EEN GEDENKWAARDIGE DATUM eKdu&Aaal van den dag op Kabouter Flip en KI zijn vriendje Wip 1 „Koningin der aarde” I K de zeven UW GIGCN UNIVCRGITGIT ATHOLICK€N VOLTOOIT van Het Geheim Schoorsteenen DINSDAG 5 SEPTEMBER 1939 0 Sociaal besef I DOOR AGATHA CHRISTIE Honderdoüfentwintig jaar Koloniaal Beleid AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL mol J V an re moei' Schooi ert lan- >mstan- enis op veroor- heer Christians?" be- noodig, se ..Ik kleed. een jongmensch HOOFDSTUK XXVII DE DERTIENDE OCTOBER (VERVOLG) VT« (Wordt vervolgd). Eindelijk echter ging de zon ter ruste en de avondschemer daalde langzaam over het woud, tot groote vreugde der vrienden, die vol ver langen het oogenbllk voor het avondfeest tege moet zagen. Geleidelijk kwamen nu de gasten opzetten. De kabouters. Wlps familie, de vogels en alle, die waren uitgenoodigd. Daar kwam ook de oude schildpad aan wandelen, en nog steeds kwamen er anderen. m onzer men ge- reel mo- school moeten van St. i in het „Neen. Isaacstein De groote klok in de vergaderzasl liet negen slagen hooren. heel goedkoop.** ar aan zijn arm. iet aan- Art 28 ■trekken (of zfj) anten Vuur- les in 19— Cen- ouds- .Ket spijt m(j meer dan Ik vin. tlnusver- het Bls- roep ge- tn en de worden iten be- mderwy- meenlng de open tuurlijk doops- •uwe leloe- -330, Wen 1 40 Spl- s 2— 11.80. Zoete erln- 80— érisia 21— Witte 11 40. 00— enne 8 S0 13 00 >eren ippcl 2.90 jnen et.» emster, Blauwe Dubb. draad Stam- 100 kg t®nA 2.00— kool per >er 100 2.70— :g Me- Belle- ranaley :eswick Jubllé 3.00— ®p. de Zigeu- —6.50, Dia- sr 4 00 Speren L—6.50 'kloozen nd, zei- aven de 1” goed mode rn cen- Momen. 5f wor- uwe ritte oer- uwe 2.40 1.80. lin- hot- 85 I 65 grof 3 20 kg. 80— 1.60, [en" O. Gele eunerln 0. Sla- Elgen- Reine Suiker 00— 28. en BI. Witte 11.10— .00—22. Yellow lirkjee- s onder- r hen ste klas. Jn. die aan. En ing aan ?en hun tinen zy ..Het Volk” maant aan tot eendricht in deze tijden: Het is alsof de vastberadenheid van onr volk onder de druk van de snel toegenomen internationale spanning nog groter is ge worden. In de afgelopen nacht is de massale verplaatsing van de gemobiliseerde troepen aangevangen; hier en daar hebben wy In drukken gehoord en die waren uitstekend. Niet alleen omdat de organisatie klopte, maar vooral door de geest van de tiendui zenden zelf. Dat is Immers de Nederlandse vorm van discipline: dat de enkelingen van hgrte en met gezond verstand medewerken. Voor de ellende en zorgen In andere wind streken zijn wjj waarlijk niet onverschillig. Maar het is nu^eenmaal zo, dat ook voor een volk plicht Is. wat reeds ieder burger persoonlijk geldt: men moet in leder geval zorg dragen, dat de eigen taak worde ver vuld. Welnu, wij staan gereed om als het nodig moest zijn, onze onafhankelijkheid te handhaven. En nu willen wij, vandaag reeds, dit zeg gen: wij, die thuis kunnen blijven,’ wij heb ben tegenover de mannen, die zijn gemobi liseerd, een ereplicht. Allerhande afwijkin gen van de dagelijkse gang van zaken zui len ons last bezorgen; maar geen minuut mag ons uit de gedachten gaan, dat die an deren, die voor de landsverdediging zijn op geroepen, een veel zwaardere last dragen. Uit de gepubliceerde maatregelen is vol doende gebleken, dat onze regering zal doen, wat menselijk mogelijk is, om de voecsel- -<* voorziening te verzekeren Orfs volk heeft ten deze vertrouwen in zijn regering en is thans bereid om op de vele gebieden, waar dit noodzakelijk is, medewerking te verlenen Het komt er op aan, deze bereidheid levend te houden. Wellicht zal voor lange tijd veei van ieder worden gevergd; het Is goed, in de eerste spannende dagen meaewerzma aan de zaak van het algemeen belang te geven. De kunst is echter, deze gezindheid ongeschokt te bewaren. Aan één onzer redacteuren heeft de ml- .U ■-„j,. Eindelijk, was het geheel donker onze vrienden keken reikhalzend uit naar de eerste gasten. Eerst kwamen de glimwormen, llcht- kevers en vuurvliegen aanzetten, die in hun ontelbaar aantal een prachtig schemerachtig licht verspreidden. Isaacstein sprong van zijn stoel op. Zijn ge zicht was een masker van ontzetting. „Wat zegt u daar! Wat bedoelt u daarmee?" „Dat zal ik u vertellen Anthony ging er op zijn gemak by zitten en bracht verslag uit van het sensatloneele vinden van de revolver Terwijl hij zat te vertellen, werd het gezicht van Isaacstein al grauwer en grauwer. ..Maar dat Is schandelykl" barstte hij uit, toen Anthony zweeg. „Ik heb se er niet in gestopt Ik we«t er niets van! t Is een true. een truc, om de schuld op my te gooien." „Wind u niet zoo op,” zei Anthony sussend. ..Als 't een truc is. kunt u dat makkelijk ge noeg bewijzen." ..Bewijzen Hoe kan ik dat bewysen?" Als ik u was." zei Anthony kalmpjes, „zou ik beginnen met vanavond op De Schoontee- nen te komen." Isaacstein keek hem weifelend aan. ..Dat lijkt u het beste?” ..Ja." Anthony boog zich naar hem toe en fluisterde hem iets in het oor. Isaacstein liet zich achterover zakken en staarde hem aan. „Denkt u werkelijk....?