De terugkeeï van l’Indifférent aan Kabouter Flip zijn vriendje Wip en Dré III wocht zijnen stier den daj ni zijn Verdwijning De dief dilettant een Fantastischer dan Den Eeker is voor Trui onmisbaar geworden i De bruiloft s- HET JAARBOEK VAN ROLDUC <4^ ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1939 gasten Uit: Diüini Redemptoris - I 4. fc BRABANTSCHE BRIEVEN „De geschiedenis der Bokkenrijders” l/( had: van een geschiedenis a o Weldra Leerji ULVENHOUT, 24 Augustus 1939 kim 1 I vuur. Het 19e Rolducsche Jaarboek Is bü de N.V. drukkerij H. v. d. Marck en Zonen. Roermond, verschenen. Deze studie heeft betrekking op de lotgeval len der tweede bende <17621766), die ontwik kelden en niet-ontwikkelden onder haar leden telde. Een voornaam heerschap onder de ont wikkelde leden schijnt Kirchhoffs, een chirurg uit Herzogenrath geweest te zijn. HU was de die wil opeens niet meer blij zijn, dingen, die ons wachten. Dat kan leven, Gerard, dat wist ik niet-" Petru; helm int l raa den Stil led< 11 i M Pau Mai veni 6ch D lid Em< ziek W Kr» ever f ut gom IX Meisje •orden ***k op De pe Jaar gel Jon opgei, melde mis, 1 ZON Wulp; Helmpt MAJ Bls.sc h< DtN£ zielen; familie WOE en over overt. 1 welijksi anna d DON! jarig h coba G VRIJ 7.45 Ni altaar) Demise ZAT1 v. d. W van Oo —De W ZONI boft—T familie Jansje Maria Oostwaï Zonn< PR» ZONI morgens voor eer D1NSI VRIJT X Avond Hart vi Machten ZOND t Morge uit dam ZIJ zfjn het er nu Wel over eens, dat de ver dwijning van die diabolo het gevolg is van een wandaad, welke geenszins restauratie" mag hee ten. omdat een alleszins Incompetente „minus habens" haar zoo belieft te noemen. den beschouwer aangewandeld, nonchalant, bijna al flansende en de armen uitgestrekt, volkomen als speelde hU diabolo. Boven aan den rand was dan ook een diabolo zichtbaar. Watteau- kenners zijn het er niet over eens geweest of die diabolo werkelijk door Watteau op het pa neeltje was geschilderd. Daar kwam een oude schildpad aan, die al jaren bjj de beek had gewoond. ..Sjonge, wat zijn Jullie druk aan t werk?” zei hij tegen Flip en Wip, „kan ik jullie misschien helpen?” „Graag,” zei Flip. 815 Blan VI Renj het 1 uur inlra ZA Br. t voor van 1 ZO stere: voor Roze: WC DC Van Sacra VR H. H 7 uur 'en to ZA heid met 1 De verzot briefj Later is Joseph Kirchhoffs nomen met zijn voornaamste onder de gruwelijkste martelingen zjj echter het stilzwijgen. HjJ en zijn volgelin gen hebben het groote geheim dat over hun bende lag, met zich in het graf genomen. Het laatste jaarboek van Rolduc bevat aldus ëen reeks belangwekkende artikelen en herin neringen, joodat allen, die in Rolduc's leven belang stellen, gretig naar deze uitgave zul len grijpen. Boggouslavsky's artistieke persoonlijkheid is ten hoogste die van den Bohémien met een beetje talent voor teekenen, geenerlel opleiding, nog minder ernst, en geen dult op zak. HU leefde in een zolderkamertje van de Rue Salnt-Honoré, 500 meter van het Louvre, dat minder dan schamel gemeubi leerd was. ZUn eerste nacht in de „Santé”, na zUn aangifte bü de justitie, was de eerste nacht, volgens zUn eigen zeggen, waarin hU sedert lang weer eens tusschen een paar lakens sliep. De verschUnlng van dit Jaarboek is zoowel voor oudleerllngen als leerlingen altud een groote verrassing. Dierbare herinneringen wor den erin opgehaald, men vindt de langverge- ten namen van oude schoolmakkers terug, die na hun studletUd in alle windrichtingen ver dwenen zijn en op de maatschappelijke ladder een zekere hoogte bereikt hebben. Vble toebereidselen moesten worden gemaakt. Ze moesten thans een bergplaats maken voor de lekkernijen en maaltijden. Wip had al spoedig een flink hol gegraven, waar alles best in kon. Wat het publiek ook verbaasd had aan de omstandigheden van dezen museum-dlefstal. was de traagheid, waarmede de directie de politie van het voorval in kennis stelde, waardoor deze eerst met een handicap van 34 uren haar recherchewerk kon aanvan gen. Dit recherchewerk heeft aan den terug keer van het schilderij naar het schijnt dan ook geenerlel aandeel gehad. De „Indiffé rent" is als het ware vanzelf teruggekomen, teruggebracht door dengene, die het ont vreemdde. Het verhaal, dat de dief heeft opgehangen is uitermate dwaas, en Indien het grootendeels aan de waarheid beant woordt, zal deze museumdiefstal een der dwaaste zijn