het
ÏÏCetu&fiaal wuidcn dag
van
vervoer
O
NIEUWE VERSTAND
HOUDING
t
tp.
alleabonné’S f 750.- F25o.-
Ordening
De Rijksverkeersinspectie
Franz Joseph
dr.
en
er
de
van
Het Geheim
zeven Schoorsteenen
DONDERDAG 20 JULI 1939
vol-
rii ti
llen
een
Wonnen en ijs
ep-
on
se-
ux
on
Een volksgevaar
t
sis
sis
sis
el
fis
Is
Is
FFEN
DOOR AGATHA CHRISTIE
J
s
ge-
»ak
sén
{et
hts
wol
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
-
IH
schen
zweeg
zooal
uit
(Nadruk verboden)
i .151
Ml vetflM «am mb MC
zich
31
Met
U
étages
de telefoon, ‘n Moord op
RDAM
(Wordt vervolgd)
Ze jagen de ondeugende koekoek weg, die het
liefst zijn eieren in een vreemd nest legt om ze
door andere vogels te laten uitbroeden, daar zy
er zelf te lui voor is.
Ook. in de zomermaanden is er volop werk.
Dan wordt er gezorgd voor den winterinmaak.
In
:rige
van
paar
Dr. A. van der Mey O. Carm. schrijft in de
„Neerlandia-pers"
weet.behalve dien keer toen Tom Pearse zijn
meisje doodgeschoten heeft.”
„En dat was, om zoo te zeggen, geen moord,
maar sterke drank,” zei de inspecteur.
.Daarom is-ie d'r ook niet voor opgehangen,”
zei Johnson neerslachtig. „Maar dit is toch echt,
niet?”
„Ja,
Maar één jaar later was alweer de weg voor
een nieuwe verkiezing vrij. Met een verplette
rende meerderheid werd Lueger voor de derde
maal tot eersten burgemeester gekozen. En een
maand later sanctionneerde de Keizer thans de
volkskeuze. Dien dag was er in de burgerlijke
Wijken van Weenen geen huis, dat niet vlagde
ter eere van den pas na zwaren strijd verwor
ven volksburgemeester, Dr. Karl Lueger.
I
voor Güs zal zijn; 't zou hem weer ziek kun
nen maken.”
„Daar ben ik ook bang voor,” meende het
gingen de geruchten, dat de keizer Lueger tot
een audiëntie „befehlen” zou, en werden weer
tegengesproken. Maar eindelijk kwam er klaar
heid. Acht dagen na de verkiezing deelde de
Keizerlijk-KoninklUke Kanselarij aan den
„Hoogedelgeboren Heer Dr. Karl Lueger” mede,
dat de Keizer hem den volgenden Zondag in
audiëntie zou ontvangen. Naar deze audiëntie
ging heel Weenen mede. Toen Lueger bjj den
Hofburg aankwam, stond het er zwart van de
menschen op het plein rondom het Franzens-
denkmal.
Lueger heeft later het verloop van deze his
torische audiëntie levendig geschilderd.
Toen hij binnentrad, stond de monarch niet;
zooals h(j anders placht te doen, bjj het be
roemde kleine tafeltje in het midden van het
vertrek, maar met zjjn gezicht naar het venster.
Zonder zich om te draaien, tuurde de Keizer
naar de verzamelde volksmenigte in den Burg-
hof. Toen Lueger eenlge stappen deed in de
richting van den grijzen heerscher, wendde
deze zich lenig om en schreed toe op den lieve
ling van Weenen. dien hjj toen voor het eerst
in persoon zag. Lueger constateerde direct: zeer
genadig zag Franz Joseph er op dit historisch
moment niet uit. Integendeel, hij maakte den
indruk van gewilde en onverbloemde slechtge-
luimdheid. Lueger maakte een diepe buiging,
haalde adem en zelde: „Op bevel van Uwe Ma
jesteit ben ik hier en ik verzoek onderdanigst.
Majesteit, moge mü in genade Hare wenschen
mededeelen.”
Zóó te spreken, zóó sierlijk en hoofsch, was
voor Lueger een geweldige prestatie. Het ge
sprek begon zich nu langzaam te ontwikkelen
en maakte zulk een indruk op Lueger. dat zelfs
de toonval des keizers hem heel zjjn verder
leven in herinnering bleef. „U zjjt wederom”,
zelde de Keizer, ieder woord wegende, zeer for
meel. zonder eenige warmte-nuanceering, .ge
kozen tot eersten burgemeester van Mjjn Rijks-
hoofdstad. Ik heb op voordrachL-Müner Re-
geering deze verkiezing niet kunnen bekrach
tigen. Oewichtlge motieven der staatsraison
zjjn er om ook „dermalen” (thans weer) Mijn
veto tegen deze verkiezing uit te spreken. Ik
appelleer aan uw loyaliteit en spzeek de ver
wachting uit, dat u in het belang van spoedigen
wederkeer van normale omstandigheden vrij
willig afstand zult doen.”
