u&Aaal <mwi De oogst van het voorjaar zijn vriendje Wip VOOR ONZE JEUGD den dag i Een leuke versiering Het kruiswoordraadsel Een spel met bal en stok Vacantie de van Het Geheim zeven Schoorsteenen VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1939 k w. DOOR AGATHA CHRISTIE iiïii De reisgenoot i'llS •«F I JAN VAN OGTRODE. best stad gaan Put kracht uit 4 APPELSTROOP R. Tr. hfl dan M opg£komen, dat hü geen begrUp de noodlgheld." zei de baron o imposant.... HOOFDSTUK XVI THEEVISITE IN DE LEERKAMER 1 (Wocyt vervolgd) v X. iBItl We spelen en ravotten, In ‘t bosch en in het duin. En na een poosje zijn we haast Als nikkertjes zoo bruin! Een prachtige Vlaamsche gaal kwam aan gevlogen Hij maakte een deftige buiging voor Flip en vroeg of hy ook mee mocht eten. Toen Flip toestemming gaf, liep hy al dankend en buigend achteruit. „Watj een keurig opgevoede vogel is dat,” zei Wip tegen Flip. Met de volle overtuiging, dat de eenlge plek, waar Je veilig een gesprek kon voeren, het Hdera, het is vacantie, De school is dicht, hoezee! We brengen als ze weer begint Heel wat gezondheid mee! kokgrvrucfct Ofxx^ai rong«n ze Ze toch had voor- Mevrouw Herdink zorgt er sinds dien avond wel voor altijd een paar reaervebrillen btf toch te hebben. Groote Èoterbloem Van alle kanten kwamen de gevederde dier tjes aangevlogen en ze pikten om het hrrdst, elkander in de haast verdringend, zoodat Flip ze tot de orde moest roepen. Jullie begrijpt, dat die flets by het weekje logeeren In de villa van juffrouw Willems mee ging. en gelukkig. Ook zijn neefje en nichtjes werden gevraagd en die brachten ook hun fiet sen mee. zoodat al direct diezelfde vacantie Jan naar hartelust van zijn prijs, gewonnen door het kruiswoordraadsel, kon genieten! B’t^ seerd. Zou Leen- tje zijn meegeko men? Zenuwach tig bracht me vrouw Herdink de kamer voor haar onwelkomen gast in orde. Hoe zou Dit is een spel voor kinderen, die buiten wo j nen om in de vacantie op een open plek op de hei of In het bosch te spelen. In leder geval ergens, waar je makkelijk de bloempotten, die tot het spel behooren In den grond kunt gra ven. „Precies," zei Anthony. „Ik wou dat Ik de dingen zóó kon zeggen. Zoo gemakkeljjk en zoo Maar om nu door te gaan, em allé verdenking van me af te wentelen, en om dat te kunnen doen, moet Ik alle bijzonderheden weten. En die mémoires-kwestle is heel belang rijk. 1 Kan zijn, dat het In bezit wil’en hebben van de mémoires de directe aanleiding tot deze misdaad geweest Is. Wat vindt u. baron, is dat mogelijk, ja of neen?" Baron Lolopretjzyl aarzelde met antwoorden. schoren haag aan z'n linkerhand, zoodat 't leek, alsof het midden uit het groene bovenvlak kwam steeg een dun rookwolkje omhoog. Hij rechts Hoera het is vacantie De school is dicht, wat fijn> In weken niets te leeren. Zal dat niet heerlijk zijn? -Dat dacht je maar," antwoordde deze „Hij kan anders brutaal genoeg zijn. Als hij kan steelt en rooft hij. net als zijn vriend de ekster. Zelfs eieren rooft hy uit de nesten der andere vogels." midden van het meertje was, sloop Anthony naar de zulderterras-trap terug. Juist, toen hy op de bovenste tree stond, kwam uit het huis het zware, klankryke geluid van een gong en byna gelyktydig verscheen Tredwell op den drempel van een der zydeuren. „De lunch staat klaar, mylord." kondigde hy aan. „Aha! Geen boeken en geen schriften Geen taal, geen enkele som. Die onze pret komt storen. Wie kijkt er nu naar om? Nu mogen we van moeder, Den heelen dag op straat. ToC 's avonds soms het klokje, Al haast acht uren slaat! den heeft, zyn bedoeling was te lezen ze en dan in het vuur te verbranden ze.” „Zoo." zei Anthony. „Maar dat lezen zal 'm niet meegevallen zyn. Ze behoorden niet tot 't soort lichte lectuur, dat je in een half uurtje doorvliegt.'’ „Onder de papieren van myn vermoorden heer zy niet gevonden zyn. Daaruit biykt. dat verbrand zy zyn." „Hm!" zei Anthony. „Daar ben Ik ’t nog niet zoo één. ’twee, drie, mee eens." Een poos lang liep hy zwygend voort: dan keerde hij zich weer tot den Herzo-Slowaakschen edelman naast zich. „Ik stel al die vragen. Baron, omdat ik er persooniyk groot belang by heb, dat deze kwes tie zoo gauw mogeiyk opgelost wordt. Ik behoor namelyk tot de verdachten. En daarom Is het noodlg. absoluut noodlg, dat ik op alle punten myn onschuld bewys. Alleen dan biyft er geen enkele verdenking op my rusten." .Ik „Uw eer vry van smet zy elscht." Mevrouw Herdink kneep haar by ziende oogen byna dicht, om het licht ervan te verscherpen en keek naar den heer, die zoo 'Juist ingestapt was. Als hy nu eens iemand van myn kennis sen was, verzuchtte ze in stilte. Het Is een man. kan ik onderscheiden Maar hoe kom ik te we ten wie hy is? zyn gezicht Is een wiU wazig vlak voor me. Dat Ik nu ook myn bril moet breken Terwijl de trein opnieuw zyn volle vamt'her nomen had. bepeinsde de oude dkme wat ze kon doen om te zien of ze haar reisgenoot soms kende. Hopende op een voorkomendheid, liet ze haar handschoen van haar schoot gltfden en bukte zich om hem op te nemen. Hetgeen ze verwacht had. gebeurde. De reiziger raapte den handschoen op. Hun hoofden kwamen dicht by elkau’. Mevrouw Herdink herkende hem. Hy was een Jongeman, wiens ouders in haar buurt een villa bewoonden „U. meneer Richsteln." zei ze verheugd. „Nu ben Ik uit den brand Tenminste als u zoo goed wilt zyn my er uit te helpen. Ik heb zoo juist myn bril gebroken en daar Ik zeer byziende ben, zit Ik er over te tobben, hoe Ik thula zal komen, daar de wegen In Menken zoo donker zyn. Anders Is Leentje. myn dienstbode, altyd aan het station, maar nu is ze afwezig, omdat haar moeder ziek is geworden. En als Ik myn bril had. was er ook geen bezwaar, maar nu. „Ik zal u graag van dienst zijn, mevrouw," klonk het beschaafd tegenover haar. ook weer? Is het niet op -De opvoeding ®an de - baron "Anthony In. Sowakye dat is" „Een prof, bad t hem niet verbeterd." zei Anthony „Mag Ik vragen, zonder onbescheiden zijn, wie de mémoires op het oogenbllk heeft?” -Als heer tegenover heer." begon de Baron -Buitengewoon vnendelyk," zei Anthony. „Ik b*n nog nooit van m’n leven zoo dikwijls een “eer genoemd ads In de laatste twee maal vier Sn twintig uur." -..Ik vertel: Ik geloof verbrand zy zyn •D gelooft, maar u weet niet, hè?" aZyne hoogheid in zyn eigen bezit ze gehou- W* kijken zoo graag naar de bloemen, maar als de planten eenmaal uitgebloeid zyn, kyken de meeste menschen en kinderen er niét meer naar om. wy willen nu eens anders doen en de morjaarsplanten, die ons met hun mooie bloe men hebben verrast, ook eens In den zomer op zoeken. Als we goed op dén vorm van de blade ren gelet hebben, zal het ons niet moeiiyk val len de dotterbloem (Fig. 1) terug te vinden De dikke, groote bladeren zijn nog even frlsch als in het voorjaar. Maar op de plaats van de bloemen vinden wy nu de wonderiyk gevormde gokervruchten. Die vruchten zyn in een krans geplaatst en openen zich by regenweer, zoodat de zaden er uit géspoeld worden. De boterbloem doet In kleur veel aan de dot terbloem denken. Maar de bladeren zyn heel anders en als we goed kyken, is de kleur van de boterbloem veel lichter geel, die van de dotter wanner, meer naar het oranje toe. De vruchtjes vertoonen veel variatie, al naar de soorten bo terbloemen By alle soorten zijn ze ontstaan uit een klein stampertje met