De terugkeeï van l’Indifférent
aan
Kabouter Flip
zijn vriendje Wip
en
Dré III wocht zijnen stier
den daj
ni
zijn Verdwijning
De dief
dilettant
een
Fantastischer dan
Den Eeker is voor Trui onmisbaar geworden
i De bruiloft s-
HET JAARBOEK VAN
ROLDUC
<4^
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1939
gasten
Uit: Diüini Redemptoris
-
I
4. fc
BRABANTSCHE BRIEVEN
„De geschiedenis der Bokkenrijders”
l/(
had:
van een
geschiedenis
a
o
Weldra
Leerji
ULVENHOUT, 24 Augustus 1939
kim 1
I
vuur.
Het 19e Rolducsche Jaarboek Is bü de N.V.
drukkerij H. v. d. Marck en Zonen. Roermond,
verschenen.
Deze studie heeft betrekking op de lotgeval
len der tweede bende <17621766), die ontwik
kelden en niet-ontwikkelden onder haar leden
telde. Een voornaam heerschap onder de ont
wikkelde leden schijnt Kirchhoffs, een chirurg
uit Herzogenrath geweest te zijn. HU was de
die
wil
opeens niet meer blij zijn,
dingen, die ons wachten. Dat
kan leven, Gerard, dat wist ik niet-"
Petru;
helm int
l
raa
den
Stil
led<
11 i
M
Pau
Mai
veni
6ch
D
lid
Em<
ziek
W
Kr»
ever
f ut
gom
IX
Meisje
•orden
***k op
De pe
Jaar gel
Jon
opgei,
melde
mis, 1
ZON
Wulp;
Helmpt
MAJ
Bls.sc h<
DtN£
zielen;
familie
WOE
en over
overt. 1
welijksi
anna d
DON!
jarig h
coba G
VRIJ
7.45 Ni
altaar)
Demise
ZAT1
v. d. W
van Oo
—De W
ZONI
boft—T
familie
Jansje
Maria
Oostwaï
Zonn<
PR»
ZONI
morgens
voor eer
D1NSI
VRIJT
X Avond
Hart vi
Machten
ZOND
t Morge
uit dam
ZIJ zfjn het er nu Wel over eens, dat de ver
dwijning van die diabolo het gevolg is van een
wandaad, welke geenszins restauratie" mag hee
ten. omdat een alleszins Incompetente „minus
habens" haar zoo belieft te noemen.
den beschouwer aangewandeld, nonchalant, bijna
al flansende en de armen uitgestrekt, volkomen
als speelde hU diabolo. Boven aan den rand
was dan ook een diabolo zichtbaar. Watteau-
kenners zijn het er niet over eens geweest of
die diabolo werkelijk door Watteau op het pa
neeltje was geschilderd.
Daar kwam een oude schildpad aan, die al
jaren bjj de beek had gewoond. ..Sjonge, wat
zijn Jullie druk aan t werk?” zei hij tegen
Flip en Wip, „kan ik jullie misschien helpen?”
„Graag,” zei Flip.
815
Blan
VI
Renj
het 1
uur
inlra
ZA
Br. t
voor
van 1
ZO
stere:
voor
Roze:
WC
DC
Van
Sacra
VR
H. H
7 uur
'en to
ZA
heid
met 1
De
verzot
briefj
Later is Joseph Kirchhoffs
nomen met zijn voornaamste
onder de gruwelijkste martelingen
zjj echter het stilzwijgen. HjJ en zijn volgelin
gen hebben het groote geheim dat over hun
bende lag, met zich in het graf genomen.
Het laatste jaarboek van Rolduc bevat aldus
ëen reeks belangwekkende artikelen en herin
neringen, joodat allen, die in Rolduc's leven
belang stellen, gretig naar deze uitgave zul
len grijpen.
Boggouslavsky's artistieke persoonlijkheid
is ten hoogste die van den Bohémien met
een beetje talent voor teekenen, geenerlel
opleiding, nog minder ernst, en geen dult
op zak. HU leefde in een zolderkamertje
van de Rue Salnt-Honoré, 500 meter van het
Louvre, dat minder dan schamel gemeubi
leerd was. ZUn eerste nacht in de „Santé”,
na zUn aangifte bü de justitie, was de eerste
nacht, volgens zUn eigen zeggen, waarin hU
sedert lang weer eens tusschen een paar
lakens sliep.
De verschUnlng van dit Jaarboek is zoowel
voor oudleerllngen als leerlingen altud een
groote verrassing. Dierbare herinneringen wor
den erin opgehaald, men vindt de langverge-
ten namen van oude schoolmakkers terug, die
na hun studletUd in alle windrichtingen ver
dwenen zijn en op de maatschappelijke ladder
een zekere hoogte bereikt hebben.
Vble toebereidselen moesten worden
gemaakt. Ze moesten thans een bergplaats
maken voor de lekkernijen en maaltijden. Wip
had al spoedig een flink hol gegraven, waar
alles best in kon.
Wat het publiek ook verbaasd had aan de
omstandigheden van dezen museum-dlefstal.
was de traagheid, waarmede de directie de
politie van het voorval in kennis stelde,
waardoor deze eerst met een handicap van
34 uren haar recherchewerk kon aanvan
gen. Dit recherchewerk heeft aan den terug
keer van het schilderij naar het schijnt dan
ook geenerlel aandeel gehad. De „Indiffé
rent" is als het ware vanzelf teruggekomen,
teruggebracht door dengene, die het ont
vreemdde. Het verhaal, dat de dief heeft
opgehangen is uitermate dwaas, en Indien
het grootendeels aan de waarheid beant
woordt, zal deze museumdiefstal een der
dwaaste zijn die ooit werden bedreven.
