het ÏÏCetu&fiaal wuidcn dag van vervoer O NIEUWE VERSTAND HOUDING t tp. alleabonné’S f 750.- F25o.- Ordening De Rijksverkeersinspectie Franz Joseph dr. en er de van Het Geheim zeven Schoorsteenen DONDERDAG 20 JULI 1939 vol- rii ti llen een Wonnen en ijs ep- on se- ux on Een volksgevaar t sis sis sis el fis Is Is FFEN DOOR AGATHA CHRISTIE J s ge- »ak sén {et hts wol AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL - IH schen zweeg zooal uit (Nadruk verboden) i .151 Ml vetflM «am mb MC zich 31 Met U étages de telefoon, ‘n Moord op RDAM (Wordt vervolgd) Ze jagen de ondeugende koekoek weg, die het liefst zijn eieren in een vreemd nest legt om ze door andere vogels te laten uitbroeden, daar zy er zelf te lui voor is. Ook. in de zomermaanden is er volop werk. Dan wordt er gezorgd voor den winterinmaak. In :rige van paar Dr. A. van der Mey O. Carm. schrijft in de „Neerlandia-pers" weet.behalve dien keer toen Tom Pearse zijn meisje doodgeschoten heeft.” „En dat was, om zoo te zeggen, geen moord, maar sterke drank,” zei de inspecteur. .Daarom is-ie d'r ook niet voor opgehangen,” zei Johnson neerslachtig. „Maar dit is toch echt, niet?” „Ja, Maar één jaar later was alweer de weg voor een nieuwe verkiezing vrij. Met een verplette rende meerderheid werd Lueger voor de derde maal tot eersten burgemeester gekozen. En een maand later sanctionneerde de Keizer thans de volkskeuze. Dien dag was er in de burgerlijke Wijken van Weenen geen huis, dat niet vlagde ter eere van den pas na zwaren strijd verwor ven volksburgemeester, Dr. Karl Lueger. I voor Güs zal zijn; 't zou hem weer ziek kun nen maken.” „Daar ben ik ook bang voor,” meende het gingen de geruchten, dat de keizer Lueger tot een audiëntie „befehlen” zou, en werden weer tegengesproken. Maar eindelijk kwam er klaar heid. Acht dagen na de verkiezing deelde de Keizerlijk-KoninklUke Kanselarij aan den „Hoogedelgeboren Heer Dr. Karl Lueger” mede, dat de Keizer hem den volgenden Zondag in audiëntie zou ontvangen. Naar deze audiëntie ging heel Weenen mede. Toen Lueger bjj den Hofburg aankwam, stond het er zwart van de menschen op het plein rondom het Franzens- denkmal. Lueger heeft later het verloop van deze his torische audiëntie levendig geschilderd. Toen hij binnentrad, stond de monarch niet; zooals h(j anders placht te doen, bjj het be roemde kleine tafeltje in het midden van het vertrek, maar met zjjn gezicht naar het venster. Zonder zich om te draaien, tuurde de Keizer naar de verzamelde volksmenigte in den Burg- hof. Toen Lueger eenlge stappen deed in de richting van den grijzen heerscher, wendde deze zich lenig om en schreed toe op den lieve ling van Weenen. dien hjj toen voor het eerst in persoon zag. Lueger constateerde direct: zeer genadig zag Franz Joseph er op dit historisch moment niet uit. Integendeel, hij maakte den indruk van gewilde en onverbloemde slechtge- luimdheid. Lueger maakte een diepe buiging, haalde adem en zelde: „Op bevel van Uwe Ma jesteit ben ik hier en ik verzoek onderdanigst. Majesteit, moge mü in genade Hare wenschen mededeelen.” Zóó te spreken, zóó sierlijk en hoofsch, was voor Lueger een geweldige prestatie. Het ge sprek begon zich nu langzaam te ontwikkelen en maakte zulk een indruk op Lueger. dat zelfs de toonval des keizers hem heel zjjn verder leven in herinnering bleef. „U zjjt wederom”, zelde de Keizer, ieder woord wegende, zeer for meel. zonder eenige warmte-nuanceering, .ge kozen tot eersten burgemeester van Mjjn Rijks- hoofdstad. Ik heb op voordrachL-Müner Re- geering deze verkiezing niet kunnen bekrach tigen. Oewichtlge motieven der staatsraison zjjn er om ook „dermalen” (thans weer) Mijn veto tegen deze verkiezing uit te spreken. Ik appelleer aan uw loyaliteit en spzeek de ver wachting uit, dat u in het belang van spoedigen wederkeer van normale omstandigheden vrij willig afstand zult doen.” Lueger greep met zijn beroemde tegenwoor digheid van