Kabouter Flip
zijn vriendje Wip
en
Liefde
t eerste gezicht
EEN STERRENREGEN
tKdv&fiaal uandep dag
Cherubini
en
Wagner
Jaarljjksche sterren
val in de Perseïden
f
3
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939
in den kelder
Irene
BRABANTSCHE BRIEVEN
zijn bekomst Dan
1
Uit: Quadragesima Anno
Nolleke heeft er
Tot B\jn groote
-^5
V
„Je
„Ze
UL VEN HOUT, 10 Augustus 193»
Amico,
gU
1
ellen-
tat in
Daarop vroeg hU aan Flip en Wip of ze belden
zin hadden om mee te gaan naar zijn palelz
Het lag wel erg hoog, maar hU kon belden met
gemak dragen, al* ze maar niet bang waren om
zoo hoog meegevoerd te worden.
het schuurtje
len^ ouden smid.
bl
h<
hi
P«
m
P<
be
bi<
as
is
hf
U
01
g<
dl
r»
U
i
8
z
a
14
r
1<
b
h
i
1
i
i
1
c
t
dli
rel
lei
in
ge
eei
ve:
m<
nii
i
he
vai
bes
hij
de
krt
Hj»
bei
gat
wei
I
te
voc
zijr
Mn
ver
Ge'
voc
Richard Wagner heeft de zwaarste en,
dlgste jaren van zijn leven doorgebrai
Parijs, dat voor hem toen niet de ..ville lu-
mlére” werd, maar een oord van schaduw en
dieper donker. Langen tijd zou het nog duren.
vreugde ontdekte j"
Jan Verrlnd, dat
de smid den gan-
schen dag In zijn
woning bleef. De
melkboer was er
geweest, de bakker
en nog een paar
voordat Parijs aan de voeten van den meester
lag.
Indertijd was Maurice Lefévre directeur-ge-
neraal van de Académie Nationale de Musique.
HU heeft veel onbekends verteld uit het leven
van den jongen Wagner. Een aardige vertel
ling is de affaire van Wagner met den toen-
maligen directeur van het Conservatoire Na
tionale, den Italiaanschen componist Cherubtm
de volken in de geschiedenis tallooze malen
de hoop op het ontluiken van een tijdperk
van vrede en welstand vastgeknoopt. In
den naam van Prinses Irene is ook de hoop
van ons vredelievend volk aan de blijde
gebeurtenis van haar geboorte verbonden.
Daarop vertelde de adelaar waarom de kraaien
zoo opstandig tegen zijn regeering waren Het
was alles de schuld van dien grooten ouden kraal
die hen allen opgestookt had, zoodat ze zUn ge
zag niet meer wilden erkennen.
Moge de kleine Prinses, zooals haar vor
stelijke ouders het wenschten, inderdaad
een lieflijke bode van den vrede zijn; moge
zij een vrediger tijd tegemoet groeien en
de hoop, die in haar naam is uitgedrukt,
vervuld zien.
Toen de laatste kraai verdwenen was. ging de
adelaar eens kijken wie hem zoo dapper had
geholpen. HU ontdekte de twee vrienden en was
wel verbaasd. Ho dankte beiden voor hun moe
dig gedrag.
Wagner had absoluut geen succes gehad in
Parijs. Het diepste punt van zUn „dalles" was
bereikt Wanhopig ging hU naar Cherubini om
hulp, toen hij. tengevolge van een twist met
een zangeres zUn karig brood verloor, dat hU
verdiende als dirigent in een klein boulevard
theater. Het geval met die zangeres moet hier
voorop staan. Haar naam is al lang in ver
diende vergetelheid geraakt, maar toen was zU
de diva tan het inferieure theatertje, waar de
groote meester het meer dan bescheiden or
kestje dirigeerde. Lastig als alle .stars" sinds
Eva’s tUden wierp zU op een generale repetitie
haar rol naar he^ hoofd van den maestro en
verklaarde, dat er geen werking van uit ging.
Er moest absoluut nog een solo bUkomen, ten
minste een lied van vier coupletten. Wat te
doen? Den volgenden dag zou de première gaan.
De librettist wierp woedend een paar strofen op
het papier, maar de componist protesteerde. HU
vond het nonsens, om bU die rymelarU een me
lodie te componeeren. Madame moest zich maar
tot haar kapelmeester wenden. En zoo kreeg
Wagner de vereerende opdracht, een „lied” te
componeeren. HU kon het voorgelegde rUmpje
niet gebruiken, dichtte zelf een tekst en werk
te een dag en nacht aan de compositie. Des
ochtends zette hU zich aan den vleugel, om met
de zangeres het lied in te studeeren. De ver
wende diva schreeuwde al na een paar maten:
„Wat hebt u daar voor een rommel voor me
gecomponeerd!" Wagner had geen zachtmoe
dige ziel en antwoordde de vertoornde zangeres
op impulslef-heftlge wUze. Deze liep woedend
weg en Het Wagner aan zUn vleugel zitten. De
diva had een bankier tot vriend, natuuriyk den
bankier, die in ernstige tUden (alle tUden zUn
ernstig) met dikke sommen het theatertje bo
ven water hield. NatuurlUk kreeg Wagneg di
rect zUn congé. Den „rommel", dien hU had
gecomponeerd, nam hU mee hetjwas het lied,
dat wel heel de muzikale wereld kent, het lente
lied uit de „Walküre”.
