Kabouter Flip zijn vriendje Wip en Liefde t eerste gezicht EEN STERRENREGEN tKdv&fiaal uandep dag Cherubini en Wagner Jaarljjksche sterren val in de Perseïden f 3 ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939 in den kelder Irene BRABANTSCHE BRIEVEN zijn bekomst Dan 1 Uit: Quadragesima Anno Nolleke heeft er Tot B\jn groote -^5 V „Je „Ze UL VEN HOUT, 10 Augustus 193» Amico, gU 1 ellen- tat in Daarop vroeg hU aan Flip en Wip of ze belden zin hadden om mee te gaan naar zijn palelz Het lag wel erg hoog, maar hU kon belden met gemak dragen, al* ze maar niet bang waren om zoo hoog meegevoerd te worden. het schuurtje len^ ouden smid. bl h< hi P« m P< be bi< as is hf U 01 g< dl r» U i 8 z a 14 r 1< b h i 1 i i 1 c t dli rel lei in ge eei ve: m< nii i he vai bes hij de krt Hj» bei gat wei I te voc zijr Mn ver Ge' voc Richard Wagner heeft de zwaarste en, dlgste jaren van zijn leven doorgebrai Parijs, dat voor hem toen niet de ..ville lu- mlére” werd, maar een oord van schaduw en dieper donker. Langen tijd zou het nog duren. vreugde ontdekte j" Jan Verrlnd, dat de smid den gan- schen dag In zijn woning bleef. De melkboer was er geweest, de bakker en nog een paar voordat Parijs aan de voeten van den meester lag. Indertijd was Maurice Lefévre directeur-ge- neraal van de Académie Nationale de Musique. HU heeft veel onbekends verteld uit het leven van den jongen Wagner. Een aardige vertel ling is de affaire van Wagner met den toen- maligen directeur van het Conservatoire Na tionale, den Italiaanschen componist Cherubtm de volken in de geschiedenis tallooze malen de hoop op het ontluiken van een tijdperk van vrede en welstand vastgeknoopt. In den naam van Prinses Irene is ook de hoop van ons vredelievend volk aan de blijde gebeurtenis van haar geboorte verbonden. Daarop vertelde de adelaar waarom de kraaien zoo opstandig tegen zijn regeering waren Het was alles de schuld van dien grooten ouden kraal die hen allen opgestookt had, zoodat ze zUn ge zag niet meer wilden erkennen. Moge de kleine Prinses, zooals haar vor stelijke ouders het wenschten, inderdaad een lieflijke bode van den vrede zijn; moge zij een vrediger tijd tegemoet groeien en de hoop, die in haar naam is uitgedrukt, vervuld zien. Toen de laatste kraai verdwenen was. ging de adelaar eens kijken wie hem zoo dapper had geholpen. HU ontdekte de twee vrienden en was wel verbaasd. Ho dankte beiden voor hun moe dig gedrag. Wagner had absoluut geen succes gehad in Parijs. Het diepste punt van zUn „dalles" was bereikt Wanhopig ging hU naar Cherubini om hulp, toen hij. tengevolge van een twist met een zangeres zUn karig brood verloor, dat hU verdiende als dirigent in een klein boulevard theater. Het geval met die zangeres moet hier voorop staan. Haar naam is al lang in ver diende vergetelheid geraakt, maar toen was zU de diva tan het inferieure theatertje, waar de groote meester het meer dan bescheiden or kestje dirigeerde. Lastig als alle .stars" sinds Eva’s tUden wierp zU op een generale repetitie haar rol naar he^ hoofd van den maestro en verklaarde, dat er geen werking van uit ging. Er moest absoluut nog een solo bUkomen, ten minste een lied van vier coupletten. Wat te doen? Den volgenden dag zou de première gaan. De librettist wierp woedend een paar strofen op het papier, maar de componist protesteerde. HU vond het nonsens, om bU die rymelarU een me lodie te componeeren. Madame moest zich maar tot haar kapelmeester wenden. En zoo kreeg Wagner de vereerende opdracht, een „lied” te componeeren. HU kon het voorgelegde rUmpje niet gebruiken, dichtte zelf een tekst en werk te een dag en nacht aan de compositie. Des ochtends zette hU zich aan den vleugel, om met de zangeres het lied in te studeeren. De ver wende diva schreeuwde al na een paar maten: „Wat hebt u daar voor een rommel voor me gecomponeerd!" Wagner had geen zachtmoe dige ziel en antwoordde de vertoornde zangeres op impulslef-heftlge wUze. Deze liep woedend weg en Het Wagner aan zUn vleugel zitten. De diva had een bankier tot vriend, natuuriyk den bankier, die in ernstige tUden (alle tUden zUn ernstig) met dikke sommen het theatertje bo ven water hield. NatuurlUk kreeg Wagneg di rect zUn congé. Den „rommel", dien hU had gecomponeerd, nam hU mee hetjwas het