- ..Kom en hoor en zie." zei Anthony. A T C1 ADANMÉ’Q op <nt blad Zijn ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen p levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f-v 7En oy een ongeval met p T~\ I ,r, /AljVxl N1 N I_a O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen F OU,” verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen F OUe” doodeWken afloop F ZOU*" doel vrijwel geen tegenspraak meer ontmoet en de instemming van alle Nederlanders heeft. Wie terugblikt op den in 125 jaar afgelegden weg, ziet een enormen vooruitgang op schier leder gebied. Met eere mag Nederland aan de geheele wereld toonen wat het als Koloniale Mogendheid heeft gepresteerd. Het wordt wat dat betreft volkomen terecht anderen ten voor beeld voorgehouden. Alle teekenen wijzen er op, dat wij óp den goeden weg zijn met ons Kolo nlaal beleid. Een uur later scheerde een taxi met razende snelheid door het verkeer, op weg naar Gray Inns-road en tien minuten later belde Arthur Christians aan de woning waar gravin Temper - ley haar zomervacantie doorbracht. „Gravin Temperley?” vroeg de oude bediende. „Terug naar Schotland zei ze." „Terug naar Schotland?** vroeg de koopman huiverig en met een boos vermoeden. ..Heeft ze geen bericht achtergelaten?" De bediende scheen zich iets te herinneren» Hij ging naar binnen en kwam even later terug met een brief. Aan den heer Christians, stond op de enveloppe. Toen hy den inhoud bevend doorlas en aan het einde den naam Mary Hop kins las. was hij ervan overtuigd, dat hij een schadepostje had geleden van duizend pond, omdat de geraffineerde oplichtster Mary Hop kins en haar handlanger erin geslaagd waren hem zijn eigen bronzen veldheer, dien hij voor achtduizend pond verkocht had. voor negen duizend terug te verkoopen. Christians zei hem niet, dat hij het wel wist, maar achtte het toch geraden, de onderhand?- lingen niet af te breken. ..Kom mee naar binnen, vriend. Misschien kunnen we zaken doen. Ik weet iemand, die zoo n ding wil hebben. Ik zal even telefoneeren" Toen ze binnen waren, nam de antiquair de telefoon en draaide de schijf tot hij aanslui ting had met nummer 334567 in de Way Inns- road Hy kreeg de gravin zelf aan het toestel en deelde mede, dat hij het beeldje gevonden had, maar dat hij er zelf tienduizend voor be talen moest. Wat hu doen moest. De gravin scheen in een goed humeur te zijn, want ze lachte opgewekt en gaf dadelijk toe stemming het gevraagde bedrag te betalen. Christians kon het dan komen brengen en ze zou er twaalfduizend voor geven. Maar de han dige koopman was niet van plan, den Chinees te beulen wat hij vroeg en na heel veel moeite kwamen ze voor een bedrag van negenduizend pond tot overeenstemming. Het was een geluk voor hem. dat hy juist een flink bedrag in zijn brandkast had, want de Chinees weigerde een chéqpe aan te nemen. Als hij het geld niet in contanten kreeg, nam hij het beeldje weer mee. men. toen een Chinees met een groote n leeren koffer hem by zijn arm pakte. „Antiek koopen, sir?" vroeg hU in kinderachtig Engelseh. „Heel goedkoop Arthur Christians zou Arthur Christians niet zijn, als hl) niet een kijkje geworpen had in de verzameling van den Chinees en nauwelijks had hij een blik in den koffer geworpen, of hij zou haast van blijd schap een luchtsprong hebben gemaakt. Maar hy wist zich bUtyds te behéerscheri. Met zicht bare onverschilligheid nam hy een voorwerp in zijn hand. Het was het zoo vurig begeerde pendant van den bronzen veldheer. Hij bekeek het nauwkeurig totdat hy ervan overtuigd was. dat hij zich niet kon vergissen. De Chinees nam het voorzichtig uit zijn han den en mompelde grijnslachend„Niet te koop, sir Neem wat anders, er is genoeg, heel