Maar er zou gesproken worden over de.affalre
Wagner-Cherublnl. Het geval met de verbolgen,
zangeres heeft er mede te maken, want Wagner
was er door ..gebroodroofd” en in zijn nood
ging hU naar zUn ouden kennis Cherubini om
hulp te krUgen. En hU deed dit verschillende
malen en met volharding en niet zonder zelf-
bewustzUn. Op dat zelfbewustzUn was Cheru
bini helaas heelemaal niet gesteld. Een paar
maal poogde hU Wagner met wat leege vrien-
delUkheden weg te krijgen. Maar dit gelukte
hem niet. In arren moede gaf hU tenslotte den
steeds terugkomenden meester een aanbeve
lingsbrief aan den directeur van het Grand
Théfttre te Bordeaux, het voornaamste opera
theater van Frankrilk in dien tUd. HU schreef
den brief in tegenwoordigheid van Wagner,
voorzag de enveloppe met zware, violette lak
zegels en overhandigde het document aan zUn
„beschermeling" met zwaarwichtig aplomb. HU
vermaande Wagner. UHiigs naar Bordeaux te
vertrekken en wenschte hem geluk in zUn
eventueele nieuwe betrekking. Helaas was het
voor Wagner niet mogelUk, UHngs naar Bor
deaux te vertrekken, want hU bezat geen sou.
Tenslotte besloot hU in zijn nood om maar te
voet naar Bordeaux te gaan. Geen prettige
tocht voor een man, die niet kieskeurig kan
zUn en vooral wat nachtverblUf betreft alles
voor lief moest nemen. Geen wonder, dat Wag
ner na dezen moeizamen tocht er uit zag als
een voddenkoopman, dien iedereen graag uit
den weg gaat en die door eiken gendarm wan
trouwend wordt aangezien. Dagen lang duurde
de reis. Maar nog meer dagen moest Wagner
wachten in de corridors van het theater te
Bordeaux. ElndelUk werd hU, dank zU zUn
aanbevelingsbrief van den grooten Cherubini,
welken hU telkens Het zien, bU den directeur
toegelaten. De directeur schrok, toen hU den
verwaarloosden gezel zag. Maar Wagner hield
hem moedig zUn „Sesam, open U”, den gelak-
ten-brief met adres en naam van den afzender,
Cherubini, den beroemden directeur van het
Nationale Conservatorium, voor het beslist af-
wVzende gezicht. „Komt U binnen, meneer!”
zelde de getemde en opende de deur van zUn
anders niet te genaken privé-bureau.
Elk jaar valt van 9 tot 14 Augustus een merk
waardig hemel verschUnsel waar te nemen, n.l.
het vallen of verschieten der sterren. Men ziet
dan aan den hemel lichtende strepen, plotseling
opkomend eri even plotseling weer verdwUnend
Een oud volksgeloof zegt, dat als men een
Wensch uit bU het zien van een vallende ster,
deze wensch in vervulling gaat. En velen zullen
wellicht, wanneer zj| een ster zien verschieten,
een wensch uiten, in de stille hoop, dat deze,
misschien reeds lang gekoesterd, in vervulling
zal gaan.
Vroeger meende men, dat deze „vallende
Bterren” inderdaad sterren warep, die op een
of andere manier van het firmament waren
losgeraakt. Toen men later beter en meer in-
:g in den bouw van het heelal begreep
~~o iets onmogelUk het geval
Wat iedereen in onzen tijd direct
opvalt, is niet alleen de ophooping van
kapitaal, maar ook. de concentratie
van een onbegrensde macht en despo
tische economische overheersching in
de handen van weinigen, die meestal
nog niet eens de eigenaars zijn, maar
slechts de bewaarders en beheerders
van aan hen toevertrouwde goederen,
die zij geheel en al volgens eigen in
zicht en oordeel beheeren.
Deze overheersching wordt vooral
met brutaal geweld uitgeoefend door
hen, die. omdat zij het geld onder zich
hebben en beheerschen, ook meester
zijn vtin het kredietwezen en daarover
absoluut beschikken. Daardoor leve
ren zij als het ware het bloed, waarop
heel het economische leven teeren
moet en hebben zij het economische
leven zóó in handen, dat niemand
tegen hun wil kan ademen.
Maar ’s middags, om ’n uur of drie, begost
Nol zenuwachtig te worden. Telkens keek* te op
zUnen horloge, veegde 't zweet uit den rand van
zUnen hoed en gong nle meer in op de bakken
van den Blaauwe We zouden ’n stukske gaan
eten onder den toren „In Den Lee ren Emmer”,
'n vast adreske; maar den Nol gaf daar gin
asem op
ElndelUk kwam 1 hooge woord eruit: „Man
nen," zee.-t-le: „Kek 'nsl ’t Is nle veur ’t een
„De Tijd” schrijft:
n de keuze van de namen, die de beide
kleine Oranje-prinsessen dragen, heeft
het Kroonprinselijk echtpaar zich een
ruime mate van vrijheid voorbehouden
tegenover historische precedenten en zicli
op zinrijke wijze geïnspireerd op het heden
op de beteekenis dus, die het feit zelf van
de blijde geboorte der jonge Prinsessen voor
het Koninklijk huls en voor ons volk had en
heeft.
