EEN STERRENREGEN
<Kitu&fiaal uanden dag
Liefde
t eerste gezicht
op
Cherubini
en
Wagner
Jaarlijkse he sterren
val in de Perseïden
2
in den kelder
Irene
Anno
JO
BRABANTSCHE BRIEVEN
o
Nolleke heeft
zijn bekomst Dan
er
dit: Quadragesima
De moord
i
i
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939
ii
SI
A
1H
9
„Je...
eh.
„Ze
vroeg
ULVENHOUT, 10 Augustus 1939
Amico.
KÜ
t
Zijde T hult?
1
t
Daarop vroeg hü aan Flip en Wip ot ze belden
zin hadden om mee te gaan naar zün paleis.
Het lag wel erg hoog, maar hü kon belden met
gemak dragen, als ze maar niet bang waren om
zoo hoog meegevoerd te worden.
Ik
allee,
leke..
kz
he
Sfl
10
Wl
nc
wi
A
fen
Bit
tan
ken
pan
dra
hee
in 1
Jap
besl
ten
dan
t<H
tten
bev
aut
ma
der
ODT
nie'
ion
spr
dei
het
vei
hir
De
het
rechi
□ing
lood
Een i
trens
eidei
=och
ten i
1
Kt
Cb
vai
ple
Tsj
tul
Ch
2
Cb
tot
Vo<
H vi
echtp
gens
ach te
In
jonge
De
voorh
1icier
een
kome
doodt
niet i
dat l
ipr.
Het
dat d
tie vi
tang
kind,
den li
een i
ucht
tot r
aange
De
dat d
tnerkl
tprek
De
eisch
geniss
De
de m
ouder
een v
t. v
DRE
Daarop vertelde de adelaar waarom de kraaien
zoo opstandig tegen zijn regeering waren Het
was alle.' de schuld van dien grooten ouden kraal,
die hen alien opgestookt had, zoodat ze zijn ge
zag niet meer wilden erkennen.
Jan Verrind, dat
de smid den gan
seden dag in zijn
woning bleef. De
melkboer was er
geweest, de bakker
en nog een paar
Richard Wagner heeft de zwaarste en ellen
digste jaren van zijn leven doorgebracht in
Parijs, dat voor hem toen niet de „ville lu-
mlère” werd, maar een oord van schaduw en
dieper donker. Langen tijd zou het nog duren,
voordat Parijs aan de voeten van den meester
lag.
Indertijd was Maurice Lefèvre dlrecteur-ge-
Dcraal van de Académie Nationale de Musique.
HU heeft veel onbekends verteld uit het leven
van den jongen Wagner. Een aardige vertel
ling is de affaire van Wagner met den toen-
maligen directeur van het Conservatoire Na-’
tionale. den Itallaanschen componist Cherubini.
de volken in de geschiedenis tallooze malen
de hoop op het onUuiken van een tijdperk
van vrede en welstand vastgeknoópt. In
den naam van Prinses Irene is ook de hoop
van ons vredelievend volk aan de blijde
gebeurtenis van haar geboorte verbonden.
Moge de kleine Prinses, zooals haar vor
stelijke ouders het wenschten, Inderdaad
een lieflijke bode van den vrede zijn; moge
zij een vrediger tijd tegemoet groeien en
de hoop, die in haar naam is uitgedrukt,
vervuld zien.
Maar 's middags, om ’n uur of drie, begoot
Nol zenuwachtig te worden. Telkens keek ie op
zfjnen horloge, veegde 't zweet uit den rand van
zijnen hoed en gong nie meer in op de bakken
van den Blaauwe. We zouden 'n stukake gaan
eten onder den toren „In Den Loeren Onmer”,
'n vast adreske; maar den Nol gaf daar gin
asem op
Eindelijk kwam ’t hooge woord eruit: .Man
nen,” zee-t-ie: „Kek nsl t Is nie veur ’t een
den wentelenden mergenduister tikken, die daar
schemerde deur 't vierkante bovenlicht van de
buitendeur naar den erf
Toen gong den langzamen. breejen pas van
den langbeenigen Blaauwe langs m'n deur. Heel
fijntjes rook ik den smoor van z'n eerste pijp.
En als ik 'n paar minuten later m'n schoenen
pakte veur m'n deur, kwam ie sjuust Verom.
Lijk 'nen steert hongen z'n broeksgalgen achter
'm aan te slierten, 'n Naauw. dun borstrokske
sloot als 'n handschoen om z'n knoestige ribben
kast. Gewasschen had ie al gedaan en dus piek
ten z'n rosse stekels sjuust zoo fel uit z'nen kop
al de punten uit 'nen kastanje^ast. Z'n steenen
mergenpepke stonk over den gang als 'nen bran
denden mesthoop over den akker!
Ik zee„ge zjjt vroeg aan den kuier, Blaauwe?”
„Ja. Dré, we motten onzen tjjd nie verslapen:
daar is vandaag nog wel iets te beleven: witte
dat g'oew flanel achterstevoren aan hebt de
knoopkes zitten op oewen rug.”
„Vrek ja, ik docht al, wat trekt 1 onder
de ermen.
„Oew schel zit netjes,” zee-t-le toen en hü
kletste op m'nen kalen kop. terwijl ik me bukte
veur m'n schoenen.