goed koop Christians wist niet, hoe hij het had. Daar was een Chinees met antiquiteiten, waarvan hij niet wilde verkoopen en natuurlijk juist dat gene. wat hy zocht. „Niet te koop?" vroeg hy verbaasd „Waarom niet?" „Kan heer niet betalen. Veel te duur. Alleen voor heel rijke menschen Dit is de bronzen veldheer van Lord Nicholson. Kost tienduizend pond sterling.” Christiaans haalde zijn schouders op. Dat vond hij nu werkelijk afzetterij, zooals hij bet zich alleen meende te kunnen veroorloven. Zonder verder op den Chinees acht te slaan, ging hy verder met het afnemen van de houten blinden, maar de Chinees gaf zich niet ge wonnen. ..Koop wat anders, HU trok den ander^weei „Ik heb niks van je noodig, man. Rommel heb Ik zelf genoeg in myn winkel. Verkoop me dat smerige paard met dien vechtersbaas erop. Ik geef Je er duizend pond voor en geen penny meer." „Goeden dag, sir,” prevelde de man uit bet land van de opkomende zon. „Tienduizend pond en niet minder." „De helft.” De ander schudde beslist ontkennend het hoofd en begon zijn koffer te sluiten. „Zesduizend." „Tienduizend, sir. Er zijn maar twee van dezs paardje» op de wereld, waar de andere is, weet ik niet „Ken- Poe— 0, An- 8el- Aard- >0 per «onen mkool 1—2. Snlj- ieboo- cyners er kg. 15—55 ruiven P- kg. Inazie -230. Inces- :nboo- Spek- en 20 cent, ikom- i tyn kom- Op grond van dit bericht werd de drukker en uitgever van de „Arnhemsche Crt.**, C. A- Thieme; wegens lAstër vet-tolgd en «foor‘hel Hof te Arnhem veroordeeld. Het cassatieberoep werd op 13 Juli 1839 toe gelicht door mr. D. Donker Curtius te *s-Gra- venhage. Na betoogd te hebben, dat in het cou rantenbericht slechts een vermoeden en geen beschuldiging op den man af was uitgespro ken en zoo voorts, eindigde deze zjjn pleidooi met een lange peroratie, waarin hij de taak en roeping der pers schetste en haar aldus eindigde: ,De drukpers is de koningin der aarde; wie ..Het exemplaar, zooals u *t noemt, is absoluut echt." ..Eerewoord?" „Eerewoord." „Goed, dan kunt u op mij-rekenen. „U bent niet zoo gemakkelyk te overtuigen, als ik gedacht had." zei Anthony met een nieuwsgierigen blik op het breede. geel-bleeke gezicht. Isaacstein glimlachte even. „Ik zou niet de man zijn die ik ben. als Ik niet geleerd had te t&oordeelen. of iemand me wel of niet de waarheid staat te vertellen, zei hy eenvoudig. „En nu. wat zijn uw voor waarden?" „Dezelfde leening. onder dezelfde condities, die u prins Michaèl toegezegd had." „En u? Wat verlangt u voor uzelf?” „Voor het oogenbllk niets. Alleen uw belofte, om vanavond op De Schoorsteenen te komen." ..Nee." zei Isaacstein gedecideerd, „dat kan ik niet doen." „Waarom niet?" Moet uit eten. Een diner, waar het nogal op aan komt." „Toch zult u moeten komen. In uw eigen be lang!" „Wat bedoelt u daarmee?" Anthony keek hem wel een halve minuut strak aan, vóór hij langzaam, antwoord gaf. „Weet u. dat ae de revolver hebben gevonden? De revolver waarmee Michaél doodgeschoten is? En weet u ook. waar zy ze gevonden hebben? Nee?.... In uw valies!" „Wat!“ nister van Sociale Zaken verklaard, dat hy „met volle gerustheid” het bekende woord kan uitspreken „Er zal In Nederland geen honger geleden worden”. Hoe het loopt, hangt Intussen niet uitsluitend van de re gering afnodig is. dat ieder burger zijn me dewerking geeft. Men lette op de aanwijzin gen en voorschriften, die worden gepubli ceerd, men voele zich een deel van het grote geheel. In de komende weken, maanden misschien, zal het sociaal besef van leder Nederlander worden getoetst wy kunnen er op rekenen, dat tegen Individuen, die om eigen hachje in veiligheid te brengen, door hamsteren of op ander wijze de publieke zaak schade toebrengen, snel en onverbid delijk zal worden opgetreden. Mogen d!e {uitzonderingen, die zich nu eenmaal altijd Voordoen, gering in aantal blijven!