een puntig stempel tje (Flg. 3). Veel van die stampertjes zyn by elkaar geplaatst aan den top van een stengel. Dien top noemt men bloembodem. Heb je In Je buurt een kanaal of een rivier? Dan moet Je eens zoeken of daar de groote boterbloem voor komt (Flg. Die plant herken Je dadeiyk aan zijn bladeren. Die lijken niets op de bladeren van de gewone boterbloemen, ze zyn veel lan ger en smaller en doen, oppervlakkig bekeken, denken aan de bladeren van de gele lisch. De vruchten van de groote boterbloem doen haast denken aan vogeltjes. Misschien, als je goed zoekt, zul je de akkerboterbloem op zandige akkers vinden. Die Is te herkennen aan de vruchtjes, die dicht bezet zyn met stekeltjes en knobbeltjes. Ik moet hierby even aanteekenen, dat de beide laatstgenoemde boterbloemen geen echte voorjaarsplanten zyn, want ze bloeien In Juni en Juli, jjaaj^frja^jpoedig zyn er vruch ten aan te vinaerver^^^^^^MHMIKde groote boterbloem verschillen weinig van die van onze gewone weide boterbloemen, de scherpe boter bloem en de krulpboterbloem. Aardige vruchtjes heeft ook de brem. Dat zijn echte peultjes, net als aan onze erwten en boo- nen. acacia en gouden regen. Denk er goed aan, dat je Je kleine broertjes of zusjes niet met de peultjes van gouden regen laat spelen Die dingen ■Ijn erg vergiftig! Om op de peultjes van de brem terug te ko men, ze zyn nu nog groen, maar, in de vacantie worden ze rtjp en zwart. Dan springen ze op een moolen dag open en hoor je telkens fyn geknet ter. Dan schieten de bremstruiken hyn zaadjes weg, met egp heel wat onschuldiger doel, dan de menschen hun vuurwapens. Brem Is een beetje een wispelturige plant. Hooge elschen stelt hy niet aan den grond, waar hy groeit, mtar ik heb gehoord van menschen die graag een gewone, wilde brem In den tuin wilden TBbben en eenlge malen een struik hadden over gebracht, dat dit zonder succes bleef. Voor het spel heb je noodlg: een wandelstok voor lederen medespeler, ’n ouden tennisbal, vyf oude bloempotten, die in een goed zichtbare kleur van binnen geverfd worden. De bloem potten graaf Je zoo dichtby, of zoo ver afals je zelf leuk vindt, in den grond in. De kunst Is, om in zoo mln mogelyk slagen met den wan delstok den bal in alle bloempotten gehad te len zyn, wilde ik naam is Belters.' „Dat was heel mooi van u. Ik ben u dan ook zeer dankbaar, meneer Belters," glimlachte‘ze. Ze dacht: Wat 'n leugenaar! Hy zag natuuriyk de kans klaar een goeden slag te slaan. Wat moet ik beginnen? Wat moet ik in 's hemels naam beginnen? „Maar.... maar. waar zult u hier op het dorp den nacht kunnen doorbrengen? Het spyt my vreesdij k dat u niet aanstonds gezegd hebt, dat ik my vergiste Nu is u in groote moel- lykheden?" „Waarin ik my zelf gebracht heb, mevrouw. Maar maak u niet bezorgd om my.” „Er is hier geen geschikt hotel." „Dan slaap ik hier wel in een stoel, als u daar niets op tegen hebt?" Haar hart beefde. Haar angst steeg. Ze kneep ..Natuuriyk," „Kom binnen." De volgende drie minuten werden den inhoud van zes fledkclie^ Zooals ik jullie den vorigen keer beloofd heb, zou ik je nog wat moeiiyker figuren geven voor de moderne versiering. Hier is nu een oli fant van opzij en een kat op zijn rug gezien Dit zyn leuke figuurtjes om op een slabbetje of op een vestje van baby te zetten. Over de techniek hoef ik jullie nu^nlets meer te ver tellen. Die weet je Vin* den vorigen keer. Vergeet niet de poes een rooden strik om zyn hals te geven! achter lordship dozyn flesschen te voorschyn. „Praten met buitenlanders maakt me toch altyd zóó dorstig," vertelde hy by wyze van verontschuldiging. „Ik weet niet waarom, maar 't is zoo." Er werd op de deur geklopt. Op