geest uit de woorden van den mo narch het door dezen beklemtoonde „dermalen" en antwoordde slagvaardig, ook zijnerzijds den klemtoon leggend op „dermalen": „Ik sta „dermalen" voor een directen wensch van mijn allergenadigsten Keizerlijken Heer en ingekeerd was de meening van de Spoorwegen over het wegvervoer evenmin erg vleiend: de concurrentie van de bussen voeldeif zij'als oneerlijk. Zij hadden den plicht op zich genomen voor de communicatie in het geheele land te zor gen, hetgeen inhield, dat verschillende op zich onrendabele lijnen moesten worden ge ëxploiteerd. Werden vroeger de ongunstig» resultaten op deze lijnen goedgemaakt door de goede opbrengsten op enkele drukke lijnen, sinds de opkomst van den bus bleek het gevaar niet denkbeeldig, dat dit ver- den meneer.... misschien de meneer, die dood geschoten is, met den trein van vijf uur veertig. De vreemde meneer had zijn bediende wel bjj zich. Mét denzelfden trein Mr. Everslelgh. Mrs. Revel met den trein van zeven uur vijf en twin tig en tegelijk met haar nog een buitenlander, een met een kaal hoofd en een haakneus. En de kamenier van Mrs. Revel met den trein van acht uur zes en vijftig.” Johnson hield buiten adem op. „Dus niemand voor De Cricketers?” Johnson schudde het hoofd. „Dan moet-ie per auto gekomen zjjn,” be sliste de Inspecteur. „Johnson, noteer, dat je op den terugweg in De, Cricketers de noodlge informaties ihwinnen moet. We moeten alles van de menschen^dle hier niet thuis hooren, te weten zien te komen. De meneer in kwestie is opvallend gebruind. Misschien komt hij ook ergens uit het buitenland." De inspecteur knikte een paar maal tevreden. Hjj zou ze toonen, dat hij goed zijn oogen open had, dat hij er niet een was, ook al was hij ergens in een uithoek gestationneerd, die zich om den tuin liet leiden. De auto reed tusschen de hekpilaren van .De Zeven Schoorsteenen” door, snorde de oprijlaan op en hield vóór den imposanten ingang stil In elke „Gids voor Engelands Historische Bouwwerken" staat een uitvoerige beschrijving van „De Schoorsteenen”, dus die kunnen we hier gevoeglijk achterwege laten. De deur werd opengedaan door een butler met een volmaakt uiterlyk, volmaakte manieren en volmaakte houding. het is mijn plicht "als patriot en loyaal staats burger, dezen wensch als een bevel te beschou wen." Stilte. Men hoorde in de audiëntiezaal het gezoem der duizenden beneden. Iets vriéndelijker zeide de Keizer: „Het ver heugt mij. dat u mijn verwachtingen niet te leurstelt.” Wederom stilte. En nu kwam de verrassing. Er volgde een inofficieel gesprek. De keizer keek vorschend in het rustige, mannelijke gelaat van Dr. Karl Lueger en zeide: „Ik heb gehoord, dat u een demagoog züt.” Lueger antwoordde direct ge vat en elk woord met nadruk uitsprekend: ..Majesteit, wanneer ik derhalve, omdat ik al tijd de liefde tot het allerhoogste Keizerhuis heb gepredikt en steeds strijd heb gevoerd tegen alle elementen, die vijanden zijn der aloude dy nastie wanneer ik. Majesteit, derhalve een demagoog word genoemd, dan ben ik er trotsch op. een demagoog te zijn!” k De keizer had aandachtig geluisterd. Zijn gelaat vertoonde een instemmend, bijna dank baar lachje. Het ijs was gebroken. De groote menschenvanger Lueger was op het punt, ook het keizerlijke vertrouwen te winnen. Óver hetgeen toen nog was gesproken, heeft Lueger zich nooit willen uitlaten. Hjj vond het terecht niet behoorlijk, den Inhoud van een particu lier gesprek openbaar te maken. Wel liet hij doorschemeren, dat het bjj den keizer om een kwestie van prestige ging. Een keizer van Oos tenrijk kon zich door het volk geen besluiten laten opdringen. In ieder geval eindigde de audiëntie van den, „demagoog” Lueger met diens verzekering, „dermalen” niet te willen blijven staan op de bekrachtiging zijner ver kiezing. rekening te houden met de specifieke eischen van elk district, door haar samen bundeling in het toporgaan. In de orde