lied, dat wel heel de muzikale wereld kent, het lente lied uit de „Walküre”. Maar er zou gesproken worden over de.affalre Wagner-Cherublnl. Het geval met de verbolgen, zangeres heeft er mede te maken, want Wagner was er door ..gebroodroofd” en in zijn nood ging hU naar zUn ouden kennis Cherubini om hulp te krUgen. En hU deed dit verschillende malen en met volharding en niet zonder zelf- bewustzUn. Op dat zelfbewustzUn was Cheru bini helaas heelemaal niet gesteld. Een paar maal poogde hU Wagner met wat leege vrien- delUkheden weg te krijgen. Maar dit gelukte hem niet. In arren moede gaf hU tenslotte den steeds terugkomenden meester een aanbeve lingsbrief aan den directeur van het Grand Théfttre te Bordeaux, het voornaamste opera theater van Frankrilk in dien tUd. HU schreef den brief in tegenwoordigheid van Wagner, voorzag de enveloppe met zware, violette lak zegels en overhandigde het document aan zUn „beschermeling" met zwaarwichtig aplomb. HU vermaande Wagner. UHiigs naar Bordeaux te vertrekken en wenschte hem geluk in zUn eventueele nieuwe betrekking. Helaas was het voor Wagner niet mogelUk, UHngs naar Bor deaux te vertrekken, want hU bezat geen sou. Tenslotte besloot hU in zijn nood om maar te voet naar Bordeaux te gaan. Geen prettige tocht voor een man, die niet kieskeurig kan zUn en vooral wat nachtverblUf betreft alles voor lief moest nemen. Geen wonder, dat Wag ner na dezen moeizamen tocht er uit zag als een voddenkoopman, dien iedereen graag uit den weg gaat en die door eiken gendarm wan trouwend wordt aangezien. Dagen lang duurde de reis. Maar nog meer dagen moest Wagner wachten in de corridors van het theater te Bordeaux. ElndelUk werd hU, dank zU zUn aanbevelingsbrief van den grooten Cherubini, welken hU telkens Het zien, bU den directeur toegelaten. De directeur schrok, toen hU den verwaarloosden gezel zag. Maar Wagner hield hem moedig zUn „Sesam, open U”, den gelak- ten-brief met adres en naam van den afzender, Cherubini, den beroemden directeur van het Nationale Conservatorium, voor het beslist af- wVzende gezicht. „Komt U binnen, meneer!” zelde de getemde en opende de deur van zUn anders niet te genaken privé-bureau. Elk jaar valt van 9 tot 14 Augustus een merk waardig hemel verschUnsel waar te nemen, n.l. het vallen of verschieten der sterren. Men ziet dan aan den hemel lichtende strepen, plotseling opkomend eri even plotseling weer verdwUnend Een oud volksgeloof zegt, dat als men een Wensch uit bU het zien van een vallende ster, deze wensch in vervulling gaat. En velen zullen wellicht, wanneer zj| een ster zien verschieten, een wensch uiten, in de stille hoop, dat deze, misschien reeds lang gekoesterd, in vervulling zal gaan. Vroeger meende men, dat deze „vallende Bterren” inderdaad sterren warep, die op een of andere manier van het firmament waren losgeraakt. Toen men later beter en meer in- :g in den bouw van het heelal begreep ~~o iets onmogelUk het geval Wat iedereen in onzen tijd direct opvalt, is niet alleen de ophooping van kapitaal, maar ook. de concentratie van een onbegrensde macht en despo tische economische overheersching in de handen van weinigen, die meestal nog niet eens de eigenaars zijn, maar slechts de bewaarders en beheerders van aan hen toevertrouwde goederen, die zij geheel en al volgens eigen in zicht en oordeel beheeren. Deze overheersching wordt vooral met brutaal geweld uitgeoefend door hen, die. omdat zij het geld onder zich hebben en beheerschen, ook meester zijn vtin het kredietwezen en daarover absoluut beschikken. Daardoor leve ren zij als het ware het bloed, waarop heel het economische leven teeren moet en hebben zij het economische leven zóó in handen, dat niemand tegen hun wil kan ademen. Maar ’s middags, om ’n uur of drie, begost Nol zenuwachtig te worden. Telkens keek* te op zUnen horloge, veegde 't zweet uit den rand van zUnen hoed en gong nle meer in op de bakken van den Blaauwe We zouden ’n stukske gaan eten onder den toren „In Den Lee ren Emmer”, 'n vast adreske; maar den Nol gaf daar gin asem op ElndelUk kwam 1 hooge woord eruit: „Man nen," zee.