In den naam Beatrix, zij die gelukkig
maakt, vertolkte zich de blijdschap over
den zegen van die eerste blijde geboorte,
den nieuwen bloei van ons aloude vorsten
huis en de hoopvolle jeugdbelofte, die
daarvan over ons gansche nationale leven
uitstraalde.
In den eersten naam van prinses Irene,
die „vrede” beteekent, spreekt zich het in
nige verlangen uit, dat heden alle goed
willende menschen bezielt en in alle harten
de opperste plaats heeft: het verlangen
naar vrede, de hoop, dat de dreigende ra
zernij van blind-vemielend geweld nog van
onze wereld en van ons volk moge worden
afgekeerd en dat de teere bloem van den
vrede, oorsprong en samenvatting van alle
menschelijk geluk, moge gespaard blijven
en opnieuw haar edelen luister ontvouwen.
Door Hun kind met dezen zachten len
zinrijken naam te -benoemen, hebben de
prinselijke ouders aan de nieuwgeborene
een blijvende herinnering meegegeven aah
de donkere dagen, waarin het Prinsesje ter
wereld kwam, maar haar ook een bijzondere
plaats verzekerd in het hart van het volk
-dat haar als een lieflijke kleine vredebode
ziet verschijnen. Zoo verzinnebeeldt deze
naam den hartewensch, dien de wereld
koestert op het oogenblik, waarop de prin
selijke nieuwgeborene die gereld intrad.
De gelukkige geboorte van een kind is op
zichzelf de blijdste tegenstelling van den
menschenversllndenden oorlog, en aan de
geboorte van een prins of prinses hebben
der aarde, dan vallen ze naar de aarde toe.
Zoodra de deeltjes nu den dampkring van de
aarde binnendringen, duwerf zU de lucht, al Is
deze nog zoo UI. snel voor zich uit. Door de
wrUving, die daarbU ontstaat, kunnen deze stof
deeltjes tot gloelens toe verhit worden. De tem
peratuur kan daarbU zoo hoog worden, dat de
stofdeeltjes van vaste stof in damp kunnen
overgaan. Het gloeien van deze deelt) ?s tü-
dens hun beweging, kunnen we waarnemen als
een lichtende streep aan den hemel. Het zUn
de zg. vallende sterren.
De vallende sterren worden reeds in de
hoogste dampkringlagen zichtbaar, dus op 150
tot 180 km. hoogte. De meeste dezer vallende
sterren, eigenlUk dus vallende stukken kometen
stof, verteren reeds geheel in de luchtlagen,
waar zU doorheen gaan. Enkele grootere kun
nen een zeer fel licht uitstralen en lang zicht
baar blUven. Zeer groote kunnen zelfs de aarde
bereiken als meteoorsteenen of aeroliethen, ter-
wUl de kleinere vuurbollen of boliden heeten.
De meteoorsteenen zUn voor de kennis van
den opbouw van het heelal van de grootste
beteekenis. Men heeft toch Immers in meteoor
steenen dezelfde elementen gevonden als op
aarde, en op grond van spectroscopische waar
nemingen op de zon en op andere vaste sterren
voorkomen. Hieruit kon men de belangrUke
conclusie trekken, dat het heelal uit dezelfde
elementen is opgebouwd.
Er zUn tUden. waarop het aantal vallende
sterren zeer groot is. Zoo van 9 tot 14 Augustus
en van 14 tot 16 November. Eerstgenoemde
sterrenregen wordt waargenomen in het sterren
beeld Perseus, laatstgenoemde In het sterren
beeld de Leeuw. Vandaar dat men de vallende
sterren in Augustus de Perseïden, die in No
vember de Leonldcn noemt. De sterrenregen
van Augustus heet ook wel de Laurentiusstroom,
daar den tienden Augustus de Roomsch-Katho-
lieke Kerk het feest van den heiligen Lauren-
tlus viert.
De bekende Italiaansche astronoom Schiapa
relli heeft de baan der vallende sterren in
Augustus, dus de baan der Perseïden. nauw
keurig berekend. Deze baan was dezelfde als
die van een bekende komeet. Ook de baan der
Leoniden bleek samen te vallen met die van
een bekende komeet.
Naast de vele andere belangrUke ontdek
kingen van Schiaparelli, heeft hu dus mede den
weg aangegeven tot het oplossen van het raad
sel der vallende sterren.
Het heele dorp wist, dat Peer Rleters een
erfenis kreeg, maar wanneer hU deze zou ont
vangen, interesseerde alleen een paar boeven
die daar woonden.
Peer Rleters was smid, maar hU werkte niet
veel meer, omdat zUn ouderdom hem dit ver
hinderde. HU woonde alleen en scharrelde zUn
fcigen potje.
P"Jan Verrlnd en WUlem GUsmans, voor de
politie geen onbekenden, hadden al lang met
elkaar afgesproken, dat, zoodra Peer zUn erfe
nis ontvangen zou hebben, zU er beslag op zou
den leggen. Jan woonde tegenover den smid en
besteedde zUn tUd om te zien, wie bU Peer
Rleters in- en uitging. Dit met het oog op de
erfenis, die eiken dag komen kon. En zoo zag
hU op een morgen dat de post een groote gale
enveloppe bestelde, waarop een menigte roode
lak was aangebracht. „De bult is er?” meldde
hU zijn handlanger. „Nu nog kUken, of Peer zUn
huis niet verlaat, om zUn geld weg te brengen.