Lueger greep met zijn beroemde tegenwoor
digheid van geest uit de woorden van den mo
narch het door dezen beklemtoonde „dermalen"
en antwoordde slagvaardig, ook zijnerzijds den
klemtoon leggend op „dermalen":
„Ik sta „dermalen" voor een directen wensch
van mijn allergenadigsten Keizerlijken Heer en
ingekeerd was de meening van de
Spoorwegen over het wegvervoer
evenmin erg vleiend: de concurrentie
van de bussen voeldeif zij'als oneerlijk. Zij
hadden den plicht op zich genomen voor de
communicatie in het geheele land te zor
gen, hetgeen inhield, dat verschillende op
zich onrendabele lijnen moesten worden ge
ëxploiteerd. Werden vroeger de ongunstig»
resultaten op deze lijnen goedgemaakt door
de goede opbrengsten op enkele drukke
lijnen, sinds de opkomst van den bus bleek
het gevaar niet denkbeeldig, dat dit ver-
den meneer.... misschien de meneer, die dood
geschoten is, met den trein van vijf uur veertig.
De vreemde meneer had zijn bediende wel bjj
zich. Mét denzelfden trein Mr. Everslelgh. Mrs.
Revel met den trein van zeven uur vijf en twin
tig en tegelijk met haar nog een buitenlander,
een met een kaal hoofd en een haakneus. En de
kamenier van Mrs. Revel met den trein van
acht uur zes en vijftig.”
Johnson hield buiten adem op.
„Dus niemand voor De Cricketers?”
Johnson schudde het hoofd.
„Dan moet-ie per auto gekomen zjjn,” be
sliste de Inspecteur. „Johnson, noteer, dat je
op den terugweg in De, Cricketers de noodlge
informaties ihwinnen moet. We moeten alles
van de menschen^dle hier niet thuis hooren, te
weten zien te komen. De meneer in kwestie is
opvallend gebruind. Misschien komt hij ook
ergens uit het buitenland."
De inspecteur knikte een paar maal tevreden.
Hjj zou ze toonen, dat hij goed zijn oogen open
had, dat hij er niet een was, ook al was hij
ergens in een uithoek gestationneerd, die zich
om den tuin liet leiden.
De auto reed tusschen de hekpilaren van .De
Zeven Schoorsteenen” door, snorde de oprijlaan
op en hield vóór den imposanten ingang stil
In elke „Gids voor Engelands Historische
Bouwwerken" staat een uitvoerige beschrijving
van „De Schoorsteenen”, dus die kunnen we
hier gevoeglijk achterwege laten.
De deur werd opengedaan door een butler met
een volmaakt uiterlyk, volmaakte manieren en
volmaakte houding.
het is mijn plicht "als patriot en loyaal staats
burger, dezen wensch als een bevel te beschou
wen."
Stilte. Men hoorde in de audiëntiezaal het
gezoem der duizenden beneden.
Iets vriéndelijker zeide de Keizer: „Het ver
heugt mij. dat u mijn verwachtingen niet te
leurstelt.”
Wederom stilte.
En nu kwam de verrassing. Er volgde een
inofficieel gesprek. De keizer keek vorschend
in het rustige, mannelijke gelaat van Dr. Karl
Lueger en zeide: „Ik heb gehoord, dat u een
demagoog züt.” Lueger antwoordde direct ge
vat en elk woord met nadruk uitsprekend:
..Majesteit, wanneer ik derhalve, omdat ik al
tijd de liefde tot het allerhoogste Keizerhuis
heb gepredikt en steeds strijd heb gevoerd tegen
alle elementen, die vijanden zijn der aloude dy
nastie wanneer ik. Majesteit, derhalve een
demagoog word genoemd, dan ben ik er trotsch
op. een demagoog te zijn!” k
De keizer had aandachtig geluisterd. Zijn
gelaat vertoonde een instemmend, bijna dank
baar lachje. Het ijs was gebroken. De groote
menschenvanger Lueger was op het punt,
ook het keizerlijke vertrouwen te winnen. Óver
hetgeen toen nog was gesproken, heeft Lueger
zich nooit willen uitlaten. Hjj vond het terecht
niet behoorlijk, den Inhoud van een particu
lier gesprek openbaar te maken. Wel liet hij
doorschemeren, dat het bjj den keizer om een
kwestie van prestige ging. Een keizer van Oos
tenrijk kon zich door het volk geen besluiten
laten opdringen. In ieder geval eindigde de
audiëntie van den, „demagoog” Lueger met
diens verzekering, „dermalen” niet te willen
blijven staan op de bekrachtiging zijner ver
kiezing.
rekening te houden met de specifieke
eischen van elk district, door haar samen
bundeling in het toporgaan. In de orde
ning van het vervoerswezen, die reeds in
gang is en haar problemen dagelijks drin
gender stelt, heeft de Rijksverkeersinspec
tie dan ook een groote taak.