Als ik ‘n kwartierke later benejen kwam, veur
1 ontbijt, was ik den leste.
„Tc Staal er van complex zooveul tjjd has gij
noodig ebt veur oew twelet," zee den Fielp.
„Mergen, Jaan.” antwoordde-n-lk, want hum
had Ik nog nie gezien vandaag: „goed getukt?”
„As 'nen marmot, Dré! Gjj ook?”
En toen, amlco, toen klonk 'n bekende stem
daar bij den Ingank achter 'n tochtschot Je
„Ahwel, garcon. vertel me ’nen keer. Is dat Ul-
venhoutschc uitvaagsel al uit z'n nest?"
Komt een komeet, die meestal zeer Ijl is, in
de nabijheid van de zon, dan wordt er vaak
een z.g. staart uitgetrokken, niet zooals men
volgens de aantrekkingskracht zou mogen ver
wachten, In de richting van de zon. maar deze
staart is juist van de zon af gericht. Men ver
klaart het ontstaan van een kometen-,.staart”
nu als volgt: komt een komeet in de nabijheid
van de zon of ander lichtend hemellichaam,
dan oefenen de lichtstralen een afstootend»
werking uit op de fijne stofdeeltjes, waaruit de
komeet bestaat. De druk, uitgeoefend door d»
lichtstralen op de stofdeeltjes, heet de stra
lingsdruk.
De uitgestroomde stofdeeltjes, die zich in den
kometenstaart bevinden, blijven het oorspron
kelijke dichtere deel van de komeet, den z.g.
kop of kern, volgen. Komen de stofdeeltjes ech
ter binnen het bereik van de aantrekkingskracht
„De Tijd” schrijft:
n de keuze van de namen, die de beide
kleine Oranje-prinsessen dragen, heeft
het Kroonprinselijk echtpaar zich een
ruime mate van vrijheid voorbehouden
tegenover historische precedenten en zich
op zinrijke wijze geïnspireerd op het heden
op de beteekenis dus, die het feit zelf van
de blijde geboorte der Jonge Prinsessen voor
het Koninklijk huis en voor wis volk had en
heeft.
In den naam Beatrix, zij die gelukkig
maakt, vertolkte zigh de blijdschap over
den zegen van die eerste blijde geboprte,
den nieuwen bloei van ons aloude vorsten
huis en de hoopvolle jeugdbeiofte, die
daarvan over ons gansche nationale leven
uitstraalde.
In den eersten naam van prinses Irepe,
die „vrede” beteekent, spreekt zich het in
nige verlangen uit, dat heden alle goed
willende menschen bezielt en in alle harten
de opperste plaats heeft: het verlangen
naar vrede, de hoop, dat de dreigende ra
zernij van blind-vernielend geweld nog van
onze wereld en van ons volk moge worden
afgekeerd en, dat de teere bloem van den
vrede, oorsprong én samenvatting van alle
menschelljk geluk, moge gespaard blijven
en opnieuw haar edelen luister ontvouwen.
Door Hun kind met dezen zachten en
zinrijken naam te benoemen, hebben de
prinselijke ouders aan de nieuwgeborene
een blijvende herinnering meegegeven aan
de donkere dagen, waarin het Prinsesje ter
wereld kwam, maar haar ook een bijzondere
plaats verzekerd in het hart van het volk
dat haar als een lieflijke kleine vredebode
ziet verschijnen. Zoo verzinnebeeldt deze
naam den hartewensch, dien de wereld
koestert op het oogenblik, waarop de prin
selijke nieuwgeborene die wereld intrad.
De gelukkige geboorte van een kind is op
zichzelf de blijdste tegenstelling van den
menschenverslindenden oorlog, en aan de
geboorte van een prins of prinses hebben
Wij waren er efkes stil van. Ondanks den
„Vlaamschen tongval".... dat moest toch Nol-
leke Gommen zijn!
„Aja. menier, de Ulvenhoitsche gasten zaain
aan tafel, zulle!”
Wij mokten daljjk al. op ons nuchtere maag,
'n eigenaardige beurt bjj de andere gasten in
de eetzaal.
Maar daar wks Nolleke. Allebei z'n knuistekes
in de broekzakken, den buik vooruit, den bol
hoed op één oor, 'nen boekee viooltjes in z'n
knoopsgat en in 'nen wolk van parfum, zoo
stond ie, mee 'ngekleurd sigaretje In z'nen
kop, aan onze tafel.
En 't eerste wat den Fielp. na 'n minachtend
zwijgen, zeggen kost, was: „Ik staal complex!"
Vaderlijk bedroefd, hautain, zoo zagen z’n oogen
neer op dat boemel-NoIleke, wiens schuine
hoeike 'n handbridte boven de tafel uit bolde.
Den Jaan. deur z'n Tonla <en vroeger deur z’n
Kee» ’n heel leven lang zoo strak gehouwen
aan strengende kabeltouwen van fatsoen, z'n
snorreborstels omlaag, zette ze dan in de hoogte
en vroeg schor: „Hoe hlet ze. Nol?”