ning van het vervoerswezen, die reeds in gang is en haar problemen dagelijks drin gender stelt, heeft de Rijksverkeersinspec tie dan ook een groote taak. Flip nu, dat weten we reeds, »«s een kabouter. Wip echter, was een eekhoorn. Jullie weet, dat een eekhoorn groote sprongen kah maken, vlug kan klauteren en zoo maar van de eene boom in de andere springt. Dus de naam Wip is wel heel mooi en passend voor het vlugge diertje. en positieven aard. Negatief zal men alles In het werk moeten stellen om de lucht te sulveren van de bacillen der besmetting. Het moet niet langer mogeljjk zjjn, dat d? propaganda voor zondige kinderbeperking deze bacillen over onze volksgemeenschap uitstrooit. Het moest niet geduld worden, dat brutale komieken in blad, prent, radio en variété, ongestoord met flauwe grappen mogen mikken op het kinderrijke gave gezin. Het moest ook uit zijn, dat heel de woning bouw- en verhuurpractük reeds in prlncleo zich Instelt op het caricatuurhuweljjk en het den kinderrijken zoo moeilijk maakt Het moest niet getolereerd worden, dat die indvidualistlsche, asociale, vadsige egoïsten nog met een soort air zich publiek durven te beroepen op hun moderne .slimmigheid” Tegelijk echter met negatieve maatrege len moeten positieve hand in hand gaan. Al mag het zijn, dat slechts economische om standigheden niet de hoofdoorzaak zijn van de besmetting, toch vormen zij een rijke voedingsbodem voor de bacillen. Huwelfjks- voorschotten, kindertoeslag, tegemoetkoming In lasten, welke allereerst drukken op het kinderrijke gezin, zijn enkele aan te bevelen maatregelen. Het zou ons buitengewoon mooi lijken. Indien men van kerkeljjke zijde hierin een 'voorbeeld gaf, b.v. bij het gunnen van posten, werk, verhuur van woningen plaatsen in de kerk, etc. Ook op het gebied der erflating zou wel licht nog menig mooie maatregel kunnen wprden getroffen. Hoofdzaak blijft echter de enthousiaste herwaardeering van de christelijke huwe lijksopvatting, want daarin ligt de grootste kracht voor het gezonde gave gezin. De egoïstische, individualistische mentaliteit moet plaats maken voor verantwoordelijks- gevoel voor erkenning van een nieuwe orde van pile hl/e n by de rechten van het hu welijksleven. In de natuurlijke orde kunnen een sterker gemeenschapsbesef en verant- woordeiykheidsgevoel voor de toekomst van de volksgemeenschap eveneens het hunne doen om de vadsige, genotzuchtige, egoïsti sche levenshouding ten goede te veranderen. ben ik ook bang voor,” meende het jonge meisje. „Neen, dat zal het niet.” wierp Oijs tegen. „Je moet niet denken altijd Je zin te kunnen doordrijven,” zei Anna streng. En daarbij bleef het. „zeg eens, beet hy Herman toe, .sta opl Vooruit, sta op!" „Waarom.... moet ik opstaan?" vroeg Her man gedachteloos. De algemeene leiding berust specteur-Generaal van het ’j-Gravenhage. Wat deze verkeersinspectie voert? Zij houdt toezicht op het materiaal van spoorwegen, tramdiensten en auto busondernemingen.. Ontwerpen van nieuwe vervoermiddelen worden eerst door haar gekeurd en nagerekend, voor wat betreft de toegestane belasting, enz. Om de drie maanden wordt al 't busmaterieel gekeurd. Bij conflicten tusschen Spoorwegen en het overige verkeer grijpt zij in; zij maakt b.v. procesverbaal op, indien blijkt, dat een overweg niet op tijd gesloten was. Het busverkeer heeft in de werkzaam- heder der inspectie ’n steeds grooter aan deel Bij het verleenen van concessies voor busdiensten tusschen niet door den Spoor weg bediende plaatsen, heeft zij een voor name stem in het kapittel. Voor losse rit ten van niet-geconcessionneerde bussen moet zij vergunningen afgeven. In het dis trict Noord-Holland alleen zijn dat er in het zomerseizoen 3 a 400 per dag. Sinds kort bemoeit de inspectie zich mede op verzoek der ondernemers zelf dus 't was ten onrechte, dat zij daarover als een bemoel-al werd aangevallen, met de routes en de tarieven van deze bus-trlps. Ook