/ IJuist een vrij volk is door 'de vrywlUige samenwerking van millioenen zelfstandige individuen tot een grote krachtsinspanning in staat. De beproeving, die over ons we relddeel is gebracht, zullen wjj in eendracht doorstaan. Gravin Temperley had hem aandacht aangekeken en toen ling zag, vroeg ze haastig: „Men heeft mij toch wel goed Ingelicht, mUn- heer Christians?" De antiquair schudde droevig het hoofd. ---u zeggen kan, gra nt: heb slechts een van de beide kunst- machtlg te worden, want tezamen beeldjes, omdat ze de eenlge ter wereld zeker vijftien duizend pond opbrengen. met gespannen ze zijn aarze- De pers was ten tijde van-Napoleon nog vrij onaanzienlijk. Toch noemde de groote verove raar, toen hij haar Invloed In hevige mate on dervond tengevolge van de geweldige schrifte- HJke campagne van den genlalen katholieken Rijnlander Joseph von Görres. haar een der groote mogendheden, meer precies naast Frank rijk, Engeland. Rusland en Oostenrijk „de vijf de groote mogendheid”. In de 19e eeuw steeg de macht van de pers enorm en vele dichters, onder welken Schaepman, hebben gedichten aan de pers en haar macht gewijd. Menig „epithe ton omans” werd aan de pers verbonden. Een koninklijk aureool verkreeg zij, toen majesteit aan haar wezen werd verbonden en zij verhe ven werd tot „koningin der aarde". Waar en wanneer deze Betiteling is ontstaan, is histo risch we! niet met zekerheid na Je gaan. Waar schijnlijk stamt de uitdfukking uit Frankrijk, uit het volk der courtoisie, waar ieder medewer ker aan blad of periodiek „notre éminent col laborateur” heet en waar het te begrijpen Is. dat-men op het idee kwam, de pers zóó vorste lijk te betitelen; „La reine du monde". In ons land schijnt reeds honderd jaar geleden de naam „Koningin der aarde” te zijn gebruikt. In het Nederlandse!) Juristenblad heeft namelijk Prof. mr. E. M. Meyers er onlangs de aandacht op gevestigd, dat de pers in ons land heelemaa! had vergeten, den 13den Juli 1939 te herden ken als een jublleumdag van haar zelf. Het was zoo beweert de auteur dien dag hon derd jaar geleden, dat in Nederland (let wel: in Nederland) de pers tot „Koningin der aarde" werd verheven. De geleerde schrijver vertelt, dat op 14 Februari 1839 In de Arnhemsche cou rant volgend bericht werd opgenomen: „Van zeer goede hand wordt ons het vól gende toegezonden. haren achepter wil breken, sal door haar ver broken worden: ay alleen heeft het licht in de duisternis voor allen ontstoken en zal ook de nevelen, welke het aardrijk nog dekken, ver drijven." Wellicht, zegt prof. Meyers, zijn in onzen tijd velen aan dit koningschap en nog meer aan die profetische woorden gaan twijfelen. Gelukkig echter nog niet allen. Zoo vertolkte een paai jaar geleden Lord Southwood by de opening van de International Convention op een ten toonstelling te Glasgow op de volgende wijze dezelfde gedachte als mr. Donker Curtius: J believe that in the printed word as long as truth be free there is a power more potent than guns, more Invincible than steel (Ik -eloof. dat er in het gedrukte woord zoolang de waarheid vrij verkondigd mag wor den een kracht schuilt, die machtiger dan kanonnen, onoverwinnelljker dan staal is). De lofspraak vqn mr. Donker Curtius is In derdaad uitermate overdreven, —laar men ver- gete niet, dat hij een pleitrede hield. Dat de pers en zU alleen het licht In de duisternis voor allen heeft ontstolen, is een zinnetje, ty pisch voor de In zijn tijd nog nawerkende „ver- llchtings"-gedachte. die haar voortzetting vond in liberale laatdunkendheid, in matelooze over schatting van het zoogenaamde „denkende deel der natie". Van hetzelfde gehalte is de ver klaring, dat de pers ook de nevelen, welke het aardrijk nog dekken, zal verdrijven. Van deze „profetie" Is overigens niet veel terecht geko men en zij zal ook nooit waarheid worden Don ker Curtius geeft aan de pers een taak, die zij niet heeft en wellicht op eenlge harer organen na ook niet hebben wil De naam .Koningin de aarde" sluit ook het begrip der vrijheid In. Over dit begrip is het beste in onzen tijd het zwijgen toe te doen, nu de pers in bepaalde landen van haar konings troon Is afgchaald om vernederd te worden tot dienstmaagd, erger nog tot slavin van den staat. werkjes in myn bezit. Ik weet werkelijk niet, waar het andere zich op het oogenbllk bevindt. Maar als u er p?ljs op stelt, ze beide te bezit- ten. dan zal Ik alles in het werk stellen, ook bet pendant machtig te worden. Ik kan u de ver- sekering geven, gravin, dat ik zeer ultgebrelde connecties heb niet alleen in Engeland.