Flip nu, dat weten we reeds, »«s een kabouter.
Wip echter, was een eekhoorn. Jullie weet, dat
een eekhoorn groote sprongen kah maken, vlug
kan klauteren en zoo maar van de eene boom
in de andere springt. Dus de naam Wip is wel
heel mooi en passend voor het vlugge diertje.
en positieven aard. Negatief zal men alles
In het werk moeten stellen om de lucht te
sulveren van de bacillen der besmetting.
Het moet niet langer mogeljjk zjjn, dat d?
propaganda voor zondige kinderbeperking
deze bacillen over onze volksgemeenschap
uitstrooit. Het moest niet geduld worden,
dat brutale komieken in blad, prent, radio
en variété, ongestoord met flauwe grappen
mogen mikken op het kinderrijke gave gezin.
Het moest ook uit zijn, dat heel de woning
bouw- en verhuurpractük reeds in prlncleo
zich Instelt op het caricatuurhuweljjk en
het den kinderrijken zoo moeilijk maakt
Het moest niet getolereerd worden, dat die
indvidualistlsche, asociale, vadsige egoïsten
nog met een soort air zich publiek durven
te beroepen op hun moderne .slimmigheid”
Tegelijk echter met negatieve maatrege
len moeten positieve hand in hand gaan. Al
mag het zijn, dat slechts economische om
standigheden niet de hoofdoorzaak zijn van
de besmetting, toch vormen zij een rijke
voedingsbodem voor de bacillen. Huwelfjks-
voorschotten, kindertoeslag, tegemoetkoming
In lasten, welke allereerst drukken op het
kinderrijke gezin, zijn enkele aan te bevelen
maatregelen. Het zou ons buitengewoon
mooi lijken. Indien men van kerkeljjke zijde
hierin een 'voorbeeld gaf, b.v. bij het gunnen
van posten, werk, verhuur van woningen
plaatsen in de kerk, etc.
Ook op het gebied der erflating zou wel
licht nog menig mooie maatregel kunnen
wprden getroffen.
Hoofdzaak blijft echter de enthousiaste
herwaardeering van de christelijke huwe
lijksopvatting, want daarin ligt de grootste
kracht voor het gezonde gave gezin. De
egoïstische, individualistische mentaliteit
moet plaats maken voor verantwoordelijks-
gevoel voor erkenning van een nieuwe orde
van pile hl/e n by de rechten van het hu
welijksleven. In de natuurlijke orde kunnen
een sterker gemeenschapsbesef en verant-
woordeiykheidsgevoel voor de toekomst van
de volksgemeenschap eveneens het hunne
doen om de vadsige, genotzuchtige, egoïsti
sche levenshouding ten goede te veranderen.
ben ik ook bang voor,” meende het
jonge meisje.
„Neen, dat zal het niet.” wierp Oijs tegen.
„Je moet niet denken altijd Je zin te kunnen
doordrijven,” zei Anna streng. En daarbij bleef
het.
„zeg eens, beet hy Herman toe, .sta opl
Vooruit, sta op!"
„Waarom.... moet ik opstaan?" vroeg Her
man gedachteloos.
De algemeene leiding berust
specteur-Generaal van het
’j-Gravenhage.
Wat deze verkeersinspectie
voert? Zij houdt toezicht op het materiaal
van spoorwegen, tramdiensten en auto
busondernemingen.. Ontwerpen van nieuwe
vervoermiddelen worden eerst door haar
gekeurd en nagerekend, voor wat betreft
de toegestane belasting, enz. Om de drie
maanden wordt al 't busmaterieel gekeurd.
Bij conflicten tusschen Spoorwegen en het
overige verkeer grijpt zij in; zij maakt b.v.
procesverbaal op, indien blijkt, dat een
overweg niet op tijd gesloten was.
Het busverkeer heeft in de werkzaam-
heder der inspectie ’n steeds grooter aan
deel Bij het verleenen van concessies voor
busdiensten tusschen niet door den Spoor
weg bediende plaatsen, heeft zij een voor
name stem in het kapittel. Voor losse rit
ten van niet-geconcessionneerde bussen
moet zij vergunningen afgeven. In het dis
trict Noord-Holland alleen zijn dat er in
het zomerseizoen 3 a 400 per dag. Sinds
kort bemoeit de inspectie zich mede op
verzoek der ondernemers zelf dus 't
was ten onrechte, dat zij daarover als een
bemoel-al werd aangevallen, met de
routes en de tarieven van deze bus-trlps.