In het kabinet van den met het onderzoek
belasten rechter van Instructie, heeft Boggou
slavsky. zooals de rare snoeshaan heet, in wezen
de volgende bekentenis afgelegd:
„Ik ben al sedert langen tUd van meenlng. dat
het Louvre de schilderijen van meesters restau
raties doet ondergaan, welke de gedachte der
kunstenaars misvormen. Zoo heb ik de zekerheid
gekregen, dat de „Indifférent”, vermoedelUk te
gen 1869, op schandelijke wUze geretoucheerd
was. Ik had dan ook het besluit genomen mU
meester te maken van de „Indifferent" en hem
in zijn oorspronkelUken staat te herstellen.
Toen eenmaal mijn besluit genomen was, ben
ik drie achtereenvolgende weken naar het Lou
vre gegaan. Zonder eenig Instrument, met mün
vingers alleen, heb ik geleidelUk aan het vel-
llgheldsUzerdraad verwüderd. Vervolgens heb ik
een Zondag gekozen om het schilderij weg te
nemen en na den diefstal ben ik nog tai van
malen in het Louvre geweest. Sedert ik het schil
derij gestolen heb, heb ik een boek geschreven,
dat gaat verschijnen en dat zal heeten„Waarom
ik de „Indifférent" geleend heb."
Iedereen zal zich er overigens van kunnen
overtuigen, dat de herstelarbeid. dien ik het
meesterwerk heb doen ondergaan tot gevolg heeft
gehad dat de diabolo, welke eraan toegevoegd
was. is verdwenen.
De diabolo, of wat er voor doorging, was ge-
plaatst tusschen twee lagen vernis. De verwUde-
ring dier vernislagen heeft haar doen verdwij
nen. Ik heb de Ujst van het schilderij weggeno
men en verbrand. Eenlge dagen geleden, toen
mijn boek af was, heb ik neiging gehad self-
aaraelend.
„Marie, ja ze
ker, Marie! Moet
je dat daar eens
zienIk weet
niet waar ik dat
aa verdiend
heb. Je Voedt
zoo'n jong op en
ais het wat kan gaan verdienen, bezorgen ze
je niets anders dan narigheid. £ls ze naar njj
geluisterd had. was het nooit zoover gekomen.”
„Tante, schei uit!" gilt een stem uit den hoek.
Nu ziet Lieze pas dat daar in het donker een
bed staat. Maar de zieke heeft snikkend haar
hoofd in de smerige kussens gedrukt en men
ziet alleen de smalle schokkende schouders on
der de korte, pikzwarte haren. Zachtjes gaat
Lieze naar het bed. Ze voelt zich hulpeloos te
genover deze ellende en dit leed: ze weet niet
wat ze zeggen en doen moet en zegt het meest
onhandige wat ze maar doen kan.
..Ik wou je op de bruiloft ultnoodlgen, Ma-
rietje, maar nu ben je ziek?”
Het meisje kijkt op; een matetooze verbariflg
ligt in haar betraande, kortzichtige oogen. Dan
verbergt ze opnieuw haar gezicht in de tengere
handen en weent, weent vol wanhoop en ver
twijfeling. Schuw strUkt Lieze haar over het
vochtlg-zwarte haar. Ze weet niet meer wat ze
zeggen moet. En de zieke voelt iets van liefde,
die ze zoo lang ontbeerde: ze grijpt naar Lieze's
hand en drukt deze tegen haar wang, en toen
kwam met horten en stoeten het droeve
verhaal.
„JU hebt van mü gehouden, vroeger, maar
sindsdien niemand meer. Je moest eens weten
hoe dikwUls ik voor jullie tuinpoort heb ge
staan. Maar JU kwam nooit naar bulten. Ik
ben loopmelsje geweest en toen kwam ik in
.een zaak waar JU ook met je moeder ge
feest bent! Ik herkende je direct! O, wat moet
je wel van mü denken! Maar JU, jü had het
altUd zoo goed en van mü hield niemand, nie
mand. En toen, toen heb ik den eersten den
besten geloofd, die lief tegen me deeden
toen.... toen kwam al het andere. JU. jU kunt
het niet begrüpen wat dat is, als je zoo weer
wordt weggeworpen. Dat maakt je wild en je
weet niet meer wat je doet!" Opnieuw begon
ze heftig te snikken.
.Kom. Lieze!” zegt de man bü de deur. Zü
ging naar hem toe.
„We moeten Iets doen! Gerard, wat kunnen
we doen?"
„We zullen er eens over denken, Lieze. Maar
kom nu meel"
„Ik moet bet haar eerst nog zeggen.” En in
ontwakende moederlUkheid buigt zü zich over
de zieke heen.
„Nu moet je heel stil zün, Marietje. WU zul
len je helpen. MUn verloofde weet zeker raad.
Ik kom weer gauw terug.”
De donkere oogen van de patiënte werden
groot en wUd. Dankbaarheid lag er in en een
bede. Ze kon niets zeggen, maar de klamme,
bevende handen klemmen zich vast, willen niet
meer loslaten.
„Kom." zegt Gerard opnieuw. Dan gaat ze
heen. In den auto is het Lieze, die het eerst
spreekt.
