Kracht
het katholicisme
ÏÏCctv&Aaal
vonden daq
van
iHet Joodsche probleem
zijn vriendje Wip
Kabouter Flip
Gelukkig! Wij
neutraal
zijn
Algemeene opbloei
KOLISCH-KWARTET
ONTBONDEN
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1939
Hereenigd
£en ernstig verlies
BRABANTSCHE BRIEVEN
van Dré
In weerwil Van benarde
tijden
I Ook antisemitisme onder
katholieken
RegeeringsVerklaring
9
het
snikte ze. terwijl
Mr. D.
een
k
st
den
ULVENHOUT, 7 September 1939.
▼I
Ck
7
V
F
F
N
zedenontaarding
zich droevig ge
pleit het niettemin toch voor de
van het Roomseh Katholicisme.
meer geloofsgenooten priester
Nooit had George weer iets van zich laten
hooren, nadat ze tweemaal zijn brieven onbeant
woord had gelaten. HU had haar gelukgewenscht
met haar huwelijk, maar daarna niets meer. Ze
had niet geweten, of hü nog leefde.... of ie ook
getrouwd was. Ze wist het, in dit droeve oogen
blik. Ze had Tom Wilders nooit werkeUjk lief
gehad. Het was een bevlieging geweest, want ze
wist nog heel goed, hoe het droevige gezicht van
George 's nachts in een droom* tot haar kwam.
De stoere jongen met zijn groote handen en de
heldere eerlUke oogen.... de oogen, die je zoo
trouw konden aankUken.
Nu ging ze naar hem toe. Ze had haar vrees
overwonnen. De goeierdIn de krant had «e
z'n naam gelezen. HU had een auto-ongeluK ge
had en vandaag zou ze hem weerzien, na zooveel
jaren van scheiding. Ze realiseerde ^ich, dat ze
ouder was geworden. Bijna dertig en hü vier jaar
ouder. Een ongeluk.... zou hü er ernstig aan
ie
al
bliek
zich
hi
hi
k<
ei
8
T
v<
v<
F
r
B
m
SI
9
h
8.
H
R
9
e<
tl
r
la
tl
v<
6|
O
cl
7.:
v<
N
05
K
fa
o<
W
fa
9
Pi
v<
m
w<
V
v<
I
t
t
v
hi
d<
in
al
te
O
d<
M
tc
i:
fa
van
Ze
lang
Beschouwt men de massale
Van onzen tijd, dan voelt men
•temd.
Een massa katholieken zUn
raakt van
uit
dat het Kollsch-
Is. De oorzaak daarvan
O. ga weg....
nooit meer.,..
Altijd vliegen we over een heel groote rivier
met aan weerszijden groote bergen, waarop
machtige kasteelen uit vroeger tUd staan. In die
kasteelen woonden vroeger ridders en edelvrou-
wen.
verder samenwerken in het kwartet beletten.
Dit is het einde van een ensemble, dat' tien
jaar bestaan heeft en zich In dien tüd een we
reldroem verworven heeft, welke door geen an
der kwartet op 't oogenblik geëvenaard wordt.
Het Kolisch-kwartet, dat oorspronkelUk het
Wiener Strelch-Quartett heette, werd In 1928
Toch kunnen massale zedenontaarding, ge
loofsafval en godsdienstvervolging hem niet
ontmoedigen, die op de Goddelüke Voorzie
nigheid vertrouwt en waarde hecht aan het
woord van Christus tot Petrus: de poorten
der hel zullen de Kerk niet overweldigen. Deze
goddelijke belofte Is ons borg, dat het Roomsch
Katholicisme tot het einde der tilden zijn
levenskracht zal behouden, al zou het Fas
cisme, waarvoor de Staat hooger is dan God
en het stoffelUke dikwijls meer dan het gees-
telüke, tijdelijk ook heel Europa in zUn ruwen
greep krijgen
De dames gaan apart, die reizen niet te
-amen met de mannen, omdat ze gauwer moe
zijn. De dame» gaan onder leiding van een
oude juffer, die ook reeds veel ervaring van
den langen tocht heeft.
i wisseld,” loog ik. En omdat ze me amper ge-
loofde: „plus twintig van vUfentwintlg.'' dee ik
nog er dapper bU.
„Dus ge had.... twaalfhonderd gulden wis
selgeld bij oe?”
(Noq, rekenen kóst dat merakelD
je. 'jawel, ja.”
„En ik kan naar den bliksem loopen?1”
,4jewelneeë, neeë.”
Anderen maken weer ruzie, omdat zuilie
zak eerpel nie krijgen, dien ’n ander besteld
heeft. En als Ik dan duuzend keeren beloof, da k
geren 'nen zak zal meebrengen den anderen
dag. dan gelooven ze me niel
,.k Wil 'm wel hebben, maar dan vanmiddag!"
„Htin nie, juffrouw!! k Ben laat thuis en
dan kan niemand meer weg van den hof; 't is
veul druk. Maar mergen, zoo zeker als ik Dré
hiet, hebt g' oew zakske zandjannen
„Kouwe smoesjes! Zilvergeld veur de anderen,
eerpel veur de anderen; wil ik oe ‘ns iets zeg
gen.