Ook zal misschien binnenkort voorlooplg
voor korten tijd het toezicht op de huur
auto’s in haar handen worden gelegd.
Het is duidelijk, dat al deze, dagelijksche
regelende bemoeiingen snelheid en soepel
heid in de behandeling eischen. Een bus-
ondememer, die een trip wil organiseeren,
moet op niet al te onredelijke gronden aan-
toonen, dat de reis niet evengoed per trein,
tram, of geconcessionneerden busdienst
kan geschieden: het voornaamst crite
rium voor het al dan niet verleenen van de
volgens het RAP. (Reglement Autovervoer
Personen) benoodigde vergunning. De in
spectie maakt b.v. geen bezwaren, als een
twintigtal menschen uit een dorpje in
Zeeuwsch-Vlaanderen Amsterdam wil be
zoeken en daartoe liever een bus chartert
dan ontelbare malen overstapt van boot op
bus en van tram op trein, of als een vroo-
Ujk stel gasten op den bruiloftsdag een
toertje wil gaan maken, of wanneer en
thousiaste supporters hun club willen vol
gen naar het voetbalveld in een afgelegen
dorp, als een onderneming haar stadgenoo-
ten het schoons in het buitenland wil la
ten zien, of hen ter bedevaart brengen.
Maar als al deze plausibele redenen voor
een autotocht voorwendsels blijken voor
een verkapten „wilden” dienst, wordt de
vergunning geweigerd.
Overleg met de ondernemers en aandacht
voor de belangen van het busverkeer ont
breken echter nooit. De rijksverkeersin
spectie vormt op deze wijze een interessan
te schakel in het sociale geheel tusschen
overheid en bedrijfsleven: door haar voort
durend contact met de betrokkenen, door
raken. Als ik *t wel heb.... «hem.... is dat de
gebruikelijke manier, niet?”
„Zeker, mylord!” zei Inspecteur Badgworthy
goedkeurend.
Hij diepte uit een van zakken een opschrijf
boekje en een potlood op.
„Wie heeft het gevonden? U?”
„Gelukkig niet,” zei Lord Caterham. „Wat
dacht u... dat ik gewoonlijk op zoon onmo
gelijk uur als dit opsta? Neen.... een van de
kamermeisjes heeft ’t gevonden. Is aan bet
gillen geslagen, hebben ze me verteld. Zelf heb
ik niets gehoord. Toen zijn ze mij komen waar
schuwen en natuurlijk ben ik toen opgestaan,
heb ik* me aangekleed en ben beneden geko
men. Ja, en toen zag ik 't ook....”
„U herkende het lichaam als dat van een van
uw gasten?'
„Ja.
„Genaamd?.
Die eenvoudige vraag bleek Lord Caterham
zéér te verontrusten. Hij deed één, twee maal
zijn mond open en sloot hem daarna weer. Na
een paar keer op die manier naar lucht te
hebben gehapt, vroeg hij, met benepen stem:
„Bedoelt u.... dat u wilt weten.... eh....
hoe hij heet?"
„Ja. mylord.”
„Tja,” overdacht Lord Caterham, terwijl hjj,
op zoek naar een gelukkige ingeving de kamer
rondkeek, „tja.... hjj heet.... o Ja, positief,
zoo heet hjjgraaf Stanislaus."
e verhouding in den loop der jaren
i l tusschen het motorwegvervoer en het
railvervoer gegroeid, was jptnutoe
om het zacht uit te drukken minder pret
tig. Volkomen naast het Spoorwegverkeer
had zich het motorverkeer ontwikkeld, zon
der dat er een harmonisch verband tus
schen beide was gelegd. Zoo ontstond een
sfeer van wederzijdsch wantrouwen, weinig
bevorderlijk voor een goede oplossing van
het vervoerprobleem, en zeker niet In het
belang van het sociale geheel.
De overheid fungeerde In de oogen der
wegvervoerders eenerzijds als een oude
suikertante, die zonder begrip voor den
nieuwen tijd, het aftandsche maar verkwis
tende neefje Spoorweg bleef vertroetelen
en diens nooit sluitend budget steeds maar
weer in orde bracht, en anderzijds als een
onhandelbare stiefmoeder, die het wegver
voer door-zware belastingen en andere on
aangenaamheden dwars zat.
Die andere onaangenaamheden beston
den vooral daarin, dat het personenvervoer
over den weg in zijn expansie beknot werd
door de regels van het R.AJ». (Reglement
Autovervoer Personen), die een concessie
van de overheid noodig vereischen, welke
over het algemeen slechts verleend werd,
wanneer hetzelfde traject niet bediend kon
worden door de Spoorwegen.
