheel niet opgevoed wordt. Hoogstens In een angsttoestand komt te verkeeren. welken de trotsche ouders voor gehoorzaamheid aanzien, of voor rechtheid van karakter of voor de hemel mag weten wat Wie kent niet deze situatie: kleine zusje zit in de box en broer, omdat hü werkelük veel van zün zus houdt, wil met haar spelen, of liever, probeert haar te vermaken Dus sleept hü al zün speelgoed naar de box Zün timmergereed schap, zün doos met legplankjes, zün knikkers Zus grabbelt vol vreugde in de kleurige hebbe dingetjes en kraait van plezier. Broer voelt zich groot, trotsch. tevreden Tot.... de volwassen menschen zich met het duo gaan bemoeien. ...Fransroept moeder verontwaardigd en het gebruik van het officleele ..Frarrs” voorspelt reeds onweer; ,jk heb je al honderd keer ge zegd. dat je mêt je houten niet bü zusje mag komen. Moet zü zich In de oogen steken of in den neus, of de verf eraf büten. Stoute jongen, dat Je bent." „Waarom blüft hü niet in t zü- kamertje laat de aanwg^ige nog veel grootere broer zich hooren: „hier loopt hü iedereen voor de voeten.” „Ik heb hem al tien keer verboden" doet de gedienstige haar dult In 't zakje, tevens bü voorbaat een verwüt aan haar adres voor komend. „maar hü is reuzenlastig den laatsten tüd.” „Mün kinderen waren liever” beweert tan te. die dichter bü de kleine klein-kinderen staat dan bü de eetste jaren van haar eigen spruiten, „ik kan Frans werkelük niet roemen." „En nu opgemarcheerd" commandeert vader, die plotee- 11 ng ontdekt, dat het vaderlük gezag toch wel een prettig iets is om te demonstreeren en bui tendien vindt, dat de anderen zich een mono polie trachten te verwerven: „vooruit, en als ik je weer bü zusje zie, dan dan...." Vader duikt In zün krant, een onuitgesproken bedrei ging komt hem nog steeds als het zwaarste drei gement voor En kleine Frans? Die trekt zich terug, diep in zün hartje gegriefd dat zün goede bedoeling zoo geheel verkeerd begrepen is. maar zich on machtig wetend tegenover de vüf groote men schen, die hem zooveel onbegrüpelüks en hards naar het hoofdje slingeren. Verder speelt hü alleen, maar niet van harte, niet met plezier, en een der mooiste eigenschappen van den mensch: hulpvaardigheid met moeite onderdrukkend Een uur later zit Frans aan tafel. Hü eet echter niet alleenminstens vier groote menschen eten met en voor hem; dat hü £êlf kauwen en sUkken moet is alleen te wüteh aan het ana tomisch verschünsel, dat zelfs een kind een eigen mond en tanden toebedeeld werden. Ik zal de uitroepen, aanwüzingen, bedreigingen en waarschuwingen welke Frans aan tafel te hooren krügt niet herhalen hier; ieder, die zich de moeite geeft bü zoo'n maaltüd te luisteren en te tellen, weet wat en hoe dikwüls een klein kind met woorden „geholpen” wordt. Den ganscheri lieven dag gaat dit leven voort en de ouders zijn de stellige overtuiging toege daan, dat zü hun kind een uitstekende opvoe ding geven. Kük maar eens hoe gehoorzaam en stil Fransje doorgaans te; zie eens hoe net jes hü eet. 't lükt soms wel of hü zün vorkje niet In een aardappel durft prikken. 