.Angeliek,” zee Nolleke dapper. Dan goolde-
n-le fier zijnen bolhoed naar z’n ander oor, rook
'ns aan den knoopsgatboekee en deelde toen
manhaftig mede: „Ze Is wel dertig jaar jonger
dan Ik. maar Ik denk er sterk over, om te trou
wen!" Roets den hoed achterover. „En as guilie
véul praat mokt, dan gajl ik al nlemeer verom
ook naar Ulvenhout!” Garoon! 'Nen dejeuner
veur mij, vite! Ik val om van den honger!”
„Hij begint hier al aardig wortel te schieten,”
zee den Blaauwe zoo langs z’n neus weg:
„Maar.Nol. wjj komen op de bruiloft, horre!”
„Daar mot ik nog ’ns over denken," peinsde
Het heele dorp wist, dat Peer Rleters een
erfenis kreeg, maar wanneer hü deze zou ont
vangen, interesseerde alleen een paar boeven
die daar woonden.
Peer Rleters was smid, maar hij werkte niet
veel meer, omdat zijn ouderdom hem dit ver
hinderde. Hfj woonde alleen en scharrelde zijn
eigen potje.
Jan Verrind en Willem Güsmans. voor de
politie geen onbekenden, hadden al lang met
elkaar afgesproken, dat, zoodra Peer zijn erfe
nis ontvangen zou hebben, zij er-beslag op zou
den leggen. Jan woonde tegenover den smid en
besteedde zün tijd om te zien, wie bij Peer
Rieters in- en uitging. Dit met het oog op de
erfenis, die eiken dag komen kon. En zoo zag
hij op een morgen dat de post een groote gele
enveloppe bestelde, waarop een menigte roode
lak was aangebracht. „De buit is er?” meldde
hU zijn handlanger. „Nu nog kijken, of Peer zijn
huis niet verlaat, om zijn geld weg te brengen.
De brievenbesteller heeft zeker een goede fooi
gekregen,” meende de boef, „want Peer heeft
hem binnengevraagd.”
Het was nu hun eenlge zorg, dat de oude smid
zijn geld zou wegbrengen, want op klaarlichten
dag konden zij ónmogelijk den man het geld
afhandig maken. Wel zou het niemand opval
len. dat Jan of Willem een praatje bij hem gin
gen maken, want dit gebeurde wel eens, als hjj
in zijn smidse aan het knutselen was.
De boeven hadden samen alles goed over
wogen Dien avond zouden ze aan den achter
kant het huisje binnendringen, den man een
prop in den mond duwen en hem in den kelder,
om de buren niet wakker te maken, vermoorden.
Veel gevaar was daar wel niet voor, want het
buis was omringd door een tuin, maar men
moest m»t alles rekening houden, voor alles op
zijn hoede zijn en alle voorzorgsmaatregelen
nemen, om geen achterdocht te wekken. Zoo
zouden ze den ouden man ook met zijn eigen
moker een slag op zijn hoofd toebrengen, dan
hoefden ze zelf geen voorwerp mee te nemen,
om hun daad te /bedrijven.
De twee bandieten hadden, volgens hun mee
rling, alles goed voorzien en geregeld. Ze zou
den ook vooral zorg dragen geen voet- en vin
gerdrukken na te laten.
Belden zaten dikwijls verdiept in detectieven-
verhalen en namen een voorbeeld aan de vele
daarin voorkomende bedreven moorden, onder-
Pius XI schetst hier den overgang
van het kapitalisme der vrije concur
rentie naar het kapitalisme der con
cerns en kartels. Het eigendomsrecht
behoort meestal aan juridische perso
nen, terwijl de werkelijke macht
steeds wordt uitgeoefend door phy-
sieke persoonlijkheid, d.wz. door
menschen. De hoogste graad van
overheerschlng wordt volgens den
Heiligen Vader in het economisch
leven bereikt in het financieel kapita
lisme, d.wx. de ondernemingen wer
ken met credieten, hun door financl-
eele instellingen verleend.
(Von Nell Breuning)
of 1 ander, maar ik heb vanmiddag nog 'n af-
sprokske mee.... mee.... eh.... Angelleke.
Guilie zfjt eigens ook getrouwd.... ge.... ge-
wltterallesvan
En weer moest den Help verklaren dat ie
..finaal complex” stond.
.Maar waarom!” vond den Blaauwe: ..As t
nou toch meenens is Help?”
„Méé..nens.
„Waarom nie? Liefde op 't eerste gezicht is
toch _nle alleen uitgevonden veur jou, Fielp?”
„Veur mijn....?” vroeg den bakker. „Wat
ebben hlkke en m'n Kee mee zo'nen honzin te
schaften?”
.Nou ja..." dee den Blaauwe kleintjes: „Ik
heb alm hooren zeg ge n. dat gij en Kee
verliefd wierden op den eigensten oogenblik dat
guilie malkaar veur 't eerst zaagt, nou veertig
jaren gele jen.”
„Zóó lank kan k nie hontouwen,” bromde
den Help.
„Da's wat anders,” treiterde den Blaauwe
deur: „Maar daarmee stond toch weer veur den
zooveulsten keer vast, dat de „wielde bwlnd is,
Flewp." Maar wtjer kwam deus .schoonheids-
beschouWing” nie, want Ineens viel ons op hoe
den Jaan. mee zijnen ouwen, scherpen veldwach-
tersbllk .Jets" op heeterdaad zat te betrappen,
daar wijer den Boulevard op, tusschen de Zon-
dagsdrukte! Ook Nolleke, stil en bleek, zat te
turen, te turen mee ’n ongeloovig gezicht, den
mond open, de oogen groot en vol doffe ver
rassing.
keek denzelfden kant ns op en....
was dat....? Ja, ’t wis; want Nol-
..I
Ook den Fielp begost belang te stellen.
