EEN STERRENREGEN <Kitu&fiaal uanden dag Liefde t eerste gezicht op Cherubini en Wagner Jaarlijkse he sterren val in de Perseïden 2 in den kelder Irene Anno JO BRABANTSCHE BRIEVEN o Nolleke heeft zijn bekomst Dan er dit: Quadragesima De moord i i ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939 ii SI A 1H 9 „Je... eh. „Ze vroeg ULVENHOUT, 10 Augustus 1939 Amico. KÜ t Zijde T hult? 1 t Daarop vroeg hü aan Flip en Wip ot ze belden zin hadden om mee te gaan naar zün paleis. Het lag wel erg hoog, maar hü kon belden met gemak dragen, als ze maar niet bang waren om zoo hoog meegevoerd te worden. Ik allee, leke.. kz he Sfl 10 Wl nc wi A fen Bit tan ken pan dra hee in 1 Jap besl ten dan t<H tten bev aut ma der ODT nie' ion spr dei het vei hir De het rechi □ing lood Een i trens eidei =och ten i 1 Kt Cb vai ple Tsj tul Ch 2 Cb tot Vo< H vi echtp gens ach te In jonge De voorh 1icier een kome doodt niet i dat l ipr. Het dat d tie vi tang kind, den li een i ucht tot r aange De dat d tnerkl tprek De eisch geniss De de m ouder een v t. v DRE Daarop vertelde de adelaar waarom de kraaien zoo opstandig tegen zijn regeering waren Het was alle.' de schuld van dien grooten ouden kraal, die hen alien opgestookt had, zoodat ze zijn ge zag niet meer wilden erkennen. Jan Verrind, dat de smid den gan seden dag in zijn woning bleef. De melkboer was er geweest, de bakker en nog een paar Richard Wagner heeft de zwaarste en ellen digste jaren van zijn leven doorgebracht in Parijs, dat voor hem toen niet de „ville lu- mlère” werd, maar een oord van schaduw en dieper donker. Langen tijd zou het nog duren, voordat Parijs aan de voeten van den meester lag. Indertijd was Maurice Lefèvre dlrecteur-ge- Dcraal van de Académie Nationale de Musique. HU heeft veel onbekends verteld uit het leven van den jongen Wagner. Een aardige vertel ling is de affaire van Wagner met den toen- maligen directeur van het Conservatoire Na-’ tionale. den Itallaanschen componist Cherubini. de volken in de geschiedenis tallooze malen de hoop op het onUuiken van een tijdperk van vrede en welstand vastgeknoópt. In den naam van Prinses Irene is ook de hoop van ons vredelievend volk aan de blijde gebeurtenis van haar geboorte verbonden. Moge de kleine Prinses, zooals haar vor stelijke ouders het wenschten, Inderdaad een lieflijke bode van den vrede zijn; moge zij een vrediger tijd tegemoet groeien en de hoop, die in haar naam is uitgedrukt, vervuld zien. Maar 's middags, om ’n uur of drie, begoot Nol zenuwachtig te worden. Telkens keek ie op zfjnen horloge, veegde 't zweet uit den rand van zijnen hoed en gong nie meer in op de bakken van den Blaauwe. We zouden 'n stukake gaan eten onder den toren „In Den Loeren Onmer”, 'n vast adreske; maar den Nol gaf daar gin asem op Eindelijk kwam ’t hooge woord eruit: .Man nen,” zee-t-ie: „Kek nsl t Is nie veur ’t een den wentelenden mergenduister tikken, die daar schemerde deur 't vierkante bovenlicht van de buitendeur naar den erf Toen gong den langzamen. breejen pas van den langbeenigen Blaauwe langs m'n deur. Heel fijntjes rook ik den smoor van z'n eerste pijp. En als ik 'n paar minuten later m'n schoenen pakte veur m'n deur, kwam ie sjuust Verom. Lijk 'nen steert hongen z'n broeksgalgen achter 'm aan te slierten, 'n Naauw. dun borstrokske sloot als 'n handschoen om z'n knoestige ribben kast. Gewasschen had ie al gedaan en dus piek ten z'n rosse stekels sjuust zoo fel uit z'nen kop al de punten uit 'nen kastanje^ast. Z'n steenen mergenpepke stonk over den gang als 'nen bran denden mesthoop over den akker! Ik zee„ge zjjt vroeg aan den kuier, Blaauwe?” „Ja. Dré, we motten onzen tjjd nie verslapen: daar is vandaag nog wel iets te beleven: witte dat g'oew flanel achterstevoren aan hebt de knoopkes zitten op oewen rug.” „Vrek ja, ik docht al, wat trekt 1 onder de ermen. „Oew schel zit netjes,” zee-t-le toen en hü kletste op m'nen kalen kop. terwijl ik me bukte veur m'n schoenen. Als ik ‘n kwartierke later benejen kwam, veur 1 ontbijt, was ik den leste. „Tc Staal er van complex zooveul tjjd has gij noodig ebt veur oew twelet," zee den Fielp. „Mergen, Jaan.” antwoordde-n-lk, want hum had Ik nog nie gezien vandaag: „goed getukt?” „As 'nen marmot, Dré! Gjj ook?” En toen, amlco, toen klonk 'n bekende stem daar bij den