3ou Frans eep «volwassen hoofd op zün kleine rompje heb ben staan, dan zou hü hun toeschreeuwen: ..menschen, laat me In vredesnaam met rust Verplaats Je In mün toestand en stel Je voor, dat bü elk van je handelingen vier, vüf of meer menschen staan toe te küken en In breede woordenstroomen hun meening ten beste geven In byzondere gevallen allen tegelük. waardoor ik geen van hen versta, om van begrijpen maar niet te praten. Is 't om gek te worden of niet. Welnu.... maak me dan ook niet gek. Niet ge heel. niet half, niet voor een kwart.” Om zoo'n antwoord te kunnen geven, zou Frans óf een volwassene óf een brutale groote jongen moe ten zün. Nu hü dit niet Is. bestaat de kans dat hü een timide, angstig klein jongetje wordt. Dat somtüds, zeker onder het eten, wanneer alle volwassenen aanwezig zün. leeft in een toe stand van halve versuffing. Temidden van klan ken, die in zün ooren ak, geschreeuw weerklin ken. die niet anders doen dan hem verbüsteren en waarmee alleen bereikt wordt, dat hü soms bü toeval doet hetgeen van hem verwacht wordt, omdat hü afgaat op den klank, de drei ging. de waarschuwing, het verwüt in een stem. Toch mag aan den anderen kant den ouders er geen verwüt van gemaakt worden, dat zü zich met hun kinderen bemoeien en deze willen lei den. Maar wel mag van hen worden geelscht, dat niet meer dan één persoon tegelük zich, met hen bezighoudt en ook dat is heel belang- rük dat deze zich uit op een voor het kind begrüpelüke wijze, 't Is moeilük. dit laatste. Veel zelfbeheersching te ervoor noodig, doch wie de te dringen. Zoo was de eigenaar van het hotel genoodzaakt, zelf om de politie te telefo- neeren. Maar vóór deze ter plaatse verscheen, had Meller door middel van een ruime fooi den huis knecht overgehaald, langs de achtertrap zün koffers naar beneden ie brengen en hem een auto te bezorgen. Want, verklaarde hü. geen minuut langer wilde hü blüven In een hotel, aaar zulke dingen gebeurden en ’bovendien moest hü met een vroegen trein vertrekken. Hü had niet den min sten lust om door de politie als getuige te wor den gehoord en zoo te iaat te M>men voor den trein De kamer was voor acht dagen betaald; hü was dus niemand een cent schuldig Dat hü eigenlük bang was van de colitie. die ieder oogenblik kon komen, spreekt vanzelf. Hempel, die verborgen achter dc deur van zün kamer, de onderhandelingen met den knecht had afgeluisterd, verwenschte den beschonken kerel, het smerige hotel en den dlenstvaardlgen die natuurlük bereid was. een extxa- verdlenen Den detective bleef niets over dan Meller en den knecht langs knecht, fooi te anders de achtertrap te volgen. Natuurlük bemerkte Metier op de terwül om een scherp vreesd. 't Was twee uur in den nacht. Buiten hen geen levende ziel in het straatje; dus moest hü hem wel in het oog vallen, Hempel, die Hü b eek uit de cocon gekropen te zün op den tak van een gfboten appelboom en begon als zün eerste werk zün vleugeltjes uit te vou wen. die hel van wit blonken in het zonne licht. Daarna kroop hü eerst behoedzaam wat verder, van den tak op een dunner takje, van het dunnere takje op den steel van een blad, maar durfde toen niet verder. Hü liep terug, weer vooruit, en toenmet een bons var, zün klein hartje waagde hü den sprong, sloeg zün vleugeltjes uit, en.... fladderde in <ie warme lucht! Wat een heerlükheld! Hü weh- telde en keerde, dat het een aard had. en liet zich toen neer op een madeliefje, dat met een glimlachje de eerste vllegpogfrigen had oekeken „Nou. dat heb je er best vanaf gebracht!” prees het madeHefje. ..het valt niet mee, hé? Voor den eersten keer! Maar nu maar verder probeeren! En een langeren tocht maken!” Witje-wit was al weer weg Hü had er erge pret in en Het zich zoo af en toe zoowaar zon der z’n vleugeltjes te bewegen op het zoele windje drüven Toen hü soo een