het benepen „ja" van den gastheer stak Virginia haar hoofd om de deur. „Ook een cocktail voor my?" vroeg ae. zei Lord Caterham opgelucht. bezoek had moeten laten liggen, en warem pel! Het klopte precies! Wie zou daar ook op gekomen zyn. Ik heb de oplossing direct weg gebracht. Precies nog op tyd. Ja. en dan moet Je verder nooren. Die juffrouw Willems Is heel ryk. Ze heeft van dien Zuid-Amerikaanschen heer een flink vermogen gekregen en bewoont een prachtige villa by Arnhem in de bosschen. We zyn al ultgenoodigd, moeder en ik. om daar een week door te brengen.” Wim stond nog even voor zich uit te ky ken Dien afloop had hy zeker niet verwacht! Dat had hy ook kunnen hebben. Nou Ja. ook zy zouden nog wel eens gevraagd worden, maar dat kruiswoordraadsel, daar kon Jan nog we! eens een buitenkansje aan hebben! En zoo was het ook. Jan was de eenlge. die alle woorden goed had. zoodat hy de gelukkige bezitter van de fiets werd. Een mooi werkje In het begin van de vacantie en voor degenen, die laat vacantie krtlgen reeds au, is te letten op de nog groene peultjes, die een sterke opzwelling vertoon en. Maak je die peulen épatx, .dan vindt Je daar soms een oranjekleurige' larve in. De opawelllngen zyn nameiyk gallen van een galmug. Heb je een goede loupe, dan kun Je rondom de larve schlm- meldraadjes vinden Dat Is geen toeval. Die schimmel vormt voedsel voor het larfje en we staan hier voor een van de grootste wonderen van de natuur, dat van de samenleving van twee levende wezens, waar vermoedelyk belde van profiteeren. De schimmel heeft een- beschut plekje om te groeien, de larve heeft versch voedsel. De eenlge, die er niet van profiteert, la de bremplant. Maar die heeft nog zooveel vruchten,'dat het niet erg is. wanneer er een of zelfs een paar als wiegje voor «alirmggen ge knikt worden. Dachten jullie, dat er van die eenvoudige brempeultjes zooveel te vertellen was? Zoo zyn er nog heel veel dingen In de natuur, waar we zoo maar langs loopen, todat iemand er ons op «Dat. hebben Je kunt voor dit spel zelf van allerlei spel regels bedenken, b.v. speel je met weinig per sonen. dan kun je om de beurt spelen, d.wx. het heele spel om de beurt afmaken. Speel je met veel, dan kan ieder met een eigen bal spe len, ook de slagen tellen natuuriyk. Raak je een ander.‘dan kryg Je een boetepunt. Zoo kun je zelf allerlei manieren bedenken om te spelen: by voorbeeld de bloempotten in verschillende kleuren verven binnenin, en den regel er by maken, dat je van de gele in de groene en dan in de roode moet mikken, enz., maar die gele, groene en roode pot zyn dan niet achter elkaar gezet. verkende het terrein door vlug links en te kyken. Lord Caterham en kapitein Andrassy stonden op den versten hoek van het zuiderterras met den rug naar hem toe. Hy bukte zich, liet zich zakken en drong voorzich tig met zyn hoofd en schouders het haag-ult- elnde binnen. De gedachte, die by het zien van het dunne rookwolkje In hem opgekomen was. bleek juist geweest te zyn. De haag bestond niet uit één breede ry van taxisboomen. maar uit twee, met een doorloop ertusschen. De toegang tot den doorloop was ongeveer op de helft van den langen kant. Met dien aanleg was niets myste rieus bedoeld, maar van den kant van het huis af zou men nooit aan een dergelyke mogeiyk- held gedacht hebben. Anthony keek den doorloop af. Op een afstand van een meter of ^jen van de plek waar hy stond, zag hy een gemakkelyken stoel en In dien gemakkeiyken stoel zat een man met een sigaar in zyn hand. Van de sigaar steeg een dun. yi rookwolkje omhoogde man zelf sliep. „Hm!" mompelde Anthony. „Mr. Hiram Flsh schynt van schaduw te houden. Goed dat Ik 't