(Dat kost 'n klantje, gong door mUnen kop)
Rap viel ik haar in de rede: ..Hebt ge ge
hoord. juffrouw, dat Hitler z’n hondje levend
gevild en opgefrëten hee?"
Ze stond efkes sprakeloos. En dkt moest ik
nou net hebbent
„We.... we.... waarom hee dieën beul dat
gedaan?” siste zU.
k Was allemaal blij voor den Dolf, dat
nie toevallig passeerde, want hU heeft 't
.kwaad genogt deus tijen!
„Waarómm?" siste ze nog 'ns.
„Omdat T 'n smousje was, juffrouw.”
Ineens zakte de bul mee deus flaauwe mopke.
Ik hield m'n klantjd* in de bestelling! En als
ik weer onderweuge was. naar 'nen volgenden
lastpot, dan docht ik zoo: k heb al zooveul
last om den Dolf licht da k ook 'ns even
gpmak aan 'm heb.
En zoo, amico. mee de veine moellUkhedens in
den arbeid, verzet ge de verschrikkelljfchedens
van deuze weareld en wordt 1 leven, zelfs in
deus voorbarige Hel. meugelUk.
Toch kom ik nadenmiddag, ’n uur overtUd.
mee koppUn thuis. En óver m’nen honger! Dat
zenuwachtige vrouwvolk, dat staat te graaien
naar zuiver, naar eerpel, naar van alles-en-alles.
zonder één gedachte voer "n ander, dat maakt
oe rebels!
Oew woord vertrouwen ae nie!
De Nederlandsche Bank vertrouwen ze nie!
Ze vertrouwen alleen dit. wat ze bezitten in
eigen, graaiende en grüpende handen.
't Menschdom is zoo egoïstisch, zoo hard, zoo
steenhard.
Zoo’n menschdom ként gin vrede! Haalt 't
onheil eigens over den kop.
We hebben den lesten tijd zooiets aan regee-
ringsverklaringen en redevoeringen aangehoord.
Glnnen staatsman, of we hebben 'm, mee tranen
in z’n stem, hooren verklaren dat ie er niks aan
doen kost, dat ie z'n land den oorlog Instuurde.
Den ouwen Cham zag z'n levenswerk in puin
en hoopte op den dag waarop ie zijnen teugen
stander in puin kost zien
Deus zinneke is van een van 's weareld be-
zadigste en oudste Staatsmannen!
Alle andere redevoerlngs waren van 't eigenste
kaliber. „Gemeen Barbarendom” was den titel
waarmee den eenen president t andere volk....
vereerde. r
-BU God, hoe is 't meugelUk?” liep ik te mum
melen achter mUnen wagel.
Maar ja 't is meugelUk! 1 Is bestaanbaar
bU 'n menschdom dat malkaar veracht. Diep
veracht in walgelijke zelfoverschatting. „Heer,
ik dank U, dat ik niet ben als hü” Zoo bad en
bidt 't Farizeeëndom
Eindelijk is dan de dag het vertrek
vastgesteld en dan gaan we, rustig en zooveel
mogelijk in de maat vliegend, naar het Zuiden
De zwakken en kleintjes nemen we in ons
midden om ze te helpen, als ze soms moe wor
den.
toe zUn? Zuster Adri had gezegd, er het beste
van te hopen.
Toch was ze blU, dat ze naar hem toeging. Ze
hield van hem. Zou ie d'r heusch npg kennen?
't Was zoo ontzettend lang geleden. HU zou in
een mooie kamer liggeneerste klas. Ze zou
dc deur opendoen en zeggenwat zou ze zeg
gen?.... Ach, het zou immers vanzelf gaan, ais
hU zün armen naar haar uitstrektesnikte
tegen haar bor^t. omdat ze eindelük gekomen
was.
Tranen welden in haar oogen en zp weerhield
ze niet.
„Wilt u mU maar volgen, mevrouw? Zult u
kalm blUven en niet schrikken? Weet u, wat er
gebeurd is?”
„Nee, zuster.... is het zoo erg?"
„Het is vreeseUjk.z'n gezicht is weg,” klonk
hek zacht.
Lena wankelde, dronk wat water uit het glas,
dat de zuster haar voorhield. Toen was ze bü
de deur van de zoo mooi gedroomde kamer.
George lag met
z'n gezicht naar
het raam. Zou ie
d'r nu niet kun
nen zien? Was ie
blind, of was z'n
gezicht verminkt?
„Bent u tiaar
zuster Adi\?" hoorde ze hem zachtjes vragen.
CwArtrera I CvATtrCTA I cnilrfn tarwriil
vervreemd ge-
de Kerk, eentoudig wül zij hun
godsdienstplichten niet meer konden vervullen
en met de Kerk niet te schipperen valt.