zal misschien binnenkort voorlooplg voor korten tijd het toezicht op de huur auto’s in haar handen worden gelegd. Het is duidelijk, dat al deze, dagelijksche regelende bemoeiingen snelheid en soepel heid in de behandeling eischen. Een bus- ondememer, die een trip wil organiseeren, moet op niet al te onredelijke gronden aan- toonen, dat de reis niet evengoed per trein, tram, of geconcessionneerden busdienst kan geschieden: het voornaamst crite rium voor het al dan niet verleenen van de volgens het RAP. (Reglement Autovervoer Personen) benoodigde vergunning. De in spectie maakt b.v. geen bezwaren, als een twintigtal menschen uit een dorpje in Zeeuwsch-Vlaanderen Amsterdam wil be zoeken en daartoe liever een bus chartert dan ontelbare malen overstapt van boot op bus en van tram op trein, of als een vroo- Ujk stel gasten op den bruiloftsdag een toertje wil gaan maken, of wanneer en thousiaste supporters hun club willen vol gen naar het voetbalveld in een afgelegen dorp, als een onderneming haar stadgenoo- ten het schoons in het buitenland wil la ten zien, of hen ter bedevaart brengen. Maar als al deze plausibele redenen voor een autotocht voorwendsels blijken voor een verkapten „wilden” dienst, wordt de vergunning geweigerd. Overleg met de ondernemers en aandacht voor de belangen van het busverkeer ont breken echter nooit. De rijksverkeersin spectie vormt op deze wijze een interessan te schakel in het sociale geheel tusschen overheid en bedrijfsleven: door haar voort durend contact met de betrokkenen, door raken. Als ik *t wel heb.... «hem.... is dat de gebruikelijke manier, niet?” „Zeker, mylord!” zei Inspecteur Badgworthy goedkeurend. Hij diepte uit een van zakken een opschrijf boekje en een potlood op. „Wie heeft het gevonden? U?” „Gelukkig niet,” zei Lord Caterham. „Wat dacht u... dat ik gewoonlijk op zoon onmo gelijk uur als dit opsta? Neen.... een van de kamermeisjes heeft ’t gevonden. Is aan bet gillen geslagen, hebben ze me verteld. Zelf heb ik niets gehoord. Toen zijn ze mij komen waar schuwen en natuurlijk ben ik toen opgestaan, heb ik* me aangekleed en ben beneden geko men. Ja, en toen zag ik 't ook....” „U herkende het lichaam als dat van een van uw gasten?' „Ja. „Genaamd?. Die eenvoudige vraag bleek Lord Caterham zéér te verontrusten. Hij deed één, twee maal zijn mond open en sloot hem daarna weer. Na een paar keer op die manier naar lucht te hebben gehapt, vroeg hij, met benepen stem: „Bedoelt u.... dat u wilt weten.... eh.... hoe hij heet?" „Ja. mylord.” „Tja,” overdacht Lord Caterham, terwijl hjj, op zoek naar een gelukkige ingeving de kamer rondkeek, „tja.... hjj heet.... o Ja, positief, zoo heet hjjgraaf Stanislaus." e verhouding in den loop der jaren i l tusschen het motorwegvervoer en het railvervoer gegroeid, was jptnutoe om het zacht uit te drukken minder pret tig. Volkomen naast het Spoorwegverkeer had zich het motorverkeer ontwikkeld, zon der dat er een harmonisch verband tus schen beide was gelegd. Zoo ontstond een sfeer van wederzijdsch wantrouwen, weinig bevorderlijk voor een goede oplossing van het vervoerprobleem, en zeker niet In het belang van het sociale geheel. De overheid fungeerde In de oogen der wegvervoerders eenerzijds als een oude suikertante, die zonder begrip voor den nieuwen tijd, het aftandsche maar verkwis tende neefje Spoorweg bleef vertroetelen en diens nooit sluitend budget steeds maar weer in orde bracht, en anderzijds als een onhandelbare stiefmoeder, die het wegver voer door-zware belastingen en andere on aangenaamheden dwars zat. Die andere onaangenaamheden beston den vooral daarin, dat het personenvervoer over den weg in zijn expansie beknot werd door de regels van het R.AJ». (Reglement Autovervoer Personen), die een concessie van de overheid noodig vereischen, welke over het algemeen slechts verleend werd, wanneer hetzelfde traject niet bediend kon worden door de Spoorwegen. Men kent