weet." Vruck v Akkgrbotev - bloews Lunch!" zei Lord Caterham, opeens een en al animo. Op dat oogenbllk schoten er. uit een andere zydeur. twee meisjesfiguurtjes naar buiten. Het waren Dulcle en Daisy, bygenaamd Honkje en Snoekte, de twee Jongere Zusjes van Bundle. Ze begonnen een soort van Indianendans met als accompagnement griezelige kreten en opgewon den gillen. Bundle schoot toe en maakte door drastische maatregelen een einde aan de ver- toonlng. „Waar is mademoiselle?" vroeg ze, toen ze haar zusters onder appél had. „Ze heeft migraine, migraine, migraine!” zong Honkle. „Hoera!" stemde Snoekie opgetogen in. Het was Lord Caterham na vyf minuten hard werken gelukt, het grootste deel van z’n gasten in huls te dryven. Toen Anthony als laatste ook naar binnen wou gaan, voelde hy opeens een hand op z'n arm. „Oa eerst even mee naar m’n studeerkamer." fluisterde z'n gastheA hem toe. „Daar heb ik wat.fyn hoor!" Als een schooljongen die wat ondeugends 'raat uitvoeren, sloop hy de hal door en de gang naar zyn heiligdom In. Toen Anthony de deur De Familie Hogenboom woonde in een land huisje aan de hoofdstraat van het dorp. Er waren drie kinderen. Wim, Rie en Mies. Naast hen woonde hun tante met hun neef Jan. Van zelfsprekend waren de neefjes en nichtjes heel veel by elkaar. Op zekeren morgen kwam Wim Hogenboom by zyn neef Jan binnenvliegen. „Hé Jan, ga je mee?" Toen hy daarna even goed toekeek, zag hy. dat Wim met een kruiswoordraadsel bezig was „Zit je nu nog met dat ding te haspelen?" vroeg Wim. ,/Ja, ik het» 'm byna klaar. Alleep met dat laatste woord zit Ik. Daar kan Ik maar niet opkomen. Een buitenlandsche vogel moet daar ingevuld woeden.” „Ach. die vogel vind je toch niet,” riep Wim uit. „Ga liever met ons mee. We gaan een fy- ne wandeling maken In de duinen. Rie en Mees wilden je ook zoo graag mee hebben." Maar Jan schudde zyn hoofd. Hy had er nu eenmaal zyn zinnen op gezet, dat hy dit kruiswoordraadsel geheel zou oplossen, en dan was hét zyp gewoonte niet, op te geven. En wat ook van veel belang was, als eerste prys was een fiets uitgeloofd! Weliswaar werd het blad, waarin het raadsel stond, veel gelezen, maar Jan wilde toch een kans wagen. Het was een speclasU kruiswoordraadsel met vogels, vlsschen en roofdierennamen. 's Middags precies vier uur was de sluiting van de Inzending, er restten dus nog maaren- „Het eigen Idee van z’n hoogheid het was. En Iemand anders het te laten doen hy niet toestaan.” „Hy heeft 't netjes opgeknapt: dat moet Ik •éggen.” zei Anthony goedkeurend, „t Is geen •ogenblik by me opgfkomen. dat hy geen Rbgelschman was." j van een Engelschen gentle- prins ontvangen heeft." lichtte de „De gewoonte In Herzo- „U zelf ze gelezen heeft?” polste voorzichtig. „Dat 's antwoord genoeg.” zei Anthony glim lachend. „En nu nog dit, baron: Ik vond het niet meer dan biliyk dat ik 't u vooruit laat weten en daarom zeg ik u by dezen, dat het nog steeds m’n plan is. het bewuste manuscript de volgende week Woensdag. 13 October dus, aan den uitgever af te leveren," Baron Lolopretjzyl staarde hein aan. „Maar, u ze niet langer toch heeft?” „Volgende week Woensdag heb ik' gezegd, t Is vandaag Vrydag. Ik heb dus nog vyf dagen om" dat manuscript terug te krygen." „Maar als verbrand het is?" „Ik geloof niet, dat 't verbrand is. Daar heb ik m’n reden voor.” Onder het praten waren ze het geheele terras aan den zuidkant afgeloopen. Toen ze den hoek van den vleugel omsloegen zagen ze langs het westerterras een grooten zwaargebouwden man op hen toe komen. Anthony had Mr. Isaacstein nog niet gezien en dus bekeek hy hem met de noodige aandacht. „Ah, baron," zei Isaacstein. terwyi hy de