Ingank achter 'n tochtschot Je „Ahwel, garcon. vertel me ’nen keer. Is dat Ul- venhoutschc uitvaagsel al uit z'n nest?" Komt een komeet, die meestal zeer Ijl is, in de nabijheid van de zon, dan wordt er vaak een z.g. staart uitgetrokken, niet zooals men volgens de aantrekkingskracht zou mogen ver wachten, In de richting van de zon. maar deze staart is juist van de zon af gericht. Men ver klaart het ontstaan van een kometen-,.staart” nu als volgt: komt een komeet in de nabijheid van de zon of ander lichtend hemellichaam, dan oefenen de lichtstralen een afstootend» werking uit op de fijne stofdeeltjes, waaruit de komeet bestaat. De druk, uitgeoefend door d» lichtstralen op de stofdeeltjes, heet de stra lingsdruk. De uitgestroomde stofdeeltjes, die zich in den kometenstaart bevinden, blijven het oorspron kelijke dichtere deel van de komeet, den z.g. kop of kern, volgen. Komen de stofdeeltjes ech ter binnen het bereik van de aantrekkingskracht „De Tijd” schrijft: n de keuze van de namen, die de beide kleine Oranje-prinsessen dragen, heeft het Kroonprinselijk echtpaar zich een ruime mate van vrijheid voorbehouden tegenover historische precedenten en zich op zinrijke wijze geïnspireerd op het heden op de beteekenis dus, die het feit zelf van de blijde geboorte der Jonge Prinsessen voor het Koninklijk huis en voor wis volk had en heeft. In den naam Beatrix, zij die gelukkig maakt, vertolkte zigh de blijdschap over den zegen van die eerste blijde geboprte, den nieuwen bloei van ons aloude vorsten huis en de hoopvolle jeugdbeiofte, die daarvan over ons gansche nationale leven uitstraalde. In den eersten naam van prinses Irepe, die „vrede” beteekent, spreekt zich het in nige verlangen uit, dat heden alle goed willende menschen bezielt en in alle harten de opperste plaats heeft: het verlangen naar vrede, de hoop, dat de dreigende ra zernij van blind-vernielend geweld nog van onze wereld en van ons volk moge worden afgekeerd en, dat de teere bloem van den vrede, oorsprong én samenvatting van alle menschelljk geluk, moge gespaard blijven en opnieuw haar edelen luister ontvouwen. Door Hun kind met dezen zachten en zinrijken naam te benoemen, hebben de prinselijke ouders aan de nieuwgeborene een blijvende herinnering meegegeven aan de donkere dagen, waarin het Prinsesje ter wereld kwam, maar haar ook een bijzondere plaats verzekerd in het hart van het volk dat haar als een lieflijke kleine vredebode ziet verschijnen. Zoo verzinnebeeldt deze naam den hartewensch, dien de wereld koestert op het oogenblik, waarop de prin selijke nieuwgeborene die wereld intrad. De gelukkige geboorte van een kind is op zichzelf de blijdste tegenstelling van den menschenverslindenden oorlog, en aan de geboorte van een prins of prinses hebben Wij waren er efkes stil van. Ondanks den „Vlaamschen tongval".... dat moest toch Nol- leke Gommen zijn! „Aja. menier, de Ulvenhoitsche gasten zaain aan tafel, zulle!” Wij mokten daljjk al. op ons nuchtere maag, 'n eigenaardige beurt bjj de andere gasten in de eetzaal. Maar daar wks Nolleke. Allebei z'n knuistekes in de broekzakken, den buik vooruit, den bol hoed op één oor, 'nen boekee viooltjes in z'n knoopsgat en in 'nen wolk van parfum, zoo stond ie, mee 'ngekleurd sigaretje In z'nen kop, aan onze tafel. En 't eerste wat den Fielp. na 'n minachtend zwijgen, zeggen kost, was: „Ik staal complex!" Vaderlijk bedroefd, hautain, zoo zagen z’n oogen neer op dat boemel-NoIleke, wiens schuine hoeike 'n handbridte boven de tafel uit bolde. Den Jaan. deur z'n Tonla <en vroeger deur z’n Kee» ’n heel leven lang zoo strak gehouwen aan strengende kabeltouwen van fatsoen, z'n snorreborstels omlaag, zette ze dan in de hoogte en vroeg schor: „Hoe hlet ze. Nol?” .Angeliek,” zee Nolleke dapper. Dan goolde- n-le fier zijnen bolhoed naar z’n ander oor, rook 'ns aan den knoopsgatboekee en deelde toen manhaftig mede: „Ze Is wel dertig jaar jonger dan Ik. maar Ik denk er sterk over, om te trou wen!" Roets den hoed achterover. „En as guilie véul praat mokt, dan gajl ik al nlemeer verom ook naar Ulvenhout!” Garoon! 