u&Aaal
<mwi
De oogst van het
voorjaar
zijn vriendje Wip
VOOR ONZE JEUGD
den dag
i
Een leuke versiering
Het kruiswoordraadsel
Een spel met bal en stok
Vacantie
de
van
Het Geheim
zeven Schoorsteenen
VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1939
k
w.
DOOR AGATHA CHRISTIE
iiïii
De reisgenoot
i'llS
•«F
I
JAN VAN OGTRODE.
best
stad
gaan
Put kracht uit
4
APPELSTROOP
R. Tr.
hfl
dan
M
opg£komen, dat hü geen
begrUp de noodlgheld." zei de baron
o
imposant....
HOOFDSTUK XVI
THEEVISITE IN DE LEERKAMER
1
(Wocyt vervolgd)
v
X.
iBItl
We spelen en ravotten,
In ‘t bosch en in het duin.
En na een poosje zijn we haast
Als nikkertjes zoo bruin!
Een prachtige Vlaamsche gaal kwam aan
gevlogen Hij maakte een deftige buiging voor
Flip en vroeg of hy ook mee mocht eten. Toen
Flip toestemming gaf, liep hy al dankend en
buigend achteruit. „Watj een keurig opgevoede
vogel is dat,” zei Wip tegen Flip.
Met de volle overtuiging, dat de eenlge plek,
waar Je veilig een gesprek kon voeren, het
Hdera, het is vacantie,
De school is dicht, hoezee!
We brengen als ze weer begint
Heel wat gezondheid mee!
kokgrvrucfct
Ofxx^ai rong«n
ze
Ze
toch
had
voor-
Mevrouw Herdink zorgt er sinds dien avond
wel voor altijd een paar reaervebrillen btf toch
te hebben.
Groote
Èoterbloem
Van alle kanten kwamen de gevederde dier
tjes aangevlogen en ze pikten om het hrrdst,
elkander in de haast verdringend, zoodat Flip
ze tot de orde moest roepen.
Jullie begrijpt, dat die flets by het weekje
logeeren In de villa van juffrouw Willems mee
ging. en gelukkig. Ook zijn neefje en nichtjes
werden gevraagd en die brachten ook hun fiet
sen mee. zoodat al direct diezelfde vacantie
Jan naar hartelust van zijn prijs, gewonnen
door het kruiswoordraadsel, kon genieten!
B’t^
seerd. Zou Leen-
tje zijn meegeko
men? Zenuwach
tig bracht me
vrouw Herdink de
kamer voor haar
onwelkomen gast
in orde. Hoe zou
Dit is een spel voor kinderen, die buiten wo j
nen om in de vacantie op een open plek op de
hei of In het bosch te spelen. In leder geval
ergens, waar je makkelijk de bloempotten, die
tot het spel behooren In den grond kunt gra
ven.
„Precies," zei Anthony. „Ik wou dat Ik de
dingen zóó kon zeggen. Zoo gemakkeljjk en zoo
Maar om nu door te gaan, em
allé verdenking van me af te wentelen, en om
dat te kunnen doen, moet Ik alle bijzonderheden
weten. En die mémoires-kwestle is heel belang
rijk. 1 Kan zijn, dat het In bezit wil’en hebben
van de mémoires de directe aanleiding tot deze
misdaad geweest Is. Wat vindt u. baron, is dat
mogelijk, ja of neen?"
Baron Lolopretjzyl aarzelde met antwoorden.
schoren haag aan z'n linkerhand, zoodat 't leek,
alsof het midden uit het groene bovenvlak kwam
steeg een dun rookwolkje omhoog.
Hij
rechts
Hoera het is vacantie
De school is dicht, wat fijn>
In weken niets te leeren.
Zal dat niet heerlijk zijn?
-Dat dacht je maar," antwoordde deze „Hij
kan anders brutaal genoeg zijn. Als hij kan
steelt en rooft hij. net als zijn vriend de ekster.
Zelfs eieren rooft hy uit de nesten der andere
vogels."
midden van het meertje was, sloop Anthony naar
de zulderterras-trap terug.
Juist, toen hy op de bovenste tree stond,
kwam uit het huis het zware, klankryke geluid
van een gong en byna gelyktydig verscheen
Tredwell op den drempel van een der zydeuren.
„De lunch staat klaar, mylord." kondigde hy
aan.
„Aha!
Geen boeken en geen schriften
Geen taal, geen enkele som.
Die onze pret komt storen.
Wie kijkt er nu naar om?
Nu mogen we van moeder,
Den heelen dag op straat.