„Eh eh.... hik.... kik....”
„Staal complex,” vulde den Blaauwe aan, die
mee z’n scherpe zwemoogskes al rap de zaak
bekeken had en herkend.
Ik stootte gaauw den Jaan aan beduidde 'm
te zwijgen. Den Fielp knikte langzaam, mee
knippende, goedkeurende oogen. We zouden
zwijgen. Allemaal. En in ’n stilte van vijf plech
tige, dramatische minuten, achter vjjf pinten
bok wij, kwam daar veurbjj gekuierd: Angélique
mee...* ’nen soortement van Maurice Cheval-
lier aan den arm En dat ..Maurice" gin broer
of neef was van den Nol z’n „aanstaande", dat
kost 'n kind wel zien!
I
angstig en oevena zat wagner op den rand
van den hem aangeboden stoel, terwijl de mach
tige den brief bekeek en de zegels verbrak. Op
dit beslissende moment stormde een regisseur
het kabinet binnen en brulde: „U moet direct
komen, meneer de directeur, de tenor en de
bas z(jn slaags geraakt!” De directeur smeet
Cherubini’s brief woedend op tafel en riep:
„Pardon meneer, een moment!” en rende naar
zijn boksende heldenzangers.
Wagner was alleen. HU tuurde lang naar den
brief, welke op tafel lag, naar het document
van Cherubini, dat hij op den langen weg zoo
behoedzaam aan zijn gejaagd hart had gedra
gen. zjjn eenlgen troost in de zware dagen, toen
hU bUna verhongerde. Nu lag die brief daar
voor hem open op tafel. HU aarzelde, maar kon
de bekoring niet weerstaan, greep den brief en
las: .Beste Vriend, met dezen brief zend ik je
een afschuwelUken vent, dien ik mU niet van
het lUf kan houden. Neem mU niet kwalijk,
maar ik kan niet anders, de kerel maakt het
mU té lastig. Ik hoop, dat U mUn protégé
gauwer zal kwUt raken."
Toen de directeur na temming van zün wild
geworden artisten terug kwam, vond hü zUn
bureau leeg, de deur wagenwUd open en op
tafel alleen nog maar een opengescheurde
leege enveloppe.
(,U liuucnc "UIA,*
„Weet k nie. k Staal heigens nog in m'nen
nachtpon. ZUde T hult? Hover 'n alf huur
hontbUt!”
'k Wou nog vragen hoe 't mee 't weer gesteld
was. als ik *4)0 bloote voeten al hoorde weg-
klipperen over 't zeil in den smallen logements-
gang.
Oem, halfzeuven. Trui lag nou ook wakker.
Dré m en den Eeker waren al op. Palijk zou
Stoffers luien veur d’ eerste mis en ik wist, hoe
die twee mannekes. mee luisterende ooren, daar
in den grijzen mergen zich zwijgend stonden
aan te kleejen veur den kerkgank. Hoe Trui,
mee 'n rooi slaapgezicht en toegeknepen oogen.
daar in de bedstee te oorenspitsen lag of de
Jongemannen wel genogt ópschoten, om op tUd
gereed te zUn. Ja, ik hóórde m'n steertklok op
Nolleke hardop: „Angeliek is van goeie familie;
heur «ader was kernèl, gevallen bU Verdun, in
veertien!” En hU rookte aan z’n gekleurd siga
retje lUk ’nen kroonprins, zoo fier!
„Ebt ge hal kennis gemokt mee oew haan-
staande schoonmama, de kemèlsweduwe, deu-
zen.... nacht?” vroeg den Help „bedroefd.”
„Toen den kernèl sneuvelde, was de weduwe
al dood,” zee Nol ingewikkeld.
„Ik ben ook ’nen weesjongen, dus Angeliek
en mU staat niks In den weg.”
„Wit ze dat JU zestig zUt?” vroeg den Jaan.
schat me negenenveertig," antwoordde
Nolleke droog.
„En gjj hebt ze zoo wijs gelaten
den Jaan.
„Allicht! 'Nen man is zoo jonk as ie z'n eigen
voelt.”
Daar was den kellner mee 't servies veur den
Nol.
„Zet daar maar neer," wees den Help op "n
tafeltje achter ons....! Nou stond Nolleke....
„complex”. Maar hij liet 't nie merken (dacht
ie!) en gong breeduit zitten. Toen zee den Help
geringschattend en mee „bedroefde” stem: ,Jk
zou maar 'n slabbeke veurdoen. Nol, handers
morst ge hop den boekee.”
.Borst maar.” zee Nol.
.Hook smakelijk gebruik,” wenschte den Help.
’t Wierd ’n leutig ontbUt waarbU 't gesprek
tusschen vader Help en T wonderkind Nolleke
ruggelings wierd voortgezet
.Bolleke?"
„Ja. pa?”
„Ebt g'oew tandjes gepoetst?”
„Die heeft ie bU zijn Angellekske laten liggen,”
zee den Blaauwe.