De brlevenbesteUer hééft zeker een goede fooi
gekregen,” meende de boef, „want Peer heeft
hem binnengevraagd."
Het was n*i hun eenlge zorg, dat de oude smid
zUn geld zou wegbrengen, want op klaarlichten
dag konden zij onmogelUk den man het geld
afhandig maken. We! zou het niemand opval
len. dat Jan of Willem een praatje bU hem gin
gen maken, want dit gebeurde wel eens, als hU
in zUn smidse aan het knutselen was.
De boeven hadden samen alles goed over
wogen. Dien avond zouden ze aan den achter
kant het huisje blnnendringen, den man een
prop in den mond duwen en hem in den kelder,
om de buren niet wakker te maken, vermoorden.
Veel gevaar was daar wel niet voor, want het
huls was omringd door een tuin, maar men
moest m*>t alles rekening houden, voor alles op
zUn hoede zUn erf alle voorzorgsmaatregelen
nemen, om geen achterdocht te wekken. Zoo
zouden ze den ouden man ook met zUn eigen
moker een slag op zUn hoofd toebrengen, dan
hoefden ze zelf geen voorwerp mee te nemen,
om hun daad te bedrUven.
De twee bandieten hadden, volgens hun mee-
nlng, alles goed voorzien‘en geregeld. Ze zou
den ook vooral zorg dragen geen voet- en vin
gerdrukken na te laten.
Belden zaten dikwijls verdiept in detectieven-
verhalen en namen een voorbeeld aan de vele
daarin voorkomende bedreven moorden, onder-
Komt een komeet, die meestal zeer UI is. in
de nabUheid van de zon. dan wordt er vaak
een zg. staart uitgetrokken, niet zooals men
volgens de aantrekkingskracht zou mogen ver
wachten, in de richting van de zon. maar deze
staart ia juist van de zon af gericht Men ver
klaart het ontstaan van een kometen-.staart"
nu als volgt: komt een komeet in de nabUheid
van de zon of ander lichtend hemellichaam,
dan oefenen de lichtstralen een af stoot ende
werking uit op de fUne stofdeeltjes, waaruit de
komeet bestaat. De druk, uitgeoefend door de
lichtstralen op de stofdeeltjes, heet de stra
lingsdruk.
De uitgestroomde stofdeeltjes, die zich in den
knmetorjvtaert bevinden, blUven het oorspron-
kelUke dichtere deel van de komeet, den z.g.
kop of kern, volgen. Komen de stofdeeltjes ech
ter binnen het bereik van de aantrekkingskracht
of 1 ander, maar ik heb vanmiddag nog *n af-
sprokske mee.... mee.... eh.... Angelleke.
Gullie zut eigens ook getrouwd.... ge.... ge
witte rallesvan!”
En weer moest den Fielp verklaren dat ie
„finaal complex” stond.
„Maar waarom!” vond den Blaauwe: „As ’t
nou toch meenens is Fielp?”
„Méé..nens.
„Waarom nle? Liefde op ’t eerste gezicht Is
toch nle alleen uitgevonden veur jou, Ffelp?”
„Veur mUn....?” vroeg den bakker. „Wat
ebben hlkke en m'n Kee mee zo nen honzin te
schaften?"
„Nouja...." dee den Blaauwe kleintjes: „Ik
heb altU hooren zeggen, dat gU en Kee
verUefd wierden op den eigensten oogenblik dat
gullie malkaar veur 't eerst zaagt, nou veertig
jaren gelejen.”
„Zóó lank kan 'k nle hontouwen," bromde
den Fielp.
„Da s wat'Vu
deur: „Maar dt^
zooveulsten keer
Flewp." Maar wty
Nolleke hardop: „AngeUek is van goeie familie;
heur vader was kernél, gevallen bu Verdun, in
veertien!” En hU'rookte aan z'n gekleurd siga
retje lijk 'nen kroonprins, zoo fier!
„Ebt ge hal kennis gemokt mee oew haan-
slaande schoonmama, de kemélsweduwe, deu
ren.... nacht?" vroeg den Fielp „bedroefd."
„Toen den kemel sneuvelde, was de weduwe
al dood,” zee Nol ingewikkeld.
„Ik ben ook ’nen weesjongen, dus Angeliek
en mU staat niks in den weg.”
„Wit ze dat JU zestig zljt?" vroeg den Jaan.
schat me negenenveertig," antwoordde
Nolleke droog
„En gU hebt ze zoo wys gelatenvroeg
den Jaan
„Allicht! 'Nen man Is zoo jonk as ie z’n eigen
voelt."
Daar was den kellner mee ’t servies veur den
Nol.
„Zet daar maar neer," wees den Fielp op 'n
tafeltje achter ons....! Nou stond Nolleke....
„complex". Maar hU Het ’t nle merken (dacht
te!) en gong breeduit zitten. Toen zee den Fielp
geringschattend en mee „bedroefde” stem: „Ik
zou maar ’n slabbeke veurdoen, Nol, handers
morst ge hop den boekee."