ToC 's avonds soms het klokje,
Al haast acht uren slaat!
den heeft, zyn bedoeling was te lezen ze en dan
in het vuur te verbranden ze.”
„Zoo." zei Anthony. „Maar dat lezen zal 'm
niet meegevallen zyn. Ze behoorden niet tot
't soort lichte lectuur, dat je in een half uurtje
doorvliegt.'’
„Onder de papieren van myn vermoorden
heer zy niet gevonden zyn. Daaruit biykt. dat
verbrand zy zyn."
„Hm!" zei Anthony. „Daar ben Ik ’t nog niet
zoo één. ’twee, drie, mee eens."
Een poos lang liep hy zwygend voort: dan
keerde hij zich weer tot den Herzo-Slowaakschen
edelman naast zich.
„Ik stel al die vragen. Baron, omdat ik er
persooniyk groot belang by heb, dat deze kwes
tie zoo gauw mogeiyk opgelost wordt. Ik behoor
namelyk tot de verdachten. En daarom Is het
noodlg. absoluut noodlg, dat ik op alle punten
myn onschuld bewys. Alleen dan biyft er geen
enkele verdenking op my rusten."
.Ik
„Uw eer vry van smet zy elscht."
Mevrouw Herdink kneep haar by ziende oogen
byna dicht, om het licht ervan te verscherpen
en keek naar den heer, die zoo 'Juist ingestapt
was. Als hy nu eens iemand van myn kennis
sen was, verzuchtte ze in stilte. Het Is een man.
kan ik onderscheiden Maar hoe kom ik te we
ten wie hy is? zyn gezicht Is een wiU wazig
vlak voor me. Dat Ik nu ook myn bril moet
breken
Terwijl de trein opnieuw zyn volle vamt'her
nomen had. bepeinsde de oude dkme wat ze
kon doen om te zien of ze haar reisgenoot soms
kende. Hopende op een voorkomendheid, liet ze
haar handschoen van haar schoot gltfden en
bukte zich om hem op te nemen. Hetgeen ze
verwacht had. gebeurde. De reiziger raapte den
handschoen op. Hun hoofden kwamen dicht by
elkau’. Mevrouw Herdink herkende hem. Hy
was een Jongeman, wiens ouders in haar buurt
een villa bewoonden
„U. meneer Richsteln." zei ze verheugd. „Nu
ben Ik uit den brand Tenminste als u zoo goed
wilt zyn my er uit te helpen. Ik heb zoo juist
myn bril gebroken en daar Ik zeer byziende
ben, zit Ik er over te tobben, hoe Ik thula zal
komen, daar de wegen In Menken zoo donker
zyn. Anders Is Leentje. myn dienstbode, altyd
aan het station, maar nu is ze afwezig, omdat
haar moeder ziek is geworden. En als Ik myn
bril had. was er ook geen bezwaar, maar nu.
„Ik zal u graag van dienst zijn, mevrouw,"
klonk het beschaafd tegenover haar.
ook weer? Is het niet op
-De opvoeding
®an de -
baron "Anthony In.
Sowakye dat is"
„Een prof, bad t hem niet verbeterd." zei
Anthony „Mag Ik vragen, zonder onbescheiden
zijn, wie de mémoires op het oogenbllk heeft?”
-Als heer tegenover heer." begon de Baron
-Buitengewoon vnendelyk," zei Anthony. „Ik
b*n nog nooit van m’n leven zoo dikwijls een
“eer genoemd ads In de laatste twee maal vier
Sn twintig uur."
-..Ik vertel: Ik geloof verbrand zy zyn
•D gelooft, maar u weet niet, hè?"
aZyne hoogheid in zyn eigen bezit ze gehou-
W* kijken zoo graag naar de bloemen, maar
als de planten eenmaal uitgebloeid zyn, kyken
de meeste menschen en kinderen er niét meer
naar om. wy willen nu eens anders doen en de
morjaarsplanten, die ons met hun mooie bloe
men hebben verrast, ook eens In den zomer op
zoeken. Als we goed op dén vorm van de blade
ren gelet hebben, zal het ons niet moeiiyk val
len de dotterbloem (Fig. 1) terug te vinden
De dikke, groote bladeren zijn nog even frlsch
als in het voorjaar. Maar op de plaats van de
bloemen vinden wy nu de wonderiyk gevormde
gokervruchten. Die vruchten zyn in een krans
geplaatst en openen zich by regenweer, zoodat
de zaden er uit géspoeld worden.