Maar Nolleke was nie kwaad te krijgen! HU
trok 'n gezicht als Jn veroverèèr, die best teu
gen 'n douwké kon! En die wel wist waar Abram
den mosterd haalt!
Den anderen mergen. ’t was dus Zondag,
wierd er om half zeuven op m’n deur geklopt.
«Vader Help!
„Dré!!”
„Oewajaahgeeuwde-n-ik, zUde
Help?”
„Goelenmergen! Hopstaan, Dré. We gaan hom
alf hacht naar de kerk.”
„Is Nolleke al boven water?"
Nolleke wou ópstaan. Gong weer zitten. Stond
nog 'ns op. Zat weer. Waarop den bakker 'm
vaderlUk-vriendeljjk bij den erm pakte en zee:
.Bol, d&ar is .Beeren", in ’t hoekske naast den
toog."
„Eh.... eh.... oow....” zee-t-ie:
jeja, dan gaai 'k mdhr efkes.”
Nol af, langs ’n zijdeur op den achtergrond.
„Da's de schoonste stuip, die 'k hin den Han-
vers mee 'nen Hulvenouter meemokte,” brulde
den Help. „Maar héén dink, jongens: zwUgen!
HU mot heerst hover z'nen strop eenen, dim
zullen we m wel 'ns scheren!”
Toen Nolleke verom kwam zonder den
boekee! was 't een ander keareltje. Rustiger.
Minder bazig. En hij begost mee zunen koker
te trekken en ons allemaal 'n dure Hollandsche
sigaar te presentee ren.
Dan zee-t-le: .Help, dat was toch gin kwaal
gedacht van jou. We moesten daljjk maar "ns -
'n steuvlg stukske gaan schransen. Ik geef rijf
flesschen weg om mee te beginnen!”
Na de soep en de tweede flesch stond Nolleke
in „Den Leeren Emmer” al weer rap op tafel
en droeg veur.
HU minde, wierd bemind, viel in zwijm, duel
leerde, zegevierde, wierd verslagen en wiegde 't
kindekfe zoo zacht, dak docht te bezweken.
Den Blaauwe zee toen: „Ik staal complex.”
Den Help: „Ge aalt me de woorden buit den
mond.”
'We misten de leste bus, want t piaster bloei
de los als 'n veld vol klaprozen. Maar van Ul
venhout naar den Luikschen Waterexposltie is
'n heele reis op-en-neer, waar of nie?
En Nolleke vertelt overal rond dat je ‘m
wilden schaken daar in.... eh.... Luik, maar
aan hum gin sjans! Leve de vrijheid!"
Nou, dat bietje leut Uiten wU 'm...,i
Maar 'n bruiloft mot ie geven, hebben we
besloten. Al is er dan gin bruid bU als we
maar leut hebben!
Als die bruiloft ooit gebouwen wordt, hoort
ge "r wel over!
Veul groeten van Trui, Dré ITT en den Eeker
en als altU gin horke minder van oewen
Toen de laatste kraai verdwenen was, ging de
adelaar eens kijken wie hem zoo dapper had
geholpen. Hy ontdekte de twee vrienden en was
wel verbaasd. Hjj dankte beiden voor hun moe
dig gedrag.
der aarde, dan vallen ze naar de aarde toe.
Zoodra de deeltjes nu den dampkring van de
aarde binnendringen, duwen zij de lucht, al is
deze nog zoo UI- snel voor zich uit. Door de
wrijving, die daarbij ontstaat, kunnen deze stof
deeltjes tot gloeiens toe verhit worden. De tem
peratuur kan daarbü zoo hoog worden, dat de
stofdeeltjes van vaste stof in damp kunnen
overgaan. Het gloeien van deze deeltjes tU-
dens hun beweging, kunnen we waarnemen als
een lichtende streep aan den hemel. Het zyn
de z.g. vallende sterren.
De vallende sterren worden reeds in de
hoogste dampkringlagen zichtbaar, dus op 150
tot 180 km. hoogte. De meeste dezer vallende
sterren, eigenlijk dus vallende stukken kometen
stof, verteren reeds geheel in de luchtlagen,
waar zij doorheen gaan. Enkele grootere kun
nen een zeer fel licht uitstralen en lang zicht-
>aar blijven. Zeer groote kunnen zelfs de aardei
bereiken als meteoorsteenen of aeroliethen, ter
wijl de kleinere vuurbollen of boliden heeten
De meteoorsteenen zijn voor de kennis vag
den opbouw van het heelal van de grootste
beteekenis. Men heeft toch immers in meteoor
steenen dezelfde elementen gevonden als op
aarde, en op grond van spectroscopische waar
nemingen op de zon en op andere vaste sterren
voorkomen. Hieruit kon men de belangrijke
conclusie trekken, dat het heelal uit dezelfde
elementen is opgebouwd.
Er zjjn tjjden, waarop het aantal vallende
sterren zeer groot is. Zoo van 9 tot 14 Augustus
en van 14 tot 16 November. Eerstgenoemde
sterrenregen wordt waargenomen in het sterren
beeld Perseus, laatstgenoemde in het sterren
beeld de Leeuw. Vandaar dat men de vallende
sterren in Augustus de Perseïden. die in No
vember de Leoniden noemt. De sterrenregen
van Augustus heet ook wel de Laurcntiusstroom,
daar den tienden Augustus de Roomsch-Katho-
lieke Kerk het feest van den heiligen Lauren-
tius viert.