„Gérard, ik
met al die
iemand zóó
„Is het niet haar eigen schuld?”
„Schuld? Ach ja, misschien. Maar bedenk
eens hoe het leven haar heeft aangegrepen, aoo
heel anders dan ons Schuld! Daarvan mogen
wU niet spreken. Helpen moeten We. Ze moet
naar een ziekenhuis of naar een sanatorium.
Dat kunneh we toch gemakkelUk betalen! Niet
waar Gerard, dat kunnen we toch!”
„Goed hoor, mün vrouwtje. We zullen nog
vóór de bruiloft doen wat we kunnen. Maar wat
moeten we beginnen, als jü nog meer van die
arme menschen ontmoet?”
Toen vloog een kleine, schalksche lach over
haar ernstig gezichtje. „Dan zullen we toch nog
moeten bezuinigen!”
.JU bent een fUne schat, hoor! Als alle men
schen, ieder op zUn manier, wat aan sociale
rechtvaardigheid deden, dan kenden we de we
reld over enkele jaren niet meer terug! Maar
dit meisje zullen we helpen, zoo'n huwelüks-
geschenk kent niet iedereen!”
Alleen op deuze manier: „Dré, hakte gU van
daag dat stukske bosch 'ns om. daar t'ende den
boekweit; die veftig boomen staan al jaren in
den weg.”
's Avonds lagen de vUftig reuzen plat, pront
getast. In diep geluk om de onbegrensde kracht
van m'n Jonge donderement, „lag" ik de boo
men, tot op 't end 'nen bloedrooien schemer
veur m'n oogen danste M'n broek hong als 'nen
zak veur m'nen bulk aan de galgen. Gin lood vet
bleef me over. Alleendat dagelUksche,
diepe geluk van 'nen kearel te zUn, die stieren
en boomen, die de weareld baas kon, die de ploeg
deur den tragen. zwaren eerde stouwde mee
hoogstens 'n bietje spljtgevoel. dat den eerde nle
zwaarder, de ploeg zoo locht was!
t Is mee deuae herindelingen, da k münen
HEI
HJi. 1
10.15
leden
Famil
Hart
doodex
St. Pi,
DIN
zielen,
voor
WO
DOJ
Maria<
730 E
VRI
Comm
en 83(
van h<
ZAT
Marial
As.
voor d
in het gebouw zwart pleegt te zien vi
zoekers? Het geschaakte werkje was t
delUk. opgehangen in een vrU afgelegen zaal en
de onvoldoendheid van het toezicht was notoire
Niettemin getuigde het felt van een zeldzaam
3ef" bU dengene. die het pleegde. Indien waar
is. wat de jongeman, die den diefstal beging en
die het schilderij, zooals bericht, nu heeft ge
restitueerd. omtrent de omstandigheden, waar
onder hU „opereerde", mededeelde*, wordt die
brutaliteit er nog door geaccentueerd. Een be
zoeker, die hem verraste bU het loshaken van
het schilderij, vroeg hem. wat hü daar uitvoerde.
„Zooals u ziet, neem ik dit schilderij van den
wand om te werken."
„U werkt dus zelfs op Zondag?”
„Helaas, ja!"
De nieuwsgierigheid van den bezoeker ging
niet verder en wat nog vreemder la, hu heelt
nooit bU de politie aangifte gedaan, nadat alle
personen waren opgeroepen, die meenden eenig
licht op den diefstal te kunnen werpen.
De kabouters moesten natuurijk ook komen
en daarvoor waren stoelen noodlg.
hadden onze belde vriendjes vele paddestoelen
bU elkaar, die allen rond een heele groote
paddestoel gezet werden, die voor tafel moest
dienen.
De Indifférent, zonder lUst 22.5 centimeter
hoog en 19.5 breed, stelde een elegant gekleeden
jongeman voor In een landschep. bosch aan
de linkerzUde. zich openend op een lichten hemel
rechts. De jongeman komt In de richting van
moord te plegen: maar mün vriend de tooneel-
speler Després heeft mü van mün voornemen
doen afzien."
Het laatste gedeelte van Boggouslavsky's be
kentenis komt overeen met de verklaring, welke
Després heeft afgelegd. Després. die van onge
veer denzelfden leeftUd Is als zUn vriend „Bog"
halverwege de twintig en dertig Jaar. is de eer
ste geweest, die van het avontuur en de verblüf-
plaats van de gestolen „Indifférent" kennis
kreeg, en -wel uit den mond van den dief zelf,
tegelUk met diens zelfmoordplannen. „Nadat ik
hem had opgemonterd." aldus In het kort zUn
verklaring, „heb Ik hem geholpen de restitutie
van het schilderij te organiseeren.”
Voor deze organisatie werd de hulp
bekenden ParUschen advocaat Ingeroepen, die
er op aandrong, dat de dief zich bU de justitie
zou aangeven. Zoo werd door Boggouslavsky zün
aanvankeUJk plan opgegeven, om het schilderij
eenvoudig per postpakket aan den directear van
het museum „retour" te zenden met zUn „boek"
als bUlage en toelichting. „Bog". zUn vriend en
zUn advocaat hebben de restitutie georganiseerd
op een wUze, dat deze een maximum aan publi
citeit heeft gekregen. Gerechtsreporters waren
tevoren gewaarschuwd, zoodat deze zeer talrijk
in de gangen van het paleis van justitie aanwe
zig waren In afwachting van de komst van Bog
gouslavsky, vergezeld van zUn vriend en advo-
vaat. en het gestolen schilderij. Boggouslavsky
deed zich hoogst opgeruimd voor; typeerend voor
de atmosfeer, welke de organisators der
restitutie pogen te scheppen. Is. dat de schul
dige tUdens de, wU zouden haast schrijven,
plechtigheid, kans zag een croquls op papier te
werpen van zUn advocaat, dat hü welwillend
afstond aan een der journalisten en dat dan ook
het verslag In ParUs’ meest gelezen avondblad
verluchtte met onderschrift en handteekenlng
„Maltre.... vu par Bog. au Palals 14.9.39."