De boterbloem doet In kleur veel aan de dot
terbloem denken. Maar de bladeren zyn heel
anders en als we goed kyken, is de kleur van de
boterbloem veel lichter geel, die van de dotter
wanner, meer naar het oranje toe. De vruchtjes
vertoonen veel variatie, al naar de soorten bo
terbloemen By alle soorten zijn ze ontstaan uit
een klein stampertje met een puntig stempel
tje (Flg. 3). Veel van die stampertjes zyn by
elkaar geplaatst aan den top van een stengel.
Dien top noemt men bloembodem. Heb je In Je
buurt een kanaal of een rivier? Dan moet Je
eens zoeken of daar de groote boterbloem voor
komt (Flg. Die plant herken Je dadeiyk aan
zijn bladeren. Die lijken niets op de bladeren
van de gewone boterbloemen, ze zyn veel lan
ger en smaller en doen, oppervlakkig bekeken,
denken aan de bladeren van de gele lisch. De
vruchten van de groote boterbloem doen haast
denken aan vogeltjes. Misschien, als je goed
zoekt, zul je de akkerboterbloem op zandige
akkers vinden. Die Is te herkennen aan de
vruchtjes, die dicht bezet zyn met stekeltjes en
knobbeltjes. Ik moet hierby even aanteekenen,
dat de beide laatstgenoemde boterbloemen geen
echte voorjaarsplanten zyn, want ze bloeien In
Juni en Juli, jjaaj^frja^jpoedig zyn er vruch
ten aan te vinaerver^^^^^^MHMIKde groote
boterbloem verschillen weinig van die van onze
gewone weide boterbloemen, de scherpe boter
bloem en de krulpboterbloem.
Aardige vruchtjes heeft ook de brem. Dat zijn
echte peultjes, net als aan onze erwten en boo-
nen. acacia en gouden regen. Denk er goed aan,
dat je Je kleine broertjes of zusjes niet met de
peultjes van gouden regen laat spelen Die dingen
■Ijn erg vergiftig!
Om op de peultjes van de brem terug te ko
men, ze zyn nu nog groen, maar, in de vacantie
worden ze rtjp en zwart. Dan springen ze op een
moolen dag open en hoor je telkens fyn geknet
ter. Dan schieten de bremstruiken hyn zaadjes
weg, met egp heel wat onschuldiger doel, dan
de menschen hun vuurwapens. Brem Is een
beetje een wispelturige plant. Hooge elschen
stelt hy niet aan den grond, waar hy groeit,
mtar ik heb gehoord van menschen die graag
een gewone, wilde brem In den tuin wilden
TBbben en eenlge malen een struik hadden over
gebracht, dat dit zonder succes bleef.
Voor het spel heb je noodlg: een wandelstok
voor lederen medespeler, ’n ouden tennisbal, vyf
oude bloempotten, die in een goed zichtbare
kleur van binnen geverfd worden. De bloem
potten graaf Je zoo dichtby, of zoo ver afals je
zelf leuk vindt, in den grond in. De kunst Is,
om in zoo mln mogelyk slagen met den wan
delstok den bal in alle bloempotten gehad te
len zyn, wilde ik
naam is Belters.'
„Dat was heel mooi van u. Ik ben u dan ook
zeer dankbaar, meneer Belters," glimlachte‘ze.
Ze dacht: Wat 'n leugenaar! Hy zag natuuriyk
de kans klaar een goeden slag te slaan. Wat
moet ik beginnen? Wat moet ik in 's hemels
naam beginnen?
„Maar.... maar. waar zult u hier op het
dorp den nacht kunnen doorbrengen? Het spyt
my vreesdij k dat u niet aanstonds gezegd hebt,
dat ik my vergiste Nu is u in groote moel-
lykheden?"
„Waarin ik my zelf gebracht heb, mevrouw.
Maar maak u niet bezorgd om my.”
„Er is hier geen geschikt hotel."
„Dan slaap ik hier wel in een stoel, als u
daar niets op tegen hebt?"
Haar hart beefde. Haar angst steeg. Ze kneep
..Natuuriyk,"
„Kom binnen."
De volgende drie minuten werden den
inhoud van zes fledkclie^
Zooals ik jullie den vorigen keer beloofd heb,
zou ik je nog wat moeiiyker figuren geven
voor de moderne versiering. Hier is nu een oli
fant van opzij en een kat op zijn rug gezien
Dit zyn leuke figuurtjes om op een slabbetje
of op een vestje van baby te zetten. Over de
techniek hoef ik jullie nu^nlets meer te ver
tellen. Die weet je Vin* den vorigen keer.
Vergeet niet de poes een rooden strik om zyn
hals te geven!
achter
lordship
dozyn flesschen te voorschyn.
„Praten met buitenlanders maakt me toch
altyd zóó dorstig," vertelde hy by wyze van
verontschuldiging. „Ik weet niet waarom, maar
't is zoo."