poos gevlogen had. kwam hü boven een leuk bloementuintje. Maar alle bloemetjes schenen het ontzettend warm te hebben. Nu was het ook inmiddels tegen twaal ven geworden, dus het heetst van den dag, en ze lieten mistroostig en dorstig hun kopjes te. gen elkaar hangen. enkel zün reistasch bü zich had, wilde Meller terloops voorbijgaan, toen deze hem plotseling aansprak. t Wat doét u hier? vroeg hü brutaal. Was u ook in het hotel. Als ik mü niet vergis zag ik u achter den knecht naar buiten komen Een grapje kon hier niet baten Zeer juist, antwoordde de detective. En wat ik hier poe? Ik maak mü uit de voeten, omdat ik noch tüd, noch lust heb om in een zoo onbelangrijke zaak door de politie als ge tuige te worden gehoord. U heb mü dus beluisterd, terwijl ik met den knecht sprak? Wat 'n vraag Ik ken u heelemaal niet. Maar het Is niet mün schuld, dat u juist voor de deur van mün kamer met oen knecht sprak en uw Idee stond mü goed aan. Is 't zoo gelegen, gelief mü dan te veront schuldigen. Ineens dacht Witje-wit aan die bloemetjes, het leeuwenbekje en de paardenbloem, in dien schaduwhoek Als de tuinman ze nu maar niet zag. want dan was het met die vriendschap ge daan. Dan zou de paardenbloem zeker ook als onkruid worden uitgerukt en bü het andere on kruid op een hoop «’orden geworpen. Nader en nader kwam de tuinman.... Reeds heel wat onkruid was onder zün schoffel geval len.... Het kon niet meer missen.... hü zou zeker de twee bloemen onder de rhododendron zien Zoo vlug hl^Jcon. fladderde Witje-wit naar de twee vriendjes om ze maar vast voor te bereiden, dat ze zoo straks van elkaar zouden moeten scheiden De traantjes kwamen beiden in de oogen. „Wat jammer” sprak het leeuwenbekje. „En we hadden het zoo leuk met elkaar. Nu blüf ik heel alleen met die groote rhododendron, waar Je nooit eens gezellig mee kan babbelen zooals' met Jou! Ik wilde maar.... Maar wat het leeuwenbekje wilde, zou niet ge zegd kunnen worden. Want de tuinman was er al en Witje-wit moest heel vlug wegfladderen, anders had-le zélfs ook nog een klap gekregen van den schoffel. De tuinman zette den schoffel In don grond en beide bloemen werden eruit gewlffc. Eerst dachten ze werkelük nog. dat ze bü elkaar zou den kunnen blüven, maar daar was geen sprake van Het leeuwenbekje werd In een bed met andere bloemen overgezet en de paardenbloem werd In een hoek gegooid Den volgenden morgen lag de paardenbloem daar nog steeds Hü poogde zich tegen 'n bloem pot nog omhoog te houden, maar het bleek wel. cat hü zonder in de aarde te staan het toch niet lang meer zou volhouden En j^ist. toen I hü zich wilde laten vallen, kreeg een musch hem in het oog. Die scheen er wei zin in te hebben hem mede te nemen, vooral omdat hij nu toch niet in den grend stond en hij er geen moeite voor behoefde tf doen De musch schoot naar teneden, nam de paardenbloem in z'n bek en vloog ermee weg. Maar juist kwam daar Witje- wit aangefladderd. In den tüd van een oogen blik overzag hü wat er gebeurd was en dat de paardenbloem nu nog een wreeden dood zou gaan sterven dan op den hoop onkruid. Hü vloog naar de musch. die nu juist boven het bloemperk was. waar het leeuwenbekje in overgeplant was en begon daar als hulpeloos heen en weer te fladderen en zoo de aandacht vgn de musch te trekken. Die had Witje-wit ook al heel spoedig in de gaten en vond, dat i«i’n dikke vlinder allicht een beter hapje was dan zoen paardebloem. En wat Witje-wit ver wacht