die ooit werden bedreven. In het kabinet van den met het onderzoek belasten rechter van Instructie, heeft Boggou slavsky. zooals de rare snoeshaan heet, in wezen de volgende bekentenis afgelegd: „Ik ben al sedert langen tUd van meenlng. dat het Louvre de schilderijen van meesters restau raties doet ondergaan, welke de gedachte der kunstenaars misvormen. Zoo heb ik de zekerheid gekregen, dat de „Indifférent”, vermoedelUk te gen 1869, op schandelijke wUze geretoucheerd was. Ik had dan ook het besluit genomen mU meester te maken van de „Indifferent" en hem in zijn oorspronkelUken staat te herstellen. Toen eenmaal mijn besluit genomen was, ben ik drie achtereenvolgende weken naar het Lou vre gegaan. Zonder eenig Instrument, met mün vingers alleen, heb ik geleidelUk aan het vel- llgheldsUzerdraad verwüderd. Vervolgens heb ik een Zondag gekozen om het schilderij weg te nemen en na den diefstal ben ik nog tai van malen in het Louvre geweest. Sedert ik het schil derij gestolen heb, heb ik een boek geschreven, dat gaat verschijnen en dat zal heeten„Waarom ik de „Indifférent" geleend heb." Iedereen zal zich er overigens van kunnen overtuigen, dat de herstelarbeid. dien ik het meesterwerk heb doen ondergaan tot gevolg heeft gehad dat de diabolo, welke eraan toegevoegd was. is verdwenen. De diabolo, of wat er voor doorging, was ge- plaatst tusschen twee lagen vernis. De verwUde- ring dier vernislagen heeft haar doen verdwij nen. Ik heb de Ujst van het schilderij weggeno men en verbrand. Eenlge dagen geleden, toen mijn boek af was, heb ik neiging gehad self- aaraelend. „Marie, ja ze ker, Marie! Moet je dat daar eens zienIk weet niet waar ik dat aa verdiend heb. Je Voedt zoo'n jong op en ais het wat kan gaan verdienen, bezorgen ze je niets anders dan narigheid. £ls ze naar njj geluisterd had. was het nooit zoover gekomen.” „Tante, schei uit!" gilt een stem uit den hoek. Nu ziet Lieze pas dat daar in het donker een bed staat. Maar de zieke heeft snikkend haar hoofd in de smerige kussens gedrukt en men ziet alleen de smalle schokkende schouders on der de korte, pikzwarte haren. Zachtjes gaat Lieze naar het bed. Ze voelt zich hulpeloos te genover deze ellende en dit leed: ze weet niet wat ze zeggen en doen moet en zegt het meest onhandige wat ze maar doen kan. ..Ik wou je op de bruiloft ultnoodlgen, Ma- rietje, maar nu ben je ziek?” Het meisje kijkt op; een matetooze verbariflg ligt in haar betraande, kortzichtige oogen. Dan verbergt ze opnieuw haar gezicht in de tengere handen en weent, weent vol wanhoop en ver twijfeling. Schuw strUkt Lieze haar over het vochtlg-zwarte haar. Ze weet niet meer wat ze zeggen moet. En de zieke voelt iets van liefde, die ze zoo lang ontbeerde: ze grijpt naar Lieze's hand en drukt deze tegen haar wang, en toen kwam met horten en stoeten het droeve verhaal. „JU hebt van mü gehouden, vroeger, maar sindsdien niemand meer. Je moest eens weten hoe dikwUls ik voor jullie tuinpoort heb ge staan. Maar JU kwam nooit naar bulten. Ik ben loopmelsje geweest en toen kwam ik in .een zaak waar JU ook met je moeder ge feest bent! Ik herkende je direct! O, wat moet je wel van mü denken! Maar JU, jü had het altUd zoo goed en van mü hield niemand, nie mand. En toen, toen heb ik den eersten den besten geloofd, die lief tegen me deeden toen.... toen kwam al het andere. JU. jU kunt het niet begrüpen wat dat is, als je zoo weer wordt weggeworpen. Dat maakt je wild en je weet niet meer wat je doet!" Opnieuw begon ze heftig te snikken. .Kom. Lieze!” zegt de man bü de deur. Zü ging naar hem toe. „We moeten Iets doen! Gerard, wat kunnen we doen?" „We zullen er eens over denken, Lieze. Maar kom nu meel" „Ik moet bet haar eerst nog zeggen.” En in ontwakende moederlUkheid buigt zü zich over de zieke heen. „Nu moet je heel stil zün, Marietje. WU zul len je helpen. MUn verloofde weet zeker raad. Ik kom weer gauw terug.” De donkere oogen van de patiënte werden groot en wUd. Dankbaarheid lag er in en een bede. Ze kon niets zeggen, maar de klamme, bevende handen klemmen zich vast, willen niet meer loslaten. „Kom." zegt Gerard opnieuw. Dan gaat ze heen. In den auto is het Lieze, die het eerst spreekt. „Gérard, ik met al die iemand zóó „Is het niet haar eigen schuld?” „Schuld? Ach ja, misschien. Maar bedenk eens hoe het leven haar heeft aangegrepen, aoo heel