de geschiedenis, hoe een paar jaar geleden een juridisch gaatje in het RAP. ontdekt werd, waarlangs de „wilde bus” zijn intrede deed. „Wilde” diensten werden ingericht tusschen plaatsen, die ook door de geconcessionneerde bussen of zelfs door de Spoorwegen bediend werden. Zij hebben gefloreerd, tot wet en recht spraak er weer een einde aan maakten. Een andere tak van wegvervoer, n.L het touringcarbedrijf, voelde, afgezien van den druk der belastingen, de hand van de over heid veel minder zwaar, hetgeen door som migen ook weer onb^lijk werd gevonden. Al te zamen was de stemming van de on dernemers van autopersonenvérvoer zeer scherp. Dat men de z.p. „moderne” huwelyks- mentalitelt met zondige kinderbeperking, gevolgd door ruïneering van het echte ge zinsleven, een volksgevaar moet noemen, zal ieder mensch met verantwoordelijkheids gevoel moeten toegeven. De groote vraag is: valt er iets tegen te doen en wat? Het antwoord Is heel vlug gevonden, nu wjj de hoofdoorzaak van dit gevaar hebben ontdekt: herwaardeering, herstel en be scherming van het gezonde, plichtsbewust e christelijke huwelijksleven. Het blijkt in onze dagen zonneklaar, dat echte volkskracht niet primair ligt In een gaven gulden of In een sluitende begroe ting, doch allereerst in een sterk verant woordelijkheidsbesef voor de toekomst, voor het jonge leven. Geestelijke en moreele her bewapening vooral inzake het huwelijks leven is en blijft de sterkste schutse voor de volkskracht. Evenwel zal men vooral er op bedacht moeten zjjn om de noodzakelijke condities voor deze saneering te schep pen. Deze condities zijn van negatieven sterke wijkt niet^oor tegen- I wind, slechts de zwakke waait etee. Boschbeaeen en wikte frambozen worden aan stengels geregen en gedroogd. Bloemkelkjes worden met honing gevuld en alles tezamen met de hazelnoten en beukenootjes die in den herfst worden verzameld, levert voldoende voorraad voor de lange wintermaanden. „Ik wilde u zeggen, ik wenschte u te vra gen.... ik meende ik dacht.... ik zou....” hernam hij, maar kwam niet verder. „Ja....?" sprak Anna aanmoedigend. „Als het mogelijk was. zou er...." „Ja?” herhaalde Anna schalks. „Vindt u 't goed, als ik naast u plaats neem?” vroeg hjj bedeesd. „Waarom niet? U hebt evenveel recht deze bank als ik.” Herman ging dus naast z’n aangebedene zit ten. Misschien, dacht hij, schiet me alles na een paar minuten te binnen. Z'n eenige 'troost op dit moment bestond hierin, dat die vervelende Gjjs nergens te zien was- „Allemachtig!" riep opeens een schrille stem achter hem. Herman schrok niet weinig en keek in de richting vanwaar het geluid kwam. Daar rees Gijs van achter de bank op ade eene hand hield hü een kléine, sHjnfei visch, in de andere een hengel. „Zeg eens," beet hjj Herman toe. De Jongere generatie kent wellicht niet eens meer by naam den grooten katholieken volks burgemeester dr. Karl Lueger, een der leiders der voormalige Chr.-Soc. Partij, die in een der interessantste perioden der gemeentelyke ge schiedenis van Weenen de lotgevallen der mach tige keizerstad aan den Donau in zijn sterke vuist hield. Het einde van de vorige en het begin van dez^ eeigw waren vol van het ge rucht om zjjn naam en faam en persoon. De in die dagen reeds Vfergrüsde, oude keizer Franz Joseph moest, staande onder den invloed van zyn star-conservatieve keizeriyk-koninklijke re- geerlng, niets hebben van den voorultstreven- dén. democratlschen nieuwlichter. Het waren spannende dagen in het anders zoo llcht-leven- de, zorgelooze Weenen. De altyd zoo aan den keizer getrouwe Weeners maakten, om het al dus te karakteriseeren. „alleruntertanigst Re volution", omdat de keizer de verkiezing van Dr. Karl Lueger tot eersten burgemeester van Weenen weigerde te bekrachtigen. De keizer toonde zich weer eens „rebel” tegenover zjjn „liebe Wiener”. Hy nam een maatregel, die ook in het tegenwoordige ingelijfde Oostenryk aan de orde van den