Het staat echter allerminst vast, dat de recht
bank In aal gaan op deze pogingen, de affaire
te plaatsen In een atmosfeer van luchthartig
heid.
ZU zal er zich b.v. zeker van willen vergewis
sen, of de door boggouslavsky voorgewende mo
tieven van zUn diefstal de ware zUn. ZU zal het
zeker niet uitgesloten achten, dat hü het schil
derij ontvreemd heeft met de doodnuchtere be
doeling het te gelde te maken, en dat heel die
.jestauratle-geschiedenls" eerst werd uitgedacht,
toen hem de onmogelUkheid gebleken was. een
zoo bekend schilderij als de „Indifférent" aan
den man te brengen.
compagnon. da Tt Dré III zoo goed begrijp. nou
ie gekomen Is tot de jaren van beséffend geluk!
Tot aan deuzen zomer leefde-n-le. min of
meer, vort lUk 'n dartel veulen. Maar z'n ge-
luksinstinct rijpte tot gelu&verstand 1 En den
dag. dat le Onzenllevenheer dankt veur z'n
prachtige, krachtige corpus is nle wUd meer
Den dag dat le den Doop van Kearel krUgt Is
dlchtenbUe.
Trui, ochértn. verstaat dat nle. Is wel 'ns be-
zurgd om dleën jongen rbus. „Denk er om. Dré,
hü Is nog In den groei. hU ontziet gtl eigen te
weinig. Vandaag of mergen gaat le z'n kracht
te bulten en...." (dan staan *r oogen wUd open
in glazlgen angst) „en.... dan zou *k me gln-
nen hemelschen raad weten!”
.Xot 'm maar gaan, wUf! HU vecht veur 'n
groot Iets. HU wocht.... den Stier!"
Trui ként dieen Stier-mee-nirSbfdletter!
Dan zwUgt se Want ze staat dan. mee al beur
ervaring van Groot-Moeder veur t raadsel van
de kloek, die 'n eendenkleken had uitgebroeid,
den geelen snotplek den sloot zag Ingaan en....
nle verzuipen!
«AUee, Truike, Dré m is mUn afdeeiing; en
Ik geloof nog nle veul fouten te hebben gemokt,
mee ’m.”
Dan is ze weer gerust veur 'n paar dagen.
In heur oogen glanst 'nen lach van vertrou
wen en als Dré III aan tafel komt, zit Trui
allerlei komedie en leugens te verzinnen, om
den jongen reus over de grens van z'n twintig
botrammen mee kermenajen, struif van elers
mee spek en zoo, henen te helpen!
Stadsche menschen verstaan dat nle: Twintig
botrammen....! Maar Ik mot er dltte bU zeg
gen: 't zUn botrammen, gesnejen van boeren
in ik en zulke „hammen" tellen.... dubbel! Nou
verstaat den stadter 1 heelegaar niemeer.
Maar als ge den Dré 's mergens veur dag en
veur daauw daar in de schemerverte zag gaan
achter peerd en ploeg, den zwaren eerde snUend
lUk koek: klont veur klont de akkers, meer dan
'nen kUk wUd. open- en omgooiend, in 'n dan
sende hitte, den ganschen dag. tot bU zons-
ondergank; als ge zien kost hoe 1 peerd glimt
van zweet, hoe den jongen boer zUne^i kiel don
ker van t zweetwater aan de beenlge schoeften
plakt; en als ge dan ten avond zien kost hoe
daar bunders en bunders stoppelakker veranderd
liggen In geploegden, zwarten, zuiveren grond,
dan zoude iets begrijpen van twintig botram
men, die tellen veur twee.
Maar ik dwaal af.
'k Wou gezeed hebben g'ad De vreugde. X
geluk. X diepe zielsgeluk, ja X verbéten geluk
om de bewust wordende kracht-van-den-kearel,
't groote bezit van den boer-grondbezltter, die
lUk 'nen konlng zUnen grond beheerschen en
beheeren mot, X seerjeuze geluk, den diepen
ernst die gepeerd gaat aan die vreugd, staat op
't gladde veurhoofd van m'n baaske. 't Staat
diep in z'n glanzend’ sterreoogen. 't Staat op
zUnen brulnverbranden kop. X Ligt op z'n. heele
wezen, dat. soepel als 'n tUgerlUf, rustig boven
z'n jaren, schonkig van gebusselde krachten ge
reed. staat veur.... den Stier! Veur zUn
examen! Veur zUn examen als Kearel. als Boer!
Als Konlng op den hof mee allen grond rond-
omme, mee de gewassen, mee de runders, mee
de menschen. Maar ook: mee sturm en ontU.
mee alle natuurgeweld, mee.... de hondsdagen-
hltte, die bevochten mot worden lUk *nen zwa
ren beer, die zUn machtige pooten op oew schou
wers plant.