Amico,
Als ik mee den zwaren groentenwagel, vol-
gelajen mee extra bestelllngs, langs de bonte
wegels sjouw, bont van zon-en-schaduwspul,
bont van werlende, geele blaaikes, van weligen
nazomer bloei in metershooge zonneblommen, in
vlammend-oranje goudsblommen daar in 't don
ker loof bezljen de rosse ruigte van de eiken-
haag. die aan te gloren staat in herfstvuur,
tls ik den wagel vort douw door dieën schoonen
buiten, peerlend, stralend, glanzend van de sier-
celen van 't schoonste tU van 't jaar; en ik wil
opzien naar den blaauwen Septemberhemel,
waarlangs wolken van zwanendons glijen in
konlnklUke statigheid en ik wil 'n dankbaar ge
dacht telegrafeeren naar den Schepper van al
die jubelende pracht, 'n zonnestraal uit m n
efkes-gelukkige zielement ketsen dóór den wit
ten wolkentrek, dandan staat 't ver
vloekte woord „oorlog” ineens tusschen mü en
den Hemel en 'nen zwarten klodder besmeurt
m’n geluk. Sakkerjuu, *wat is dieën wagel, be-
lajen mee tien zakken eerpel extra, dan zwaar
opeens! Dan persen de zweetdroppen uit m'n
vel. Dan douwt den heelen wicht van den wa
gel op m'n schouwers Dan is 't_leven, sjuust
nog éenen pracht, énen bloei en éenen zonne-
achljn. even 'nen zwaren lastEn oew
dankbaar gedacht versteent ia oew hart, dat
loodzwaar op oew nel leunt.
Maar de zonnekringen dansen op den eerde.
Den bloei vlamt uit 't loof, 't Gouwen herfst-
geblaart vlindert uit de boomen. wemelt door
den laat-zomerschen dag; den herfstdraad flon
kert en flikkert over de blommenhovekes; en
'n luchtig Westerke kroezelt in 't rüpe loover,
dartelt achter de zonneschUnseis op den weg en
tn die stille schoonheid, waarin de veugeltjea
zwijgen nou. waarin ge enkel 't nuuwe tü hoort
ritselen, daar praat ge in oew eigen; ..hoe is 1
meugelUk?”
Daar sjokt ge achter oew taak, achter den
wagel. die knerst in de platte vee ren. Door dieën
anïberen Septemberdag, waarin 't zonnelicht
t? leven staat als den gloei in barnsteen.
daar sjokt ge vort In blinden duister. En vast
blUven de niksziende, vragende oogen haken in
't trillende groen op den wagel en ik z i e, over
'n endelooze, stille zee. peerlmoerend onder koe
len maneglans, 't silhouët verglijen van den
donkeren oceagnreus. drUvend eiland in den
heimeluken nacht, die in duisteren glans ge-
koepeld staat over 1 wegglijend schip mee hon
derden evenmenschen En ik z 1 e den aanslag,
van onderzee, gebeuren. En ik voel t zweet op
den rug van m'n handen, waarin den zwaren
wagel* trilt en beeft. En weer praat ik in m'n
eigen: „hoe is 't, b(j God, meugelUk?"
En den schoonen dag, gerezen uit den wjjen
kim van die endelooze, stille zee, gaat donker
langs me henen, want ik sjok mee mUnen wa
gel in den zwarten schaduw van 'nen koloe-
salen scheepsromp, overènd uit de zee gelicht,
wegzuigend in 'n eraf zoo diep als... eeuwen!
„Hoe is 't meugelUk. o God?!" zoo mum
mel ik weer achter den knersenden wagel, zwaar
v*n akkervrucht.
Gelukkig! xWU zyn neutraal! En fier kan ik
verklaren, amico: Deuzen opgelegen natlonalen
plicht is voor mU 'nen gewetensplicht!
'k Zou nie geren partU kiezen tusschen al die
„onschuldige bloeikes". die mee zulke „zuivere
gewetens” (zeggen ze) de heele weareld in rouw
dompelen. Neutraal met volle geweten! Das
dan mijn .regeeringsverklaring” in mUnen eer
sten brief van deuzen tweeden weareldoorlog,
door 'n gewetenloos menschdom aangegaan op
den Dag des Heeren van 3 September 1939.
Op den Dag des Heeren zóó heilig, dat den
werker op dieën vrUen dag nog gin sigorke kno
pen mag, van z’n weareldsche overheden, op
deuzen gewaden dag, wierden de poorten van
de hel losgegooid
Farizeïsme, amico, da's van de week m’n leste
woord! Daar schel 'k mee af.
Veul groeten van Trui, Dré III. den Eeker en
als altU gin horke minder van oewen
t. 8 v.
DRS
.kunde dót nog glneens wisselen
„Ik ben Plet Hein nie, juffrouw."
„Pp.... piet Hel—n??"