-maar in geheel Europa en zelfs in Amerika. Ik geloof zeker, dat het mij wel gelukken zal. maar het zal enkele dagen, misschien enkele weken duren. Ik sal telegrammen en brieven moeten verzenden en dat kost HJd en „En geld".... glimlachte de gravin vriénde lijk. „Mijnheer Christians. Ik kan niet anders aeggen. dan dat u zeer vrlendeiyk voor mij bent. Mag Ik het beeldje, dat In uw bezit is. eens zien?” De oude man vloog naar zijn brandkast. Hij vond het raadzaam, zoo n duur stuk niet open en bloot te bewaren en met de grootste voor zichtigheid haalde hl) het eruit. „Wees er vooral voorzichtig mee. gravin." ver zocht hü met nadruk. „Het is wel niet breek baar. maar de minste beschadiging vermindert de waarde aanzieniyk Gravin Temperley bekeek den bronzen ridder en het steigerende paard nauwkeurig en toen gat ze het hem terug „Ik zou. voor de zekerheid dat u er werkelijk spoed achter zet. dit exemplaar wel vast van u willen koopen. U weet, dat de prijs geen rol speelt, althans wanneer u niet al te veel over vraagt. Wat denkt u?" Arthur Christians stond een oogenbllk in ver legenheid mqt zichzelf. Zou hy deze overal ge achte en gevierde gravin kunnen behandelen, zooals hij het zijn andere klanten deed? HIJ was niet bang zjjn voorwerpen tegen den driedub- belen prijs te verkoopen, maar nu Gravin Temperley zag zijn aarzeling en een flauwe glimlach trok over haar gelicht. Ze meende hem te moeten helpen en zei: „Mijnheer Christians, u moet mij niet ten kwade dulden, dat ik het ronduit zeg. maar men heeft mjj ook bizonderheden omtrent uw eigen aardigheden medegedeeld. Ik weet, dat u graag zeer ver overvraagt, maar ik weet ook, dat u voor dit beeldje zesduizend pond betaald hebt Ik zal u ronduit zeggen, dat Ik bereid ben, er achtduizend voor te geven en als u erin slaagt ook het pendant voor mij te vinden, dan betaal ik daarvoor ook achtduizend pond. Ik geloof, dat een winstje van vierduizend pond niet on behoorlijk genoemd mag worden Christians kleurde van biydschap en hij ver klaarde zich dadelijk accoord met haar voor stel. HU pakte het voorwerp met de uiterste be hoedzaamheid In, terwyi gravin Temperley acht biljetten van duizend pond op het schryfbureau uittelde. Christians wierp er tersluiks een blik op en constateerde., met genoegen, dat ze echt waren Hoe zou hy trouwens ook van een gravin Temperley anders kunnen verwachten? De adellijke dame ging naar de winkeldeur en even later kwam de chauffeur binnen. Zon der dat de gravin iets behoefde te zeggen, nam hU buigend het pakje aan en ging zwijgend weer naar bulten. Christians betuigde zijn dank en beloofde plechtig, dat hU niets zou nalaten, het pendant binnen den kortst mogeiyken tijd in zijn bezit te krUgen. Maar voordat de gra vin den winkel verliet, zei ze: ..Mynheer Chris tians. als u bericht omtrent het beeldje hebt, wilt u dan dadeiyk telefoneeren’naar Gray Inns- road? Het is nummer 234567. Ik blUf daar mUn zomervacantie doorbrengen." De winkelier (•tS«»S(S4S*SS«SS4S»tS44t»»««sa«SSSSMat«US«»«»«44aat beloofde het en j toen de adeliykc hmn^en auto was wegge- reden, snelde hy i terug naar het Veldheer i kantoor en haal- laaaoaaaaaaaaaaaaaaaaaa ssaaaaaaaaaeaaaaaaaaaaaaasaaaa de het boek met connecties te voorschyn. Een uur later kreeg de postdienst een groot aantal brieven en tele grammen te verzenden naar alle mogehjke dee- len van de wereld. Er verliepen drie weken, maar Arthur Chris tians kreeg geen enkel antwoord, waaruit hy kon opmaken, waar het pendant zich bevond Het scheen wel, alsof de tweede bronzen veld heer van den aardbodem verdwenen was. Het scheen, dat grayin Temperley nu ook on geduldig begon te worden, want juist toen de zenuwachtige antiquair opnieuw een aantal te legrammen wilde verzenden, ging de telefoon. „Met Arthur Christians. Marshallstreet.*’ „Nog niets verder gekomen, mijnheer Chris tians?" hoorde hy de zachte^tem van de gravin. De oude man schudde moedeloos het hoofd, maar hy dacht er niet aan. dat de gravin de beweging niet kon zien. „Nog niets verder, gravin, maar ik beloof u, dat ik geen minuut zal stilzitten. Zooeven heb ik opnieuw telegrammen verzonden en Ik hoop binnen een paar dagen iets te kunnen zeggen." ..Jammer," meende de gravin. „WH ik u eens wat zeggen, mynheer Christians? Ik geloof, dat u er toch niet veel werk van maakt en om u een beetje aan te moedigen, zal Ik den prys van het beeldje verhoogen tot tienduizend pond. Maar dan moet ik het beslist binnen een week hebben, anders. Christians stond te trillen op zyn beenen. Tienduizend pond sterling? Daar zou hy des noods zelf de heele wereld mee rondreizen. Achtduizend had hy al ontvangen, dat zou by elkaar achttienduizend zyn, vooropgesteld, dat het hem gelukken