anders dan ons Schuld! Daarvan mogen wU niet spreken. Helpen moeten We. Ze moet naar een ziekenhuis of naar een sanatorium. Dat kunneh we toch gemakkelUk betalen! Niet waar Gerard, dat kunnen we toch!” „Goed hoor, mün vrouwtje. We zullen nog vóór de bruiloft doen wat we kunnen. Maar wat moeten we beginnen, als jü nog meer van die arme menschen ontmoet?” Toen vloog een kleine, schalksche lach over haar ernstig gezichtje. „Dan zullen we toch nog moeten bezuinigen!” .JU bent een fUne schat, hoor! Als alle men schen, ieder op zUn manier, wat aan sociale rechtvaardigheid deden, dan kenden we de we reld over enkele jaren niet meer terug! Maar dit meisje zullen we helpen, zoo'n huwelüks- geschenk kent niet iedereen!” Alleen op deuze manier: „Dré, hakte gU van daag dat stukske bosch 'ns om. daar t'ende den boekweit; die veftig boomen staan al jaren in den weg.” 's Avonds lagen de vUftig reuzen plat, pront getast. In diep geluk om de onbegrensde kracht van m'n Jonge donderement, „lag" ik de boo men, tot op 't end 'nen bloedrooien schemer veur m'n oogen danste M'n broek hong als 'nen zak veur m'nen bulk aan de galgen. Gin lood vet bleef me over. Alleendat dagelUksche, diepe geluk van 'nen kearel te zUn, die stieren en boomen, die de weareld baas kon, die de ploeg deur den tragen. zwaren eerde stouwde mee hoogstens 'n bietje spljtgevoel. dat den eerde nle zwaarder, de ploeg zoo locht was! t Is mee deuae herindelingen, da k münen HEI HJi. 1 10.15 leden Famil Hart doodex St. Pi, DIN zielen, voor WO DOJ Maria< 730 E VRI Comm en 83( van h< ZAT Marial As. voor d in het gebouw zwart pleegt te zien vi zoekers? Het geschaakte werkje was t delUk. opgehangen in een vrU afgelegen zaal en de onvoldoendheid van het toezicht was notoire Niettemin getuigde het felt van een zeldzaam 3ef" bU dengene. die het pleegde. Indien waar is. wat de jongeman, die den diefstal beging en die het schilderij, zooals bericht, nu heeft ge restitueerd. omtrent de omstandigheden, waar onder hU „opereerde", mededeelde*, wordt die brutaliteit er nog door geaccentueerd. Een be zoeker, die hem verraste bU het loshaken van het schilderij, vroeg hem. wat hü daar uitvoerde. „Zooals u ziet, neem ik dit schilderij van den wand om te werken." „U werkt dus zelfs op Zondag?” „Helaas, ja!" De nieuwsgierigheid van den bezoeker ging niet verder en wat nog vreemder la, hu heelt nooit bU de politie aangifte gedaan, nadat alle personen waren opgeroepen, die meenden eenig licht op den diefstal te kunnen werpen. De kabouters moesten natuurijk ook komen en daarvoor waren stoelen noodlg. hadden onze belde vriendjes vele paddestoelen bU elkaar, die allen rond een heele groote paddestoel gezet werden, die voor tafel moest dienen. De Indifférent, zonder lUst 22.5 centimeter hoog en 19.5 breed, stelde een elegant gekleeden jongeman voor In een landschep. bosch aan de linkerzUde. zich openend op een lichten hemel rechts. De jongeman komt In de richting van moord te plegen: maar mün vriend de tooneel- speler Després heeft mü van mün voornemen doen afzien." Het laatste gedeelte van Boggouslavsky's be kentenis komt overeen met de verklaring, welke Després heeft afgelegd. Després. die van onge veer denzelfden leeftUd Is als zUn vriend „Bog" halverwege de twintig en dertig Jaar. is de eer ste geweest, die van het avontuur en de verblüf- plaats van de gestolen „Indifférent" kennis kreeg, en -wel uit den mond van den dief zelf, tegelUk met diens zelfmoordplannen. „Nadat ik hem had opgemonterd." aldus In het kort zUn verklaring, „heb Ik hem geholpen de restitutie van het schilderij te organiseeren.” Voor deze organisatie werd de hulp bekenden ParUschen advocaat Ingeroepen, die er op aandrong, dat de dief zich bU de justitie zou aangeven. Zoo werd door Boggouslavsky zün aanvankeUJk plan opgegeven, om het schilderij eenvoudig per postpakket aan den directear van het museum „retour" te zenden met zUn „boek" als bUlage en toelichting. „Bog". zUn vriend en zUn advocaat hebben de restitutie georganiseerd op een wUze, dat deze een maximum aan publi citeit heeft gekregen. Gerechtsreporters waren tevoren gewaarschuwd, zoodat deze zeer talrijk in de gangen van het paleis van justitie aanwe zig waren In afwachting van de komst van Bog gouslavsky, vergezeld van zUn vriend en advo- vaat. en het gestolen schilderij. Boggouslavsky