De bekende Italiaansche astronoom Schiapa
relli heeft de baan der vallende sterren in
Augustus, dus de baan der Perseïden. nauw
keurig berekend. Deze baan was dezelfde als
die van een bekende komeet. Ook de baan der
Leoniden bleek samen te vallen met die van
een bekende komeet.
Naast de vele andere belangrüke ontdek
kingen van Schiaparelli, heeft hU dus mede den
weg aangegeven tot het oplossen van het raad
sel der vallende sterren.
wagner nao aosoiuut geen succes genaa in
Parijs. Het diepste punt van zjjn „dalles" was
bereikt. Wanhopig ging hU naar Cherubini om
hulp, toen hU. tengevolge van een twist met
een zangeres zUn karig brood verloor, dat hu
verdiende als dirigent In een klein boulevard
theater. Het geval met die zangeres moet hier
voorop staan. Haar naam is al lang in ver
diende vergetelheid geraakt, maar toen was zjj
de diva van het Inferieure theatertje, waar de
groote meester het meer dan bescheiden or
kestje dirigeerde. Lastig als alle .stars" sinds
Eva's tUden wierp zü op een generale repetitie
haar rol naar het hoofd van den maestro en
verklaarde, dat er geen werking van uit ging.
Er moest absoluut nog een dfclo bijkomen, ten
minste een lied van vier coupletten. Wat te
doen? Den volgenden dag zou de première gaan.
De librettist wierp woedend een paar strofen bp
het papier, maar de componist protesteerde. HU
vond het nonsens, om bij die rfjmelarU een me
lodie te componeeren Madame moest zich maar
tot haar kapelmeester wenden. En zoo kreeg
Wagner de vereerende opdracht, een Jled" te
componeeren. HU kon het voorgelegde rUmpje
niet gebruiken, dichtte zelf een tekst en werk
te een dag en nacht aan de compositie. Des
ochtends zette hu zich aan den vleugel, om met
de zangeres het lied in te studeeren De ver
wende diva schreeuwde al na een paar maten:
„Wat hebt u daar voor een rommel voor me
gecomponeerd!.” Wagner had geen zachtmoe
dige ziel en antwoordde de vertoornde zangeres
op impulsief-heftige wijze. Deze liep woedend
weg en liet Wagner aan zUn vleugel zitten. De
diva had een bankier tot vriend, natuurlUk den
bankier, die in ernstige tUden (alle tUden zUn
ernstig) met dikke sommen het theatertje bo
ven water hield. NatuurlUk kreeg Wagner di
rect zUn congé. Den .j-ommel", dien hU had
gecomponeerd, nam hU mee het was het lied,
dat wel heel de muzikale wereld kent, het lente
lied uit de „Walküre”.
Maar er zou gesproken worden over de affaire
Wagner-Cherubini. Het geval met de verbolgen
zangeres heeft er mede te maken, want Wagner
was er door .gebroodroofd” en in zUn nood
ging hU naar zUn ouden kennis Cherubini om
hulp te krUgen. En hU deed dit verschillende
malen en met volharding en niet zonder zelf-
bewustzUn. Op dat zelfbewustzijn was Cheru
bini helaas heelemaal niet gesteld. Een paar
maal poogde hU Wagner met wat leege vrien-
delUkheden weg te krijgen. Maar dit gelukte
hem niet. In arren moede gaf hij tenslotte den
steeds terugkomenden meester een aanbeve
lingsbrief aan den directeur van het Grand
Théatre te Bordeaux, het voornaamste opera-
theater van FrankrUk in dien lUd. HU schreef
den brief in tegenwoordigheid van Wagner.
voorzag de enveloppe met zware, violette lak
zegels en overhandigde het document aan zijn
„beschermeling" met zwaarwichtig aplomb. HU
vermaande Wagner. UHngs naar Bordeaux te
vertrekken en wenschte hem geluk in zyn
èventueele nieuwe betrekking. Helaas was het
voor Wagner niet mogelUk. UHngs naar Bor
deaux te vertrekken, want hU bezat geen sou.
Tenslotte besloot hU in zUn nood om maar te
voet naar Bordeaux te gaan. Geen prettige
tocht voor een man, die niet kieskeurig kan
zUn en vooral wat nachtverblUf betreft alles
voor lief moest nemen. Geen wonder, dat Wag
ner na dezen moeizamen tocht er uit zag als
een voddenkoopman, dien iedereen graag uit
den weg gaat en die door eiken gendarrti wan
trouwend wordt aangezien. Dagen lang duurde
de reis. Maar nog meer dagen moest Wagner
wachten in de corridors van het theater te
Bordeaux. Eindelijk werd hU, dank zU zUn
aanbevelingsbrief van den grooten Cherubini,
welken hu telkens liet zien, bU den directeur
toegelaten. De directeur schrok, toen hü den
verwaarloosden gezel zag. Maar Wagner hield
hem moedig zün „Sesam, open U", den gelak-
ten brief met adres en naam van den afzender,
Cherubini, den beroemden directeur van het
Nationale Conservatorium, voor het beslist af-
wüzcnde gezicht. ,Komt U binnen, meneer!”
zeide de getemde en opende de deur van zün
anders niet te genaken privé-bureau.
zoekingen naar de daders daarvan en de ont
dekkingen van de speurders.