groote sigaar, die hy biykbaar pas opgestoken had, uit zyn mond nam en er heftig mee gesti culeerde. „Wat een betreurenswaardlge gebeur tenis!” „Ja, myn waarde vriend, ja!" riep baron Lolopretjzyl uit. „Een catastrophe het Is. ons geheel bouwwerk in puin gevallen Is!" Anthony liet de heïVen aan hun jeremiaden over en ging langs het westerterras terug. Maar opeens bleef hil stilstaan. Boven de ge- haar handen in elkaar om niet te v« i aden wat er In haar omging. Wat moest ze antwoorden? Kon ae dit wel weigeren? Misschien zou hy haar onmlddeliyk vermoorden, zich wreken, omdat ze hem niet dankbaar was en geen onderdak gaf. „Ik weet het nog beter," hernam hy. „UW dlènstbode Is afwezig, dus is haar kamer vry. Zou u dat schikken, mevrouw?" Ik moet toestemmen, meende ze. Ihl ziet er als een heer uit en hy heeft zich als een gentle man gedragen. Misschien maak Ik my noodeloos ongerust, trachtte ze zich moed te geven. „Dat gaat wel," vond ze. „Ik ben u dank ver schuldigd Maar eerst zullen wy samen sou- peeren en een goede flesch oude Bourgogne drinken.” Ze rekte den maaltdd en schonk hem telkens weer zyn glas vol. Mogelyk komt Leentje nog, hoopte ze Dan ben Ik tenminste niet met hem alleen In huts. Hoe kom Ik den nacht door? Naar bed ga ik niet. Geen denken aan. „Prachtwyn," prees hy en hield den drank, als een kenner, tegen het licht. „Ik houd van een stevig glas Bourgogne.” Weer schonk de gastvrouw in. Er tintelde nu iets verdachts in haar oogen maar dit bemerkte hy niet. De laatste trein was thans het dorp gepas- isttssssssssssesee dat afloopèn? Ze luisterde, of hy haar niet na sloop. Mogelyk stond hy om den hoek der deur met 'n revolver. Ze hoorde niets. Wat voerde hy nu uit? Zou hy ook nog de flesch cognac, die ^e by hem had neergezet, aangesproken hebben? Dat de radio nu ook was Ingeschakeld. Maar hy had het gevraagd Hy hield van muziek, be weerde hy. En elk woord was een gebod voor haar. Plotseling ging de schel over. „I^eentjel" Juichte ze Maar onderweg viel het haar op, dat de meid, die toch een sleutel had, belde. Ze wierp vlug een blik in de kamer. Haar reisgenoot scheen In slaap gevallen te zyn. De cognac flesch lag naast hem op den grond. Ze onderdrukte een jubelkreet. Haar plan was ge slaagd. Weer ging de schel. Even weifelde ze: als er eens handlangers van hem waren? Voorzichtig loerde ze door het kykgaatje. „Wees niet verontrust, mevrouw Herdink.” fluisterde een stem, „we zyn van de politie. We zoeken den man. die u vergezeld heeft. Kunt u ons niet eenlge Inlichtingen verschaffen?" „Bedoelt u Fred Usters?" vroeg ze onbeschru- feiyk opgelucht. ,4a." „Hu is hier. Hy slaapt." zei ze met den vinger op den mond. „Ik heb hem zooveel wyn en cog nac laten drinken, als hy verkoos, in de hoop, dat hy in slaap zou vallen en Ik Jullie kon waar schuwen Voorzichtig werd de snurkende boef in een auto gedragen. Dotttr gecotnbin eerden wyd. „Dat smaakt," zei Lord Caterham met een zucht van voldaanheid, terwyi hy zyn glas neer zette. „Net als ik zooeven al gezegd heb. Ik vind praten met buitenlanders toch zoo enerveerend. Zeker omdat ze zoo akelig beleefd zyn. Gaan Jullie mee? Dezen kant op." Hy ging zun gasten voor naar de eetzaal. In de gang hield Virginia, door haar hand even op zyn arm te leggen. Anthony terug „Ik. ben voor vandaag met myn goede daad klaar," vertelde ze hem fluisterend. „Ik heb t lyk gezien!" „En?" vroeg Anthony in spanning. Met het antwoord, dat Virginia hem nu geven :ou. stond of viel één van zyn theorieën. a Virginia schudde het hoofd „U krygt geen gelyk," -fluisterde ze. ,,’t Was prins Mlchaèl." zich dicht gedaan had. opende ijis een klein buffet en haalce een half „Waar woont u villa. „Helhorst" In de Boschlaan.” vulde ze vlug aan. „Ja juist. Nu herinner ik het my „Maar.men komt u wellicht met een auto afhalen?” „Neenwantthuis weten ae niets van mün komst. Ik.... ben niet graag in Menken. Ik houd niet van het dorpsleven Ik voel my meer thuis in de stad." „Dat kan ik me voorstellen. De jeugd houdt van vermaak en in onze stille streek^is er wei nig afwisseling. De natuur moet ons boeien en daarin zit, volgens my. het heerlijke van het buitenleven. Maar niet iedereen dweept met bosch en heide Mevrouw Herdink keuvelde gezellig door en de reiziger luisterde met gespannen aandacht. Nu en dan stelde hy een vraag of sprak over zyn reizen In den vreemde. „Ik ken zoo weinig van het dorp." beweerde hy. „Ik kom er niet vaak en ik vrees dus geen goed geleider voor u te zyn. U zult me moeten zeggen welke richting ik voor „Heihorst" te nemen heb „O. dat komt wel In orde Hoe zou u den weg in het bosch ook kennen? Uw ouders woiven nog maar enkele maanden in Menken en als u dan zoo zelden thuiskomtIk zag u een paar maal te paard voorby myn woning komen.” „Paardrijden is myn grootste liefhebbert).” De trein stopte. De oude dame, geholpen door haar reisgenoot, stapte uit. „Wilt u myn arm maar nemen?” vroeg hy. „Dat is gemakkelyker voor u.” „.Graag. Dank u Wy moeten dwars het dorp door, langs de kerk: dan de eerste straat rechts, waar wy op den grooten weg uitkomen. Daarna de tweede laan in en de twaalfde villa Is „Hel horst". U kunt dan langs een zypad „Huize Richsteln” bereiken.” „Ja. dit herinner Ik my.” Na een wandeling van een kwartiertje zei hy: „Wy zyn er, mevrouw. Ik zie op het witte hek „Helhorst" vermeld." „Brandt er ook licht?” „Alles is donker.” „Dan Is myn dienstbode niet thuisgekomen en is haar moeder ernstig ziek, We hadden alge- sprokert als ér gevaar bestond, dat ze nog enkele dagen sou blyven." „Is.... is u niet bang.... zoo alleen.... In den nacht? En de villa ligt nogal afgezonderd." „Ik bang? Welnee! In ons dorp denkt nie mand aan gevaar Hy ontsloot voor haar de deur en gaf gevolg aan het verzoek van mevrouw Herdink, om mee naar binnen te gaan en wat te gebruiken. De oude dame had nu een ouden bril op gezet en ontdekte plotseling tot haar grooten schrik, dat zy zich in den persoon vergist had. Deze heer leek veel op Roelo' Richsteln. En opeens wist ze wie h'J was. Fred Usters, de beruchte dief, wiens ortret In alle kranten ge staan had en waarop Leentje haar gewezen had met de opmerking, dat hy zooveel geleek op den zoon van mynheer en mevrouw Richsteln. Met kracht moest ze zich Inspannen, om haar zelf- beheersching te kunnen behouden. Ze streed tegen een bezwyming. Koelbloedig moest ze bly ven, niets van haar ontdekki.ig laten merken; afwachten wat er zou gebeuren. Ja. hy was de dief. Waarom verzweeg hy anders dat hy niet op „Huize Richsteln" thuis hoorde? Waarom zyn vragen over het dorp? Kon ze, zonder zyn achterdocht te wekken, de politie maar waar schuwen. Maar dat ging niet. Ze wist zichzelf te blyven en kon met vriéndelijke stem vragen: „Zou u uw ouders nog op vinden?" Toen vertelde hy haar dat hy niet de per soon was, voor wien ze hem hield. „Ik was op weg naar een stad." vertelde hy, „maar daar u my verzocht, uw geleider te wil len zyn, wilde ik u niet teleurstellen. Myn kele uren. Elke minuut was kostbaar voor Jan. „Nee, het spyt me Wim," zei hy. .jnaar Jul lie zullen het vanmorgen zonder me moeten stellen •Dan moet je het zelf maar weten.” ant woordde Wim schouderophalend. „Als Je nu altyd een huis-hen wil z|)n. dan is het ook Je eigen schuld, dat we je niet meer komen vra gen om mee te gaan. Ik zeg je nogmaals, alen vogelnaam