Er werd op de deur geklopt. Op het benepen
„ja" van den gastheer stak Virginia haar hoofd
om de deur.
„Ook een cocktail voor my?" vroeg ae.
zei Lord Caterham opgelucht.
bezoek had moeten laten liggen, en warem
pel! Het klopte precies! Wie zou daar ook op
gekomen zyn. Ik heb de oplossing direct weg
gebracht. Precies nog op tyd. Ja. en dan moet
Je verder nooren. Die juffrouw Willems Is heel
ryk. Ze heeft van dien Zuid-Amerikaanschen
heer een flink vermogen gekregen en bewoont
een prachtige villa by Arnhem in de bosschen.
We zyn al ultgenoodigd, moeder en ik. om daar
een week door te brengen.”
Wim stond nog even voor zich uit te ky
ken Dien afloop had hy zeker niet verwacht!
Dat had hy ook kunnen hebben. Nou Ja. ook
zy zouden nog wel eens gevraagd worden, maar
dat kruiswoordraadsel, daar kon Jan nog we!
eens een buitenkansje aan hebben!
En zoo was het ook. Jan was de eenlge. die
alle woorden goed had. zoodat hy de gelukkige
bezitter van de fiets werd.
Een mooi werkje In het begin van de vacantie
en voor degenen, die laat vacantie krtlgen reeds
au, is te letten op de nog groene peultjes, die
een sterke opzwelling vertoon en. Maak je die
peulen épatx, .dan vindt Je daar soms een
oranjekleurige' larve in. De opawelllngen zyn
nameiyk gallen van een galmug. Heb je een
goede loupe, dan kun Je rondom de larve schlm-
meldraadjes vinden Dat Is geen toeval. Die
schimmel vormt voedsel voor het larfje en we
staan hier voor een van de grootste wonderen
van de natuur, dat van de samenleving van twee
levende wezens, waar vermoedelyk belde van
profiteeren. De schimmel heeft een- beschut
plekje om te groeien, de larve heeft versch
voedsel. De eenlge, die er niet van profiteert,
la de bremplant. Maar die heeft nog zooveel
vruchten,'dat het niet erg is. wanneer er een
of zelfs een paar als wiegje voor «alirmggen ge
knikt worden.
Dachten jullie, dat er van die eenvoudige
brempeultjes zooveel te vertellen was? Zoo zyn
er nog heel veel dingen In de natuur, waar we
zoo maar langs loopen, todat iemand er ons op
«Dat.
hebben
Je kunt voor dit spel zelf van allerlei spel
regels bedenken, b.v. speel je met weinig per
sonen. dan kun je om de beurt spelen, d.wx.
het heele spel om de beurt afmaken. Speel je
met veel, dan kan ieder met een eigen bal spe
len, ook de slagen tellen natuuriyk. Raak je
een ander.‘dan kryg Je een boetepunt.
Zoo kun je zelf allerlei manieren bedenken
om te spelen: by voorbeeld de bloempotten in
verschillende kleuren verven binnenin, en den
regel er by maken, dat je van de gele in de
groene en dan in de roode moet mikken, enz.,
maar die gele, groene en roode pot zyn dan
niet achter elkaar gezet.
verkende het terrein door vlug links en
te kyken. Lord Caterham en kapitein
Andrassy stonden op den versten hoek van het
zuiderterras met den rug naar hem toe. Hy
bukte zich, liet zich zakken en drong voorzich
tig met zyn hoofd en schouders het haag-ult-
elnde binnen.
De gedachte, die by het zien van het dunne
rookwolkje In hem opgekomen was. bleek juist
geweest te zyn. De haag bestond niet uit één
breede ry van taxisboomen. maar uit twee, met
een doorloop ertusschen. De toegang tot den
doorloop was ongeveer op de helft van den
langen kant. Met dien aanleg was niets myste
rieus bedoeld, maar van den kant van het huis
af zou men nooit aan een dergelyke mogeiyk-
held gedacht hebben.
Anthony keek den doorloop af. Op een afstand
van een meter of ^jen van de plek waar hy
stond, zag hy een gemakkelyken stoel en In dien
gemakkeiyken stoel zat een man met een
sigaar in zyn hand. Van de sigaar steeg een
dun. yi rookwolkje omhoogde man zelf sliep.
„Hm!" mompelde Anthony. „Mr. Hiram Flsh
schynt van schaduw te houden. Goed dat Ik
't weet."
Vruck v
Akkgrbotev -
bloews
Lunch!" zei Lord Caterham, opeens
een en al animo.