„ziel” van de bokkenrUders, een groep\di% te
gen het OostenrUksche regime in de ^illdeTUke
Nederlanden ageerde en waarschUnlUk/tot doel
volkomen onafhankelUkheld der Zu^fe-
lUke Nederlanden. Het percentage ontwikkel
den was maar klein; zU waren het die de dle-
pere motieven van hun stroop- en moordpar
tijen kenden, de groote groep onontwlkkelden
was slechts op de hoogte van de gelegenheid,
plaats en uitvoering dier strooptochten.
m haar knusse kamer zit de jonge bruid. Nog
slechts weinige dagen scheiden haar van haar
huwelUksdag. Nu wil ze 'n stillen avond benut
ten om nog eens te snuffelen in alle bonte din
gen en snuisterijen, die zU in haar meisjesjaren
heeft verzameld. Wat een mensch al niet be
waart! Achteloos -verfrommelden haar haastige
handen het eene ding na het andere. Daar grijpt,
ze een paar vergulde vellen, met steile. Ietwat
stUve klnderletters geschreven. Ach ja, dat
kleine zwarte Marietje! th gedachten verzonken
bleef ze op haar kamertje, dien ganschen avond.
HU kwam den volgenden dag, toen zU temid
den van al de opgestapelde heerlUkheden stond,
die haar toekomst rUk en mooi moesten maken.
„Heeft mama de lUst der gasten nu deflnjtlef
afgesloten, Lieze?” vroeg hU-
„Zou je haar nog langer willen maken?”
plaagde ze.
.KigenlUk wel. Ik zou nog een heel beschei
den gast willen vragen. Je kent hem niet. Maar
dit kan Ik je wel zeggen, dat ik niet zóó voor je
zou staan, als hU er niet geweest was. HU was
mUn goed geweten, zoolang we op de school
banken zaten, en ook later heeft hü me van
menige dwaasheid afgehouden, als ik aan hem
dacht. Onze wegen zün toen ver uiteengeloopen.
Kort geleden pas heb Ik toevallig gehoord dat
hU priester geworden is en ergens In een klein
dorp werkt. Hem zou Ik graag onder onze gasten
tellen, onder al die menschen met hun helmelUke
blikken en hun geslepen woorden."
„Gérard, zoo zün ze toch niet allemaal!”
„Gelukkig niet. Maar hü zou één goede meer
zUn, een die het pell van ons feest verhoogt!"
„Vraag hem, Gerard Maar ik heb ook nog
'n gast-in-spé ontdekt!”
„Zap? Wie?" »-
„Och, het was misschien maar een voorbU-
gaande gril. Een kleine vriendin uit de kinder
jaren, een arm, bleekzuchtig kind. Moeder wist
niets van onze heimelüke vriendschap. ZU was
niet van onzen stand. Slechts een paar keer
ben ik na schooltijd met haar meegeloopen naar
de krotwoningen, maar een küvende vrouw joeg
me telkens weg. Een paar Jaar geleden heb ik
haar nog eens gezien. In een winkel deed ze
voor mama en mU de deur open. Later pas wist
Ik weer aan wie die groote zwarte oogen toe
behoorden. die mü een beetje schuw en toch
ook zoo dringend hadden aangekeken.”
„En die zou je nu graag ultnoodlgen?”
Gerard haalt haar aan als een vader,
een grllllgen wensch van zün dichtertje
vervullen. „Als je dat leuk vindt, doe het dan!”
Den volgenden avond stopte een auto voor de
armoedige krotwoningen. Galant helpt een
groote heer een elegante dame bü het uitstap
pen. „Ik verheug me al op die verbaasde oogen!”
riep ze utcht. „Wacht eens, hier moet het zün,
nee, hiernaast!”
Reeds verschünen nieuwsgierige kinderen en
verwonderde vrouwen in de lage deuren.
•Juffrouw Gruber? Die kennen we niet. U zult
wel abuis zün."
woordeke van klacht of ontevrejenheid.
Zwügend, opgeruimd doet ie al z’n nuuwe kar
weien en als Trui heelegaar verzurgd mee 'nen
zucht van behagen achterover valt in den rie
ten zurgstoel, nadat den Eeker haar kussels
nog 'ns opgeschud heeft, dan ziet ie Trui efkens
vragend-lachend aan en als zü dan maar zeet:
„Zoo is X bestig, Eeker," dan knippert ie mee
z'n verschoten oogwimpers, tevrejenheld glüdt
over z'n sproeten lük 'n spulsche zonnestraal
en hü dweilt den vloer droog, ruimt den teil
en X ouwe verband op en zet den pap op. Trui
hoeft heur commando's niemeer te geven: den
Eeker zUnen avondpap is zoo lekker als die van
Trui! Nee*, er blüft gin uurke over veur 'm.
om op den deurdrempel, zün vaste plekske, z'n
elgengedraaid sigaretje te rooken. Hoogstens "n
kwartier kan ie daar dan zoowat zitten peinzen,
trekkend aan de lichtgekleurde pluushorkes op
z'n armen.
En Trui beweert: „Als we den Eeker nle had
den. Ik wist nou gin raad, want mee jou kan Tc
gin bliksem aan vangen.”
Teugen Dré III zee ze dat nle rechtstreeks,
maar hü nimt zün medicün toch ook en knipt
'n stlekum oogske naar me.
Ja. daar is veul verschil tusschen die baaskes.