'Nen dejeuner veur mij, vite! Ik val om van den honger!” „Hij begint hier al aardig wortel te schieten,” zee den Blaauwe zoo langs z’n neus weg: „Maar.Nol. wjj komen op de bruiloft, horre!” „Daar mot ik nog ’ns over denken," peinsde Het heele dorp wist, dat Peer Rleters een erfenis kreeg, maar wanneer hü deze zou ont vangen, interesseerde alleen een paar boeven die daar woonden. Peer Rleters was smid, maar hij werkte niet veel meer, omdat zijn ouderdom hem dit ver hinderde. Hfj woonde alleen en scharrelde zijn eigen potje. Jan Verrind en Willem Güsmans. voor de politie geen onbekenden, hadden al lang met elkaar afgesproken, dat, zoodra Peer zijn erfe nis ontvangen zou hebben, zij er-beslag op zou den leggen. Jan woonde tegenover den smid en besteedde zün tijd om te zien, wie bij Peer Rieters in- en uitging. Dit met het oog op de erfenis, die eiken dag komen kon. En zoo zag hij op een morgen dat de post een groote gele enveloppe bestelde, waarop een menigte roode lak was aangebracht. „De buit is er?” meldde hU zijn handlanger. „Nu nog kijken, of Peer zijn huis niet verlaat, om zijn geld weg te brengen. De brievenbesteller heeft zeker een goede fooi gekregen,” meende de boef, „want Peer heeft hem binnengevraagd.” Het was nu hun eenlge zorg, dat de oude smid zijn geld zou wegbrengen, want op klaarlichten dag konden zij ónmogelijk den man het geld afhandig maken. Wel zou het niemand opval len. dat Jan of Willem een praatje bij hem gin gen maken, want dit gebeurde wel eens, als hjj in zijn smidse aan het knutselen was. De boeven hadden samen alles goed over wogen Dien avond zouden ze aan den achter kant het huisje binnendringen, den man een prop in den mond duwen en hem in den kelder, om de buren niet wakker te maken, vermoorden. Veel gevaar was daar wel niet voor, want het buis was omringd door een tuin, maar men moest m»t alles rekening houden, voor alles op zijn hoede zijn en alle voorzorgsmaatregelen nemen, om geen achterdocht te wekken. Zoo zouden ze den ouden man ook met zijn eigen moker een slag op zijn hoofd toebrengen, dan hoefden ze zelf geen voorwerp mee te nemen, om hun daad te /bedrijven. De twee bandieten hadden, volgens hun mee rling, alles goed voorzien en geregeld. Ze zou den ook vooral zorg dragen geen voet- en vin gerdrukken na te laten. Belden zaten dikwijls verdiept in detectieven- verhalen en namen een voorbeeld aan de vele daarin voorkomende bedreven moorden, onder- Pius XI schetst hier den overgang van het kapitalisme der vrije concur rentie naar het kapitalisme der con cerns en kartels. Het eigendomsrecht behoort meestal aan juridische perso nen, terwijl de werkelijke macht steeds wordt uitgeoefend door phy- sieke persoonlijkheid, d.wz. door menschen. De hoogste graad van overheerschlng wordt volgens den Heiligen Vader in het economisch leven bereikt in het financieel kapita lisme, d.wx. de ondernemingen wer ken met credieten, hun door financl- eele instellingen verleend. (Von Nell Breuning) of 1 ander, maar ik heb vanmiddag nog 'n af- sprokske mee.... mee.... eh.... Angelleke. Guilie zfjt eigens ook getrouwd.... ge.... ge- wltterallesvan En weer moest den Help verklaren dat ie ..finaal complex” stond. .Maar waarom!” vond den Blaauwe: ..As t nou toch meenens is Help?” „Méé..nens. „Waarom nie? Liefde op 't eerste gezicht is toch _nle alleen uitgevonden veur jou, Fielp?” „Veur mijn....?” vroeg den bakker. „Wat ebben hlkke en m'n Kee mee zo'nen honzin te schaften?” .Nou ja..." dee den Blaauwe kleintjes: „Ik heb alm hooren zeg ge n. dat gij en Kee verliefd wierden op den eigensten oogenblik dat guilie malkaar veur 't eerst zaagt, nou veertig jaren gele jen.” „Zóó lank kan k nie hontouwen,” bromde den Help. „Da's wat anders,” treiterde den Blaauwe deur: „Maar daarmee stond toch weer veur den zooveulsten keer vast, dat de „wielde bwlnd is, Flewp." Maar wtjer kwam deus .schoonheids- beschouWing” nie, want Ineens viel ons op hoe den Jaan. mee zijnen ouwen, scherpen veldwach- tersbllk .Jets" op heeterdaad zat te betrappen, daar wijer den Boulevard op, tusschen de Zon- dagsdrukte! Ook Nolleke, stil en bleek, zat te turen, te turen mee ’n ongeloovig gezicht, den mond open, de oogen groot en vol doffe ver rassing. keek denzelfden kant ns op en.... was dat....? Ja, ’t wis; want Nol- ..I Ook den Fielp begost belang te stellen. „Eh eh.... hik.... kik....” „Staal complex,” vulde den Blaauwe aan, die mee z’n scherpe zwemoogskes al rap de zaak bekeken had en herkend. Ik stootte gaauw den Jaan aan beduidde 'm te zwijgen. Den Fielp knikte langzaam, mee knippende, goedkeurende oogen. We zouden zwijgen. Allemaal. En in ’n stilte van vijf plech tige, dramatische minuten, achter vjjf pinten bok wij, kwam daar veurbjj gekuierd: Angélique mee...