Op dat oogenbllk schoten er. uit een andere
zydeur. twee meisjesfiguurtjes naar buiten. Het
waren Dulcle en Daisy, bygenaamd Honkje en
Snoekte, de twee Jongere Zusjes van Bundle. Ze
begonnen een soort van Indianendans met als
accompagnement griezelige kreten en opgewon
den gillen. Bundle schoot toe en maakte door
drastische maatregelen een einde aan de ver-
toonlng.
„Waar is mademoiselle?" vroeg ze, toen ze
haar zusters onder appél had.
„Ze heeft migraine, migraine, migraine!” zong
Honkle.
„Hoera!" stemde Snoekie opgetogen in.
Het was Lord Caterham na vyf minuten hard
werken gelukt, het grootste deel van z’n
gasten in huls te dryven. Toen Anthony als
laatste ook naar binnen wou gaan, voelde hy
opeens een hand op z'n arm.
„Oa eerst even mee naar m’n studeerkamer."
fluisterde z'n gastheA hem toe. „Daar heb ik
wat.fyn hoor!"
Als een schooljongen die wat ondeugends
'raat uitvoeren, sloop hy de hal door en de gang
naar zyn heiligdom In. Toen Anthony de deur
De Familie Hogenboom woonde in een land
huisje aan de hoofdstraat van het dorp. Er
waren drie kinderen. Wim, Rie en Mies. Naast
hen woonde hun tante met hun neef Jan. Van
zelfsprekend waren de neefjes en nichtjes heel
veel by elkaar.
Op zekeren morgen kwam Wim Hogenboom
by zyn neef Jan binnenvliegen.
„Hé Jan, ga je mee?"
Toen hy daarna even goed toekeek, zag hy.
dat Wim met een kruiswoordraadsel bezig
was
„Zit je nu nog met dat ding te haspelen?"
vroeg Wim.
,/Ja, ik het» 'm byna klaar. Alleep met dat
laatste woord zit Ik. Daar kan Ik maar niet
opkomen. Een buitenlandsche vogel moet daar
ingevuld woeden.”
„Ach. die vogel vind je toch niet,” riep Wim
uit. „Ga liever met ons mee. We gaan een fy-
ne wandeling maken In de duinen. Rie en
Mees wilden je ook zoo graag mee hebben."
Maar Jan schudde zyn hoofd. Hy had er nu
eenmaal zyn zinnen op gezet, dat hy dit
kruiswoordraadsel geheel zou oplossen, en dan
was hét zyp gewoonte niet, op te geven. En
wat ook van veel belang was, als eerste prys
was een fiets uitgeloofd! Weliswaar werd het
blad, waarin het raadsel stond, veel gelezen,
maar Jan wilde toch een kans wagen. Het was
een speclasU kruiswoordraadsel met vogels,
vlsschen en roofdierennamen.
's Middags precies vier uur was de sluiting
van de Inzending, er restten dus nog maaren-
„Het eigen Idee van z’n hoogheid het was.
En Iemand anders het te laten doen hy niet
toestaan.”
„Hy heeft 't netjes opgeknapt: dat moet Ik
•éggen.” zei Anthony goedkeurend, „t Is geen
•ogenblik by me opgfkomen. dat hy geen
Rbgelschman was."
j van een Engelschen gentle-
prins ontvangen heeft." lichtte de
„De gewoonte In Herzo-
„U zelf ze gelezen heeft?” polste
voorzichtig.
„Dat 's antwoord genoeg.” zei Anthony glim
lachend. „En nu nog dit, baron: Ik vond het
niet meer dan biliyk dat ik 't u vooruit laat
weten en daarom zeg ik u by dezen, dat het nog
steeds m’n plan is. het bewuste manuscript
de volgende week Woensdag. 13 October dus, aan
den uitgever af te leveren,"
Baron Lolopretjzyl staarde hein aan.
„Maar, u ze niet langer toch heeft?”
„Volgende week Woensdag heb ik' gezegd,
t Is vandaag Vrydag. Ik heb dus nog vyf dagen
om" dat manuscript terug te krygen."
„Maar als verbrand het is?"
„Ik geloof niet, dat 't verbrand is. Daar heb
ik m’n reden voor.”
Onder het praten waren ze het geheele terras
aan den zuidkant afgeloopen. Toen ze den hoek
van den vleugel omsloegen zagen ze langs het
westerterras een grooten zwaargebouwden man
op hen toe komen. Anthony had Mr. Isaacstein
nog niet gezien en dus bekeek hy hem met de
noodige aandacht.