Allebei goeie jong, prachttiepkes, maar den een
'nen geboren boer, patroon: den ander geboren
veur knecht veur geleerde misschienmaar
allebei kolossaal op hun plots!
'k Heb er veul steun aan. Och ja 'k heb X
oe al 'ns meer gezeedDré I gaat den berg af.
Dré III gaat 'tn op! En als Ik zoo 's avonds,
onder den notenleer, münen compagnon, münen
opvolger eigenlük! zie zitten, ritselend mee
'n krant, smorend aan 'n pepke (ja. hü “1
sigaretjes rooken....! Niks horre! Nog altü: net-
als-opa!) en Tc zie dleén rechten rug. die breeje
schouwers, die steuvige pooten in de zware leer-
zen, heel die frissche figuur, waaraan gin
spoorke van vermoeidheid, noch van 'nen ver
zengenden Augustusdag van 's mergens vUf tot
'savonds acht over z'n lejen, dan....
Dan.... allee, gin muizennesten! Ik ben veul
gelukkig mee deuzen fleren opvolger, die X roer
van X bedrijf per dag steeds steuviger in de
knuisten pakt en vandaag of mergen i(| neo
„Stier" ontmoet... Maar wel weet Ik nou. eigens
flink In de zestig, wat deur mün vader gegaan
is, den dag, dat le, mee schorre stoJi, mü m’n
eerste borrels liet schenken.
Zoo Is 't leven.
X Koren Is af. X Geboomte gaat geelen, X
Herfsttü komt
Allee, Ik schel er 'ns af. Veul groeten van Trui,
Dré III. den dokter en als altU gin horke min
der van oewen
I n dan strijd tegen het communisme
I Is sociale rechtvaardigheid het sterk-
I ste wapen.
beloopen oogen Heur ik X slaan van zünen
steert teugen de trillende flanken. Ja. Ik voel
dan nog de „electrieke" snukskes in m'n armen
van 't schokken van zün polsdlkke nekspieren,
"k Voelde me wit. X Was leven of dood! Er
onder móest ieEn hü gongManNog zie
■k 'm daar liggen. hUgend In de wel. Nog zie Tc
de verslagenheid in de trieste, glazige oogbal
len. Tc Zie X aoo scherp, dat "k zUn eene oog nog
knippen zie. pmdat 'n wesp op den rooien lld-
rand vloog. Stralen zweet siepelden over m’nen
kop, langs m'n ooren."achter langs mUnen nek.
M'n armen, slap als natte touwen, hongen zwaar
en moei langs m'nen romp M'n beenen beefden.
Maar den stier was geslagen. Ginnen geluk
kiger moment heb ik van m'n leven gekend!
Ik kost jubelen, maar m'nen asem was op. Ik
kost springen, maar m'n beenen hadden gin
kracht meer. Ik kost.... Ik kost niks anders
doen, dan m'nen zakdoek vatten en m’nen eigen
opdrogen. Dan den beest halsteren mee 'nen
blok en Tien ketting. En als dat gebeurd was,
kwam m'n vader naar me toe Bleek, ontdaan.
ZUn knuist kneep in m'nen schouwer, z'n dof
fe. trotsche oogen keken in m'n ziel. En schor
sprak le: .ga naar moeder, jongen en zeg 'r, dat
ge twee borrels mot hebben. Rust "n *uur.”
Van geluk had 'k kunnen simmen. X Zweet
wlerd koud op m'nen rug M’nen mond beefde.
Tc Zweeg, draalde me om, liet vader staan. Gong
naar moeder.
Wa-d-ls-t-er gebeurd. Dré?? vroeg ze ang
stig. „Niks, moeder. Ik heb gevochten mee den
stier en X...." Toen simde Ik! „En.... X....
gewonnen, moeder.” ZU vlóóg den akker op. Ik
vatte m'n borrels en kreeg weer lucht. En In
den stillen huls alleen, waarin de steertklok ha
ren langzamen tik deur den zonnekegel sloeg,
daar zee 'k. mee X leege glas in m'n stilgewor-
den hand, teugen Onzenllevenheer: „als ik
nooit meer wig. dan was dltte genogt; veur heel
m'n leven, o God! Veul bedankt.”.
Daar wierd thuis nooit meer over gesproken
piet ongestraft vertreedt men de
wetten der natuur en haar Maker. Het
Communisme heeft zelfs op enkel eco
nomisch gebied zijn doel niet bereikt.
Weliswaar kan het er fn Rusland toe
hebben bijgedragen om menschen en
dingen uit een eeuwenlange traag
heid op te wekken en kan het. alle
middelen gebruikend en vaak niets
ontziend, eenig materieel succes heb
ben behaald. Maar Wlf weten uit on
verdachte getuigenissen ook van den
laatsten tt/d, dat het in feite ook daar
niet het. doel bereikt heeft, dat het
had beloofd, zonder nog te spreken
van de slavernij en terreur, die het
mülioenen menschen heeft opgelegd.
Ook op economisch gebied zijn ten
slotte een moraal, eenig gevoel van
zedclijkc veranticcKirdeltjkheid noo-
dig, hetwelk echte? geen plaats vindt
tn een volstrekt materialistisch stelsel
als Communisme. Om die zedelijkheid
te vervangen, blijft niets anders over
dan de terreur zooals Wij die heden in
Rusland zien, -waar de vroegere sa
menzweerders erj strljdgenooten el
kaar wederkeerig verscheuren: een
terreur, die ér toch niet tn slaagt het
bederf der zeden en zelfs niet het uit
eenvallen van den maatschappelijken
samenhang te verhinderen.