Men kent de geschiedenis, hoe een paar
jaar geleden een juridisch gaatje in het
RAP. ontdekt werd, waarlangs de „wilde
bus” zijn intrede deed. „Wilde” diensten
werden ingericht tusschen plaatsen, die
ook door de geconcessionneerde bussen of
zelfs door de Spoorwegen bediend werden.
Zij hebben gefloreerd, tot wet en recht
spraak er weer een einde aan maakten.
Een andere tak van wegvervoer, n.L het
touringcarbedrijf, voelde, afgezien van den
druk der belastingen, de hand van de over
heid veel minder zwaar, hetgeen door som
migen ook weer onb^lijk werd gevonden.
Al te zamen was de stemming van de on
dernemers van autopersonenvérvoer zeer
scherp.
Dat men de z.p. „moderne” huwelyks-
mentalitelt met zondige kinderbeperking,
gevolgd door ruïneering van het echte ge
zinsleven, een volksgevaar moet noemen, zal
ieder mensch met verantwoordelijkheids
gevoel moeten toegeven.
De groote vraag is: valt er iets tegen te
doen en wat?
Het antwoord Is heel vlug gevonden, nu
wjj de hoofdoorzaak van dit gevaar hebben
ontdekt: herwaardeering, herstel en be
scherming van het gezonde, plichtsbewust e
christelijke huwelijksleven.
Het blijkt in onze dagen zonneklaar, dat
echte volkskracht niet primair ligt In een
gaven gulden of In een sluitende begroe
ting, doch allereerst in een sterk verant
woordelijkheidsbesef voor de toekomst, voor
het jonge leven. Geestelijke en moreele her
bewapening vooral inzake het huwelijks
leven is en blijft de sterkste schutse voor
de volkskracht. Evenwel zal men vooral er
op bedacht moeten zjjn om de noodzakelijke
condities voor deze saneering te schep
pen. Deze condities zijn van negatieven
sterke wijkt niet^oor tegen-
I wind, slechts de zwakke waait etee.
Boschbeaeen en wikte frambozen worden aan
stengels geregen en gedroogd. Bloemkelkjes
worden met honing gevuld en alles tezamen met
de hazelnoten en beukenootjes die in den herfst
worden verzameld, levert voldoende voorraad
voor de lange wintermaanden.
„Ik wilde u zeggen, ik wenschte u te vra
gen.... ik meende ik dacht.... ik zou....”
hernam hij, maar kwam niet verder.
„Ja....?" sprak Anna aanmoedigend.
„Als het mogelijk was. zou er...."
„Ja?” herhaalde Anna schalks.
„Vindt u 't goed, als ik naast u plaats neem?”
vroeg hjj bedeesd.
„Waarom niet? U hebt evenveel recht deze
bank als ik.”
Herman ging dus naast z’n aangebedene zit
ten. Misschien, dacht hij, schiet me alles na een
paar minuten te binnen. Z'n eenige 'troost op
dit moment bestond hierin, dat die vervelende
Gjjs nergens te zien was-
„Allemachtig!" riep opeens een schrille stem
achter hem.
Herman schrok niet weinig en keek in de
richting vanwaar het geluid kwam.
Daar rees Gijs van achter de bank op
ade eene hand hield hü een kléine, sHjnfei
visch, in de andere een hengel.
„Zeg eens," beet hjj Herman toe.
De Jongere generatie kent wellicht niet eens
meer by naam den grooten katholieken volks
burgemeester dr. Karl Lueger, een der leiders
der voormalige Chr.-Soc. Partij, die in een der
interessantste perioden der gemeentelyke ge
schiedenis van Weenen de lotgevallen der mach
tige keizerstad aan den Donau in zijn sterke
vuist hield. Het einde van de vorige en het
begin van dez^ eeigw waren vol van het ge
rucht om zjjn naam en faam en persoon. De in
die dagen reeds Vfergrüsde, oude keizer Franz
Joseph moest, staande onder den invloed van
zyn star-conservatieve keizeriyk-koninklijke re-
geerlng, niets hebben van den voorultstreven-
dén. democratlschen nieuwlichter. Het waren
spannende dagen in het anders zoo llcht-leven-
de, zorgelooze Weenen. De altyd zoo aan den
keizer getrouwe Weeners maakten, om het al
dus te karakteriseeren. „alleruntertanigst Re
volution", omdat de keizer de verkiezing van
Dr. Karl Lueger tot eersten burgemeester van
Weenen weigerde te bekrachtigen. De keizer
toonde zich weer eens „rebel” tegenover zjjn
„liebe Wiener”. Hy nam een maatregel, die
ook in het tegenwoordige ingelijfde Oostenryk
aan de orde van den dag is, en benoemde een
regeerlngscommlssaris, die de Rijkshoofdstad
voorloopig zou besturen en regeer en. In het
Jaar 1906 werd wederom een burgemeestersver-
kiezing uitgeschreven en wat niet anders te
verwachten was, gebeurde: dr. Lueger. „der
schóne Karl”, zooals zyn medeburgers hem
noemden op Weensche gemoedelyke wyze,
werd wederom gekozen met een overweldigen
de meerderheid. Het was een duideiyke volks-
demonstratie tegen den overigens zoo geliefden
en vereerden monatbh. Weenen verkeerde in
zenuwachtige opwinding en spanning. Wat zou
er nu gebeuren? Door alle straten en stegen
„Dóe niet zoo lomp, Gjja,” vermaande Ann*;
„waarom zouden we op* moeten staan?”