vind je toch niet. Ik heb gisteren nog een heel stelletje jongens van myn school gesproken die ter gelegenheid van de eerste week van de vacantie een verren fietstocht gin gen maken, en die hadden ook geen van allen dien vogelnaam kunnen vinden. Ze hebben al lemaal de oplossing zonder dien naam inge stuurd. wart volgens hun. en ook myn over tuiging. bestaat er zoo’n vogel niet. Dat moet een vergissing zyn van dengene. die dat raad sel heeft opgesteld." Jan kleurde eer'gszins. Daar had je het weer! Dat opscheppen van Wim over zyn school. Daar had je altyd de knapste jongens. D1 e wisten het. en daar konden anderen wel by gaan bakken. Daarom was Jan ook zoo ge steld op het winnen van die flets, want de school In de'stad was wel acht kilometer van hun dorp verwyderd en Jan z’n moeder kon het niet bekostigen om Jan buiten het hoo- gere schoolgeld ook' nog een abonnement op de bus te verschaffen. Maar als hy een flets had. dan kon hy er vast en zeker heengaan, en dan zou hy daar op dié school wel eens laten zien, dat hl) tegen al die knapperlkken best op kon! Wim was naar huis gegaan. Daar vond hy moeder, die een brief zat te lezen. „We zullen vanmiddag niet naar de kunnen gaan naar dat tooneelstukje Wim,” zei moeder, „want juffrouw Willems komt van middag Daar heb je toch wel eens van ge hoord?" voegde ze er aan toe, toen Wim haar wat verwonderd aankeek. „Ja. Is dat die oude tante nleé. die vroeger by vader en oom Henk, die nu dood Is, kin dermeisje Is geweest? Maar moeder, daar be hoeven wy toch niet vqor thuis te blyven. Bo vendien vader is niet thuis. Dan kan ze toch wel eens komen, als vader er Is.” Moeder keek even voor zich uit. „Ze Is al wat oud geworden.” sprak ze. „En wilde jullie drie vanmiddag graag eens zien. is vele jaren in het buitenland geweest, vandaar dat we een heelen tijd niets van haar gehoord hebben." „Maar ze zal immers toch nóg wel eens ko men, hield Wim vol. „Als u nu eens aan tan te hiernaast zegt, dat we naar de stad moe ten en haar laat vragen, of die juffrouw Wil lems bij ons nog eens terugkomt. Dan kan ze vanmiddag by Tante Truus blyven. Ze heeft Immers Oom Henk even goed gekend als va der.” Hm. ik weet niet, hoe ze dat zal opnemen." antwoordde moeder, maar na een poosje Het ze zich door de kinderen overhalen, om dien middag naar de stad te gaan. Ze ze ook al zoo lang dat middagje in het uitzicht gesteld. Ofschoon het tooneelstuk heel spannend was, voelde Wim zich niet voldaan. Hy wist, dat Jan dien middag had willen besteden om al lerlei beken na te snuffelen om dien vogelnaam te weten te komen en hykon wel begrypen, als juffrouw Willems dien mid<4^ kwam, er voor hem van zoeken niet veel zou komen. Die Juffrouw Willems was byna potdoof en tante Truus kon niet zoo hard praten, zoodat hy steeds zou moeten byspringen, om het gespro kene «ver te schreeuwen. Toen Wim en zyn zusjes weer thuis kwa men. kwam Jan echter enthousiast naar bul ten gerend. „Juffrouw Willems is er geweest," riep hy. „Een aardig mensch jo! En moet je hooren. Door hAAr ben ik dien vreemden vogelnaam te weten gekomen." „Hoe zoo dan?" vroeg Wim verwonderd. „Nou. ze droeg een heele vreemde broche. Die had ze van de familie gekregen, waar ze zoo lang in betrekking is geweest en waarmede ze zoowat heel Europa doorgezworven heeft Eerst toen die familie weer naar Zuid Ameri ka vertrok, wilde ze niet mee. En toen heeft ze die broche gekregen. Daar stond een vogel op. met dien naam er onder „JABIRU”, een Zuid Amerikaansche vogel, ’t Was of ik een ingeving kreeg. Ik liep direct naar myn kruis woordraadsel, dat Ik jammer genoeg door het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 13