„Borst maar," zee Nol.
„Hook smakelUk gebruik," wenschte den Fielp.
't Wierd n leutig ontbUt waarbU 't gesprek
tusschen vader Fielp en ’t wonderkind Nolleke
ruggelings wierd voortgezet
„Nolleke?”
„Ja, pa?”
„Ebt g'oew tandjes gepoetst?"
„Die heeft ie bij zUn Angellekske laten liggen,”
zee den Blaauwe.
Maar Nolleke was nle kwaad te krUgen! HU
trok ’n gezicht als "n veroveréér. die best teu
gen 'n douwke kon! En die wel wist waar Abram
den mosterd haalt!
Dan anderen mergen, *t was dus Zondag.
wierd er om half zeuven op m'n deur geklopt.
Vader Fielp!
„Dré!l"
„Oewajaah!geeuwde-n-ik, zude
Flelp?"^
„GoelenmergenHopstaan. Dré We gaan hom
aJf hacht naar de kerk."
„Is Nolleke al boven water?"
„Weet ’k nle. ’k Staal helgens nog In m'nen
nachtpon. ZUde *r hult? Hover ’n alf huur
hontbUt!"
'k Wou nog vragen hoe t mee ’t weer gesteld
was, als ik zUn bloote voeten al hoorde weg-
klipperen over ’t zeil In den smallen logements-
gang
Oem. halfzeuven Trui lag nou ook wakker
Dré Til en den Eeker waren al op. Dahjk aou
Stofférs luien veur d’ eerste mis en ik wist, hoe
die twee mannekes, mee luisterende ooren. daar
in den grUzen mergen zich zwUgend stonden
aan te kleejen veur den kerkgank. Hoe Trui,
mee 'n rooi slaapgezicht en toegeknepen oogen,
daar In de bedstee te oorenspitsen lag of de
jongemannen wel genogt opechoten. om op tUd
gereed te zUn. Ja, ik hóórde m'n steertklok op
WU waren er efkes stil van. Ondanks den
„Vlaamschen tongval”.... dat moest toch Nol
leke Gommers zUn!
„Aja, menier, de Ulvenhoitsche gasten zaain
aan tafel, zulle!"
WU mokten dalUk al. op ons nuchtere m^ag,
’n eigenaardige beurt bU de andere gasten y
de eetzaal.
Maar daar was Nolleke. Allebei z’n knulstekes
in de broekzakken, den buik vooruit, den bol
hoed op één oor. ’nen boekee viooltjes in z’n
knoopsgat en in ’nen wolk van parfum, zoo
stond ie, mee 'ngekleurd sigaretje in z’nen
kop. aan onze tafel.
En 't eerste wat den Fielp, na ’n minachtend
zwUgen. zeggen kost, was: „Ik staal complex!”
VaderlUk bedroefd, hautain, zoo zagen z’n oogen
neer op dat boemel-Nolleke, wiens schuine
hoeike ’n handbrldte boven de tafel uit bolde.
Den Jaan, deur z’n Tonia <en vroegjt-jteur z’n
Kee) ‘n heel leven lang zoo strak gehbifwen
aan strengende kabeltouwen van fatsoen, z’n
snorreborstels omlaag, zette ze dan in de hoogte
en vroeg schor: „Hoe hiet ze, Nol?”
„Angeliek,” zee Nolleke dapper. Dan goolde-
n-ie fier zUnen bolhoed naar z'n ander oor, rook
ns aan den knoopsgatboekee en deelde toen
manhaftig mede: „Ze is wel dertig jaar jonger
dan Ik, maar ik denk er sterk over, om te trou
wen!” Roets den hoed achterover. „En as gullie
véul praat mokt, dan gaal Ik al nlemeer verom
ook naar Ulvenhout!” Garconf 'Nen dejeuner
veur mU. vlte! Ik val om van den honger!”
„HU begtflt hier al aardig wortel te schieten,”
zee den Blaauwe zoo langs z'n neus weg:
„Maar. Nol, wU komen op de bruiloft, horre!”
„Daar mot Ik nog 'ns over denken,” peinsde
Plus xt schetst hier den overgang
van het kapitalisme der vrije concur
rentie naar het kapitalisme der con
cerns en kartels. Het eigendomsrecht
behoort meestal aan juridische perso
nen, terwijl de werkelijke macht
steeds wordt uitgeoefend door phy-
sieke persoonlijkheid, d.w.z. door
menschen. De hoogste graad van
overheersching wordt volgens den
Heiligen Vader In het economisch
leven bereikt in het financieel kapita
lisme, d.w.z. de ondernemingen wer
ken met credleten. hun door flnancl-
eele instellingen verleend.
(Von Nell Breunlng)
Nolleke wou opstaan. Gong weer zitten Stond
nog 'ns op. Zat Weer. Waarop den bakker 'm
vaderlUk-vrtendelUk bij den erm pakte en zee:
„Nol, daar is „Heerenin ’t hoekske naast den
toog.”
„Eh.... eh oow.,..” zee-t-ie:
je.... ja,.dan gaal 'k maar efkes.”
Nol af, langs ’n zUdeur op den achtergrond.
„Da's de schoonste stuip, die ’k hin den Han-
vers mee ’nen Hulvenouter meemokte." brulde
den Fielp. „Maar héén dink, jongens: zwUgen!