deed zich hoogst opgeruimd voor; typeerend voor de atmosfeer, welke de organisators der restitutie pogen te scheppen. Is. dat de schul dige tUdens de, wU zouden haast schrijven, plechtigheid, kans zag een croquls op papier te werpen van zUn advocaat, dat hü welwillend afstond aan een der journalisten en dat dan ook het verslag In ParUs’ meest gelezen avondblad verluchtte met onderschrift en handteekenlng „Maltre.... vu par Bog. au Palals 14.9.39." Het staat echter allerminst vast, dat de recht bank In aal gaan op deze pogingen, de affaire te plaatsen In een atmosfeer van luchthartig heid. ZU zal er zich b.v. zeker van willen vergewis sen, of de door boggouslavsky voorgewende mo tieven van zUn diefstal de ware zUn. ZU zal het zeker niet uitgesloten achten, dat hü het schil derij ontvreemd heeft met de doodnuchtere be doeling het te gelde te maken, en dat heel die .jestauratle-geschiedenls" eerst werd uitgedacht, toen hem de onmogelUkheid gebleken was. een zoo bekend schilderij als de „Indifférent" aan den man te brengen. compagnon. da Tt Dré III zoo goed begrijp. nou ie gekomen Is tot de jaren van beséffend geluk! Tot aan deuzen zomer leefde-n-le. min of meer, vort lUk 'n dartel veulen. Maar z'n ge- luksinstinct rijpte tot gelu&verstand 1 En den dag. dat le Onzenllevenheer dankt veur z'n prachtige, krachtige corpus is nle wUd meer Den dag dat le den Doop van Kearel krUgt Is dlchtenbUe. Trui, ochértn. verstaat dat nle. Is wel 'ns be- zurgd om dleën jongen rbus. „Denk er om. Dré, hü Is nog In den groei. hU ontziet gtl eigen te weinig. Vandaag of mergen gaat le z'n kracht te bulten en...." (dan staan *r oogen wUd open in glazlgen angst) „en.... dan zou *k me gln- nen hemelschen raad weten!” .Xot 'm maar gaan, wUf! HU vecht veur 'n groot Iets. HU wocht.... den Stier!" Trui ként dieen Stier-mee-nirSbfdletter! Dan zwUgt se Want ze staat dan. mee al beur ervaring van Groot-Moeder veur t raadsel van de kloek, die 'n eendenkleken had uitgebroeid, den geelen snotplek den sloot zag Ingaan en.... nle verzuipen! «AUee, Truike, Dré m is mUn afdeeiing; en Ik geloof nog nle veul fouten te hebben gemokt, mee ’m.” Dan is ze weer gerust veur 'n paar dagen. In heur oogen glanst 'nen lach van vertrou wen en als Dré III aan tafel komt, zit Trui allerlei komedie en leugens te verzinnen, om den jongen reus over de grens van z'n twintig botrammen mee kermenajen, struif van elers mee spek en zoo, henen te helpen! Stadsche menschen verstaan dat nle: Twintig botrammen....! Maar Ik mot er dltte bU zeg gen: 't zUn botrammen, gesnejen van boeren in ik en zulke „hammen" tellen.... dubbel! Nou verstaat den stadter 1 heelegaar niemeer. Maar als ge den Dré 's mergens veur dag en veur daauw daar in de schemerverte zag gaan achter peerd en ploeg, den zwaren eerde snUend lUk koek: klont veur klont de akkers, meer dan 'nen kUk wUd. open- en omgooiend, in 'n dan sende hitte, den ganschen dag. tot bU zons- ondergank; als ge zien kost hoe 1 peerd glimt van zweet, hoe den jongen boer zUne^i kiel don ker van t zweetwater aan de beenlge schoeften plakt; en als ge dan ten avond zien kost hoe daar bunders en bunders stoppelakker veranderd liggen In geploegden, zwarten, zuiveren grond, dan zoude iets begrijpen van twintig botram men, die tellen veur twee. Maar ik dwaal af. 'k Wou gezeed hebben g'ad De vreugde. X geluk. X diepe zielsgeluk, ja X verbéten geluk om de bewust wordende kracht-van-den-kearel, 't groote bezit van den boer-grondbezltter, die lUk 'nen konlng zUnen grond beheerschen en beheeren mot, X seerjeuze geluk, den diepen ernst die gepeerd gaat aan die vreugd, staat op 't gladde veurhoofd van m'n baaske. 't Staat diep in z'n glanzend’ sterreoogen. 