-t-le: „Kek 'nsl ’t Is nle veur ’t een „De Tijd” schrijft: n de keuze van de namen, die de beide kleine Oranje-prinsessen dragen, heeft het Kroonprinselijk echtpaar zich een ruime mate van vrijheid voorbehouden tegenover historische precedenten en zicli op zinrijke wijze geïnspireerd op het heden op de beteekenis dus, die het feit zelf van de blijde geboorte der jonge Prinsessen voor het Koninklijk huls en voor ons volk had en heeft. In den naam Beatrix, zij die gelukkig maakt, vertolkte zich de blijdschap over den zegen van die eerste blijde geboorte, den nieuwen bloei van ons aloude vorsten huis en de hoopvolle jeugdbelofte, die daarvan over ons gansche nationale leven uitstraalde. In den eersten naam van prinses Irene, die „vrede” beteekent, spreekt zich het in nige verlangen uit, dat heden alle goed willende menschen bezielt en in alle harten de opperste plaats heeft: het verlangen naar vrede, de hoop, dat de dreigende ra zernij van blind-vemielend geweld nog van onze wereld en van ons volk moge worden afgekeerd en dat de teere bloem van den vrede, oorsprong en samenvatting van alle menschelijk geluk, moge gespaard blijven en opnieuw haar edelen luister ontvouwen. Door Hun kind met dezen zachten len zinrijken naam te -benoemen, hebben de prinselijke ouders aan de nieuwgeborene een blijvende herinnering meegegeven aah de donkere dagen, waarin het Prinsesje ter wereld kwam, maar haar ook een bijzondere plaats verzekerd in het hart van het volk -dat haar als een lieflijke kleine vredebode ziet verschijnen. Zoo verzinnebeeldt deze naam den hartewensch, dien de wereld koestert op het oogenblik, waarop de prin selijke nieuwgeborene die gereld intrad. De gelukkige geboorte van een kind is op zichzelf de blijdste tegenstelling van den menschenversllndenden oorlog, en aan de geboorte van een prins of prinses hebben der aarde, dan vallen ze naar de aarde toe. Zoodra de deeltjes nu den dampkring van de aarde binnendringen, duwerf zU de lucht, al Is deze nog zoo UI. snel voor zich uit. Door de wrUving, die daarbU ontstaat, kunnen deze stof deeltjes tot gloelens toe verhit worden. De tem peratuur kan daarbU zoo hoog worden, dat de stofdeeltjes van vaste stof in damp kunnen overgaan. Het gloeien van deze deelt) ?s tü- dens hun beweging, kunnen we waarnemen als een lichtende streep aan den hemel. Het zUn de zg. vallende sterren. De vallende sterren worden reeds in de hoogste dampkringlagen zichtbaar, dus op 150 tot 180 km. hoogte. De meeste dezer vallende sterren, eigenlUk dus vallende stukken kometen stof, verteren reeds geheel in de luchtlagen, waar zU doorheen gaan. Enkele grootere kun nen een zeer fel licht uitstralen en lang zicht baar blUven. Zeer groote kunnen zelfs de aarde bereiken als meteoorsteenen of aeroliethen, ter- wUl de kleinere vuurbollen of boliden heeten. De meteoorsteenen zUn voor de kennis van den opbouw van het heelal van de grootste beteekenis. Men heeft toch Immers in meteoor steenen dezelfde elementen gevonden als op aarde, en op grond van spectroscopische waar nemingen op de zon en op andere vaste sterren voorkomen. Hieruit kon men de belangrUke conclusie trekken, dat het heelal uit dezelfde elementen is opgebouwd. Er zUn tUden. waarop het aantal vallende sterren zeer groot is. Zoo van 9 tot 14 Augustus en van 14 tot 16 November. Eerstgenoemde sterrenregen wordt waargenomen in het sterren beeld Perseus, laatstgenoemde In het sterren beeld de Leeuw. Vandaar dat men de vallende sterren in Augustus de Perseïden, die in No vember de Leonldcn noemt. De sterrenregen van Augustus heet ook wel de Laurentiusstroom, daar den tienden Augustus de Roomsch-Katho- lieke Kerk het feest van den heiligen Lauren- tlus viert. De bekende Italiaansche astronoom Schiapa relli heeft de baan der vallende sterren in Augustus, dus de baan der Perseïden. nauw keurig berekend. Deze baan was dezelfde als die van een bekende komeet. Ook de baan der Leoniden bleek samen te vallen met die van een bekende komeet. Naast de vele andere belangrUke ontdek kingen van Schiaparelli, heeft hu dus mede den weg aangegeven tot het oplossen van het raad sel der vallende sterren. Het heele dorp wist, dat Peer Rleters een erfenis kreeg, maar wanneer hU deze zou ont vangen, interesseerde alleen een paar boeven die daar woonden. Peer Rleters was smid, maar hU werkte niet veel meer, omdat zUn ouderdom hem dit ver hinderde. HU woonde alleen en scharrelde zUn