* ’nen soortement van Maurice Cheval- lier aan den arm En dat ..Maurice" gin broer of neef was van den Nol z’n „aanstaande", dat kost 'n kind wel zien! I angstig en oevena zat wagner op den rand van den hem aangeboden stoel, terwijl de mach tige den brief bekeek en de zegels verbrak. Op dit beslissende moment stormde een regisseur het kabinet binnen en brulde: „U moet direct komen, meneer de directeur, de tenor en de bas z(jn slaags geraakt!” De directeur smeet Cherubini’s brief woedend op tafel en riep: „Pardon meneer, een moment!” en rende naar zijn boksende heldenzangers. Wagner was alleen. HU tuurde lang naar den brief, welke op tafel lag, naar het document van Cherubini, dat hij op den langen weg zoo behoedzaam aan zijn gejaagd hart had gedra gen. zjjn eenlgen troost in de zware dagen, toen hU bUna verhongerde. Nu lag die brief daar voor hem open op tafel. HU aarzelde, maar kon de bekoring niet weerstaan, greep den brief en las: .Beste Vriend, met dezen brief zend ik je een afschuwelUken vent, dien ik mU niet van het lUf kan houden. Neem mU niet kwalijk, maar ik kan niet anders, de kerel maakt het mU té lastig. Ik hoop, dat U mUn protégé gauwer zal kwUt raken." Toen de directeur na temming van zün wild geworden artisten terug kwam, vond hü zUn bureau leeg, de deur wagenwUd open en op tafel alleen nog maar een opengescheurde leege enveloppe. (,U liuucnc "UIA,* „Weet k nie. k Staal heigens nog in m'nen nachtpon. ZUde T hult? Hover 'n alf huur hontbUt!” 'k Wou nog vragen hoe 't mee 't weer gesteld was. als ik *4)0 bloote voeten al hoorde weg- klipperen over 't zeil in den smallen logements- gang. Oem, halfzeuven. Trui lag nou ook wakker. Dré m en den Eeker waren al op. Palijk zou Stoffers luien veur d’ eerste mis en ik wist, hoe die twee mannekes. mee luisterende ooren, daar in den grijzen mergen zich zwijgend stonden aan te kleejen veur den kerkgank. Hoe Trui, mee 'n rooi slaapgezicht en toegeknepen oogen. daar in de bedstee te oorenspitsen lag of de Jongemannen wel genogt ópschoten, om op tUd gereed te zUn. Ja, ik hóórde m'n steertklok op Nolleke hardop: „Angeliek is van goeie familie; heur «ader was kernèl, gevallen bU Verdun, in veertien!” En hU rookte aan z’n gekleurd siga retje lUk ’nen kroonprins, zoo fier! „Ebt ge hal kennis gemokt mee oew haan- staande schoonmama, de kemèlsweduwe, deu- zen.... nacht?” vroeg den Help „bedroefd.” „Toen den kernèl sneuvelde, was de weduwe al dood,” zee Nol ingewikkeld. „Ik ben ook ’nen weesjongen, dus Angeliek en mU staat niks In den weg.” „Wit ze dat JU zestig zUt?” vroeg den Jaan. schat me negenenveertig," antwoordde Nolleke droog. „En gjj hebt ze zoo wijs gelaten den Jaan. „Allicht! 'Nen man is zoo jonk as ie z'n eigen voelt.” Daar was den kellner mee 't servies veur den Nol. „Zet daar maar neer," wees den Help op "n tafeltje achter ons....! Nou stond Nolleke.... „complex”. Maar hij liet 't nie merken (dacht ie!) en gong breeduit zitten. Toen zee den Help geringschattend en mee „bedroefde” stem: ,Jk zou maar 'n slabbeke veurdoen. Nol, handers morst ge hop den boekee.” .Borst maar.” zee Nol. .Hook smakelijk gebruik,” wenschte den Help. ’t Wierd ’n leutig ontbUt waarbU 't gesprek tusschen vader Help en T wonderkind Nolleke ruggelings wierd voortgezet .Bolleke?" „Ja. pa?” „Ebt g'oew tandjes gepoetst?” „Die heeft ie bU zijn Angellekske laten liggen,” zee den Blaauwe. Maar Nolleke was nie kwaad te krijgen! HU trok 'n gezicht als Jn veroverèèr, die best teu gen 'n douwké kon! En die wel wist waar Abram den mosterd haalt! Den anderen mergen. ’t was dus Zondag, wierd er om half zeuven op m’n deur geklopt. «Vader Help! „Dré!!” „Oewajaahgeeuwde-n-ik, zUde Help?” „Goelenmergen! Hopstaan, Dré. We gaan hom alf hacht naar de kerk.” „Is Nolleke al boven water?" Nolleke wou ópstaan. Gong weer zitten. Stond nog 'ns op. Zat weer. Waarop den bakker 'm vaderlUk-vriendeljjk bij den erm pakte en zee: .Bol, d&ar is .Beeren", in ’t hoekske naast den toog." „Eh.... eh.... oow....” zee-t-ie: jeja, dan gaai 'k mdhr efkes.” Nol