zou. het pendant te vinden. De gravin had blykbaar de verbinding reeds verbroken, want de oude man hoorde niets meer. Opnieuw verliepen er drie dagen, zonder dat hy een stap nader tot zyn doe! gekomen was. Des morgens van den volgenden dag. was hy juist bezig de luiken voor het raam weg te ne- Tn de maand Augustus viel een herinne- rlngsdatum, waaraan, rekening houdend met het buitengewoon groot belang, dat de daar mede in verband staande gebeurtenis heeft gehad voor de geschiedenis van Nederlandse!) Indié. wel wat héél weinig aandacht geschonken is Toen was het namelyk honderdvyfen- twintig jaar geleden dat de Conventie van Lon den geteekend werd, waarbij Engeland alle ty- dens de Napoleontische oorlogen veroverde Ne- derlandsche bezittingen, met uitsondering van Kaap de Goede Hoop en West Guyana, aan Nederland teruggaf en het zoo In zyn waardig heid en waarde van Koloniale Mogendheid her stelde. Wel was het alleen de bedoeling' van Engeland geweest door de verovering van Java de plannen van Napoleon, die Engeland In het Verre Oosten doodeiyk wilde treffen, te dwars- boomen en was dit Oogmerk na den val van den Franschen geweldenaar vervallen, doch men moest maar afwachten of Engeland het bij nader inzien toch niet voordeeliger en vei liger zou vinden ook Java^ evepals het andere Nederlandsche bezittingen had gedaan, voor goed te annexeeren. Wie even nagaat hoe de stoffelyke welvaart van Nederland in de afge loopen vyf kwarteeuwen zou MJn geweest zonder zyn koloniaal bezit, beseft de beteekenis van de Londensche overeenkomst. Na de Engelsche tusschenperiode is er ook een slgeheele ommekeer in het koloniaal beleid waar te nemen. Zoo viel in/ de -negentiende eeuw eigenlijk pas de definitieve gezagsvestl- ging van Nederland In den geheelen Archipel Prof. Kielstra wfjpt er op. dat in 1814, of liever 1816, toen de Commissarissen-Generaal de Oost-Indlsche bezittingen uit handen der Brit ten overnamen^isumatra, Borneo, Celebes en tal van kleinere eilanden in werkeiykheid slechts nominaal bezit,, waren van Nederland, zoodat men niet ver van de waarheid is als men beweert dat. buiten Java en Madoera. ons kolo niaal ryk geheel in de laatste eeuw ia opge bouwd. Overigens was in den aanvang van de 19e eeuw het terrein van ons rechtstreekse!) bestuur, op Java, nog vry beperkt. De Vorsten landen bezaten In 1816 nog de oude resldentién Madioen, Kediri. Banjoemas en Bagelen. De Preangerlanden stonden slechts in naam onder ons direct gezag, eerst met de z.g. hervorming van het Preanger stelsel in Juni 1871 kwamA sy in dezelfde verhouding tot het Gouverne ment als de andere resldentién. Madoera stond onder inlandsche hoofden, die vooral na 1830 meer als trouwe, nagenoeg onafhankeiyke bondgenooten dan als landsdienaren werden beschouwd. Er is. constateert Prof. Kielstra. zoowel op Java als daar buiten, sedert 1816, tot de vestiging der Nederlandsche heerschappij veel meer gedaan dan in den tyd der Oost-/ Indische Compagnie. Nochtans zal men den Invloed van yen voorbereidenden arbeid der Compagnie niet laag mogen aanslaan, schrijft de heer A- D. A. de' Kat Angellno. Men kan er zeker van zyn, dat het Nederlandse!) gezag tot diep In het Binnenland een zekere reputatie had gevestigd, welke als gevolg van het na 1800 verminderd „prestige" door overmoedigheid wel is waar vele malen zou worden op de proef gesteld, doch aldra na enkele demonstraties zonder veel moeite opnieuw erkend zou worden. Voorshands volstond men. aldus de heer de Kat Angellno, met de bezetting van enkele punten zooals Padang en Palembang op Su matra; PontfcdfR, Sambas en Bandjermasta op Borneo: Makassar eh de Minahassa op Celebes. Feltelyk bepaalde men zich tot gezagsoefening op Java en In de Molukken, de aloude basis der Compagnie, en voorts In enkele plaatsen met onmiddellyke omgeving. Tot aan het ult breken van den Java-oorlog had men de handen vol om in de buitengewesten en vooral in Su matra en Celebes het Nederlandfch aanzien weer eenigermate te herstellen. Die oorlog noopte echter tot het concentreergn van alle krachten op Java, terwyi de berooide schatkist, na 1830, naar het inzicht der toenmalige be stuurders een politiek van intensieve exploi tatie op Java (cultuurstelsel), van volstrekte onthouding in de Buiten-Bezittingen, welke economisch zeer laag werden aangeslagen, scheen voor te schryvén. Die