't Staat op zUnen brulnverbranden kop. X Ligt op z'n. heele wezen, dat. soepel als 'n tUgerlUf, rustig boven z'n jaren, schonkig van gebusselde krachten ge reed. staat veur.... den Stier! Veur zUn examen! Veur zUn examen als Kearel. als Boer! Als Konlng op den hof mee allen grond rond- omme, mee de gewassen, mee de runders, mee de menschen. Maar ook: mee sturm en ontU. mee alle natuurgeweld, mee.... de hondsdagen- hltte, die bevochten mot worden lUk *nen zwa ren beer, die zUn machtige pooten op oew schou wers plant. „ziel” van de bokkenrUders, een groep\di% te gen het OostenrUksche regime in de ^illdeTUke Nederlanden ageerde en waarschUnlUk/tot doel volkomen onafhankelUkheld der Zu^fe- lUke Nederlanden. Het percentage ontwikkel den was maar klein; zU waren het die de dle- pere motieven van hun stroop- en moordpar tijen kenden, de groote groep onontwlkkelden was slechts op de hoogte van de gelegenheid, plaats en uitvoering dier strooptochten. m haar knusse kamer zit de jonge bruid. Nog slechts weinige dagen scheiden haar van haar huwelUksdag. Nu wil ze 'n stillen avond benut ten om nog eens te snuffelen in alle bonte din gen en snuisterijen, die zU in haar meisjesjaren heeft verzameld. Wat een mensch al niet be waart! Achteloos -verfrommelden haar haastige handen het eene ding na het andere. Daar grijpt, ze een paar vergulde vellen, met steile. Ietwat stUve klnderletters geschreven. Ach ja, dat kleine zwarte Marietje! th gedachten verzonken bleef ze op haar kamertje, dien ganschen avond. HU kwam den volgenden dag, toen zU temid den van al de opgestapelde heerlUkheden stond, die haar toekomst rUk en mooi moesten maken. „Heeft mama de lUst der gasten nu deflnjtlef afgesloten, Lieze?” vroeg hU- „Zou je haar nog langer willen maken?” plaagde ze. .KigenlUk wel. Ik zou nog een heel beschei den gast willen vragen. Je kent hem niet. Maar dit kan Ik je wel zeggen, dat ik niet zóó voor je zou staan, als hU er niet geweest was. HU was mUn goed geweten, zoolang we op de school banken zaten, en ook later heeft hü me van menige dwaasheid afgehouden, als ik aan hem dacht. Onze wegen zün toen ver uiteengeloopen. Kort geleden pas heb Ik toevallig gehoord dat hU priester geworden is en ergens In een klein dorp werkt. Hem zou Ik graag onder onze gasten tellen, onder al die menschen met hun helmelUke blikken en hun geslepen woorden." „Gérard, zoo zün ze toch niet allemaal!” „Gelukkig niet. Maar hü zou één goede meer zUn, een die het pell van ons feest verhoogt!" „Vraag hem, Gerard Maar ik heb ook nog 'n gast-in-spé ontdekt!” „Zap? Wie?" »- „Och, het was misschien maar een voorbU- gaande gril. Een kleine vriendin uit de kinder jaren, een arm, bleekzuchtig kind. Moeder wist niets van onze heimelüke vriendschap. ZU was niet van onzen stand. Slechts een paar keer ben ik na schooltijd met haar meegeloopen naar de krotwoningen, maar een küvende vrouw joeg me telkens weg. Een paar Jaar geleden heb ik haar nog eens gezien. In een winkel deed ze voor mama en mU de deur open. Later pas wist Ik weer aan wie die groote zwarte oogen toe behoorden. die mü een beetje schuw en toch ook zoo dringend hadden aangekeken.” „En die zou je nu graag ultnoodlgen?” Gerard haalt haar aan als een vader, een grllllgen wensch van zün dichtertje vervullen. „Als je dat leuk vindt, doe het dan!” Den volgenden avond stopte een auto voor de armoedige krotwoningen. Galant helpt een groote heer een elegante dame bü het uitstap pen. „Ik verheug me al op die verbaasde oogen!” riep ze utcht. „Wacht eens, hier moet het zün, nee, hiernaast!” Reeds verschünen nieuwsgierige kinderen en verwonderde vrouwen in de lage deuren. •Juffrouw Gruber? Die kennen we niet. U zult wel abuis zün." woordeke van klacht of ontevrejenheid. Zwügend, opgeruimd doet ie al z’n nuuwe kar weien en als Trui heelegaar verzurgd mee 'nen zucht van behagen achterover valt in den rie ten zurgstoel, nadat den Eeker haar kussels nog 'ns opgeschud heeft, dan ziet ie Trui efkens vragend-lachend aan en als zü dan maar zeet: „Zoo is X bestig, Eeker," dan knippert ie mee z'n verschoten oogwimpers, tevrejenheld glüdt over z'n sproeten lük 'n spulsche zonnestraal en hü dweilt den vloer droog, ruimt den teil en X ouwe verband op en zet den pap op. Trui hoeft heur commando's niemeer te geven: den Eeker zUnen avondpap is zoo lekker als die van Trui! Nee*, er blüft gin uurke over veur 'm. om op den deurdrempel, zün vaste plekske, z'n elgengedraaid sigaretje te rooken. Hoogstens "n kwartier kan ie daar dan zoowat zitten peinzen, trekkend aan de lichtgekleurde pluushorkes op z'n armen. En Trui beweert: „Als we den Eeker nle had den. Ik wist nou gin raad, want mee jou kan Tc gin bliksem aan vangen.” Teugen Dré III zee ze dat nle rechtstreeks, maar hü nimt zün medicün toch ook en knipt 'n stlekum oogske naar me. Ja. daar is veul verschil tusschen die baaskes. Allebei goeie jong, prachttiepkes, maar den een 'nen geboren boer, patroon: den ander geboren veur knecht veur geleerde misschienmaar allebei kolossaal op hun plots! 