fcigen potje. P"Jan Verrlnd en WUlem GUsmans, voor de politie geen onbekenden, hadden al lang met elkaar afgesproken, dat, zoodra Peer zUn erfe nis ontvangen zou hebben, zU er beslag op zou den leggen. Jan woonde tegenover den smid en besteedde zUn tUd om te zien, wie bU Peer Rleters in- en uitging. Dit met het oog op de erfenis, die eiken dag komen kon. En zoo zag hU op een morgen dat de post een groote gale enveloppe bestelde, waarop een menigte roode lak was aangebracht. „De bult is er?” meldde hU zijn handlanger. „Nu nog kUken, of Peer zUn huis niet verlaat, om zUn geld weg te brengen. De brlevenbesteUer hééft zeker een goede fooi gekregen,” meende de boef, „want Peer heeft hem binnengevraagd." Het was n*i hun eenlge zorg, dat de oude smid zUn geld zou wegbrengen, want op klaarlichten dag konden zij onmogelUk den man het geld afhandig maken. We! zou het niemand opval len. dat Jan of Willem een praatje bU hem gin gen maken, want dit gebeurde wel eens, als hU in zUn smidse aan het knutselen was. De boeven hadden samen alles goed over wogen. Dien avond zouden ze aan den achter kant het huisje blnnendringen, den man een prop in den mond duwen en hem in den kelder, om de buren niet wakker te maken, vermoorden. Veel gevaar was daar wel niet voor, want het huls was omringd door een tuin, maar men moest m*>t alles rekening houden, voor alles op zUn hoede zUn erf alle voorzorgsmaatregelen nemen, om geen achterdocht te wekken. Zoo zouden ze den ouden man ook met zUn eigen moker een slag op zUn hoofd toebrengen, dan hoefden ze zelf geen voorwerp mee te nemen, om hun daad te bedrUven. De twee bandieten hadden, volgens hun mee- nlng, alles goed voorzien‘en geregeld. Ze zou den ook vooral zorg dragen geen voet- en vin gerdrukken na te laten. Belden zaten dikwijls verdiept in detectieven- verhalen en namen een voorbeeld aan de vele daarin voorkomende bedreven moorden, onder- Komt een komeet, die meestal zeer UI is. in de nabUheid van de zon. dan wordt er vaak een zg. staart uitgetrokken, niet zooals men volgens de aantrekkingskracht zou mogen ver wachten, in de richting van de zon. maar deze staart ia juist van de zon af gericht Men ver klaart het ontstaan van een kometen-.staart" nu als volgt: komt een komeet in de nabUheid van de zon of ander lichtend hemellichaam, dan oefenen de lichtstralen een af stoot ende werking uit op de fUne stofdeeltjes, waaruit de komeet bestaat. De druk, uitgeoefend door de lichtstralen op de stofdeeltjes, heet de stra lingsdruk. De uitgestroomde stofdeeltjes, die zich in den knmetorjvtaert bevinden, blUven het oorspron- kelUke dichtere deel van de komeet, den z.g. kop of kern, volgen. Komen de stofdeeltjes ech ter binnen het bereik van de aantrekkingskracht of 1 ander, maar ik heb vanmiddag nog *n af- sprokske mee.... mee.... eh.... Angelleke. Gullie zut eigens ook getrouwd.... ge.... ge witte rallesvan!” En weer moest den Fielp verklaren dat ie „finaal complex” stond. „Maar waarom!” vond den Blaauwe: „As ’t nou toch meenens is Fielp?” „Méé..nens. „Waarom nle? Liefde op ’t eerste gezicht Is toch nle alleen uitgevonden veur jou, Ffelp?” „Veur mUn....?” vroeg den bakker. „Wat ebben hlkke en m'n Kee mee zo nen honzin te schaften?" „Nouja...." dee den Blaauwe kleintjes: „Ik heb altU hooren zeggen, dat gU en Kee verUefd wierden op den eigensten oogenblik dat gullie malkaar veur 't eerst zaagt, nou veertig jaren gelejen.” „Zóó lank kan 'k nle hontouwen," bromde den Fielp. „Da s wat'Vu deur: „Maar dt^ zooveulsten keer Flewp." Maar wty Nolleke hardop: „AngeUek is van goeie familie; heur vader was kernél, gevallen bu Verdun, in veertien!” En hU'rookte aan z'n gekleurd siga retje lijk 'nen kroonprins, zoo fier! „Ebt ge hal kennis gemokt mee oew haan- slaande schoonmama, de kemélsweduwe, deu ren.... nacht?" vroeg den Fielp „bedroefd." „Toen den kemel sneuvelde, was de weduwe al dood,” zee Nol ingewikkeld. „Ik ben ook ’nen weesjongen, dus Angeliek en mU staat niks in den weg.” „Wit ze dat JU zestig zljt?" vroeg den Jaan. schat me negenenveertig," antwoordde Nolleke droog „En gU hebt ze zoo wys gelatenvroeg den Jaan „Allicht! 