„Ik wil zeggen, da Tc mee 'nen groentenwagel
van huls ga en nie nee *n zilvervloot. 1c Heb
van den mergen al «euven van die brieven ge-
Een bericht, dat „Het Volk” dezer dagen
New-York ontving, meldde,
kwartet ontbonden
schUnt men te moeten zoeken in het feit, dat
de leden van het ensemble in de Vereenigde
Staten, waar zU zich mett-i-woon hebben geves
tigd, posities hebben gevonden, welke hun een
te Weenen gesticht door Rudolf Kollsch tezamen
te overtuigen Inzonderheid wierpen zU
ook op voor de muziek van de zooge
naamde Weensche school, de werken van
Schönberg, Anton von Wëber v en Alban Berg,
de muziek uit hun vaderstad dus elgenlUk. die
zU uit den aard van de zaak nog beter begrepen
dan anderen. Want hoe cosmopolistisch zU in
die tien jaren ook geworden zUn op hun onop-
houdelUke wereldreizen, zU hebben toch het ka
rakter van Weeners, van Weensche muzikanten
bewaard. Hun spel had het cachet van de mu-
■ziekstad, waar zij thuis hoorden. Men hoorde
het aan zun zangerigheid aan zUn lichte gratie
en zijn warmte. Daarom begrepen zU ook de
reactie, die er bU alle verschillen toch bestond
tusschen een Schubert en een Alban Berg en
daarom zal men misschien ook wel nooit meer
schooner Schubertspel hooren dan Kollsch en
de zUnen te genieten ge^en
Vele muziekliefhebbers in alle hoeken van de
wereld zullen zich die avonden herinneren,
waarop de ontroering hoog opging, die avonden,
waarop het Kolisch-kwartet op het concertpo
dium zat. Vier muzikanten, die uit het hoofd
speelden, de moeilUkste, de ingewikkeldste mo
derne stujeken speelden, zoo klaar en simpel uit
het hoofd als hadden zU de moeilijkheden nooit
gekend. Kollsch speelde andersom, hU streek
met de linkerhand en hield zUn viool rechts. HU
was in den wereldoorlog aan de linkerhand ge
blesseerd, zoodat hü daarmee niet meer spelen
kon. HU had het vioolspelen nog eens opnieuw
geleerd maar net de andere hand. H*' speelde
er niet minder om, integendeel, zUn toon was
schier volmaakt. Maar hU schitterde er ook niet
mee als met een extra-kunststukje. HU speelde
eenvoudig viool en zoo dec'en al zUn collega's:
zij speelden onverschillig wat 'iet was, gedron
gen alleen door de muziek en de liefde voor hun
handwerk. Een groot kwartet, dat wU voortaan
zullen moetê i missen
De klantjes zUn veul veranderd, de leste da
gen. De poffers betalen nou mee briefkes van
vUf-en-twlntlg gulden, waarop ik dan vUf-en-
twlntig zuiveren guldens zou motten verom ge
ven min 'n paar dubbeltjes. Wat nie gaat, hjk
ge wel verstaan zult; maar de klóntjes snap
pen dat nie! Om in vrede te handelen, zou ik
voor elke tien klantjes *n duuzend gulden zul-
vergeld bij me motten hebben! M'n eerste kwam
voor den dag mee 'n briefke van honderd. .Kan
er nie af, juffrouw!”
„Nog gin honderd gulden wisselgeld bU oe?”
snibde ze.
„Neeë. Zooveul krUg ik van Trui nie mee.”
Enzoovoorts.
Nommer twee kochtéén et en betaalde
mee „Dorus RUkers".
.Heb nie yerom. juffrouw r”
„Hou dan oew ei ook mar,” zee t schatje.
Nommer drie, glashard pofferke, vroeg of ik
van honderd gulden verom had. Ik waagde en
zee: „zal wel gaan, ja.”
Mee looien schoenen gong ze naar binnen,
kwam verom-mee'n tientje en 't smoesje:
,,’k was rUker dan 'k docht, k Had onderwal»
m'n boekske nagekeken, k gaf ze toen één dub
beltje verom en 't wefke wierd wit van stille
woede.
„Goeienmergen, Juffrouw! Wel bedankt. Tot
mergen, astebllef!”
'Nen bons mee de deurom heel den vUand
te laten vluchten. Ik scheurde. De zaken mar
cheerden. Dat bakske troost bU Harry den Buik
had me goed gedaan.
Wéér wapperde 'n klantje mee ”n brlefke-van-
honderd onder m’n neus.
„Kan k nie af. moeder.”
En mee h verwondering of zU mee zulke pam-
pierkes op t gemakshuiske „werkte”, zee ae:
eeuw onzer Jaartelling ontstond het Arianisme,
dat de Godneicf van Christus loochende en
relatief misschien meer aanhangers gehad heeft
dan het Protestantisme. Was het niet de H.
Hieronymus, die droevig bekennen moest, dat
eigenlijk de heele Wereld Ariaan was? En toch
waren de laatste sporen dezer ketterU tegen de
tiende eeuw geheel verdwenen. Zal het Protes
tantisme niet denzelfden weg moeten bewande
len ter verheerlUking van het altUd levens
krachtige Roomsch Katholicisme? In de
Nederlandsen Hervormde Kerk.-tpe „groote”
Kerk, is het ontbindingsproces reeds in vollen
gang: zij heeft predikanten, die ongeveer niets
meer gelooven, maar socialisme, communisme
en anarchisme verkondigen. Verscheidene predi
kanten achten Marx hooger dan Jezus en voeder,
hun gemeenteleden derhalve niet tot Christenen,
maar tot socialisten op; andere voorgangers
verdedigen een anarchistisch anti-militairlsme
en spreken des Zondags liever in vergaderingen
van Dageraad en Nieuwe Gedachte aan in de
Kerk, terwijl weer anderen Lenin verheerlUken.
al'noemde deze God bok zijn grootsten vijand
Mag men zulke dominees nog Christen noemen?
Voor F. Domela Nieuwenhuis, die zoo eeriyk
was de Kerk te verlaten, kan ik ook nu nog een
zekere sympathie koesteren, maar niet voor
geestelUkc herders, die zich als wolven ontpop
pen en toch voorganger blUven.