„Hy zit op m'n wonnen!” schreeuwde Gij»
woedend.
Met een kreet van afgrijzen rees Herman op.
Güs keek huilerig naar de bank en foeterde
„Hy heeft m’n heelen wormenbak in mekaar
gezeten; nu zullen de visschen In die platgezeten
pieren niet meer willen byten!"
Maar dit wormenincident had op Herman een
prikkelende uitwerking. Hij kwam op een lu
mineus idee.
„k Zou t erg leuk vinden. Anna, als Je van
middag met me wilde gaan roeien,” stelde hij
glimlachend voor.
„Heeriyk
FÜn!” riep GUs
en maakte
vreugde 'n
bokkesprongen.
„Ik oen bang
opperde Herman
dat het niet gord
Twee dingen waren er op dit ondermaansche,
waar Herman gruwelijk het land aan had: z'n
aangeboren verlegenheid en Gijs, den broer van
het meisje, dat hü lief had. Z n verlegenheid
had hem tot nu toe verhinderd Anna ten hu-
welyk te vragen. Bovendien, GUs, haar verve-
lendë 16-Jarlge broer, was onafscheidelijk van
haar en steeds in d'r gezelschap In 't algemeen
had Herman een hekel aan opgeschoten jongens
en aan d^k opgeschoten jongen GUs in t bü-
zonder.
Anna's broer was ziek geweest en in gezel
schap van z'n zuster in Katwük aan Zee, om
daar nog wat aan te sterken, ’t- Ergste was,
vond Herman, dat Anna büzonder op 't gezel
schap van haar vervelenden broer gesteld waa
Het tegendeel ervan liet ze tenminste nooit
biyken
Zoo stonden de zaken op den laatsten dag van
Hermans vacantie. Maar op den morgen, toen
hy zwaarmoedig gestemd, langs het strand wan
delde, stond hü geheel onverwacht tegenover
Anna, die op een bank zat te lezen En wonder
boven wonder, in den heelen omtrek was geen
GUs te bekennen.
*t Was dus een buitengewoon mooie gelegen
heid. Herman raapte al z’ffmoed en gedachten
büeen, om de woorden, die hü eiken morgen in
zich zelf prevelde, uit te spreken, maar.... zoo
als veelal op gewichtige oogenblikken, wilden de
voor dit speciale doel van buiten geleerde zin
nen, hem niet te binnen schieten.
Hü zet dus eenvoudig: „Goeden morgen" en
zweeg.
Anna keek van haar lectuur op en lachte.
„Ook goeden morgen. Verrukkelük weer van-
■pjelangrijk is de plaats van de Rjjks-
1-4 verkeersinspectie in het verkeerswezen
J-^van Nederland. Toch is dit lichaam
te weiniggekend; zoo is b.v. aan „Neer-
iands grootte dagblad" dezer dagen het
versch^--'omgaan tusschen de Rijksver-
keersintjiyettie en de Rijksverkeerspolitie.
Taak vahlde Rijksverkeersinspectie is in
bet algemeektoezicht op het personenver
voer met openbare middelen. Tot het begin
van deze eeuw waren dat voornamelijk de
spoorwegen, later ook de trams, terwijl
sinds eenige jaren bus en taxi meer en
meer op den voorgrond komen.
Voor de uitoefening van deze steeds
groeiende taak is het land daartoe ver
deeld in elf districten de elf provinciën
waarbij echter het eerste en het derde
district (Groningen en Drente) zijn samen
gevoegd.
Aan het hoofd van de inspectie in ieder
district staat een Rijksve*rkeersinspecteur,
die wordt bijgestaan door adjunct-inspec-
teurs, commiezen, controleurs, administra
tieve, technische en keuringsambtenaren.
bij den In-
Verkeer te
voermiddel de meest rendabele lijnen zou
„afroomen”, terwijl de spoor met een on
rendabel net zou blijven zitten.
Daarenboven beriep de Spoor er zich op.
dat haar sociale lasten veel grooter waren;
het spoorwegbedrijf is gebonden aan be
paalde* arbeidsloonen, diensttijden, pen-
sioen-*ên wachtgeldregelingen, die de bus
niet of in belangrijk mindere mate kende.