af, langs ’n zijdeur op den achtergrond. „Da's de schoonste stuip, die 'k hin den Han- vers mee 'nen Hulvenouter meemokte,” brulde den Help. „Maar héén dink, jongens: zwUgen! HU mot heerst hover z'nen strop eenen, dim zullen we m wel 'ns scheren!” Toen Nolleke verom kwam zonder den boekee! was 't een ander keareltje. Rustiger. Minder bazig. En hij begost mee zunen koker te trekken en ons allemaal 'n dure Hollandsche sigaar te presentee ren. Dan zee-t-le: .Help, dat was toch gin kwaal gedacht van jou. We moesten daljjk maar "ns - 'n steuvlg stukske gaan schransen. Ik geef rijf flesschen weg om mee te beginnen!” Na de soep en de tweede flesch stond Nolleke in „Den Leeren Emmer” al weer rap op tafel en droeg veur. HU minde, wierd bemind, viel in zwijm, duel leerde, zegevierde, wierd verslagen en wiegde 't kindekfe zoo zacht, dak docht te bezweken. Den Blaauwe zee toen: „Ik staal complex.” Den Help: „Ge aalt me de woorden buit den mond.” 'We misten de leste bus, want t piaster bloei de los als 'n veld vol klaprozen. Maar van Ul venhout naar den Luikschen Waterexposltie is 'n heele reis op-en-neer, waar of nie? En Nolleke vertelt overal rond dat je ‘m wilden schaken daar in.... eh.... Luik, maar aan hum gin sjans! Leve de vrijheid!" Nou, dat bietje leut Uiten wU 'm...,i Maar 'n bruiloft mot ie geven, hebben we besloten. Al is er dan gin bruid bU als we maar leut hebben! Als die bruiloft ooit gebouwen wordt, hoort ge "r wel over! Veul groeten van Trui, Dré ITT en den Eeker en als altU gin horke minder van oewen Toen de laatste kraai verdwenen was, ging de adelaar eens kijken wie hem zoo dapper had geholpen. Hy ontdekte de twee vrienden en was wel verbaasd. Hjj dankte beiden voor hun moe dig gedrag. der aarde, dan vallen ze naar de aarde toe. Zoodra de deeltjes nu den dampkring van de aarde binnendringen, duwen zij de lucht, al is deze nog zoo UI- snel voor zich uit. Door de wrijving, die daarbij ontstaat, kunnen deze stof deeltjes tot gloeiens toe verhit worden. De tem peratuur kan daarbü zoo hoog worden, dat de stofdeeltjes van vaste stof in damp kunnen overgaan. Het gloeien van deze deeltjes tU- dens hun beweging, kunnen we waarnemen als een lichtende streep aan den hemel. Het zyn de z.g. vallende sterren. De vallende sterren worden reeds in de hoogste dampkringlagen zichtbaar, dus op 150 tot 180 km. hoogte. De meeste dezer vallende sterren, eigenlijk dus vallende stukken kometen stof, verteren reeds geheel in de luchtlagen, waar zij doorheen gaan. Enkele grootere kun nen een zeer fel licht uitstralen en lang zicht- >aar blijven. Zeer groote kunnen zelfs de aardei bereiken als meteoorsteenen of aeroliethen, ter wijl de kleinere vuurbollen of boliden heeten De meteoorsteenen zijn voor de kennis vag den opbouw van het heelal van de grootste beteekenis. Men heeft toch immers in meteoor steenen dezelfde elementen gevonden als op aarde, en op grond van spectroscopische waar nemingen op de zon en op andere vaste sterren voorkomen. Hieruit kon men de belangrijke conclusie trekken, dat het heelal uit dezelfde elementen is opgebouwd. Er zjjn tjjden, waarop het aantal vallende sterren zeer groot is. Zoo van 9 tot 14 Augustus en van 14 tot 16 November. Eerstgenoemde sterrenregen wordt waargenomen in het sterren beeld Perseus, laatstgenoemde in het sterren beeld de Leeuw. Vandaar dat men de vallende sterren in Augustus de Perseïden. die in No vember de Leoniden noemt. De sterrenregen van Augustus heet ook wel de Laurcntiusstroom, daar den tienden Augustus de Roomsch-Katho- lieke Kerk het feest van den heiligen Lauren- tius viert. De bekende Italiaansche astronoom Schiapa relli heeft de baan der vallende sterren in Augustus, dus de baan der Perseïden. nauw keurig berekend. Deze baan was dezelfde als die van een bekende komeet. Ook de baan der Leoniden bleek samen te vallen met die van een bekende komeet. Naast de vele andere belangrüke ontdek kingen van Schiaparelli, heeft hU dus mede den weg aangegeven tot het oplossen van het raad sel der vallende sterren. wagner nao aosoiuut geen succes genaa in Parijs. Het diepste punt van zjjn „dalles" was bereikt. Wanhopig ging hU naar Cherubini om hulp, toen hU. tengevolge van een twist met een zangeres zUn karig brood verloor, dat hu verdiende als dirigent In een klein