dag is, en benoemde een regeerlngscommlssaris, die de Rijkshoofdstad voorloopig zou besturen en regeer en. In het Jaar 1906 werd wederom een burgemeestersver- kiezing uitgeschreven en wat niet anders te verwachten was, gebeurde: dr. Lueger. „der schóne Karl”, zooals zyn medeburgers hem noemden op Weensche gemoedelyke wyze, werd wederom gekozen met een overweldigen de meerderheid. Het was een duideiyke volks- demonstratie tegen den overigens zoo geliefden en vereerden monatbh. Weenen verkeerde in zenuwachtige opwinding en spanning. Wat zou er nu gebeuren? Door alle straten en stegen „Dóe niet zoo lomp, Gjja,” vermaande Ann*; „waarom zouden we op* moeten staan?” „Hy zit op m'n wonnen!” schreeuwde Gij» woedend. Met een kreet van afgrijzen rees Herman op. Güs keek huilerig naar de bank en foeterde „Hy heeft m’n heelen wormenbak in mekaar gezeten; nu zullen de visschen In die platgezeten pieren niet meer willen byten!" Maar dit wormenincident had op Herman een prikkelende uitwerking. Hij kwam op een lu mineus idee. „k Zou t erg leuk vinden. Anna, als Je van middag met me wilde gaan roeien,” stelde hij glimlachend voor. „Heeriyk FÜn!” riep GUs en maakte vreugde 'n bokkesprongen. „Ik oen bang opperde Herman dat het niet gord Twee dingen waren er op dit ondermaansche, waar Herman gruwelijk het land aan had: z'n aangeboren verlegenheid en Gijs, den broer van het meisje, dat hü lief had. Z n verlegenheid had hem tot nu toe verhinderd Anna ten hu- welyk te vragen. Bovendien, GUs, haar verve- lendë 16-Jarlge broer, was onafscheidelijk van haar en steeds in d'r gezelschap In 't algemeen had Herman een hekel aan opgeschoten jongens en aan d^k opgeschoten jongen GUs in t bü- zonder. Anna's broer was ziek geweest en in gezel schap van z'n zuster in Katwük aan Zee, om daar nog wat aan te sterken, ’t- Ergste was, vond Herman, dat Anna büzonder op 't gezel schap van haar vervelenden broer gesteld waa Het tegendeel ervan liet ze tenminste nooit biyken Zoo stonden de zaken op den laatsten dag van Hermans vacantie. Maar op den morgen, toen hy zwaarmoedig gestemd, langs het strand wan delde, stond hü geheel onverwacht tegenover Anna, die op een bank zat te lezen En wonder boven wonder, in den heelen omtrek was geen GUs te bekennen. *t Was dus een buitengewoon mooie gelegen heid. Herman raapte al z’ffmoed en gedachten büeen, om de woorden, die hü eiken morgen in zich zelf prevelde, uit te spreken, maar.... zoo als veelal op gewichtige oogenblikken, wilden de voor dit speciale doel van buiten geleerde zin nen, hem niet te binnen schieten. Hü zet dus eenvoudig: „Goeden morgen" en zweeg. Anna keek van haar lectuur op en lachte. „Ook goeden morgen. Verrukkelük weer van- ■pjelangrijk is de plaats van de Rjjks- 1-4 verkeersinspectie in het verkeerswezen J-^van Nederland. Toch is dit lichaam te weiniggekend; zoo is b.v. aan „Neer- iands grootte dagblad" dezer dagen het versch^--'omgaan tusschen de Rijksver- keersintjiyettie en de Rijksverkeerspolitie. Taak vahlde Rijksverkeersinspectie is in bet algemeektoezicht op het personenver voer met openbare middelen. Tot het begin van deze eeuw waren dat voornamelijk de spoorwegen, later ook de trams, terwijl sinds eenige jaren bus en taxi meer en meer op den voorgrond komen. Voor de uitoefening van deze steeds groeiende taak is het land daartoe ver deeld in elf districten de elf provinciën waarbij echter het eerste en het derde district (Groningen en Drente) zijn samen gevoegd. Aan het hoofd van de inspectie in ieder district staat een Rijksve*rkeersinspecteur, die wordt bijgestaan door adjunct-inspec- teurs, commiezen, controleurs, administra tieve, technische en keuringsambtenaren. bij den In- Verkeer te voermiddel de meest rendabele lijnen zou „afroomen”, terwijl de spoor met een on rendabel net zou blijven zitten. Daarenboven beriep de Spoor er zich op. dat haar sociale lasten veel grooter waren; het spoorwegbedrijf