In zijn bekende rede te Rotterdam eischte
Prof. Goudrlaan dan ook de stopzetting
van de wilde busdiensted door wijziging
van het RAP.; mocht dit niet geschieden,
dan werd een rigoreuze inkrimping van het
spoorwegnet in uitzicht gesteld.
Thans is door den Hoogen Raad het lek
in het RA.P. gedicht, zoodat het rijk van
den wilden bus ten einde schijnt te zijn.
Wie van deze beslissing in den langen
strijd een nog diepere verwijdering tus-
rail- en wegvervoer gevreesd had.
mag aangenaam verrast zijn. Sommige tee-
kenen schijnen veeleer een nieuwe sfeer
van wederzijdsch begrijpen te voorspellen
Men gaat wellicht beseffen, dat in het ver
voerwezen zoowel de oude, maar niet ver
ouderde, spoorwegen, als het jongere weg
vervoer.hun eigen plaats hebben, waarbij
de eerste meer aangewezen zijn op het
massavervoe^ over grootere trajecten, de
tweede de lijnen, die niet rendabel te ma
ken zijn, met een betrekkelijk groote ver
voerseenheid als een trein, voor hun reke
ning kunnen nemen.
Het Congres van samenwerking, onlangs
door den Bond yan Bedrijfsautohouders in
Nederland (B.B.N.) georganiseerd, waar
zoowel de algemeene voorzitter van den
B.B.N., oud-minlster Bongaerts, en de on
dervoorzitter der afdeeling personenver
voer J. Schillthuis, als Prof. Goudrlaan
spraken, is van deze nieuwe sfeer een ver
blijdend symptoom.
Men moge dit gunstige getij niet laten
verloopen, maar het benutten om te koiften
tot wat Ir. Bongaerts de Nederlandsche
oplossing van het vervoerprobleem noem
de: „Vrijheid van handelen van de be-
drijfsgenooten, in het kader van een onder
linge gebondenheid in het Algemeene Be
lang”.
„Ja, Johnson. Een van de gasten van het
huis een buitenlander is vanmorgen dood
gevonden. Open raam en voetstappen bulten.”
„Zonde dat het een buitenlander is." zei
Johnson spütig.
’t Feit, dat het slachtoffer een buitenlander
was, maakte den moord veel minder echt.
Buitenlanders, vond Johnson, werden zoo dlk-
wyis doodgeschoten.
„Zün lordschap is heelemaal de kluts kwüt,"
ging de Inspecteur voort. „We zullen maar
meteen gaan en dr. Cartwright onderweg op
halen ’t Eenige wat ik nou maar hoop is,
dat er iemand door die voetstaopen aan t
da uw trappen is geweest.”
Badgworthy voelde zich in den zevenden
hemel. Een moord, een échte moord! En dat op
„De Zeven Schoorsteenen"! „Inspecteur
Badgworthy leidt het onderzoek. De politie be
schikt over verscheidene aanwüztngen. Sensa
tioneel arrest. Promotie én douceurtjes voor
bovengenoemden inspecteur."
„Dat wil zeggen” zei inspecteur Badgworthy
tegen zichzelf, „als Scotland Yard zich er niet
mee bemoeit."
Die gedachte dempte zün enthousiasme
danig. De omstandigheden in aanmerking ge-
----- w
„Ook goeden morgen. Verrukkelük
„Prachtig weer, ja." zei Herman en
weer.
In z'n gedachten schold hü zich een stom
meling, maar het sieriyke en welsprekende hu-
weiyksaanzoek wilde hem niet over de lippen.
„Ik begryp niet waar Güs uithangt, zei Anna
een paar uur later.
„Ik evenmin," sprak Herman vroolük.
„Vind je niet dat het beter Is maar zonder
hem te gaan roeien?” vroeg ze
„Zeker." De jongeman maakte de boot los en
verzocht Anna beleefd in te stappen, aan welk
verzoek zü zonder dralen voldeed. Hü duwde
de boot van den wal en roeide een minuut of
vüf zwygend voort. Daarna Het hü de jiemen
rusten, steunde met beide ellebogen op de
knieën en begon:
„Eigeniyk is er toch wel een reden, waarom
Güs ons niet kon vergezellen, vind je ook niet,
Anna?”
„Zoo, waarom dan?” vroeg ze kwasl-verwon-
derd
„Omdat...." hü haalde diep adem en ging
toen voort: „omdat ik je wenschte te vragen
of je m'n vrouw wilt worden. Ik heb Güs wat
geld gegeven, om ergens een paar porties üs
te eten.”
„O, Hermanriep Anna verschrikt, „hü zal
ziek worden van al dat üs!”