Niets zou hun kunnen verraden. Daar waren
ze van verzekerd. De man was oud, die kon
geen weerstand bieden. Als een kind zouden ze
hem naar den kelder dragen. Een kast was gauw
geforceerd. Zün geld zouden ze wel vinden,
waar hU het ook verstopt zou 'hebben. Hem
daarvoor op de pünbank leggen, wilden ze niet:
hü moest hen, ondanks hun vermomming, eens
herkennen.
Maar mocht de smid de deur uitgaan, dan
zou Jan hem volgen, om te zien, of hü het geld
soms naar de post, of naar den notaris bracht.
Tot zün groote
vreugde ontdekte j ”"S
bekende lui, maar die waren
aanstonds vertrokken.
Toen het avond werd, kwam Peer Rleters even
buiten, keek eens naar de lucht en Jan wist,
dat Peer„zich niet meer zou laten zien. De deur
werd dichtgedaan, de lamp aangestoken en het
gordün neergelaten.
Nu sluit hü rich met zün buit op. dacht de
boef. Wacht maar, manneke, je zult er niet
veel plezier van hebben. En. naar men beweert,
heb je toch al geld genoeg, dus zullen wü je van
het overtollige maar ontlasten.
Tegen negen uur was de woning van den smid
geheel in het donker.
Rond middernacht zouden de boeven met hun
plan beginnen.
Alles ging naar wensch. In de buurt was op
dat late uur geen levende ziel meer te bespeu
ren. De veldwachter had zün ronde gedaan en
zou wel onder de krullen krulpen. Zü kepden
Zün gebruiken. Overtreders van de wet betref
fende het sluitingsuur van herbergen waren er
niet. Op het dorp woonden alleen eerlüke lui,
hadden de boeven tot elkaar met een grünslach
gezegd.
Door de gammele deur van het schuurtje
kwamen zü in de woning van den ouden smid.
Hü sliep en het was dus gemakkelük hem te
overvallen. ZU droegen hun slachtoffer naar
den kelder. Toen sloop Jan Verrind naar de
smidse voor den moker en bracht den ouden
man daarmee een paar slagen op het hoofd
toe. Nadat beiden zich overtuigd hadden, dat
ze niets meer van hem te vreezen hadden, gin
gen ze op onderzoek naar den buit. Maar hoe
ze ook zochten en alles ten ondersteboven keer
den en vernielden, er was geen geld te bespeu
ren, dat noemenswaard was.
Woedend betastten zü toen het lük. maar ook
dit was vruchteloos. En woedend gingen zü naar
huis, waar zü aan hun vrouw geboden te zeg
gen, als de politie soms mocht komen vragen,
waar zü dien nacht geweest waren, dat zU de
woning niet verlaten hadden.
Alles wat maar eenigszlns achterdocht kon
wekken, werd uit den weg geruimd. De melk
boer vond het dien morgen vreemd, dat Peer
Rleters niet kwam openmaken, zooals hü ge
woon was. HÜ sprak er met de buren over. Wel
dra stond er een groepje nieuwsgierigen voor
de smidse. Ook Jan Verrind voegde zich bü hen
en vroeg, wat er gaande was.
Men trok de schouders op. Enkelen liepen
rond het huis, klopten op deuren en ramen en
riepen den naam van den ouden man. Toen be
sloot men de politie te waarschuwen.
De veldwachter kwam en even daarna de bur
gemeester. De deur van het schuurtje stond aan
en werd opengeduwd en weldra ontdekte men,
dat er inbraak gepleegd was. Men vermoedde
het ergste. De oude man werd in den kelder
gevonden. Nog dienzelfden dag kwam het
parket.
Jan Verrind en Willem Güsmans bleven steeds
bü de toeschouwers en bespraken mede het
triestige geval en den wreeden moord.
Toen vernamen zü ook. waarom zü de erfenis
niet gevonden hadden. De brievenbesteller, die
's morgens de enveloppe met geld besteld had,
was door Peer Rieters verzocht, de som voor
hem aan een Bank te willen verzenden, hetgeen
gebeurd was.
De belde moordenaars wisselden een blik van
verstandhouding. En liefst hadden ze door
krachtige verwenschingen uiting gegeven aan
hun woede.
Doch de schuldigen zouden weldra ontdekt
worden. Het was maar een kleinigheid waardoor
hun aanwezigheid in den kelder verraden werd.
De veldwachter bemerkte nameHjk, dat met den
hamer, waarmee de moord bedreven was. het
piafond in den kelder werd geraakt en dat er
eenige schilfertjes tusschen de ruige stof van
de jas van Jan Verrind overeenkwamen met de
kleur van de kalk aan de zoldering van den
kelder, waarvan een plek verdwenen was, door
den harden slag, waarmee de moordenaar het
plafond geraakt had, er niet op rekenend, toen
hü zün moker ophief, om den slag toe te bren
gen aan den ouden man. dat het laag was en
hü er mee in aanraking kon komen.
Willem Güsmans viel daarbü aanstonds door
de mand, omdat hü. toen men zün medehelper
wees op die stille getuigen onmiddellük keek,
of er ook bü hem schilfertjes te zien waren.