„Ah, baron," zei Isaacstein. terwyi hy de
groote sigaar, die hy biykbaar pas opgestoken
had, uit zyn mond nam en er heftig mee gesti
culeerde. „Wat een betreurenswaardlge gebeur
tenis!”
„Ja, myn waarde vriend, ja!" riep baron
Lolopretjzyl uit. „Een catastrophe het Is. ons
geheel bouwwerk in puin gevallen Is!"
Anthony liet de heïVen aan hun jeremiaden
over en ging langs het westerterras terug.
Maar opeens bleef hil stilstaan. Boven de ge-
haar handen in elkaar om niet te v« i aden wat
er In haar omging. Wat moest ze antwoorden?
Kon ae dit wel weigeren? Misschien zou hy haar
onmlddeliyk vermoorden, zich wreken, omdat
ze hem niet dankbaar was en geen onderdak gaf.
„Ik weet het nog beter," hernam hy. „UW
dlènstbode Is afwezig, dus is haar kamer vry.
Zou u dat schikken, mevrouw?"
Ik moet toestemmen, meende ze. Ihl ziet er
als een heer uit en hy heeft zich als een gentle
man gedragen. Misschien maak Ik my noodeloos
ongerust, trachtte ze zich moed te geven.
„Dat gaat wel," vond ze. „Ik ben u dank ver
schuldigd Maar eerst zullen wy samen sou-
peeren en een goede flesch oude Bourgogne
drinken.”
Ze rekte den maaltdd en schonk hem telkens
weer zyn glas vol. Mogelyk komt Leentje nog,
hoopte ze Dan ben Ik tenminste niet met hem
alleen In huts. Hoe kom Ik den nacht door?
Naar bed ga ik niet. Geen denken aan.
„Prachtwyn," prees hy en hield den drank,
als een kenner, tegen het licht. „Ik houd van
een stevig glas Bourgogne.”
Weer schonk de gastvrouw in. Er tintelde nu
iets verdachts in haar oogen maar dit bemerkte
hy niet.
De laatste trein was thans het dorp gepas-
isttssssssssssesee
dat afloopèn? Ze luisterde, of hy haar niet na
sloop. Mogelyk stond hy om den hoek der deur
met 'n revolver. Ze hoorde niets. Wat voerde hy
nu uit? Zou hy ook nog de flesch cognac, die ^e
by hem had neergezet, aangesproken hebben?
Dat de radio nu ook was Ingeschakeld. Maar
hy had het gevraagd Hy hield van muziek, be
weerde hy. En elk woord was een gebod voor
haar. Plotseling ging de schel over.
„I^eentjel" Juichte ze Maar onderweg viel het
haar op, dat de meid, die toch een sleutel had,
belde. Ze wierp vlug een blik in de kamer. Haar
reisgenoot scheen In slaap gevallen te zyn. De
cognac flesch lag naast hem op den grond. Ze
onderdrukte een jubelkreet. Haar plan was ge
slaagd.
Weer ging de schel. Even weifelde ze: als er
eens handlangers van hem waren? Voorzichtig
loerde ze door het kykgaatje.
„Wees niet verontrust, mevrouw Herdink.”
fluisterde een stem, „we zyn van de politie. We
zoeken den man. die u vergezeld heeft. Kunt u
ons niet eenlge Inlichtingen verschaffen?"
„Bedoelt u Fred Usters?" vroeg ze onbeschru-
feiyk opgelucht.
,4a."
„Hu is hier. Hy slaapt." zei ze met den vinger
op den mond. „Ik heb hem zooveel wyn en cog
nac laten drinken, als hy verkoos, in de hoop,
dat hy in slaap zou vallen en Ik Jullie kon waar
schuwen
Voorzichtig werd de snurkende boef in een
auto gedragen.
Dotttr
gecotnbin eerden
wyd.
„Dat smaakt," zei Lord Caterham met een
zucht van voldaanheid, terwyi hy zyn glas neer
zette. „Net als ik zooeven al gezegd heb. Ik vind
praten met buitenlanders toch zoo enerveerend.
Zeker omdat ze zoo akelig beleefd zyn. Gaan
Jullie mee? Dezen kant op."
Hy ging zun gasten voor naar de eetzaal. In
de gang hield Virginia, door haar hand even op
zyn arm te leggen. Anthony terug
„Ik. ben voor vandaag met myn goede daad
klaar," vertelde ze hem fluisterend. „Ik heb
t lyk gezien!"
„En?" vroeg Anthony in spanning.
Met het antwoord, dat Virginia hem nu geven
:ou. stond of viel één van zyn theorieën.
a Virginia schudde het hoofd
„U krygt geen gelyk," -fluisterde ze. ,,’t Was
prins Mlchaèl."
zich dicht gedaan had. opende ijis
een klein buffet en haalce een half
„Waar woont u
villa.