Straks zullen* wU de uitkomsten van de laat
ste volkstelling vernemen. Zal Nederland dar
nog in meerderheid Protestant zUn. zij het over
talrijke kerkgenootschappen verdeeld? Zal het
percentage Roomsch Katholieken dan wederom
iets gestegen zUn? WU wachten af. Maar di<
weten wij nu reeds: is dit percentage onbedui
dend. dan
levenskracht
omdat steeds
missionaris of kloosterling worden en derhalve
geen gezin stichten, wat verhevener is volgens
den Apostel Paulus (I Cor. 7:8), die wenschte,
dat alle menschen het ooelibaat onderhielden
als hu.
dag bU z'n donder zte gaan pakken en k ben
content Dré III op den hof gelaten te hebben,
want daar is genogt te schaften voor 't jonk!
„Allee, Harry, 't was 'n goel bakske; tot ziens,
man!”
„Houdo^ Dré goeie zaken!"
In het tUdschrift Blackfriars” schrijft pater
Gerald Vaun OP. een beschouwing over de Jo
den. WU ontleenen hieraan het volgende:
De joden-haat is sinds korten tijd in
nieuw stadium getreden. Het vreeselUke feit
doet zich voor, dat het antl-semitlsme niet tot
Dultschland en Italië, niet dus tot het een of
ander politiek systeem beperkt blüft. neen ook
in de Katholieke Kerk groeit een antl-Joodsche
stemming van dag tot dag.
Sinds de grondvesting der Kerk af is de dui
vel onder de geloovlgen actief werkzaam geweest,
maar hu schijnt thans wel zün grootste succes
te behalen. De vorm waarin zUn werkzaamheid
aan ons verschUnt. is die van den blinden haat
Het verstand schUnt geen rol meer te’spelen;
het in een richting voortgestuwde, verkeerd be
ïnvloede gemoed overschreeuwt alle bezinning.
En wat is erger dan dit. Laat ons echter één
ding niet vergeten: het wezen van het Christen
dom is de Liefde; het hoogste gebod, dat Chris
tus ons gegeven heeft is het gebod van de Lief
de De Liefde overtreft alle andere deugden;
zij is een noodzakelüke voorwaarde voor alle
goed.
Als het waar is, dat het vergif van den haat
Toen Lena Boersma door de lange gang
het ziekenhuis liep, pinkte ze een traan we(
dacht aan lang vervlogen dagen, lang, heel
geleden, toen ze nog kinderen waren.
Zuster Adri opende de deur van de wacht
kamer en zei vriendeUJk:
„Laten we er het beste vaii hopen, kindlief.
HU is sterk en zal er wel bovenop komen.”
Lena knikte werktuiglijk toen ze voor
raam ging zitten, dat uitzicht gaf in den tuin,
waar enkele patiënten wandelden. Ze dacht aan
hem.
„Zou ie d'r nog kennen, George. Zou ie d’r al
niet lang vergeten zun, na zoo heel veel jaren?”
In haar gedachten zag ze hem weer voor zich,
als steeds de laatste dagen. George Mijnders,
het jongetje van vroeger..,, haar speelkame
raadje van toen, ze nog jpng en onverstandig
waren.... George....
Ze was toen zestien.... zestien jaar, wat een
kind nog. HU had beloofd, altUd aan haar te
blUven denken altUd.... z'n heele leven.
Ze had hem vertrouwd, haar grooten vriend van
vier jaar ouder en hU had haar ook vertrouwd.
Toen warerj ze verhuisd naar een andere stad.
Op school had ze nieuwe kennisjes gekregen,
jongens en meisjes en ze werd ouder. Twintig
de aanwezigheid van Joden een probleem schept, was ze geworden en George MUnders, het oude
dan moet dit probleem, redelijkierwüze. als pro-
bleem behandeld worden en niét onredelük als
een vooroordeel. Het wezen van een probleem
vereischt een oplossing en haat brengt geen op
lossing. omdat haat de oorzaak is van een
chaos: pogroms lossen dus dit probleem niet
op; zU scheppen problemen, tiidellike zoowel als
eeuwige.
De krachten, die wij in onze huidige samen
leving het meest moeten vreezen, zijn de krach
ten die ons drUven in de richting van het bar
barisme en deze krachten zlin niet Joodsch.
want de Jood is beschaafd. De Joden hebben
door de eeuwen heen, voor het Christendom
kwam, den waren God aanbeden en vereerd.
Het vasthouden aan waarachtige beginselen
voert niet tot barbarisme; de moderne barbaar
is de man die de absolute waarheid wel gekend
heeft, maar haar later met zün voeten vertrap
te. Modern barbarisme is niet irrationeel, het is
anti-ratloneel. Het is een terugkeer naar de
donkere krachten van het instinct.
We mogen ook nooit vergeten dat Christus uit
het Joodsche volk voortkwam; dat vanaf de be
lofte van den Verlosser het Joodsche volk dui
zenden jaren de komst van den Zaligmaker in
bewustzijn van zUn schuld afgewacht heeft.
ÏLaat ons de duistere krachten, die binnen de
muren van onze Kerk het schoone liefdeleven
dreigen te verstikken, met alle kracht bestrüden.
zooals Christus het gewild en bevolen heeft.