Wat iedereen in onzen tijd direct
opvalt, is niet alleen de ophooptng van
kapitaal, maar ook de concentratie
van een onbegrensde macht en despo
tische economische overheerschlng in
de handen van weinigen, die meestal
nog niet eens de eigenaars zijn maar
slechts de bewaarders en beheerders
van aan hen toevertrouwde goederen,
die zjj geheel en al volgens eigen in
zicht en oordetfl beheeren.
Deze overheerschlng wordt vooral
met brutaal geweld uitgeoefend door
hen, die, omdat zij het geld onder zich
hebben en beheerschen, ook meester
zijn van het kredietwezen en daarover
absoluut beschikken. Daardoor leve
ren zij als het ware het bloed, waarop
heel het economische leven teeren
moet en hebben zij het economische
leven zóó in handen, dat niemand
tfgen hun wil kan ademen.
Elk jaar valt van 9 tot 14 Augustus een merk
waardig hemelverschünsel waar te nemen, n.l.
het vallen of verschieten der sterren. Men ziet
dan aan den hemel lichtende strepen, plotseling
opkomend en even plotseling weer verdwünend
Een oud volksgeloof zegt, dat als men een
wensch uit bü het zien van een vallende ster,,
deze wensch in vervulling gaat. En velen zullen
wellicht, wanneer zü een ster zien verschieten,
een wensch uiten, in de stille hoop, dat deze,
misschien reeds lang gekoesterd, in vervulling
(al. gaan.
Vroeger meende men, dat deze „vallende
Sterren inderdaad sterren waren, die op een
of andere manier van het firmament waren
losgeraakt. Toen men later beter en meer in
zicht kreeg in den bouw van het heelal begreep
men, dat zoo iets onmogelük het geval kor>
«Ün. De sterren toch zün nergens aan beves
tigd. en kunnen dus ook niet losraken of „val
len". Indien echter een ster door een of andere
oorzaak aan het bewegen zou gaan, zou het
duizenden en tienduizenden jaren duren, voor
men op aarde iets van een verplaatsing zou
kunnen waarnemen. Slechts verschuivingen in
de sterrenspectra zouden ons tot de conclusie
doen komen, dat de plaats eener ster veranderd
was.
Men is het er tegenwoordig vrüwel over eens,
dat deze zg. vallende sterren heel weinig of niets
met de eigenlüke vaste sterren te maken heb-,
ben. En men zoekt de verklaring van het ver-
schünsel der vallende sterren tegenwoordig In
d? kometen.
Zoowel de kometen zelf, als hun spruiten, de
vallende sterren, zün door de menschen Jaren
lang als schrikwekkende en onheilvoorspellen-..
de hemelverschünselen beschouwd. NatuurlUk
zal na de verschüning van een komeet of
.sterrenregen” wel eens een oorlog zün uitge
broken, bf zal de aarde door een natuurramp
geteisterd zün. Maar het is onjuist, hier van oor
zaak en .gevolg te spreken. Zoodra men echter
de periodiciteit in de komst der kometen had
opgemerkt, verdween het geloof, dat zü onge
lukken, natuurrampen of oorlogen aankondig-
den. spoedig.
De eerste, die den terugkeer van een komeet
voorspelde, was Halley; hij zelf mocht echter
de juistheid van zün berekening niet contro-
leeren, want 17 jaar na zün dood keerde de
komeet, zooals door Halley was voorspeld, te
rug. Halley had de berekening niet precies
kunnen uitvoeren, er bleef een onzekerheid van
een maand. Maar toch was het in vervulling
gaan van deze voorspelling een feit, dat een
geweldigen indruk op de wetenschappelüke we
reld maakte. De betreffende komeet, die den
naam van de komeet van Halley verkreeg,
heeft als zoo vele andere kometen, een baan,
die den vorm heeft van een langgerekte ellips.
Haar omlooptüd bedraagt 75 jaar.
Een andere merkwaardige komeet is de ko
meet van Biela, die 27 Februari 1826 voor het
eerst werd waargenomen. In 1845 kon de ko
meet opnieuw worden waargenomen, na ook al
in 1832 en 1839, zooals was voorspeld, te zün
waargenomen. Nadat de komeet in 1845 eenlge
dagen zichtbaar was geweest, brak zü plotseling
in tweeën. De oorzaak van deze „breuk" is tot
nu toe onbekend. De twee deelen verwüderden
zich van elkaar, tot zij elk afzonderlijk de zon
genaderd waren. Toen naderden de beide ko
meten elkaar weer. Dit verschünsel herhaalde
zich in 1852. Den 27en November moest de ko
meet, of liever de belde deelen, waarin de oor-
spronkelüke komeet uiteengevallen was, vol
gens berekening opnieuw verschonen. Dit ge
schiedde echter niet. Inplaats daarvan nam
men een sterrenregen waar, van in totaal 150.000
vallende sterren. Het vermoeden lag voor de
hand, dat er verband bestond tusschen de val
lende sterren en de kometen. Eenzelfde sterren-,
regen, die in 1872 werd waargenomen, herhaal
de zich in 1885 op een tüdstip. waarop dc ko
meet van Biela had moeten verschünen. Men
trok nu de conclusie, dat vallende sterren stuk
ken kometenstof waren.