'Nen man Is zoo jonk as ie z’n eigen voelt." Daar was den kellner mee ’t servies veur den Nol. „Zet daar maar neer," wees den Fielp op 'n tafeltje achter ons....! Nou stond Nolleke.... „complex". Maar hU Het ’t nle merken (dacht te!) en gong breeduit zitten. Toen zee den Fielp geringschattend en mee „bedroefde” stem: „Ik zou maar ’n slabbeke veurdoen, Nol, handers morst ge hop den boekee." „Borst maar," zee Nol. „Hook smakelUk gebruik," wenschte den Fielp. 't Wierd n leutig ontbUt waarbU 't gesprek tusschen vader Fielp en ’t wonderkind Nolleke ruggelings wierd voortgezet „Nolleke?” „Ja, pa?” „Ebt g'oew tandjes gepoetst?" „Die heeft ie bij zUn Angellekske laten liggen,” zee den Blaauwe. Maar Nolleke was nle kwaad te krUgen! HU trok ’n gezicht als "n veroveréér. die best teu gen 'n douwke kon! En die wel wist waar Abram den mosterd haalt! Dan anderen mergen, *t was dus Zondag. wierd er om half zeuven op m'n deur geklopt. Vader Fielp! „Dré!l" „Oewajaah!geeuwde-n-ik, zude Flelp?"^ „GoelenmergenHopstaan. Dré We gaan hom aJf hacht naar de kerk." „Is Nolleke al boven water?" „Weet ’k nle. ’k Staal helgens nog In m'nen nachtpon. ZUde *r hult? Hover ’n alf huur hontbUt!" 'k Wou nog vragen hoe t mee ’t weer gesteld was, als ik zUn bloote voeten al hoorde weg- klipperen over ’t zeil In den smallen logements- gang Oem. halfzeuven Trui lag nou ook wakker Dré Til en den Eeker waren al op. Dahjk aou Stofférs luien veur d’ eerste mis en ik wist, hoe die twee mannekes, mee luisterende ooren. daar in den grUzen mergen zich zwUgend stonden aan te kleejen veur den kerkgank. Hoe Trui, mee 'n rooi slaapgezicht en toegeknepen oogen, daar In de bedstee te oorenspitsen lag of de jongemannen wel genogt opechoten. om op tUd gereed te zUn. Ja, ik hóórde m'n steertklok op WU waren er efkes stil van. Ondanks den „Vlaamschen tongval”.... dat moest toch Nol leke Gommers zUn! „Aja, menier, de Ulvenhoitsche gasten zaain aan tafel, zulle!" WU mokten dalUk al. op ons nuchtere m^ag, ’n eigenaardige beurt bU de andere gasten y de eetzaal. Maar daar was Nolleke. Allebei z’n knulstekes in de broekzakken, den buik vooruit, den bol hoed op één oor. ’nen boekee viooltjes in z’n knoopsgat en in ’nen wolk van parfum, zoo stond ie, mee 'ngekleurd sigaretje in z’nen kop. aan onze tafel. En 't eerste wat den Fielp, na ’n minachtend zwUgen. zeggen kost, was: „Ik staal complex!” VaderlUk bedroefd, hautain, zoo zagen z’n oogen neer op dat boemel-Nolleke, wiens schuine hoeike ’n handbrldte boven de tafel uit bolde. Den Jaan, deur z’n Tonia <en vroegjt-jteur z’n Kee) ‘n heel leven lang zoo strak gehbifwen aan strengende kabeltouwen van fatsoen, z’n snorreborstels omlaag, zette ze dan in de hoogte en vroeg schor: „Hoe hiet ze, Nol?” „Angeliek,” zee Nolleke dapper. Dan goolde- n-ie fier zUnen bolhoed naar z'n ander oor, rook ns aan den knoopsgatboekee en deelde toen manhaftig mede: „Ze is wel dertig jaar jonger dan Ik, maar ik denk er sterk over, om te trou wen!” Roets den hoed achterover. „En as gullie véul praat mokt, dan gaal Ik al nlemeer verom ook naar Ulvenhout!” Garconf 'Nen dejeuner veur mU. vlte! Ik val om van den honger!” „HU begtflt hier al aardig wortel te schieten,” zee den Blaauwe zoo langs z'n neus weg: „Maar. Nol, wU komen op de bruiloft, horre!” „Daar mot Ik nog 'ns over denken,” peinsde Plus xt schetst hier den overgang van het kapitalisme der vrije concur rentie naar het kapitalisme der con cerns en kartels. Het eigendomsrecht behoort meestal aan juridische perso nen, terwijl de werkelijke macht steeds wordt uitgeoefend door phy- sieke persoonlijkheid, d.w.z. door menschen. De hoogste graad van overheersching wordt volgens den Heiligen Vader In het economisch leven bereikt in het financieel kapita lisme, d.w.z. de ondernemingen wer ken met credleten. hun door flnancl- eele instellingen verleend. (Von Nell Breunlng) Nolleke wou opstaan. Gong weer zitten Stond nog 'ns op. Zat Weer. Waarop den bakker 'm vaderlUk-vrtendelUk bij den erm pakte en zee: „Nol, daar is „Heerenin ’t hoekske naast den toog.” „Eh.... eh oow.,..” zee-t-ie: je.... ja,.dan gaal 'k maar efkes.” Nol af, langs ’n zUdeur op den achtergrond. „Da's de schoonste stuip, die ’k hin den Han- vers mee ’nen Hulvenouter meemokte." brulde den Fielp. „Maar héén dink, jongens: zwUgen! HU mot heerst hover z’nen strop eenen, dan zullen we ’m wel 'ns scheren!" Toen Nolleke verom