onthoudingspoli tiek zou duren tot omstreeks 1860. Eerst toen waren de krachten gesterkt om met succes het gezag te doen erkennen. Nadien openbaart zich een merkwaardig expanslevermogen. hetwelk aanvankelyk door den Atjeh oorlog byna ge heel geabsorbeerd en eerst daarna In de be kende periode van Heutsz zyn grootsben impetus zou verkrygen. Niet zonder verbazing ziet de Nederlander, dat de gezagsvestiglng van Nederland In onze koloniën nog voor een goed deel tot de heden- daagsche geschiedenis behoort. Ook de doel stelling van de koloniale politiek heeft in de afgeloopen 125 Jaar een volkomen wyzlging ondergaan. Was het cultuurstelsel. het op voeren van de productie door de bevolking, welke dan in den vorm van belasting aan de overheid werd geleverd feitelyk een voort zetting van de methoden der Oost-Indlsche Compagnie, die in de Koloniën alleen maar een middel zag om rijkdommen te vergaren, lang samerhand is Nederland zich zijn taak ten opzichte van de Indische bevolking bewust ge worden. Algemeen verbreid Is tegenwoordig de overtuiging, dat het Nederlandsche volk een zedelyke roeping in onze koloniën te vervullen heeft. Niet alleen in stoffelyk opzicht, doch ook op geestelijk en godsdienstig gebied. Het ver heugende hierby is, dat het nastreven van dit Voor het primitievewinkeltje van Arthur Christians in de Marshallstreet hield een luxe auto stil. De antiquair opende haastig de deur en liej buigend de dame binnen, die haar in schitterende livrei gekleeden chauffeur met een paar woorden had bevolen voor den winkel te wachten. Arthur Christians zag onmiddeliyk. dat hem de eer te beurt viel, gravin Horace Temperley te mogen ontvangen. Haar foto had enkele we ken geleden In alle voorname dagbladen ge staan. in verband met haar schitterende col lectie antiquiteiten, welke op de internationale tentoonsteUlng zoozeer de aandacht had ge trokken. Pe gravin maakte met een genadig hoofd knikje gebruik van het aanbod van den anti quair en liet zich in den fauteuil glyden, welke specilal voor bisondere gelegenheden in het privékantoor van Christians was neergezet. „Waaraan heb Ik de eer, van uw hoog besoek te danken, gravin?" vroeg hy met zyn pieperig stemmetje. De gravin gUmlachte vrlendeiyk. „Ik zie, dat u my kent, mynheer Christians." antwoordde ze met haar welluidende stem. „Maar wellicht is myn bezoek vruchteloos. U kent myn liefhebberij voor oudheden van be teekenis?" De ander knikte en glimlachte veelbeteeke- nend. „Wie zou dat niet weten, gravin?” „Goed. Men heeft my gezegd, dat de twee bronzen ridders op een steigerend paard, die tot voor korten tyd hebben toebehoord aan lord Georgs Nicholson, in uw bezit zyn. Het zou my heel veel waard zyn. wanneer ik se van u koopen kon.” Arthur Christians kreeg een kleur van opwin ding. Hy was omtrent de vroegere eigendom men van den pas overleden lord Nicholson vol ledig op de hoogte. Uit de nalatenschap had hy een van de bronzen beeldjes gekocht en hy had er zesduizend pond sterling voor moeten be talen. Ook wist hy, dat 'er van het mooie beeld je.... een steigerend paard met een krygshaf- tlgen ridder in volle oorlogsui trustingeen tweede exemplaar moest bestaan, een pendant, dat de waarde van het geheel niet weinig ver hoogde Maar waar dat pendant gebleven was, zou hy met geen mogelykheld kunnen zeggen. Nu speet het hem. dat hy er niet meer werk van had gemaakt, om ook het tweede exemplaar te yorden- want tezamen zouden de waren. Postkantoor te Lelden. Het schynt te biy- ken, dat de brieven op het postkantoor ‘te Leiden soms worden geopend. Men verzoekt de redactie der .Arnhemsche Crt.”, geiyk die der andere dagbladen, dit ter algemeene ken nis te willen brengen, ter waarschuwing van leder, die brieven naar of te Leiden heeft in te zenden, tot waarschuwing bovena' van de algemeene administratie, gehouden en gezind om de L.gesetenen te dekken tegen een misbruik van vertrouwen, niet min schan- deiyk en hateiyk dan eenlg ander, waarte gen men den regter te hulp roept.” „Absoluut niet.” zei Anthony. „Ik probeer u te helpen, 't Gaat om de-kwestie: vraag en aan bod. nietwaar? Niets onderhands by. myn woord erop! Alleen echte prinsen worden ver strekt zie ons handelsmerk. Als we 't niet met elkaar eens kunnen worden, zult u zien, dat t geen surrogaat is. Ik bied u by dezen het echte, onvervalschte artikel aan ..Ik begryp niet." herhaalde de