'k Heb er veul steun aan. Och ja 'k heb X oe al 'ns meer gezeedDré I gaat den berg af. Dré III gaat 'tn op! En als Ik zoo 's avonds, onder den notenleer, münen compagnon, münen opvolger eigenlük! zie zitten, ritselend mee 'n krant, smorend aan 'n pepke (ja. hü “1 sigaretjes rooken....! Niks horre! Nog altü: net- als-opa!) en Tc zie dleén rechten rug. die breeje schouwers, die steuvige pooten in de zware leer- zen, heel die frissche figuur, waaraan gin spoorke van vermoeidheid, noch van 'nen ver zengenden Augustusdag van 's mergens vUf tot 'savonds acht over z'n lejen, dan.... Dan.... allee, gin muizennesten! Ik ben veul gelukkig mee deuzen fleren opvolger, die X roer van X bedrijf per dag steeds steuviger in de knuisten pakt en vandaag of mergen i(| neo „Stier" ontmoet... Maar wel weet Ik nou. eigens flink In de zestig, wat deur mün vader gegaan is, den dag, dat le, mee schorre stoJi, mü m’n eerste borrels liet schenken. Zoo Is 't leven. X Koren Is af. X Geboomte gaat geelen, X Herfsttü komt Allee, Ik schel er 'ns af. Veul groeten van Trui, Dré III. den dokter en als altU gin horke min der van oewen I n dan strijd tegen het communisme I Is sociale rechtvaardigheid het sterk- I ste wapen. beloopen oogen Heur ik X slaan van zünen steert teugen de trillende flanken. Ja. Ik voel dan nog de „electrieke" snukskes in m'n armen van 't schokken van zün polsdlkke nekspieren, "k Voelde me wit. X Was leven of dood! Er onder móest ieEn hü gongManNog zie ■k 'm daar liggen. hUgend In de wel. Nog zie Tc de verslagenheid in de trieste, glazige oogbal len. Tc Zie X aoo scherp, dat "k zUn eene oog nog knippen zie. pmdat 'n wesp op den rooien lld- rand vloog. Stralen zweet siepelden over m’nen kop, langs m'n ooren."achter langs mUnen nek. M'n armen, slap als natte touwen, hongen zwaar en moei langs m'nen romp M'n beenen beefden. Maar den stier was geslagen. Ginnen geluk kiger moment heb ik van m'n leven gekend! Ik kost jubelen, maar m'nen asem was op. Ik kost springen, maar m'n beenen hadden gin kracht meer. Ik kost.... Ik kost niks anders doen, dan m'nen zakdoek vatten en m’nen eigen opdrogen. Dan den beest halsteren mee 'nen blok en Tien ketting. En als dat gebeurd was, kwam m'n vader naar me toe Bleek, ontdaan. ZUn knuist kneep in m'nen schouwer, z'n dof fe. trotsche oogen keken in m'n ziel. En schor sprak le: .ga naar moeder, jongen en zeg 'r, dat ge twee borrels mot hebben. Rust "n *uur.” Van geluk had 'k kunnen simmen. X Zweet wlerd koud op m'nen rug M’nen mond beefde. Tc Zweeg, draalde me om, liet vader staan. Gong naar moeder. Wa-d-ls-t-er gebeurd. Dré?? vroeg ze ang stig. „Niks, moeder. Ik heb gevochten mee den stier en X...." Toen simde Ik! „En.... X.... gewonnen, moeder.” ZU vlóóg den akker op. Ik vatte m'n borrels en kreeg weer lucht. En In den stillen huls alleen, waarin de steertklok ha ren langzamen tik deur den zonnekegel sloeg, daar zee 'k. mee X leege glas in m'n stilgewor- den hand, teugen Onzenllevenheer: „als ik nooit meer wig. dan was dltte genogt; veur heel m'n leven, o God! Veul bedankt.”. Daar wierd thuis nooit meer over gesproken piet ongestraft vertreedt men de wetten der natuur en haar Maker. Het Communisme heeft zelfs op enkel eco nomisch gebied zijn doel niet bereikt. Weliswaar kan het er fn Rusland toe hebben bijgedragen om menschen en dingen uit een eeuwenlange traag heid op te wekken en kan het. alle middelen gebruikend en vaak niets ontziend, eenig materieel succes heb ben behaald. Maar Wlf weten uit on verdachte getuigenissen ook van den laatsten tt/d, dat het in feite ook daar niet het. doel bereikt heeft, dat het had beloofd, zonder nog te spreken van de slavernij en terreur, die het mülioenen menschen heeft opgelegd. Ook op economisch gebied zijn ten slotte een moraal, eenig gevoel van zedclijkc veranticcKirdeltjkheid noo- dig, hetwelk echte? geen plaats vindt tn een volstrekt materialistisch stelsel als Communisme. Om die zedelijkheid te vervangen, blijft niets anders over dan de terreur zooals Wij die heden in Rusland zien, -waar de vroegere sa menzweerders erj strljdgenooten el kaar wederkeerig verscheuren: een terreur, die ér toch niet tn slaagt het bederf der zeden en zelfs niet het uit eenvallen van den maatschappelijken samenhang te verhinderen. Misschien is