kwam zonder den boekee! was 't een ander keareltje. Rustiger. Minder bazig. En hu begost mee zUnen koker te trekken en ons allemaal 'n dure Hollandsche sigaar te presenteeren. Dan zee-t-le: „Fielp, dat was toch gin kwaal gedacht van jou. We moesten dalUk maar "ns 'n steuvlg stukske gaan schransen. Ik geef vtjf flesschen weg om mee te beginnen!" Na de soep en de tweede flesch stond Nollek» In .Den Leeren Emmer” al weer rap op tafel en droeg veur. HU minde, wierd bemind, viel in zwjm, duel leerde, zegevierde, wierd verslagen en wiegde 't klndeke zoo zacht, daTt docht te bezwUken. Den Blaauwe zee toen: „Ik staat complex." Den Fielp: „Ge aalt me de woorden hult den mond." We misten de leste bus, want 't plazler bloei de los als 'n veld vol klaprozen. Maar van Ul venhout naar den Luikschen Waterexpositie is ’n heele reis op-en-neer, waar of nle? En Nolleke vertelt overal rond dat ’m wilden schalqen daar in.... eh.... Luik, maar aan hum gin sjans! Leve de vrUheid!" Nou, dat bietje leut Uiten wU ’mI Maar ’n bruiloft mot ie geven, hebben we besloten. Al is er dan gin bruid bij als we maar leut hebben! Als die bruiloft ooit gehouwen wordt, hoort ge ’r wel over! Veul groeten van Trui. Dré UI en den Eeker en als altU gin horke minder van oewen e k k DR* den wemelenden mergenduister tikken, die daar schemerde deur 't vierkante bovenlicht van de buitendeur naar den erf. Toen gong den langzamen, breejen pas van den langbeenigen Blaauwe langs m'n deur. Heel fUntjes rook Ik den smoor van z'n eerste pUp En als Ik 'n paar minuten later m'n schoenen pakte veur m'n deur, kwam ie sjuust verom. LUk ‘nen steert hongen z'n broeksgalgen achter 'm aan te slierten, 'n Naauw, duiv borstrokske sloot al^ 'n handschoen om z'n knoestige ribben kast. Gewasschen had le al gedhan en dus piek ten z'n rosse stekels sjuust zoo Tel uit z'nen kop al de punten uit 'nen kastanjebast Z'n steenen mergenpepke stonk over den gang als 'nen bran denden mesthoop over den akker! Ik zee: ..ge zUt vroeg aan den kuier, Blaauwe?" „Ja, Dré. we motten onzen tUd nle verslapen; daar Is vandaag nog wel iets te beleven; witte dat g’oew flanel achterstevoren aan hebt de knoopkes zitten op oewen rug." „Vrek ja, ik docht al. wat trekt t onder de ermen. „Oew schei zit netjes,” zee-t-le toen en hU kletste op m'nen kalen kop. terwijl ik me bukte veur m'n schoenen. Als ik 'n kwartierke later benejen kwam, veur 't ontbUt. was ik den leste. „•k Staal er van complex zooveul tüd has gU noodlg ebt veur oew twelet,” zee den Fielp „Mergen, Jaan,” antwoordde-n-lk. want hum had ik nog nle gezien vandaag: „goed getukt?" „As 'nen marmot, Dré! GU ook?" En toen, amico, toen klonk ’n bekende stem daar bU den ingank achter 'n tochtschotje „Ahwel. garcon. vertel me 'nen keer. U dat Ul- venhoutschc uitvaagsel al uit z'n nest?" zockingen naar de daders daarvan en de ont dekkingen van de speurder». Niets zou hun kunnen verraden. Daar waren ze van verzekerd. De man was oud, die kon geen weerstand bieden. Als een kind zouden ze hem naar den kelder dragen. Een kas’, was gauw geforceerd. ZUn geld zouden ze wel vinden, waar hU het ook verstopt zou hebben. Hen» daarvoor op de pUnbank leggen, wilden ze niet: ■fiU moest hen, ondanks hun vermomming, eens herkennen. Maar mocht de smid de deur uitgaan, dan zou Jan hem volgen, om te zien, of hU het geld soms naar de post, of naar den notaris bracht. issassia«s(sss««a(sns«(s(sssts«s(«is((i»»aggg(MM De moord 2 ïs< tasisatiasissatasaatasaMtra bekende lui, maar die waren aanstonds vertrokken. Toen het avond werd, kwam Peer Rleters even buiten, keek eens naar de lucht en Jan wist, e dat Peer zich niet meer zou laten zien. De deur werd dichtgedaan, de lamp aangestoken en het gordUn neergelaten. Nu sluit hU rich met zUn bult op, dacht de boef. Wacht maar, manneke, je zult er niet veel plezier van hebben. En, naar men beweert, heb Je toch al geld genoeg, dus zullen wU je van het overtollige maar ontlasten. Tegen negen uur was de woning van den smid geheel in het donker. Rond middernacht zouden de boeven met hun plan beginnen. Alles ging naar wensch. In de buurt was op dat late uur geen levende ziel meer te bespeu ren. De veldwachter had zUn ronde gedaan en zou wel onder de krullen kruipen. ZU kenden zUn gebruiken. Overtreders