Hoe somber dc wereldtoestand zich heden
Ook vertoont, het Roomsch Katholicisme laat
- «elfs thans zün levenskracht zien aan allen, die
zien willen en nog zien kunnen. HeerlUk bloeit
het Immers in de binnenlanden van Afrika, waar
eenige tientallen jaren geleden nog djerlükheid
heerschte en een Euroiieaan groote kans had
UAeed vermoord te worden, op Flores, d# Kei-
eilanden en zoo menige streek, waar bruinen
en zwarten wonen. Talrijke Chiheesche priesters
werken reeds aan de kerstening en beschaving
tevens van hun landgenooten. negerpriesters
onder hun stammen. Zal het Roomsch Katho-
t licisme zich langzamerhand naar Afrika. Azi?
en Australië verplaatsen? Neen, want ook in
het overbeschaafde, dus oppervlakkige en zin-
nelUke Europa wUzen vele teekeiien er op. dat
het ondanks alles niet bergafwaarts gaat met
den godsdienst, dien Jezus ons bracht. Zoo lee-
ren de zeer vele roepingen tot priesterschap
en kloosterleven, dat het geloofsleven zich ver
diept. de tegenwoordige jeugd weer idealen na
streeft. En hoe vele volwassenen zeggen het
atheïsme en materialisme, dat zU praktisch
auihlngen, niet vaarwel om tot het Roomsch
Katholicisme over te gaan en de „HeerlUkheld
der Kerk” te huldigen in woord en daad! Ik
herinner slechts aan groote geleerden en ver
maarde schrUvers aks de Noorsche Sigrid Undset
den Deen Johannes Joergensen, den Italiaan
Oemelll, eerst atheïst en anarchist, thans
Franciskaan en rector perpetuus van de R. K.
Unlversltelt te Milaan, straks wellicht kardinaal,
dien anderen Italiaan Paplni,den Engelsch-
man Chesterton en onze eigen landgenooten
Frederik van Eeden en Willlbrord Verkade. die
allen den waren vrede en de ware vreugde ge
vonden hebben in Christus’ Kerk. Om ons tot
Ons eigen kleine landje, ’n stip op de wereld
kaart. te bepalen. wU kennen verscheidene
kinderen van predikanten, die reeds priester
«Un. zich tot deze hooge waardigheid voorbe
reiden of in het klooster traden, zelfs gewezen
Israëlieten, socialisten en communisten, die dc
priesterwijding reeds ontvingen of spoedig hopen
te ontvangen'. Zoo is het ook elders, gelijk Ik
reeds aangaf. Ik denk hierbij tevens aan Hel
mut Faksel, eerst leerling van den vermaarden
A. von Hamack, die het Protestantisme zoo
onnoemelUk veel kwaad heeft berokkend, nu
kapelaan in een drukke parochie van Berlijn.
Volgens een oude spreuk is de ziel van nature
christen, wat ook ondergeteekende, eens atheïst
en anarchist, dankbaar heeft mogen ondervin
den. In de kringen, waarin ik vroeger rond
zwierf, heb ik genoeg zulke zielen aangetroffen,
die toch onverschillig, zoo niet vUandig stonden
tegenover het Roomsch Katholicisme. Men mag
volstrekt niet zeggen, dat alle godsdienstloozer,
tevens zedeloos zUn. want er zun talrijke andere
faktoren van godsdienst loosheid, als opvoeding,
onderwUs, omgeving en.... het voorbeeld van
vele Christenenzelfdie niet oveieenkomstlg
Jezus’ leer leven. Ook onder de godsdienstloozen
trof ik menschen met deugd en karakter, die de
zedeloosheid verfoeien, de gevallenen trachten
op te heffen en overspehgen verafschuwen. Jam
mer, jammer, dat juist vele Roomsch Katliblie-
ken, zich althans zoo nog noemenden, voor zulke
godsdienstloozen een zware hinderpaal zun om
tot den vrede, de vreugde en de heerlijkheid
van Christus’ Kerk te komen! WU moeten bid
den voor deze menschen, wier ziel van nature
christen is, medelUden met hen hebben en hun
vooral onze liefde toonen door groote verdraag-
"zaamheid en een waarlUk godsdlenstigen levens
wandel. Dan toonen wU aan onze dwlalende
zusters en broeders de levenskracht van het
Boomsch Katholicisme.
De jonge mensch van heden, al is hU socia
list, verwerpt het leege materialisme, vraagt
naar den zin van het leven en keert zich op
z'n minst naar het religieuze, dat echter nog
geen godsdienst is. maar een voorportaal daartoe
kan zun. En de katholieke jonge mensch? Denk
aan de Graal hier tc lande, aan den Sillon
Catholique in Frankruk. aan de Tochtgenooten
van S. Franciscus van Assisi, eveneens in
Frankrijk, maar ook reeds in Dultschland, Bel
gië en ons vaderland, en zoo vele organisaties,
die niet konden bloeien, tenzij haar leden een
diepe geloofsovertuiging in zich dragen.