baron. be«rÖp niet in de minste." „Hindert niet." zei Anthony by wyze van troost. „Probeer eerst maar eens aan de ge dachte te wennen. Er zit namelijk nog wat meer aan vast. Maar voor het oogenbhk geldt alleen dit: u heeft een prins noodig. Ik kan u dien prins leverenonder zekere voorwaarden dan ■ityd." De baron en kapitein Andrassy keken hem in ópperste verbazing aan. Anthony nam zyn hoed en stok en maakte zich gereed om weg te gaan. „Denk er maar eens over. O Ja, baron, dan heb ik nog lets. U moet vanavond op De „*t Is over die Herzo-Slowaaksche kwestie.” zei hy dan. terwijl hy een lucifer aannam, het vlammetje onder zyn sigaar hield en trok. Over den gelen gloed heen zag hy de oogen van den man tegenover zich oplichten. „De moord op prins Mlchaël heeft leelyk roet in het eten gegooid." Mr. Isaacstein trok zyn linker wenkbrauw op. zei met een onschuldig gezicht: ,.Hë?” en keek naar de zoldering. „Petroleum.” zei Anthony onder het crltisch bekijken van het keurig gewreven bovenvlak van het bureau, ,,'n Product, waar je wat aan hebt!" Hy voelde den schok van verbazing, dien Isaacstein by die opmerking van hem kreeg „Zoudt u meteen ter zake willen komen. Mr. Cade. „Met alle soorten van genoegen Ik verbeeld me dit. Mr. Isaacstein: dat u niet bepaald vriendeiyk zou kyken. als die petroleumconces- sies aan de andere maatschappy werden ge geven." „Wat kwam u me voorstellen?" vroeg de financier, met zyn kraaloogen strak in de oogen van Anthony. ..Een behoorlijken pro-Engelschen pretendent voor den troon." ..Maar heeft u dien?" „Dat is mijn zaak.” Isaacstein gUmlachte even, maar in zyn oogen was een elgenaardig-harde. koude uit drukking gekomen. ..Een echt exemplaar! Ik kan m'D naam niet leenen voor een zaak waar een luchtje aan Is.” Het jongmensch met den miUtalren rang ver anderde by hét hooren van de tooverspreuk „De Zeven Sdioorsteenen.” „O!” zei hy aarzelend „Dan zal ik eens even gaan vragen." „Zegt u maar, dat het belangryk is." zei Anthony. „*n Boodschap van Lord Caterham?" polste het jongmensch. „Iets dergelyks,” zei Anthony .Maar 't is werkelijk noodig, dat ik Mr. Isaacstein zelf spreek." Een paar minuten later werd hy het sanctum van den financier binnengelaten Het was een groot, weelderig ingericht vertrek, waarvan Anthony zich naderhand speciaal twee dingen herinnerde: het zachte kleed en de diepte en wijdte van de leeren club-fautaulls. Toen hy binnenkwam, stond Mr. Isaacstein uit zyn stoel vóór het bureau op. „Ik hoop, dat u me dit oaceremonleele bin nendringen niet kwalyk neemt,’* zei Anthony. „Ik weet, dat u het druk heeft en daarom zal ik niet op méér tyd beslag leggen, dan ik noodig heb.Ik kom met een voorstel.een zakeiyk voorstel." Isaacstein monsterde hem een poos lang met zyn kleine, zwarte kraaloogen. vóór hy ant woord gaf. „Steek eerst eens op." zei hy dan opeens, terwyi hy zijn gast een sigarenkoker voorhield. /..Graag.zei Anthony. .Dat maakt *t wat min der officieel. Hy koos uit den ryken voorraad de kleinste en de duurste, dié hy vinden kon. Schoorsteenen komenU en kapitein An drassy. Er staan een hee) rytje buitengewone dingen te gebeuren. Zullen we een afspraak maken? Ja? Goed, om negen uur dan, in de vergaderzaalKan ik er van op aan. heeren, dat u er bent?" Baron Lolopretjzyl kwam een stap naar Anthony toe en keek hem onderzoekend aan. .Mr. Cade," zei hy. niet zonder waardigheid, „dit is toch niet, dat ge voor den gek wit houden my?" Anthony hield zijn blik rustig uit. „Als deze avond om is. baron." zei hy, „zult u de eerste zyn. die toegeeft, dat in deze kwes tie het ernstige element sterker vertegenwoor digd is dan het luimige.” Hy maakte een buiging voor beide mannen en giflg de hotelkamer uit. Zyn tweede bezoek gold Mr Herman Isaac stein, den financier. Hy gaf zyn kaartje af en zette zich tot wachten. Na een minuut of tien werd hy ontvangen door Isaacstein's aide de camp, een keurig ge- keurig opgevoed jongmensch met militairen rang. „U *ou Mr. Isaacstein spreken?" opende het in kwestie het vuur. „Hy heeft het vanmorgen geweldig druk vergadering van aandeelhouders en nog meer zulke dingqn. Kan ik u misschien helpen?" tot mijn spyt niet Ik moet Mr persoonlijk spreken,gaf Anthony ten antwoord. Hy wachtte even, voegde er dan, achteloos, aan toe: ,Jk kom juist van De Zeven Schoorsteenen." 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 3