van de wet betref fende het sluitingsuur van herbergen waren er niet. Op het dorp woonden alleen eerUjke lui, hadden de boeven tot elkaar met een grUnslach gezegd. Door de gammele deur va») ■kwamen zU In de woning van d< HU sliep en het was dus gemakkeUjk hem te overvaHen. ZU droegen hun slachtoffer* naar den kelder. Toen sloop Jan Verrlnd naar de smidse voor den moker en bracht den ouden man daarmee een paar slagen op het hoofd toe. Nadat belden zich overtuigd hadden, dat ze niets meer van hem te vreezen hadden, gin gen ze op onderzoek naar den buit. Maar hoe ze ook zochten en alles ten ondersteboven keer den en vernielden, er was geen geld te bespeu ren, dat noemenswaard was. Woedend betastten zU toen het >Uk. maar ook dit was vruchteloos. En woedend gingen zU naar huis, waar zU aan hun vrouw geboden te zeg gen, als de politie soms mocht komen vragen, waar zU dien nacht geweest waren, dat zU de woning niet verlaten hadden. Alles wat maar eenigszlns achterdocht kon wekken, werd uit den weg geruimd. De melk boer vond het dien morgen vreemd, dat Peer Rleters niet kwam openmaken, zooals hU ge woon was. HU sprak er met de buren over. Wel dra stond er e^n groepje nieuwsgierigen voor de smidse. Ook Jan Verrlnd voegde zich bU hen en vroeg, wat er gaande was. Men trok de schouders op. Enkelen Hepen rond het huis, klopten op deuren en ramen en riepen den naam wn den ouden man. Toen be sloot men de poUtie te waarschuwen. De veldwachter kwam en even daarna de bur gemeester. De deur van het schuurtje stond aan en werd opengeduwd en weldra ontdekte men, dat er inbraak gepleegd was. Men vermoedde het ergste. De oude man werd in den kelder gevonden. Nog dienzelfden dag kwam het parket. Jan Verrlnd en Willem GUsmans bleven steeds bU de toeschouwers en bespraken me0e het triestige geval en den wreeden moord. Toen vernamen zU ook. waarom zU de erfenis niet gevonden hadden. De brievenbesteller, die 's morgens de enveloppe met geld besteld had, was door Peer Rleters verzocht, de som voor hem aan een Bank te willen verzenden, hetgeen gebeurd was. De beide moordenaars wisselden een blik van verstandhouding. En Hefst hadden ze door krachtige verwenschlngen uiting gegeven aan hun woede. Doch de schuldigen zouden weldra ontdekt worden. Het was maar een kleinigheid waardoor hun aanwezigheid in den kelder verraden werd. De veldwachter bemerkte namelUk, dat met den hamer, waarmee de moord bedreven was, het piafond in den kelder werd geraakt en dat er eenige schilfertjes tusschen de ruige stof van de jas van Jan Verrlnd overeenkwamen met de kleur van de kalk aan de zoldering van den kelder, waarvan een plek verdwenen was, door den harden slag, waarmee de moordenaar het plafond geraakt had. er niet op rekenend, toen hij zUn -noker ophief, om den slag toe te bren gen aan den ouden man, dat het laag was en hU er mee in aanraking kon komen. Willem GUsmans viel daarbU aanstonds door de mand, omdat hU, toen men zUn medehelper wees op die stille getuigen onmiddelUjk keek, of er ook bU hem schilfertjes te zien waren. Angstig en bevend zat Wagner op den rand van den hem aangeboden stoel, terwijl de mach tige den brief bekeek en de zegels verbrak. Op dit beslissende moment stormde een regisseur het kabinet binnen en brulde: „U moet direct komen, meneer de directeur^ de tenor en de bas zijn slaags geraakt!” De directeur smeet Cherubini's brief woedend op tafeT en riep: „Pardon meneer, een moment!" e< rende naar zUn boksende heldenzangers. Wagner was alleen. HU tuurde lang naar den brief, welke op tafel lag, naar het document van Cherubini, dat hU op den langen weg zoo behoedzaam aan zUn gejaagd hart had gedra gen, zUn eenigen troost in de zware dagen, toen hU bUna verhongerde. Nu lag die brief daar voor hem open op tafel. HU aarzelde, maar kon de bekoring niet weerstaan, greep den brief en las: „Beste Vriend, met dezen brief zend ik je een afschuwelUken vent, dien ik mU. niet van het lUf kan houden. Neem mü niet kwalUk. maar Ik kan niet anders, de kerel maakt het mU té lastig. Ik hoop, dat U mUn protégé gauwer zal kwUt raken.” Toen de directeur na temming van zün wild geworden artlsten terug kwam, vond hU zUn bureau leeg, de deur wagenwUd open en op tafel alleen nog maar een opengescheurde leege