HU mot heerst hover z’nen strop eenen, dan
zullen we ’m wel 'ns scheren!"
Toen Nolleke verom kwam zonder den
boekee! was 't een ander keareltje. Rustiger.
Minder bazig. En hu begost mee zUnen koker
te trekken en ons allemaal 'n dure Hollandsche
sigaar te presenteeren.
Dan zee-t-le: „Fielp, dat was toch gin kwaal
gedacht van jou. We moesten dalUk maar "ns
'n steuvlg stukske gaan schransen. Ik geef vtjf
flesschen weg om mee te beginnen!"
Na de soep en de tweede flesch stond Nollek»
In .Den Leeren Emmer” al weer rap op tafel
en droeg veur.
HU minde, wierd bemind, viel in zwjm, duel
leerde, zegevierde, wierd verslagen en wiegde 't
klndeke zoo zacht, daTt docht te bezwUken.
Den Blaauwe zee toen: „Ik staat complex."
Den Fielp: „Ge aalt me de woorden hult den
mond."
We misten de leste bus, want 't plazler bloei
de los als 'n veld vol klaprozen. Maar van Ul
venhout naar den Luikschen Waterexpositie is
’n heele reis op-en-neer, waar of nle?
En Nolleke vertelt overal rond dat ’m
wilden schalqen daar in.... eh.... Luik, maar
aan hum gin sjans! Leve de vrUheid!"
Nou, dat bietje leut Uiten wU ’mI
Maar ’n bruiloft mot ie geven, hebben we
besloten. Al is er dan gin bruid bij als we
maar leut hebben!
Als die bruiloft ooit gehouwen wordt, hoort
ge ’r wel over!
Veul groeten van Trui. Dré UI en den Eeker
en als altU gin horke minder van oewen e
k k
DR*
den wemelenden mergenduister tikken, die daar
schemerde deur 't vierkante bovenlicht van de
buitendeur naar den erf.
Toen gong den langzamen, breejen pas van
den langbeenigen Blaauwe langs m'n deur. Heel
fUntjes rook Ik den smoor van z'n eerste pUp
En als Ik 'n paar minuten later m'n schoenen
pakte veur m'n deur, kwam ie sjuust verom.
LUk ‘nen steert hongen z'n broeksgalgen achter
'm aan te slierten, 'n Naauw, duiv borstrokske
sloot al^ 'n handschoen om z'n knoestige ribben
kast. Gewasschen had le al gedhan en dus piek
ten z'n rosse stekels sjuust zoo Tel uit z'nen kop
al de punten uit 'nen kastanjebast Z'n steenen
mergenpepke stonk over den gang als 'nen bran
denden mesthoop over den akker!
Ik zee: ..ge zUt vroeg aan den kuier, Blaauwe?"
„Ja, Dré. we motten onzen tUd nle verslapen;
daar Is vandaag nog wel iets te beleven; witte
dat g’oew flanel achterstevoren aan hebt de
knoopkes zitten op oewen rug."
„Vrek ja, ik docht al. wat trekt t onder
de ermen.
„Oew schei zit netjes,” zee-t-le toen en hU
kletste op m'nen kalen kop. terwijl ik me bukte
veur m'n schoenen.
Als ik 'n kwartierke later benejen kwam, veur
't ontbUt. was ik den leste.
„•k Staal er van complex zooveul tüd has gU
noodlg ebt veur oew twelet,” zee den Fielp
„Mergen, Jaan,” antwoordde-n-lk. want hum
had ik nog nle gezien vandaag: „goed getukt?"
„As 'nen marmot, Dré! GU ook?"
En toen, amico, toen klonk ’n bekende stem
daar bU den ingank achter 'n tochtschotje
„Ahwel. garcon. vertel me 'nen keer. U dat Ul-
venhoutschc uitvaagsel al uit z'n nest?"
zockingen naar de daders daarvan en de ont
dekkingen van de speurder».
Niets zou hun kunnen verraden. Daar waren
ze van verzekerd. De man was oud, die kon
geen weerstand bieden. Als een kind zouden ze
hem naar den kelder dragen. Een kas’, was gauw
geforceerd. ZUn geld zouden ze wel vinden,
waar hU het ook verstopt zou hebben. Hen»
daarvoor op de pUnbank leggen, wilden ze niet:
■fiU moest hen, ondanks hun vermomming, eens
herkennen.
Maar mocht de smid de deur uitgaan, dan
zou Jan hem volgen, om te zien, of hU het geld
soms naar de post, of naar den notaris bracht.
issassia«s(sss««a(sns«(s(sssts«s(«is((i»»aggg(MM
De moord
2
ïs< tasisatiasissatasaatasaMtra
bekende lui, maar die waren
aanstonds vertrokken.
Toen het avond werd, kwam Peer Rleters even
buiten, keek eens naar de lucht en Jan wist, e
dat Peer zich niet meer zou laten zien. De deur
werd dichtgedaan, de lamp aangestoken en het
gordUn neergelaten.
Nu sluit hU rich met zUn bult op, dacht de
boef. Wacht maar, manneke, je zult er niet
veel plezier van hebben. En, naar men beweert,
heb Je toch al geld genoeg, dus zullen wU je van
het overtollige maar ontlasten.