boulevard theater. Het geval met die zangeres moet hier voorop staan. Haar naam is al lang in ver diende vergetelheid geraakt, maar toen was zjj de diva van het Inferieure theatertje, waar de groote meester het meer dan bescheiden or kestje dirigeerde. Lastig als alle .stars" sinds Eva's tUden wierp zü op een generale repetitie haar rol naar het hoofd van den maestro en verklaarde, dat er geen werking van uit ging. Er moest absoluut nog een dfclo bijkomen, ten minste een lied van vier coupletten. Wat te doen? Den volgenden dag zou de première gaan. De librettist wierp woedend een paar strofen bp het papier, maar de componist protesteerde. HU vond het nonsens, om bij die rfjmelarU een me lodie te componeeren Madame moest zich maar tot haar kapelmeester wenden. En zoo kreeg Wagner de vereerende opdracht, een Jled" te componeeren. HU kon het voorgelegde rUmpje niet gebruiken, dichtte zelf een tekst en werk te een dag en nacht aan de compositie. Des ochtends zette hu zich aan den vleugel, om met de zangeres het lied in te studeeren De ver wende diva schreeuwde al na een paar maten: „Wat hebt u daar voor een rommel voor me gecomponeerd!.” Wagner had geen zachtmoe dige ziel en antwoordde de vertoornde zangeres op impulsief-heftige wijze. Deze liep woedend weg en liet Wagner aan zUn vleugel zitten. De diva had een bankier tot vriend, natuurlUk den bankier, die in ernstige tUden (alle tUden zUn ernstig) met dikke sommen het theatertje bo ven water hield. NatuurlUk kreeg Wagner di rect zUn congé. Den .j-ommel", dien hU had gecomponeerd, nam hU mee het was het lied, dat wel heel de muzikale wereld kent, het lente lied uit de „Walküre”. Maar er zou gesproken worden over de affaire Wagner-Cherubini. Het geval met de verbolgen zangeres heeft er mede te maken, want Wagner was er door .gebroodroofd” en in zUn nood ging hU naar zUn ouden kennis Cherubini om hulp te krUgen. En hU deed dit verschillende malen en met volharding en niet zonder zelf- bewustzUn. Op dat zelfbewustzijn was Cheru bini helaas heelemaal niet gesteld. Een paar maal poogde hU Wagner met wat leege vrien- delUkheden weg te krijgen. Maar dit gelukte hem niet. In arren moede gaf hij tenslotte den steeds terugkomenden meester een aanbeve lingsbrief aan den directeur van het Grand Théatre te Bordeaux, het voornaamste opera- theater van FrankrUk in dien lUd. HU schreef den brief in tegenwoordigheid van Wagner. voorzag de enveloppe met zware, violette lak zegels en overhandigde het document aan zijn „beschermeling" met zwaarwichtig aplomb. HU vermaande Wagner. UHngs naar Bordeaux te vertrekken en wenschte hem geluk in zyn èventueele nieuwe betrekking. Helaas was het voor Wagner niet mogelUk. UHngs naar Bor deaux te vertrekken, want hU bezat geen sou. Tenslotte besloot hU in zUn nood om maar te voet naar Bordeaux te gaan. Geen prettige tocht voor een man, die niet kieskeurig kan zUn en vooral wat nachtverblUf betreft alles voor lief moest nemen. Geen wonder, dat Wag ner na dezen moeizamen tocht er uit zag als een voddenkoopman, dien iedereen graag uit den weg gaat en die door eiken gendarrti wan trouwend wordt aangezien. Dagen lang duurde de reis. Maar nog meer dagen moest Wagner wachten in de corridors van het theater te Bordeaux. Eindelijk werd hU, dank zU zUn aanbevelingsbrief van den grooten Cherubini, welken hu telkens liet zien, bU den directeur toegelaten. De directeur schrok, toen hü den verwaarloosden gezel zag. Maar Wagner hield hem moedig zün „Sesam, open U", den gelak- ten brief met adres en naam van den afzender, Cherubini, den beroemden directeur van het Nationale Conservatorium, voor het beslist af- wüzcnde gezicht. ,Komt U binnen, meneer!” zeide de getemde en opende de deur van zün anders niet te genaken privé-bureau. zoekingen naar de daders daarvan en de ont dekkingen van de speurders. Niets zou hun kunnen verraden. Daar waren ze van verzekerd. De man was oud, die kon geen weerstand bieden. Als een kind zouden ze hem naar den kelder dragen. Een kast was gauw geforceerd. Zün geld zouden ze wel vinden, waar hU het ook verstopt zou 'hebben. Hem daarvoor op de pünbank leggen, wilden ze niet: hü moest hen, ondanks hun vermomming, eens herkennen. Maar mocht de smid de deur uitgaan, dan zou Jan hem volgen, om te zien, of hü het geld soms naar