„Nu,” lachte Herman, die al z’n vrees over
wonnen had. ,4k hoop niet dat Je er kwaad om
zult wezen maar ik wist heuseh geen ander
middel te bedenken om je alleen te spreken en
Je ten huwelyk te vragen. Daar wordt hü toch
niet ziek van!”
„Jawel, lieve Herman, want ik heb hem ook
geld gegeven om een paar porties üs te gaan
eten.”
.Hallo! Politiebureau Market Basing,
inspecteur Badgworthy. Wat?”
Het uiteriyk van den inspecteur ondergaat een
kleine verandering. Hü is grooter flguurlyk
gesproken dan Johnson, maar anderen zün
grooter eveneens figuurlijk gesproken dan
hü-
-Ja, mylord. Wat zegt u, mylord? Die laatste
koorden heb ik niet goed verstaan?”
Ben lange pauze. De inspecteur luistert: de
*ene uitdrukking wisselt de andere af op zün
gewoonlyk niet zeer expressief gezicht. Na ver-
i°°P van een minuut of drie legt hü den hoorn,
*n „onmiddellyk. mylord”, neer, keert zich
f'sar zyn satelliet en zegt, nog gewichtiger dan
anders:
-Zün lordschap aan
De Schoorsteenen."
«■n Moord?” stamelde de jonge agent
•Ja, "n moord!” herhaalde de inspecteur met
een zekere mate van voldoening.
„Wel, wel hier In de buurt is nog nooit
•e® moord gebeurd tenminste niet dat ik
nomen was er veel kans op inmenging van
Scotland Yard
Ze gingen bij dr. Cartwright aan en brachten
hem van het gebeurde op de hoogte. De dokter
was jong en dus zeer enthousiast. De mededee-
llng had ongeveer dezelfde uitwerking op hem
als op Johnson.
„Alle góden!" zei hü. „Een moord! Dat heb
ben we sinds de dagen van Tom Pearse niet
meer beleefd."
Ze persten zich met hun drieën in den
twoseater van den dokter en reden met een
flinke vaart den weg naar „De Schoorsteenen'’
op. Bü het voorbüryden van de uitspanning „De
Vroolüke Cricketers" maakte de dokter zün
metgezellen opmerkzaam op één van de gasten,
die in nonchalante houding tegen den deurpost
geleund stond.
„•n Vreemdeling in dit oerd," zei hü. „Flinke
kerel! Zou wel eens willen weten hoe lang hü
hier al is en wat hy in „De Vroolüke Cricke
ters” doet. Eersten keer dat ik hem zie. Mis
schien gisteravond pas gekomen."
.Niet met den trein.” zei Johnson.
De broer van Johnson was de eenige plaat-
seiyke beambte op wien de „spoorweghalte"
bogen kon en als gevolg daarvan was Johnson,
wat de „aankomsten" en „vertrekken" aan
ging een wandelend informatiebureau.
„Wie zün er gisteren voor De Schoorsteenen
uitgestapt?" vroeg de inspecteur.
„Lady Eileen, met den trein van drie uur
veertig, met twee heeren, één Amerikaan en
één jongmensch. officier of zoo. Geen van twee
met bediende. Zün lordschap met een vreern-
„Wü zün niet gewoon," zei die houding, „dat
er binnen deze muren een moord wordt gepleegd.
Maar de tyden zün verdorven. Laat ons daarom
het onvermüdelüke dragen zooals menschen van
ons type betaamt en laat ons. tot onzen laat
sten snik, voorgeven, dat er niets, hoegenaamd
niets büzonders gebeurd is.”
„Zün lordschap verwacht u." zei de butler.
„Dezen kamt op, als ’t u belieft."
Hü bracht hen naar een kleine, gezellig-
ingerichte kamer de toevlucht van Lord
Caterham als de pracht en praal van de overige
vertrekken hem té bar werd en diende hen
aan.
„De politie, mylordén Dr. Cartwright.”
Lord Caterham liep jachtig de kamer op en
neer. Zün ulterlük, zün geheele manier van
doen bewees, dat hü buitengewoon opgewonden
was.
„Ha! Inspecteur Badgworthy! Eindeiyk!
Gelukkig, dat u er bent. En Dr. Cartwright
ook! Een buitengewoon onaangename geschie
denis. heeren! Buitengewoon onaangenaam!”
Bü het laatste „buitengewoon onaangenaam",
streek Lord Caterham zoo verwoed met alle
tien zün vingers door zün haar, dat het in pluk
jes recht overeind bleef staan.
„Waar Is het lichaam?” vroeg de dokter
zakelük.
Lord Caterham keerde zich büna verheugd
naar hem toe. Waarschynlük dankte hü den
hemel, dat hem eindelük weer eens een dood
gewone, nuchtere vraag gedaan werd.
„In de vergaderzaal, zelfde plaats waar het
gevonden ia, ik heb t door niemand laten aan-