Tegen negen uur was de woning van den smid
geheel in het donker.
Rond middernacht zouden de boeven met hun
plan beginnen.
Alles ging naar wensch. In de buurt was op
dat late uur geen levende ziel meer te bespeu
ren. De veldwachter had zUn ronde gedaan en
zou wel onder de krullen kruipen. ZU kenden
zUn gebruiken. Overtreders van de wet betref
fende het sluitingsuur van herbergen waren er
niet. Op het dorp woonden alleen eerUjke lui,
hadden de boeven tot elkaar met een grUnslach
gezegd.
Door de gammele deur va»)
■kwamen zU In de woning van d<
HU sliep en het was dus gemakkeUjk hem te
overvaHen. ZU droegen hun slachtoffer* naar
den kelder. Toen sloop Jan Verrlnd naar de
smidse voor den moker en bracht den ouden
man daarmee een paar slagen op het hoofd
toe. Nadat belden zich overtuigd hadden, dat
ze niets meer van hem te vreezen hadden, gin
gen ze op onderzoek naar den buit. Maar hoe
ze ook zochten en alles ten ondersteboven keer
den en vernielden, er was geen geld te bespeu
ren, dat noemenswaard was.
Woedend betastten zU toen het >Uk. maar ook
dit was vruchteloos. En woedend gingen zU naar
huis, waar zU aan hun vrouw geboden te zeg
gen, als de politie soms mocht komen vragen,
waar zU dien nacht geweest waren, dat zU de
woning niet verlaten hadden.
Alles wat maar eenigszlns achterdocht kon
wekken, werd uit den weg geruimd. De melk
boer vond het dien morgen vreemd, dat Peer
Rleters niet kwam openmaken, zooals hU ge
woon was. HU sprak er met de buren over. Wel
dra stond er e^n groepje nieuwsgierigen voor
de smidse. Ook Jan Verrlnd voegde zich bU hen
en vroeg, wat er gaande was.
Men trok de schouders op. Enkelen Hepen
rond het huis, klopten op deuren en ramen en
riepen den naam wn den ouden man. Toen be
sloot men de poUtie te waarschuwen.
De veldwachter kwam en even daarna de bur
gemeester. De deur van het schuurtje stond aan
en werd opengeduwd en weldra ontdekte men,
dat er inbraak gepleegd was. Men vermoedde
het ergste. De oude man werd in den kelder
gevonden. Nog dienzelfden dag kwam het
parket.
Jan Verrlnd en Willem GUsmans bleven steeds
bU de toeschouwers en bespraken me0e het
triestige geval en den wreeden moord.
Toen vernamen zU ook. waarom zU de erfenis
niet gevonden hadden. De brievenbesteller, die
's morgens de enveloppe met geld besteld had,
was door Peer Rleters verzocht, de som voor
hem aan een Bank te willen verzenden, hetgeen
gebeurd was.
De beide moordenaars wisselden een blik van
verstandhouding. En Hefst hadden ze door
krachtige verwenschlngen uiting gegeven aan
hun woede.
Doch de schuldigen zouden weldra ontdekt
worden. Het was maar een kleinigheid waardoor
hun aanwezigheid in den kelder verraden werd.
De veldwachter bemerkte namelUk, dat met den
hamer, waarmee de moord bedreven was, het
piafond in den kelder werd geraakt en dat er
eenige schilfertjes tusschen de ruige stof van
de jas van Jan Verrlnd overeenkwamen met de
kleur van de kalk aan de zoldering van den
kelder, waarvan een plek verdwenen was, door
den harden slag, waarmee de moordenaar het
plafond geraakt had. er niet op rekenend, toen
hij zUn -noker ophief, om den slag toe te bren
gen aan den ouden man, dat het laag was en
hU er mee in aanraking kon komen.
Willem GUsmans viel daarbU aanstonds door
de mand, omdat hU, toen men zUn medehelper
wees op die stille getuigen onmiddelUjk keek,
of er ook bU hem schilfertjes te zien waren.
Angstig en bevend zat Wagner op den rand
van den hem aangeboden stoel, terwijl de mach
tige den brief bekeek en de zegels verbrak. Op
dit beslissende moment stormde een regisseur
het kabinet binnen en brulde: „U moet direct
komen, meneer de directeur^ de tenor en de
bas zijn slaags geraakt!” De directeur smeet
Cherubini's brief woedend op tafeT en riep:
„Pardon meneer, een moment!" e< rende naar
zUn boksende heldenzangers.
Wagner was alleen. HU tuurde lang naar den
brief, welke op tafel lag, naar het document
van Cherubini, dat hU op den langen weg zoo
behoedzaam aan zUn gejaagd hart had gedra
gen, zUn eenigen troost in de zware dagen, toen
hU bUna verhongerde. Nu lag die brief daar
voor hem open op tafel. HU aarzelde, maar kon
de bekoring niet weerstaan, greep den brief en
las: „Beste Vriend, met dezen brief zend ik je
een afschuwelUken vent, dien ik mU. niet van
het lUf kan houden. Neem mü niet kwalUk.
maar Ik kan niet anders, de kerel maakt het
mU té lastig. Ik hoop, dat U mUn protégé
gauwer zal kwUt raken.”