de post, of naar den notaris bracht. Tot zün groote vreugde ontdekte j ”"S bekende lui, maar die waren aanstonds vertrokken. Toen het avond werd, kwam Peer Rleters even buiten, keek eens naar de lucht en Jan wist, dat Peer„zich niet meer zou laten zien. De deur werd dichtgedaan, de lamp aangestoken en het gordün neergelaten. Nu sluit hü rich met zün buit op. dacht de boef. Wacht maar, manneke, je zult er niet veel plezier van hebben. En. naar men beweert, heb je toch al geld genoeg, dus zullen wü je van het overtollige maar ontlasten. Tegen negen uur was de woning van den smid geheel in het donker. Rond middernacht zouden de boeven met hun plan beginnen. Alles ging naar wensch. In de buurt was op dat late uur geen levende ziel meer te bespeu ren. De veldwachter had zün ronde gedaan en zou wel onder de krullen krulpen. Zü kepden Zün gebruiken. Overtreders van de wet betref fende het sluitingsuur van herbergen waren er niet. Op het dorp woonden alleen eerlüke lui, hadden de boeven tot elkaar met een grünslach gezegd. Door de gammele deur van het schuurtje kwamen zü in de woning van den ouden smid. Hü sliep en het was dus gemakkelük hem te overvallen. ZU droegen hun slachtoffer naar den kelder. Toen sloop Jan Verrind naar de smidse voor den moker en bracht den ouden man daarmee een paar slagen op het hoofd toe. Nadat beiden zich overtuigd hadden, dat ze niets meer van hem te vreezen hadden, gin gen ze op onderzoek naar den buit. Maar hoe ze ook zochten en alles ten ondersteboven keer den en vernielden, er was geen geld te bespeu ren, dat noemenswaard was. Woedend betastten zü toen het lük. maar ook dit was vruchteloos. En woedend gingen zü naar huis, waar zü aan hun vrouw geboden te zeg gen, als de politie soms mocht komen vragen, waar zü dien nacht geweest waren, dat zU de woning niet verlaten hadden. Alles wat maar eenigszlns achterdocht kon wekken, werd uit den weg geruimd. De melk boer vond het dien morgen vreemd, dat Peer Rleters niet kwam openmaken, zooals hü ge woon was. HÜ sprak er met de buren over. Wel dra stond er een groepje nieuwsgierigen voor de smidse. Ook Jan Verrind voegde zich bü hen en vroeg, wat er gaande was. Men trok de schouders op. Enkelen liepen rond het huis, klopten op deuren en ramen en riepen den naam van den ouden man. Toen be sloot men de politie te waarschuwen. De veldwachter kwam en even daarna de bur gemeester. De deur van het schuurtje stond aan en werd opengeduwd en weldra ontdekte men, dat er inbraak gepleegd was. Men vermoedde het ergste. De oude man werd in den kelder gevonden. Nog dienzelfden dag kwam het parket. Jan Verrind en Willem Güsmans bleven steeds bü de toeschouwers en bespraken mede het triestige geval en den wreeden moord. Toen vernamen zü ook. waarom zü de erfenis niet gevonden hadden. De brievenbesteller, die 's morgens de enveloppe met geld besteld had, was door Peer Rieters verzocht, de som voor hem aan een Bank te willen verzenden, hetgeen gebeurd was. De belde moordenaars wisselden een blik van verstandhouding. En liefst hadden ze door krachtige verwenschingen uiting gegeven aan hun woede. Doch de schuldigen zouden weldra ontdekt worden. Het was maar een kleinigheid waardoor hun aanwezigheid in den kelder verraden werd. De veldwachter bemerkte nameHjk, dat met den hamer, waarmee de moord bedreven was. het piafond in den kelder werd geraakt en dat er eenige schilfertjes tusschen de ruige stof van de jas van Jan Verrind overeenkwamen met de kleur van de kalk aan de zoldering van den kelder, waarvan een plek verdwenen was, door den harden slag, waarmee de moordenaar het plafond geraakt had, er niet op rekenend, toen hü zün moker ophief, om den slag toe te bren gen aan den ouden man. dat het laag was en hü er mee in aanraking kon komen. Willem Güsmans viel daarbü aanstonds door de mand, omdat hü. toen men zün medehelper wees op die stille getuigen onmiddellük keek, of er ook bü hem schilfertjes te zien waren. Wat iedereen in onzen tijd direct opvalt, is niet alleen de ophooptng van kapitaal, maar ook de concentratie van een onbegrensde macht en despo tische economische overheerschlng in de handen van weinigen, die meestal nog niet eens de eigenaars zijn maar slechts de bewaarders en beheerders van aan hen toevertrouwde goederen, die zjj geheel