Misschien is het Communisme eco
nomisch mogelijk. Misschien zou het
de menschheld stoffelijke welvaart
kunnen brengen.
We zeggen: „misschien", want het
groote Russische ■experiment, dat nu
toch reeds bijna 20 jaren duurt en dat
onder de gunstigst mogelijke voor
waarden plaats heeft, heeft als resul
taat tot nu toe, dat de Russische ar
beider slechter gekleed, slechter ge
voed, slechter gehuisvest is dan zijn
collega in de kapitalistische landen;
dat hij meer de slaaf is geworden van
machine en productie, dat hij nog
minder meetelt als mensch, dat hij
nog meer wordt uitgebuit.
(Pater Jacobs).
Amloo.
De Hondsdagen zün al lang-en-breed veurbU.
meer de barre hitte, waaraan X Hondstü. van
19 Juli tot 18 Augustus, zünen naam te wüten
beeft, is gekomen.
Wit komt 's mergens de zon op. Gin rozig
wolkske is in haren omtrek te bespeuren; gin
streepke purper te zien, 'n Witte, gloeiende schüf
aan den egaal-troebelen hemel, die na 'n uur
als blank staal aan den kim te glanzen staat,
zoo is den zoone-opgank In deus blakkende
Augustusdagen
En.... X is 'n drukke maand. Oogstmaand op
den hof. Maar den rog is binnen Ik wil daar
mee zeggen: den graanoogst is veur ons len
ende Den rog was den lesten oogst deus jaar.
X Is nou ploegen. De stoppelakkers worden
rap omgegooid en overnuuw bemest X Welland
wordt Ingezaaid, want veul kale plekken vragen
daarom.
Zwaar werk, dat van de ploeg Maar dat pakt
Dré UI vast.
Deuzen ateuvlgen goffert wit al: de zware
karweien zün hum! Hah. X is zoo'nen kearel
geworden. Mager is le op den oogenbllk lük Ti
talhout, want X leste greintje vet twit ie weg.
Maar breed is le geworden11 Schouwers,
amloo!
Daar is 'nen tijd gewist, da Tt Ti kwajen stier
bü de hoorns vatte en Tn den kop krakend om
draalde. dat den beest te kiezen had. den nek
breken of ter eerde!! X Gong hard teugen hard
Nog voel ik, als ik er om denk, zünen heeten
asem uit de gespalkte neusgaten sissen, langs
m’n bloote borst. Zie de woede in zün bloed-
gevangen ge-
medepllchtlgen
bewaarden
Zün vrienden teekenen „Bog” echter af als
een „idealist” en als werkelük „bezeten” door
Watteau. Volgens zün ouders een tot Fransch-
man genaturaliseerde Rus, zün vader, en een
Francaise van geboorte, zün stiefmoeder, Is
hü echter veeleer een „nietsnut", appreciatie,
welke de vrienden wellicht aan dikhuidige bur-
gerlükheld zullen toeschrijven.
Boggouslavsky, die zich In de restltutleéertoo-
nlng de rol van „held” had toegedacht, wordt
onderworpen aan een psychiatrisch onderzoek,
hetwelk zün heidenreputatie zeker al onmlddel-
lük een leelüken knauw heeft toégebracht en
waartegen hü heftig heeft geprotesteerd.
Afgezien van hetgeen dit psychiatrisch onder
zoek zal opleveren dat de jongeman niet goed
wUs is, lükt ook zonder dit onderzoek aannemelbk
aal als belangrijkste verzachtende omstandig
heid wel In aanmerking worden gebracht het feit
zelf, dat hü het schilderij restitueerde. Want
zelfs Indien hü het stal met de bedoeling het te
gelde te maken, zou hü. eenmaal de on verkoop
baarheid gebleken, het schilderij zonder meer
hebben kunnen vernietigen met heel veel kans
op geen ander onprettig gevolg .pan „eeuwige
wroeging."
Vooralsnog Is het eenlge^ABf In zUn verhaal
onomstootelük vaststaat als waarheid, het
feit, dat hü het schilderij „gerestaureerd” heeft.
Zooals de deskundigen hebben kunnen constatee-
ren heeft hü Inderdaad oude vernislagen verwü-
derd en een nieuwe aangebracht. De diabolo is
verdwenen.
gehouwen worden, anders „verwildert” X gewas, j gin
wordt de vrucht den pluk nle weerd. Ik doel er
veul In. Hou deuzen ouwerwetschen oogst van
de befaamde „Bredasche aardbei" geren in eere!
'k Heb dus ferme bedden noodlg, waarin de
jonge afzetsels, gescheurd van de moederplan
ten, prontjes op rüen worden geplant, In goed
gespaaiden, smeuïg bemesten grond. Sjecuur
werk, den trouwen, gewetensvollen Eeker bestig
toevertrouwd I
X Zweet siepelt tapllngs over zünen „roestl-
gen" sproetenkop. De rosse pinharen, natge-
werkt. pieken alle kanten uit, maar den gos-
ganschelüken dag zit ie daar, in de verte, wüd
achter den erf, lük 'n klein gebogen flguurke,
schemerend In X dansend zonnelicht, te sap
pelen In zwügende eenzaamheid. En als straks
Baas Dré langs komt, den arbeid schouwt en
niks anders zegt dan: „oemoem”, knikkende
mee zünen kop. waarin de oogen Iets doffer
staan van moetheid, dan Is den Eeker zünen dag
goed. Dan gaan ze samen op huis aan. samen
onder de pomp, den een zwingelt terwül den
ander de üzige straal over X bloote bovenlüf
laat plenzen en zoo spoelen de jonge gasten
ponden vermoeidheid van X Jonge lichaam den
gootsteen deur.