had. gebeurde ook. De musch Het de paardebloem los en schoot op Witje-wit toe eenmaal de paardebloem gevallen prebeerde Witje-wit ook een goed heenkomen te toeken, maar dat was toch heel lastig. De musch was vlug en ja daar was hii vlak bü Witje-wit.... de snavel ging open en hap.... nee gelukkig mis tenminste. Witje- wit voelde den snavel niet in zün lijfje maar wel had de musch er een vleugel afgescheurd en dwarrelde Witje-wit hulpeloos naar omlaag Gelukkig staakte de musch de verdere vervol ging. zoodat Witje-wit nog aan den vreeselüken dcod ontkwam verscheurd te worden door den snavel van de musch Half bewusteloos kwam Witje-wit op den grond neer en toevallig naast het leeuwenbekje, dat al weer in druk gesprek was met de paarden bloem. die in het goede bedje was terecht ge komen. en zich nu al heel wat fün«r voelde in de schaduw van een struik daar vlak bü. Maar met Witje-wit was het erger. Een vleu gel eraf, en hard neergekomen op den grond. Hü overleefde het dan ook niet lang. Een paar uur heeft hü daar nog gelegen, terwül het leeuwenbekje en de paardenbloem dikke tra nen schreiden, dat ze hem niet konden helpen, die aardige Witje-wit. die z'n leventje in de waagschaal en het b?l stierf Witje-wit. En dat was toch per slot van rekening maar het beste ook. want een vlin dertje dat één vleugeltje mist, kan toch niet meer vliegen, en heeft dan verder een ongeluk kig bestaan. Ook op witje-wit begon de zon haar inwerking te doen voélen. Hü werd wat loom, misschien omdat hü er nog niet aan gewend was ’t was ook pas de eerste dag van z'n leventje en hü liet zich neer op een schaduwplekje ach ter in den tuin vlak bü twee bloemetjes, een leeuwenbekje en een psardenb'oem, die daar naast elkaar stonden en erg veel van elkaar schenen te houden. „Wat zün wü toch gelukkig!” hoorde Witje- wit het leeuwenbekje zeggen, „dat men ons zoo fün naast elkaar heeft gezet en op zoo'n fün schaduwplekje!” .Ja. en zoo fün achter die groote rhododen dron!” voegde de paardenbloem eraan toe, „want nu zien ze ons niet zoo gauw. Ik ben er zeker van. dat als men mü hier zag staan, ik als een soort onkruid zeker uitgetrokken zou worden en dat was ’t met onze vriendschap ook gedaan!" Witje-wit vond het zoo leuk in dien tuin, dat hü besloot daar maar een poosje te blüven. Hü bracht alle bloemetjes een bezoek En hü was er ook zóó bekend. Voor elk bloemetje had hü iets aardigs en beurde degenen die het meest van de zon hadden te lüden wat op Tegen den avond bemerkte Witje-wit, dat er een tuinman in den tuin was gekomen, die de paden van onkruid begon te ontdoen en de bloembedjes wat om te harken. Maar hij had twee groote koffers bü zich! Wist vrouw Kurzrelter misschien wie die kof fers had weggehaald? Ja, dat wist zü. Mynheer Bernstein had een auto genomen, die hem met de koffers naar den Südbahnhof moest brengen. De auto droefe het Bummer „M A." Na veel gevraag en geloop kwam Hempel *e weten, dat er dien dag aan de Südbahnhof Seen koffen, welke aan de door hem gegeven beschrüving beantwoordden, als bagage waren •angegeven. Maar een besteller zei hem, dat hü voor een heer twee koffers, die er zóó uit- jagen, naar de plaats waar de treinen aan kwamen. had moeten brengen; op die plaats was de heer in een auto gestapt, na met de hulp van den chauffeur en van den besteller de koffers te hebben opgeladen. °°k die auto kon Hempel terugvinden, had z

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 9