enveloppe. inders,” treiterde den Blaauwe krinee stond toch weer veur den ■Xgast, dat de „wielde bwind is, jX. kwam deus .schoonheids- beschouwlng” nle, want ineens viel ons op hoe den Jaan, mee zUnen ouwen, scherpen veldwach- tersbllk „iets" op heeterdaad zat te betrappen, daar wUer den Boutevard op, tusschen de Zon- dagsdrukte! Ook NoHeke, stil en bleek, zat te turen, te turen mee 'n ongeloovig gezicht, den mond open, de oogen groot en vol doffe ver rassing. Ik keek denzelfden kant 'ns op en allee.... was dat....? Ja, ’t wé»; want Nol leke. Ook den Fielp begost belang te stellen. „Eh. eh. hik kik „Staal complex,” vulde den Blaauwe aan, die mee z'n scherpe zwemoogskes al rap de zaak bekeken had en herkend. Ik stootte gaauw den Jaan aan beduidde *m te zwUgen. Den Fielp kntkte langzaam, mee knippende, goedkeurende oogen. We zouden zwUgen. Allemaal. En in *n stilte van vUf plech tige, dramatische minuten, achter vUf pinten bok wU, kwam daar veurbU gekuierd: Angéllque mee'nen soortement van Maurice Cheval- ller aan den arm. En dat „Maurice" gin broer of neef was van den Nol z’n „aanstaande”, dat kost 'n kind wel zienl zicht kreer men, dat zoo iets onmogelUk het geval kon zUn. De sterren toch zUn nergens aan beves tigd, en kunnen dus ook niet losraken of „val len”, Indien echter een ster door een of andere oorzaak aan het bewegen zou gaan, zou het duizenden en tienduizenden Jaren duren, voor men op aarde iets van een verplaatsing zou kunnen waarnemen. Slechts 'verschuivingen In de sterrenspectra zouefen ons tot de conclusie doen komen, dat de plaats eener ster veranderd was Men is het er tegenwoordig vrUwel over eens, dat deze zg. vallende sterren heel weinig of niets met de eigenlUke vaste sterren te maken heb-, ben. En men ^oekt de verklaring van het ver- ■ehUnsel der vallende sterren tegenwoordig in de kometen. Zoowel de kometen zelf, als hun spruiten, de Vallende sterren. zUn door de menschen jaren lang als schrikwekkende en onheilvoorspellen- de hemelverschUnselen beschouwd.» NatuurlUk zal na de verschUnin& van een komeet of „sterrenregen" wel eens een oorlog zUn uitge broken, of zal de aarde door een natuurramp geteisterd zUn. Maar het is onjuist, hier van oor zaak en gevolg te spreken. Zoodra men echter de periodiciteit in de komst der kometen had opgemerkt, verdween het geloof, dat zU onge lukken, natuurrampen of oorlogen aankondig- den.’ spoedig. De eerste, die den terugkeer van een komeet voorspelde, was Halley; hU zelf mocht echter de juistheid van zUn berekening njet contro- leeren, want 17 jaar na zUn dood keerde de komeet, zooals door Halley was voorspeld, te rug. Halley had de berekening niet precies kunnen uitvoeren, er bleef een onzekerheid van een maand. Maar toch was het in vervulling gaan van deze voorspelling een feit, dat een geweldigen Indruk op de wetenschappelUke we reld maakte. De betreffende komeet, die den naam van de komeet van Halley verkreeg, heeft ajs zoo vele andere kometen, een baan, die den vorm heeft van een langgerekte ellips. Haar omlooptUd bedraagt 75 jaar. Een andere merkwaardige komeet is de ko meet van Biela, die 27 Februari 1826 voor het eerst werd waargenomen. In 1845 kon de ko meet opnieuw worden waargenomen, na ook al in 1832 en 1839. zooals was voorspeld, te zUn waargenomen. Nadat de komeet In 1845 eenige dagen zichtbaar was geweest, brak «U plotseling In tweeën De oorzaak van deze „breuk” Is tot nu toe onbekend. De twee deelen verwUderden zich van elkaar, tot zU elk afzonderlUk de zon genaderd waren. Toen naderden de beide ko meten elkaar weer. Dit verschUnsel herhaalde zich in 1852. Den 27en November moest de ko meet, of liever de belde deelen. waarin de oor- spronkelUke komeet uiteengevallen was, vol gens berekening opnieuw verschUnen. Dit ge schiedde echter niet. Inplaats daarvan nam men een sterrenresen waar, van In totaal 150.000 vallende sterren. Het vermoeden lag voor de hand, dat er verband bestond tusschen de val- lende sterren en de kometen. Eerizelfde sterren regen, die In 1872 werd waargenomen, herhaal de zich in 1885 op een tUdstip, waarop de ko meet van Blela had moeten verschUnen. Men trok nu de conclusie, dat vallende sterren stuk ken kometenstof waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 24