„Helhorst" In de Boschlaan.” vulde ze vlug
aan.
„Ja juist. Nu herinner ik het my
„Maar.men komt u wellicht met een
auto afhalen?”
„Neenwantthuis weten ae niets van
mün komst. Ik.... ben niet graag in Menken.
Ik houd niet van het dorpsleven Ik voel my
meer thuis in de stad."
„Dat kan ik me voorstellen. De jeugd houdt
van vermaak en in onze stille streek^is er wei
nig afwisseling. De natuur moet ons boeien en
daarin zit, volgens my. het heerlijke van het
buitenleven. Maar niet iedereen dweept met
bosch en heide
Mevrouw Herdink keuvelde gezellig door en
de reiziger luisterde met gespannen aandacht.
Nu en dan stelde hy een vraag of sprak over
zyn reizen In den vreemde.
„Ik ken zoo weinig van het dorp." beweerde
hy. „Ik kom er niet vaak en ik vrees dus geen
goed geleider voor u te zyn. U zult me moeten
zeggen welke richting ik voor „Heihorst" te
nemen heb
„O. dat komt wel In orde Hoe zou u den weg
in het bosch ook kennen? Uw ouders woiven nog
maar enkele maanden in Menken en als u dan
zoo zelden thuiskomtIk zag u een paar
maal te paard voorby myn woning komen.”
„Paardrijden is myn grootste liefhebbert).”
De trein stopte. De oude dame, geholpen door
haar reisgenoot, stapte uit.
„Wilt u myn arm maar nemen?” vroeg hy.
„Dat is gemakkelyker voor u.”
„.Graag. Dank u Wy moeten dwars het dorp
door, langs de kerk: dan de eerste straat rechts,
waar wy op den grooten weg uitkomen. Daarna
de tweede laan in en de twaalfde villa Is „Hel
horst". U kunt dan langs een zypad „Huize
Richsteln” bereiken.”
„Ja. dit herinner Ik my.”
Na een wandeling van een kwartiertje zei hy:
„Wy zyn er, mevrouw. Ik zie op het witte hek
„Helhorst" vermeld."
„Brandt er ook licht?”
„Alles is donker.”
„Dan Is myn dienstbode niet thuisgekomen en
is haar moeder ernstig ziek, We hadden alge-
sprokert als ér gevaar bestond, dat ze nog enkele
dagen sou blyven."
„Is.... is u niet bang.... zoo alleen.... In
den nacht? En de villa ligt nogal afgezonderd."
„Ik bang? Welnee! In ons dorp denkt nie
mand aan gevaar
Hy ontsloot voor haar de deur en gaf gevolg
aan het verzoek van mevrouw Herdink, om mee
naar binnen te gaan en wat te gebruiken.
De oude dame had nu een ouden bril op
gezet en ontdekte plotseling tot haar grooten
schrik, dat zy zich in den persoon vergist had.
Deze heer leek veel op Roelo' Richsteln. En
opeens wist ze wie h'J was. Fred Usters, de
beruchte dief, wiens ortret In alle kranten ge
staan had en waarop Leentje haar gewezen had
met de opmerking, dat hy zooveel geleek op den
zoon van mynheer en mevrouw Richsteln. Met
kracht moest ze zich Inspannen, om haar zelf-
beheersching te kunnen behouden. Ze streed
tegen een bezwyming. Koelbloedig moest ze bly
ven, niets van haar ontdekki.ig laten merken;
afwachten wat er zou gebeuren. Ja. hy was de
dief. Waarom verzweeg hy anders dat hy niet
op „Huize Richsteln" thuis hoorde? Waarom
zyn vragen over het dorp? Kon ze, zonder zyn
achterdocht te wekken, de politie maar waar
schuwen. Maar dat ging niet. Ze wist zichzelf
te blyven en kon met vriéndelijke stem vragen:
„Zou u uw ouders nog op vinden?"
Toen vertelde hy haar dat hy niet de per
soon was, voor wien ze hem hield.
„Ik was op weg naar een stad." vertelde hy,
„maar daar u my verzocht, uw geleider te wil
len zyn, wilde ik u niet teleurstellen. Myn
kele uren. Elke minuut was kostbaar voor Jan.