is gebonden aan be paalde* arbeidsloonen, diensttijden, pen- sioen-*ên wachtgeldregelingen, die de bus niet of in belangrijk mindere mate kende. In zijn bekende rede te Rotterdam eischte Prof. Goudrlaan dan ook de stopzetting van de wilde busdiensted door wijziging van het RAP.; mocht dit niet geschieden, dan werd een rigoreuze inkrimping van het spoorwegnet in uitzicht gesteld. Thans is door den Hoogen Raad het lek in het RA.P. gedicht, zoodat het rijk van den wilden bus ten einde schijnt te zijn. Wie van deze beslissing in den langen strijd een nog diepere verwijdering tus- rail- en wegvervoer gevreesd had. mag aangenaam verrast zijn. Sommige tee- kenen schijnen veeleer een nieuwe sfeer van wederzijdsch begrijpen te voorspellen Men gaat wellicht beseffen, dat in het ver voerwezen zoowel de oude, maar niet ver ouderde, spoorwegen, als het jongere weg vervoer.hun eigen plaats hebben, waarbij de eerste meer aangewezen zijn op het massavervoe^ over grootere trajecten, de tweede de lijnen, die niet rendabel te ma ken zijn, met een betrekkelijk groote ver voerseenheid als een trein, voor hun reke ning kunnen nemen. Het Congres van samenwerking, onlangs door den Bond yan Bedrijfsautohouders in Nederland (B.B.N.) georganiseerd, waar zoowel de algemeene voorzitter van den B.B.N., oud-minlster Bongaerts, en de on dervoorzitter der afdeeling personenver voer J. Schillthuis, als Prof. Goudrlaan spraken, is van deze nieuwe sfeer een ver blijdend symptoom. Men moge dit gunstige getij niet laten verloopen, maar het benutten om te koiften tot wat Ir. Bongaerts de Nederlandsche oplossing van het vervoerprobleem noem de: „Vrijheid van handelen van de be- drijfsgenooten, in het kader van een onder linge gebondenheid in het Algemeene Be lang”. „Ja, Johnson. Een van de gasten van het huis een buitenlander is vanmorgen dood gevonden. Open raam en voetstappen bulten.” „Zonde dat het een buitenlander is." zei Johnson spütig. ’t Feit, dat het slachtoffer een buitenlander was, maakte den moord veel minder echt. Buitenlanders, vond Johnson, werden zoo dlk- wyis doodgeschoten. „Zün lordschap is heelemaal de kluts kwüt," ging de Inspecteur voort. „We zullen maar meteen gaan en dr. Cartwright onderweg op halen ’t Eenige wat ik nou maar hoop is, dat er iemand door die voetstaopen aan t da uw trappen is geweest.” Badgworthy voelde zich in den zevenden hemel. Een moord, een échte moord! En dat op „De Zeven Schoorsteenen"! „Inspecteur Badgworthy leidt het onderzoek. De politie be schikt over verscheidene aanwüztngen. Sensa tioneel arrest. Promotie én douceurtjes voor bovengenoemden inspecteur." „Dat wil zeggen” zei inspecteur Badgworthy tegen zichzelf, „als Scotland Yard zich er niet mee bemoeit." Die gedachte dempte zün enthousiasme danig. De omstandigheden in aanmerking ge- ----- w „Ook goeden morgen. Verrukkelük „Prachtig weer, ja." zei Herman en weer. In z'n gedachten schold hü zich een stom meling, maar het sieriyke en welsprekende hu- weiyksaanzoek wilde hem niet over de lippen. „Ik begryp niet waar Güs uithangt, zei Anna een paar uur later. „Ik evenmin," sprak Herman vroolük. „Vind je niet dat het beter Is maar zonder hem te gaan roeien?” vroeg ze „Zeker." De jongeman maakte de boot los en verzocht Anna beleefd in te stappen, aan welk verzoek zü zonder dralen voldeed. Hü duwde de boot van den wal en roeide een minuut of vüf zwygend voort. Daarna Het hü de jiemen rusten, steunde met beide ellebogen op de knieën en begon: „Eigeniyk is er toch wel een reden, waarom Güs ons niet kon vergezellen, vind je ook niet, Anna?” „Zoo, waarom dan?” vroeg ze kwasl-verwon- derd „Omdat...." hü haalde diep adem en ging toen voort: „omdat ik je wenschte te vragen of je m'n vrouw wilt worden. Ik heb Güs wat geld gegeven, om ergens een paar porties üs te eten.” „O, Hermanriep Anna verschrikt, „hü zal ziek worden van al dat üs!” „Nu,” lachte Herman, die al z’n vrees over wonnen