Maar den Eeker heeft ‘n dubbele taak deus
dagen Trui Is van de been. Ze trapte ennlgte
dagen gelejen in 'nen scherf, toen ze op bloote
voeten 't achterhuis schuurde.
's Avonds, als X volk naar huis is, wU Weer
ondereen zün mee z'n vieren, dan is X den Eeker,
die Trui büstaat in X snüen van de botrammen,
zetten van de koffie, papkoken. verkens af
voel eren, melk meten en klaarzetten veur de
fabriek, kommekes wasschen, elers uit de hok
ken halen en wegtassen, X achterhuis ruimen
en duuzend andere karweikes van de vrouw,
karweikes ‘’die ge bekanst nle bespeurt, maar
die gedaan motten worden. Ook „doktert"
le. Want „'nen dokter wil Trui nooit
aan T lijf hebben,” lük ze dat zegt; ik
mag nie helpen, want Ik heb „veuls te harde
pooten," beweert ze en Dré III komt om de
zelfde „mankementen” als ik, evenmin in aan
merking om te dokteren. Maar den Eeker doet
X pront! Zachtekena legt ie den kwajen voet
op 'nen stoel, trekt Trui’» kous uit en weekt,
sprenkelend mee laauw sodawater, X verband
los.
Ondertusschen staat er Ti pan water te vuur,
als de kou er af is gaat ook daarin Ti hands-
volleke soda en dan zee-t-le. „Hang nou oewen
voet veurzichtlg in den teil, over 'n kwartier
kom ik verom.” Dan gaat ie 'n nuuw verband
leggen en Trui zit rustig toe te küken, zonder
eenlgen vrees veur pün of hardhandigheid.
Den Eeker z’n studeeruurkes, die hü 's avonds
nog overhad, zün er mee naar de pinnen Maar
(Van onzen ParUschen correspondent)
De lezer zal zich ongetwüfeld de
herinneren van den diefstal van de „Indifférent"
het op verscheidene mllUoenen geschatte mees
terwerkje van den Franschen schilder Watteau
dat geëxposeerd was In het Louvre. WU schrijven
diefstal, maar deze diefstal schünt meer van een
schaking te hebben weggehad.
verdwüning van het paneeltje moest zich
hebben voorgedaan, niet zoo heel veel minuten
voordat zü ontdekt was: rond half vier op Zon
dagmiddag 11 Juni.
De verbazing was büzonder groot, omdat het
feit ongelooflük leek. Hoe kon immers Iemand
het in zün hoofd halen een schilderij van den
wand te nemen en er mee uit het museum te
wandelen, op een Zondagnamiddag, wanneer het
vyi de be-
echter. tü-
Toen, In den studletUd van Rolduc, was
Iedereen gelük. jongens met idealen en strijd
lust, opgevoed In diepe katholieke overtuiging
Een van deze vurige jongeren was ongetwü
feld mgr E. M Everts, aan wiens gedachtenis
door de redacteuren-leeraren Metzemakers en
dr. Huysmans In dit jaarboek een ruime plaats
Is Ingeruimd.
Everts, die tot schrik van zün familie In Lel
den ging studeeren, is daar een der grondleg
gers van de Katholieke studentenorganisaties
geworden, ondanks den tegenstand van het
Leldsche studentencorps.
Voor dit Jaarboek stond vervolgens mgr. dr.
J. van Glls den tekst af voor een voordracht
over Rolduc en Friesland, een betoog over
de heemkunde.
■^Ug^huidlge studenten van Rolduc komen aan
het woordtin kronieken, jakrvërslagen en ne-
crologleën^Jngewlsseld met een herdenking
van het veertigjarig priesterfeest van mgr. van
de Venne en een Interessante en boeiende stu
die over „De geschiedenis der Bokkenrijders”
door dr. Geerlindes.
Maar ook onzen Eeker is druk in actie. Ook
deus plichtsgetrouwe manneke zwoegt de zware
naand deur, in constanten, nüveren arbeid.
Eiken mergen krijgt ie z’n taak van zünen
patroon Dré ITI, 'n taak die den tengeren Eeker
sjuust baas kan. Vandaag b v. is ie doende mee
den aanleg van nuuwe aardbelbedden. Nle lan- I
ger dan 'n jaar of drie meugen die vej^en aan-
„Dat is mlssci.ien Marie van hiernaast?"
.Ken je mal? Naar die vraagt toch niemand."
Zoo klinken de stemmen door elkaar.
„Kom mee, ik geloof dat het hier Is." fluistert
Lieze in plotaellngen schroom. En dan staan ze
in de lage kamer. Benauwend vloog de vun
zige lucht hun tegemoet. In een donkeren hoek
huilt een kindje. Sloffend komt de oude vrouw
naar hen toe.
„Wel. wel, wat zullen we nu hebben. Komt er
waarachtig nog Iemand naar ons ellendig ge
doetje küken.”
„Waar is Marietje? Heeft hier niet eens Ma-
rietje Gruber gewoond?” vroeg Lieze, ietwat
ütf'
*.i