„Nee, het spyt me Wim," zei hy. .jnaar Jul
lie zullen het vanmorgen zonder me moeten
stellen
•Dan moet je het zelf maar weten.” ant
woordde Wim schouderophalend. „Als Je nu
altyd een huis-hen wil z|)n. dan is het ook Je
eigen schuld, dat we je niet meer komen vra
gen om mee te gaan. Ik zeg je nogmaals, alen
vogelnaam vind je toch niet. Ik heb gisteren
nog een heel stelletje jongens van myn school
gesproken die ter gelegenheid van de eerste
week van de vacantie een verren fietstocht gin
gen maken, en die hadden ook geen van allen
dien vogelnaam kunnen vinden. Ze hebben al
lemaal de oplossing zonder dien naam inge
stuurd. wart volgens hun. en ook myn over
tuiging. bestaat er zoo’n vogel niet. Dat moet
een vergissing zyn van dengene. die dat raad
sel heeft opgesteld."
Jan kleurde eer'gszins. Daar had je het
weer! Dat opscheppen van Wim over zyn
school. Daar had je altyd de knapste jongens.
D1 e wisten het. en daar konden anderen wel
by gaan bakken. Daarom was Jan ook zoo ge
steld op het winnen van die flets, want de
school In de'stad was wel acht kilometer van
hun dorp verwyderd en Jan z’n moeder kon
het niet bekostigen om Jan buiten het hoo-
gere schoolgeld ook' nog een abonnement op de
bus te verschaffen. Maar als hy een flets had.
dan kon hy er vast en zeker heengaan, en dan
zou hy daar op dié school wel eens laten zien,
dat hl) tegen al die knapperlkken best op
kon!
Wim was naar huis gegaan. Daar vond hy
moeder, die een brief zat te lezen.
„We zullen vanmiddag niet naar de
kunnen gaan naar dat tooneelstukje Wim,”
zei moeder, „want juffrouw Willems komt van
middag Daar heb je toch wel eens van ge
hoord?" voegde ze er aan toe, toen Wim haar
wat verwonderd aankeek.
„Ja. Is dat die oude tante nleé. die vroeger
by vader en oom Henk, die nu dood Is, kin
dermeisje Is geweest? Maar moeder, daar be
hoeven wy toch niet vqor thuis te blyven. Bo
vendien vader is niet thuis. Dan kan ze toch
wel eens komen, als vader er Is.”
Moeder keek even voor zich uit.
„Ze Is al wat oud geworden.” sprak ze. „En
wilde jullie drie vanmiddag graag eens zien.
is vele jaren in het buitenland geweest,
vandaar dat we een heelen tijd niets van haar
gehoord hebben."
„Maar ze zal immers toch nóg wel eens ko
men, hield Wim vol. „Als u nu eens aan tan
te hiernaast zegt, dat we naar de stad moe
ten en haar laat vragen, of die juffrouw Wil
lems bij ons nog eens terugkomt. Dan kan ze
vanmiddag by Tante Truus blyven. Ze heeft
Immers Oom Henk even goed gekend als va
der.”
Hm. ik weet niet, hoe ze dat zal opnemen."
antwoordde moeder, maar na een poosje Het
ze zich door de kinderen overhalen, om
dien middag naar de stad te gaan. Ze
ze ook al zoo lang dat middagje in het
uitzicht gesteld.
Ofschoon het tooneelstuk heel spannend was,
voelde Wim zich niet voldaan. Hy wist, dat
Jan dien middag had willen besteden om al
lerlei beken na te snuffelen om dien vogelnaam
te weten te komen en hykon wel begrypen,
als juffrouw Willems dien mid<4^ kwam, er
voor hem van zoeken niet veel zou komen. Die
Juffrouw Willems was byna potdoof en tante
Truus kon niet zoo hard praten, zoodat hy
steeds zou moeten byspringen, om het gespro
kene «ver te schreeuwen.
Toen Wim en zyn zusjes weer thuis kwa
men. kwam Jan echter enthousiast naar bul
ten gerend.
„Juffrouw Willems is er geweest," riep hy.
„Een aardig mensch jo! En moet je hooren.
Door hAAr ben ik dien vreemden vogelnaam te
weten gekomen."
„Hoe zoo dan?" vroeg Wim verwonderd.
„Nou. ze droeg een heele vreemde broche.
Die had ze van de familie gekregen, waar ze
zoo lang in betrekking is geweest en waarmede
ze zoowat heel Europa doorgezworven heeft
Eerst toen die familie weer naar Zuid Ameri
ka vertrok, wilde ze niet mee. En toen heeft
ze die broche gekregen. Daar stond een vogel
op. met dien naam er onder „JABIRU”, een
Zuid Amerikaansche vogel, ’t Was of ik een
ingeving kreeg. Ik liep direct naar myn kruis
woordraadsel, dat Ik jammer genoeg door het