had. ,4k hoop niet dat Je er kwaad om zult wezen maar ik wist heuseh geen ander middel te bedenken om je alleen te spreken en Je ten huwelyk te vragen. Daar wordt hü toch niet ziek van!” „Jawel, lieve Herman, want ik heb hem ook geld gegeven om een paar porties üs te gaan eten.” .Hallo! Politiebureau Market Basing, inspecteur Badgworthy. Wat?” Het uiteriyk van den inspecteur ondergaat een kleine verandering. Hü is grooter flguurlyk gesproken dan Johnson, maar anderen zün grooter eveneens figuurlijk gesproken dan hü- -Ja, mylord. Wat zegt u, mylord? Die laatste koorden heb ik niet goed verstaan?” Ben lange pauze. De inspecteur luistert: de *ene uitdrukking wisselt de andere af op zün gewoonlyk niet zeer expressief gezicht. Na ver- i°°P van een minuut of drie legt hü den hoorn, *n „onmiddellyk. mylord”, neer, keert zich f'sar zyn satelliet en zegt, nog gewichtiger dan anders: -Zün lordschap aan De Schoorsteenen." «■n Moord?” stamelde de jonge agent •Ja, "n moord!” herhaalde de inspecteur met een zekere mate van voldoening. „Wel, wel hier In de buurt is nog nooit •e® moord gebeurd tenminste niet dat ik nomen was er veel kans op inmenging van Scotland Yard Ze gingen bij dr. Cartwright aan en brachten hem van het gebeurde op de hoogte. De dokter was jong en dus zeer enthousiast. De mededee- llng had ongeveer dezelfde uitwerking op hem als op Johnson. „Alle góden!" zei hü. „Een moord! Dat heb ben we sinds de dagen van Tom Pearse niet meer beleefd." Ze persten zich met hun drieën in den twoseater van den dokter en reden met een flinke vaart den weg naar „De Schoorsteenen'’ op. Bü het voorbüryden van de uitspanning „De Vroolüke Cricketers" maakte de dokter zün metgezellen opmerkzaam op één van de gasten, die in nonchalante houding tegen den deurpost geleund stond. „•n Vreemdeling in dit oerd," zei hü. „Flinke kerel! Zou wel eens willen weten hoe lang hü hier al is en wat hy in „De Vroolüke Cricke ters” doet. Eersten keer dat ik hem zie. Mis schien gisteravond pas gekomen." .Niet met den trein.” zei Johnson. De broer van Johnson was de eenige plaat- seiyke beambte op wien de „spoorweghalte" bogen kon en als gevolg daarvan was Johnson, wat de „aankomsten" en „vertrekken" aan ging een wandelend informatiebureau. „Wie zün er gisteren voor De Schoorsteenen uitgestapt?" vroeg de inspecteur. „Lady Eileen, met den trein van drie uur veertig, met twee heeren, één Amerikaan en één jongmensch. officier of zoo. Geen van twee met bediende. Zün lordschap met een vreern- „Wü zün niet gewoon," zei die houding, „dat er binnen deze muren een moord wordt gepleegd. Maar de tyden zün verdorven. Laat ons daarom het onvermüdelüke dragen zooals menschen van ons type betaamt en laat ons. tot onzen laat sten snik, voorgeven, dat er niets, hoegenaamd niets büzonders gebeurd is.” „Zün lordschap verwacht u." zei de butler. „Dezen kamt op, als ’t u belieft." Hü bracht hen naar een kleine, gezellig- ingerichte kamer de toevlucht van Lord Caterham als de pracht en praal van de overige vertrekken hem té bar werd en diende hen aan. „De politie, mylordén Dr. Cartwright.” Lord Caterham liep jachtig de kamer op en neer. Zün ulterlük, zün geheele manier van doen bewees, dat hü buitengewoon opgewonden was. „Ha! Inspecteur Badgworthy! Eindeiyk! Gelukkig, dat u er bent. En Dr. Cartwright ook! Een buitengewoon onaangename geschie denis. heeren! Buitengewoon onaangenaam!” Bü het laatste „buitengewoon onaangenaam", streek Lord Caterham zoo verwoed met alle tien zün vingers door zün haar, dat het in pluk jes recht overeind bleef staan. „Waar Is het lichaam?” vroeg de dokter zakelük. Lord Caterham keerde zich büna verheugd naar hem toe. Waarschynlük dankte hü den hemel, dat hem eindelük weer eens een dood gewone, nuchtere vraag gedaan werd. „In de vergaderzaal, zelfde plaats waar het gevonden ia, ik heb t door niemand laten aan-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 17