en al volgens eigen in zicht en oordetfl beheeren. Deze overheerschlng wordt vooral met brutaal geweld uitgeoefend door hen, die, omdat zij het geld onder zich hebben en beheerschen, ook meester zijn van het kredietwezen en daarover absoluut beschikken. Daardoor leve ren zij als het ware het bloed, waarop heel het economische leven teeren moet en hebben zij het economische leven zóó in handen, dat niemand tfgen hun wil kan ademen. Elk jaar valt van 9 tot 14 Augustus een merk waardig hemelverschünsel waar te nemen, n.l. het vallen of verschieten der sterren. Men ziet dan aan den hemel lichtende strepen, plotseling opkomend en even plotseling weer verdwünend Een oud volksgeloof zegt, dat als men een wensch uit bü het zien van een vallende ster,, deze wensch in vervulling gaat. En velen zullen wellicht, wanneer zü een ster zien verschieten, een wensch uiten, in de stille hoop, dat deze, misschien reeds lang gekoesterd, in vervulling (al. gaan. Vroeger meende men, dat deze „vallende Sterren inderdaad sterren waren, die op een of andere manier van het firmament waren losgeraakt. Toen men later beter en meer in zicht kreeg in den bouw van het heelal begreep men, dat zoo iets onmogelük het geval kor> «Ün. De sterren toch zün nergens aan beves tigd. en kunnen dus ook niet losraken of „val len". Indien echter een ster door een of andere oorzaak aan het bewegen zou gaan, zou het duizenden en tienduizenden jaren duren, voor men op aarde iets van een verplaatsing zou kunnen waarnemen. Slechts verschuivingen in de sterrenspectra zouden ons tot de conclusie doen komen, dat de plaats eener ster veranderd was. Men is het er tegenwoordig vrüwel over eens, dat deze zg. vallende sterren heel weinig of niets met de eigenlüke vaste sterren te maken heb-, ben. En men zoekt de verklaring van het ver- schünsel der vallende sterren tegenwoordig In d? kometen. Zoowel de kometen zelf, als hun spruiten, de vallende sterren, zün door de menschen Jaren lang als schrikwekkende en onheilvoorspellen-.. de hemelverschünselen beschouwd. NatuurlUk zal na de verschüning van een komeet of .sterrenregen” wel eens een oorlog zün uitge broken, bf zal de aarde door een natuurramp geteisterd zün. Maar het is onjuist, hier van oor zaak en .gevolg te spreken. Zoodra men echter de periodiciteit in de komst der kometen had opgemerkt, verdween het geloof, dat zü onge lukken, natuurrampen of oorlogen aankondig- den. spoedig. De eerste, die den terugkeer van een komeet voorspelde, was Halley; hij zelf mocht echter de juistheid van zün berekening niet contro- leeren, want 17 jaar na zün dood keerde de komeet, zooals door Halley was voorspeld, te rug. Halley had de berekening niet precies kunnen uitvoeren, er bleef een onzekerheid van een maand. Maar toch was het in vervulling gaan van deze voorspelling een feit, dat een geweldigen indruk op de wetenschappelüke we reld maakte. De betreffende komeet, die den naam van de komeet van Halley verkreeg, heeft als zoo vele andere kometen, een baan, die den vorm heeft van een langgerekte ellips. Haar omlooptüd bedraagt 75 jaar. Een andere merkwaardige komeet is de ko meet van Biela, die 27 Februari 1826 voor het eerst werd waargenomen. In 1845 kon de ko meet opnieuw worden waargenomen, na ook al in 1832 en 1839, zooals was voorspeld, te zün waargenomen. Nadat de komeet in 1845 eenlge dagen zichtbaar was geweest, brak zü plotseling in tweeën. De oorzaak van deze „breuk" is tot nu toe onbekend. De twee deelen verwüderden zich van elkaar, tot zij elk afzonderlijk de zon genaderd waren. Toen naderden de beide ko meten elkaar weer. Dit verschünsel herhaalde zich in 1852. Den 27en November moest de ko meet, of liever de belde deelen, waarin de oor- spronkelüke komeet uiteengevallen was, vol gens berekening opnieuw verschonen. Dit ge schiedde echter niet. Inplaats daarvan nam men een sterrenregen waar, van in totaal 150.000 vallende sterren. Het vermoeden lag voor de hand, dat er verband bestond tusschen de val lende sterren en de kometen. Eenzelfde sterren-, regen, die in 1872 werd waargenomen, herhaal de zich in 1885 op een tüdstip. waarop dc ko meet van Biela had moeten verschünen. Men trok nu de conclusie, dat vallende sterren stuk ken kometenstof waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 10