het Communisme eco nomisch mogelijk. Misschien zou het de menschheld stoffelijke welvaart kunnen brengen. We zeggen: „misschien", want het groote Russische ■experiment, dat nu toch reeds bijna 20 jaren duurt en dat onder de gunstigst mogelijke voor waarden plaats heeft, heeft als resul taat tot nu toe, dat de Russische ar beider slechter gekleed, slechter ge voed, slechter gehuisvest is dan zijn collega in de kapitalistische landen; dat hij meer de slaaf is geworden van machine en productie, dat hij nog minder meetelt als mensch, dat hij nog meer wordt uitgebuit. (Pater Jacobs). Amloo. De Hondsdagen zün al lang-en-breed veurbU. meer de barre hitte, waaraan X Hondstü. van 19 Juli tot 18 Augustus, zünen naam te wüten beeft, is gekomen. Wit komt 's mergens de zon op. Gin rozig wolkske is in haren omtrek te bespeuren; gin streepke purper te zien, 'n Witte, gloeiende schüf aan den egaal-troebelen hemel, die na 'n uur als blank staal aan den kim te glanzen staat, zoo is den zoone-opgank In deus blakkende Augustusdagen En.... X is 'n drukke maand. Oogstmaand op den hof. Maar den rog is binnen Ik wil daar mee zeggen: den graanoogst is veur ons len ende Den rog was den lesten oogst deus jaar. X Is nou ploegen. De stoppelakkers worden rap omgegooid en overnuuw bemest X Welland wordt Ingezaaid, want veul kale plekken vragen daarom. Zwaar werk, dat van de ploeg Maar dat pakt Dré UI vast. Deuzen ateuvlgen goffert wit al: de zware karweien zün hum! Hah. X is zoo'nen kearel geworden. Mager is le op den oogenbllk lük Ti talhout, want X leste greintje vet twit ie weg. Maar breed is le geworden11 Schouwers, amloo! Daar is 'nen tijd gewist, da Tt Ti kwajen stier bü de hoorns vatte en Tn den kop krakend om draalde. dat den beest te kiezen had. den nek breken of ter eerde!! X Gong hard teugen hard Nog voel ik, als ik er om denk, zünen heeten asem uit de gespalkte neusgaten sissen, langs m’n bloote borst. Zie de woede in zün bloed- gevangen ge- medepllchtlgen bewaarden Zün vrienden teekenen „Bog” echter af als een „idealist” en als werkelük „bezeten” door Watteau. Volgens zün ouders een tot Fransch- man genaturaliseerde Rus, zün vader, en een Francaise van geboorte, zün stiefmoeder, Is hü echter veeleer een „nietsnut", appreciatie, welke de vrienden wellicht aan dikhuidige bur- gerlükheld zullen toeschrijven. Boggouslavsky, die zich In de restltutleéertoo- nlng de rol van „held” had toegedacht, wordt onderworpen aan een psychiatrisch onderzoek, hetwelk zün heidenreputatie zeker al onmlddel- lük een leelüken knauw heeft toégebracht en waartegen hü heftig heeft geprotesteerd. Afgezien van hetgeen dit psychiatrisch onder zoek zal opleveren dat de jongeman niet goed wUs is, lükt ook zonder dit onderzoek aannemelbk aal als belangrijkste verzachtende omstandig heid wel In aanmerking worden gebracht het feit zelf, dat hü het schilderij restitueerde. Want zelfs Indien hü het stal met de bedoeling het te gelde te maken, zou hü. eenmaal de on verkoop baarheid gebleken, het schilderij zonder meer hebben kunnen vernietigen met heel veel kans op geen ander onprettig gevolg .pan „eeuwige wroeging." Vooralsnog Is het eenlge^ABf In zUn verhaal onomstootelük vaststaat als waarheid, het feit, dat hü het schilderij „gerestaureerd” heeft. Zooals de deskundigen hebben kunnen constatee- ren heeft hü Inderdaad oude vernislagen verwü- derd en een nieuwe aangebracht. De diabolo is verdwenen. gehouwen worden, anders „verwildert” X gewas, j gin wordt de vrucht den pluk nle weerd. Ik doel er veul In. Hou deuzen ouwerwetschen oogst van de befaamde „Bredasche aardbei" geren in eere! 'k Heb dus ferme bedden noodlg, waarin de jonge afzetsels, gescheurd van de moederplan ten, prontjes op rüen worden geplant, In goed gespaaiden, smeuïg bemesten grond. Sjecuur werk, den trouwen, gewetensvollen Eeker bestig toevertrouwd I X Zweet siepelt tapllngs over zünen „roestl- gen" sproetenkop. De rosse pinharen, natge- werkt. pieken alle kanten uit, maar den gos- ganschelüken dag zit ie daar, in de verte, wüd achter den erf, lük 'n klein gebogen flguurke, schemerend In X dansend zonnelicht, te sap pelen In zwügende eenzaamheid. En als straks Baas Dré langs komt, den arbeid schouwt en niks anders zegt dan: „oemoem”, knikkende mee zünen kop. waarin de oogen Iets doffer staan van moetheid, dan Is den Eeker zünen dag goed. Dan gaan ze samen op huis aan. samen onder de pomp, den een zwingelt terwül den ander de üzige straal over X bloote bovenlüf laat plenzen en zoo spoelen de jonge gasten ponden vermoeidheid van X Jonge lichaam den gootsteen deur. Maar den Eeker heeft ‘n dubbele taak deus dagen Trui Is van de been. Ze trapte ennlgte dagen gelejen in 'nen scherf, toen ze op bloote voeten 't achterhuis schuurde. 