Neen, het Roomsch Katholicisme ligt niet op
sterven, integendeel, het gaat meer en meer
een bloeitijdperk tegemoet alleen reeds door de
bovennatuurluke kracht van de Eucharistische
spUze, welke duizendenén duizenden lederen
dag ontvangen en onze protestantsche mede
christenen, helaas, niet kennen. Ministers en
ontelbare InvloedrUke personen kryelen iederen
morgen met kleine luiden deemoedig neer aan
dezelfde communiebank Hier geeft het Roomsch
Katholicisme levenskracht aan eenling,tyi massa
om sterk te staan in den zwaren strud/teg^n
ongeloof en zedeloosheid.
Vergelijken wU het Roomsch Katholicisme
met het overige Christendom, dan treft ons'
nog meer de levenskr cht van het eerstgenoem
de. Ondanks hevige vervolgingen is het geble
ven, zooals zun Goddelüke Stichter het heeft
gepredikt, belüdt het over heel de wereld de
zelfde leer, terwül het Protestantisme, vaak
steunende op een sterke staatsmacht, versnip
perd ligt in ontelbare kerken, sekten en rich
tingen. Zeker, erj! zün gelukkig zeer vele brave
Protestanten, die den Heer oprecht dienen,
maar zij vormen geen eenheid. De verwerping
van een centraal leergezag vormt de zelfver
nietiging van het Protestantisme. In de vierde
„George!.... George!....
ze naar zün bed snelde.
Ze knielde naast hem neer, nam zün hoofd
tusschen haar handen kuste zün wangen.
„Wie.... wie.... ben Je?....”
Ze fluisterde haar naam en een gelukslach
trok over zün bleek gelaat, maar dan strekte hü
af werend zün handen uit.
„Ga.... ga weg.... Leni.
ik kan je niet meer zien.,
mün oogen.zün weg.ik ben blind voor al-
tijd. O, waarom....”
„George.... George.... ik ben ngar je toege
komen, om..,, om.... O, help me.... ik wil je
troosten.... je HJden helpen dragen. O, help me
toch
„Leni.... lieveling.... eindelek?..
Zün hoofd rustte moe tegen haar borst, pre
cies zooals ze het zich gedroomd had.
„Leni, dat offer mag ik niet van je aannemen.
Het is te veel, je heele leven.O, Leni, je doet
het uit medelUden met mü. Neen, dat mag niet.”
HU wentelde zich omvan haar at en uit
zün blinde oogen stroomden heele tranen.* Ze
zat op den rand van zün ledikant en boog zich
diep over hem heen.
„George...., zeg dat niet. Ik wist niet wat ja
scheelde. Ik wist niet, da^je niet meer zien kon.
Ik hoorde het zooeven vgn de zuster, maar daar
om kan ik alleen maar meer van je houden. O
George, vergeef me, ik heb zoo naar je verlangd,
toen mün oogen opengingen. Ik was niet gelukkig
met Tom. Had ik het maar eerder geweten...."
Ze hield zün hand in de hare en ze voelde dat
hü beefde.... beefde van geluk.
Toen zuster Adri binnenkwam, zag ze twee
gelukkige menschenkinderen en dat ze behoed
zaam het vertrek verliet en de deur zachtjes
achter zich sloot, kwam, omdat ze begreep, dat
ze hier op dit oogenblik te veel was.
reeds een grooten omvang, ook binnen de Kerk,
genomen heeft, dan is het nu de tüd om dub
bel op onze hoede te zün.
Het is absoluut noodzakelük. dat wü het
Joodsche probleem duidelük stellen, niet alleen
en uitsluitend in onze harten, maar bovenal in
enzen geest, zoodat we de waarheid hieromtrent
kennen mogen, sterk mogen zün tegen verkeerde
propaganda en misschien anderen kunnen hel-
nen om ook de noodige kracht te hervinden.
Het Joodsche probleem is inderdaad een pro
bleem. Het kan zeker een economisch probleem
zün, het is misschien een politiek probleem en
het kan eventueel ook een rassenprobleem zün.
Maar het is zeker niet waar, dat welke econo
mische. politieke of rassiologische noodzakelük-
heid er ook zün mag. dit de oorzaak is van de
vervolging, die wü thans beleven en die de voe
dingsbodem is van hevige anti-semitische pro
paganda in de overige landen.
De kern van dit probleem moet dieper gezocht
worden. Gewoonlük wordt dit beweerd: wü zün
financieel in de handen der Joden; dus is het
noodzakelük dat er een algemeene pogrom uit
breekt.
De statistieken wijzen inderdaad uit. dat een
groot gedeelte van het industrie- en handels-
leven bestuurd wordt door Joden. Maar recht
vaardigt dit feit een algemeene jodenvervolging?
Het is toch slechts een zeer klein percentage der
Joden, dat een zoodanige macht uitoefent en
met Felix Kuhner als tweeden violist, Eugen
Lehner als altjst en Benar Heifetz als cellist.
Het ensemble heeft overal, waar het. voor bet
eerst optrad, stormenderhand de pers en de pu
blieke opinie voor zich ingenomen. Het was van
meet af aan duidelük, dat men hier te doen had
met een uitzonderlük voornaam kwartet, welks
leden Individueel muzikanten waren van de al
lereerste orde en een ensemble vormden, dat de
uiterst moellüke kunst van het kwartetspel op
magistrale wüze beheerschte.