Toen de directeur na temming van zün wild
geworden artlsten terug kwam, vond hU zUn
bureau leeg, de deur wagenwUd open en op
tafel alleen nog maar een opengescheurde
leege enveloppe.
inders,” treiterde den Blaauwe
krinee stond toch weer veur den
■Xgast, dat de „wielde bwind is,
jX. kwam deus .schoonheids-
beschouwlng” nle, want ineens viel ons op hoe
den Jaan, mee zUnen ouwen, scherpen veldwach-
tersbllk „iets" op heeterdaad zat te betrappen,
daar wUer den Boutevard op, tusschen de Zon-
dagsdrukte! Ook NoHeke, stil en bleek, zat te
turen, te turen mee 'n ongeloovig gezicht, den
mond open, de oogen groot en vol doffe ver
rassing.
Ik keek denzelfden kant 'ns op en
allee.... was dat....? Ja, ’t wé»; want Nol
leke.
Ook den Fielp begost belang te stellen.
„Eh. eh. hik kik
„Staal complex,” vulde den Blaauwe aan, die
mee z'n scherpe zwemoogskes al rap de zaak
bekeken had en herkend.
Ik stootte gaauw den Jaan aan beduidde *m
te zwUgen. Den Fielp kntkte langzaam, mee
knippende, goedkeurende oogen. We zouden
zwUgen. Allemaal. En in *n stilte van vUf plech
tige, dramatische minuten, achter vUf pinten
bok wU, kwam daar veurbU gekuierd: Angéllque
mee'nen soortement van Maurice Cheval-
ller aan den arm. En dat „Maurice" gin broer
of neef was van den Nol z’n „aanstaande”, dat
kost 'n kind wel zienl
zicht kreer
men, dat zoo iets onmogelUk het geval kon
zUn. De sterren toch zUn nergens aan beves
tigd, en kunnen dus ook niet losraken of „val
len”, Indien echter een ster door een of andere
oorzaak aan het bewegen zou gaan, zou het
duizenden en tienduizenden Jaren duren, voor
men op aarde iets van een verplaatsing zou
kunnen waarnemen. Slechts 'verschuivingen In
de sterrenspectra zouefen ons tot de conclusie
doen komen, dat de plaats eener ster veranderd
was
Men is het er tegenwoordig vrUwel over eens,
dat deze zg. vallende sterren heel weinig of niets
met de eigenlUke vaste sterren te maken heb-,
ben. En men ^oekt de verklaring van het ver-
■ehUnsel der vallende sterren tegenwoordig in
de kometen.
Zoowel de kometen zelf, als hun spruiten, de
Vallende sterren. zUn door de menschen jaren
lang als schrikwekkende en onheilvoorspellen-
de hemelverschUnselen beschouwd.» NatuurlUk
zal na de verschUnin& van een komeet of
„sterrenregen" wel eens een oorlog zUn uitge
broken, of zal de aarde door een natuurramp
geteisterd zUn. Maar het is onjuist, hier van oor
zaak en gevolg te spreken. Zoodra men echter
de periodiciteit in de komst der kometen had
opgemerkt, verdween het geloof, dat zU onge
lukken, natuurrampen of oorlogen aankondig-
den.’ spoedig.
De eerste, die den terugkeer van een komeet
voorspelde, was Halley; hU zelf mocht echter
de juistheid van zUn berekening njet contro-
leeren, want 17 jaar na zUn dood keerde de
komeet, zooals door Halley was voorspeld, te
rug. Halley had de berekening niet precies
kunnen uitvoeren, er bleef een onzekerheid van
een maand. Maar toch was het in vervulling
gaan van deze voorspelling een feit, dat een
geweldigen Indruk op de wetenschappelUke we
reld maakte. De betreffende komeet, die den
naam van de komeet van Halley verkreeg,
heeft ajs zoo vele andere kometen, een baan,
die den vorm heeft van een langgerekte ellips.
Haar omlooptUd bedraagt 75 jaar.
Een andere merkwaardige komeet is de ko
meet van Biela, die 27 Februari 1826 voor het
eerst werd waargenomen. In 1845 kon de ko
meet opnieuw worden waargenomen, na ook al
in 1832 en 1839. zooals was voorspeld, te zUn
waargenomen. Nadat de komeet In 1845 eenige
dagen zichtbaar was geweest, brak «U plotseling
In tweeën De oorzaak van deze „breuk” Is tot
nu toe onbekend. De twee deelen verwUderden
zich van elkaar, tot zU elk afzonderlUk de zon
genaderd waren. Toen naderden de beide ko
meten elkaar weer. Dit verschUnsel herhaalde
zich in 1852. Den 27en November moest de ko
meet, of liever de belde deelen. waarin de oor-
spronkelUke komeet uiteengevallen was, vol
gens berekening opnieuw verschUnen. Dit ge
schiedde echter niet. Inplaats daarvan nam
men een sterrenresen waar, van In totaal 150.000
vallende sterren. Het vermoeden lag voor de
hand, dat er verband bestond tusschen de val-
lende sterren en de kometen. Eerizelfde sterren
regen, die In 1872 werd waargenomen, herhaal
de zich in 1885 op een tUdstip, waarop de ko
meet van Blela had moeten verschUnen. Men
trok nu de conclusie, dat vallende sterren stuk
ken kometenstof waren.