's Avonds, als X volk naar huis is, wU Weer ondereen zün mee z'n vieren, dan is X den Eeker, die Trui büstaat in X snüen van de botrammen, zetten van de koffie, papkoken. verkens af voel eren, melk meten en klaarzetten veur de fabriek, kommekes wasschen, elers uit de hok ken halen en wegtassen, X achterhuis ruimen en duuzend andere karweikes van de vrouw, karweikes ‘’die ge bekanst nle bespeurt, maar die gedaan motten worden. Ook „doktert" le. Want „'nen dokter wil Trui nooit aan T lijf hebben,” lük ze dat zegt; ik mag nie helpen, want Ik heb „veuls te harde pooten," beweert ze en Dré III komt om de zelfde „mankementen” als ik, evenmin in aan merking om te dokteren. Maar den Eeker doet X pront! Zachtekena legt ie den kwajen voet op 'nen stoel, trekt Trui’» kous uit en weekt, sprenkelend mee laauw sodawater, X verband los. Ondertusschen staat er Ti pan water te vuur, als de kou er af is gaat ook daarin Ti hands- volleke soda en dan zee-t-le. „Hang nou oewen voet veurzichtlg in den teil, over 'n kwartier kom ik verom.” Dan gaat ie 'n nuuw verband leggen en Trui zit rustig toe te küken, zonder eenlgen vrees veur pün of hardhandigheid. Den Eeker z’n studeeruurkes, die hü 's avonds nog overhad, zün er mee naar de pinnen Maar (Van onzen ParUschen correspondent) De lezer zal zich ongetwüfeld de herinneren van den diefstal van de „Indifférent" het op verscheidene mllUoenen geschatte mees terwerkje van den Franschen schilder Watteau dat geëxposeerd was In het Louvre. WU schrijven diefstal, maar deze diefstal schünt meer van een schaking te hebben weggehad. verdwüning van het paneeltje moest zich hebben voorgedaan, niet zoo heel veel minuten voordat zü ontdekt was: rond half vier op Zon dagmiddag 11 Juni. De verbazing was büzonder groot, omdat het feit ongelooflük leek. Hoe kon immers Iemand het in zün hoofd halen een schilderij van den wand te nemen en er mee uit het museum te wandelen, op een Zondagnamiddag, wanneer het vyi de be- echter. tü- Toen, In den studletUd van Rolduc, was Iedereen gelük. jongens met idealen en strijd lust, opgevoed In diepe katholieke overtuiging Een van deze vurige jongeren was ongetwü feld mgr E. M Everts, aan wiens gedachtenis door de redacteuren-leeraren Metzemakers en dr. Huysmans In dit jaarboek een ruime plaats Is Ingeruimd. Everts, die tot schrik van zün familie In Lel den ging studeeren, is daar een der grondleg gers van de Katholieke studentenorganisaties geworden, ondanks den tegenstand van het Leldsche studentencorps. Voor dit Jaarboek stond vervolgens mgr. dr. J. van Glls den tekst af voor een voordracht over Rolduc en Friesland, een betoog over de heemkunde. ■^Ug^huidlge studenten van Rolduc komen aan het woordtin kronieken, jakrvërslagen en ne- crologleën^Jngewlsseld met een herdenking van het veertigjarig priesterfeest van mgr. van de Venne en een Interessante en boeiende stu die over „De geschiedenis der Bokkenrijders” door dr. Geerlindes. Maar ook onzen Eeker is druk in actie. Ook deus plichtsgetrouwe manneke zwoegt de zware naand deur, in constanten, nüveren arbeid. Eiken mergen krijgt ie z’n taak van zünen patroon Dré ITI, 'n taak die den tengeren Eeker sjuust baas kan. Vandaag b v. is ie doende mee den aanleg van nuuwe aardbelbedden. Nle lan- I ger dan 'n jaar of drie meugen die vej^en aan- „Dat is mlssci.ien Marie van hiernaast?" .Ken je mal? Naar die vraagt toch niemand." Zoo klinken de stemmen door elkaar. „Kom mee, ik geloof dat het hier Is." fluistert Lieze in plotaellngen schroom. En dan staan ze in de lage kamer. Benauwend vloog de vun zige lucht hun tegemoet. In een donkeren hoek huilt een kindje. Sloffend komt de oude vrouw naar hen toe. „Wel. wel, wat zullen we nu hebben. Komt er waarachtig nog Iemand naar ons ellendig ge doetje küken.” „Waar is Marietje? Heeft hier niet eens Ma- rietje Gruber gewoond?” vroeg Lieze, ietwat ütf' *.i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 10