ZU hebben het niet alleen gelaten bü prach
tig kwartetspel naar aanleiding van overbe
kende werken. Wanneer zü alleen hun grandioze
uitvoeringen gegeven hadden van de standaard
werken van het kwartet-repertoire, zooals die
van Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert,
dan was men het reeds niet moede geworden
naar hen te luisteren. Maar zü hebben hun taak
breeder opgevat. Met evenveel liefde en aan
dacht wüdden zü zich aan de vertolking van de
..modernen Hindemith, Janacek, Krenek, Mil
haud en vooral Bartók, ook zü kwamen regel
matig op hun programma’s voor naast de alge
meen erkende meesterwerken. Kollsch en de zü-
nen nebben nooit verschil gemaakt tusschen
stukken, die wél en stukken die niet in de pu
blieke gunst stonden. Voor hen gold alleen de
vraag of zü met goede muziek te doen hadden
en als zü die Overtuiging hadden, dan zetten
zü al hun meesterschap, al hun onvergelükelük
élan op het spel, om het te geven zooals
het gegeven moest worden en daardoor het pu-
In stad is 't dubbel opletten. Want militaire
colonnes, peerdenvolk. groene legerwagels, ge
motoriseerde legerafdeellngen maken ’t ouwe
stedeke nog naauwer; j.mün” bietje ruimte voor
münen arbeid nog smaller.
Oorlogsgedruisch davert in m'nen moeigepeis-
den kop en ik douw den wagel wüer mee T half
bewust gedacht: Onzenlievenhéér mot me nou
maar helpen. Maar dan staat weer vlak naast
me dieën reuzenschaduw van 't zinkend schip;
ik keer den wagel ‘n stiller züstraat in, zet 'm
voor 'n koffiehuis en ga daar binnen. Ja, 'k had
toch m’n baaske motten meenemen, m'nen steu-
vigen. jongen compagnon, die mee z'n zwaar-
gezoolde boetsen teugen de moellUkhedens aan
trapt. als teugen 'nen vuilnisbak, die in den weg
staat.
Weer den schaduw?
Maar nou is 't den buik van den struischen
kastelein. „Wat zal 't zün, Dré?”
„Zet *n steuvig taske koffie voor me, Harry!!’
„Moei?”
„Wel 'n bietje, ja."
Bpttüen!"
,,’t Goeie woord, man.”
,,'k Zal t de vrouw even gaan zeggen."
„Wit ze 't nog nie?”
Watte?”
,Dat de tüen rot sün.”
„Neeë. den sterken koffie bedoel Ik; verrèk,
ge verstaat me wel!”
Och, zoo komt, mee 'nen lolllgen slag, den
moed toch weer verom en plazlerlg zte k 1
mergenzonneke door de horrekes op den vloer
sprenkelen. X Is hier stil en koel. ’Nen sjouwer
brengt staven üs binnen en efkes voel ik "nen
tochten luchtstroom langs m’nen kop vloeien.
Dan, na tien minuten, voel ik me capabel den
moeten daarom duizenden Joden als honden
verdreven en vervolgd worden? Het Is toch Im
mers onzin te zeggen: een man met een grüze
das om heeft mü beroofd en daarom zal ik alle
mannen, die een grüze das dragen vermoorden.
Maar bovendien, wiens schuld, is het. dat wü in
de handen der Joden zün gekomen?
Zün wü niet zelf de schuld van deze Joodsche
overheerschlng? Hebben wü onszelf niet aan hen
uitgeleverd? Als andere menschen profiteeren
van onze domheid en gebrek aan inzicht, wie
zal het hun kwalük nëmen?
Onze taak Is het systeem te veranderen en te
verbeteren; een uitroeiing van duizenden men
schen is daartoe niet de aangewezen weg. Nog
maals: de internationale geldmacht van de Jo
den is geen reden om pogroms te recht
vaardigen.
Vervolgens bestaat er nog een tweede argu
ment.
De Joden, aldus wordt beweerd, hebben een
overheerschend aandeel in het economische le
ven en zün bovendien zeer machtig in verschil
lende beroepen, zoodat het büna onmogelük is
voor den eigenlüken bewoner van een land om
zün plaats, die hem krachtens zün opleiding en
afkomst in het openbaar leven toekomt, in te
nemen Als men dit aanneemt, dan moet op de
eerste plaats gezegd worden, dat de Jood dik-
wüls een vuriger patriot is dan de elgenlüke be
woner van dat land. Bovendien schept de im
migrant meer werkmogeïükheden door verhoo-
glng van de vraag.
Maar wat van grooter belang is, dit: indien
I vriendje, was meer en meer op den achtergrond
geraakt. Tenslotte was ze hem heelemaal ver-
getei}.... ze was hem ontrouw geworden.... een
nieuw speelkameraadje had haar In beslag ge
nomen. Een speelkameraadje van twee en twin
tig jaar. Tom Wilders, een leuke, vroolüke jon
gen, meende ze en ze had zich met hem ver
loofd. Aan George van vroeger dacht ze niet
meer, ze wilde gelukkig worden met Tom. Hü
was een knappe schilder, maar.... ze had het
niet moeten doen. Ze had Immers vooruit kun
nen weten, dat alleen George echt van haar
hield en zü van George?
Het atelier van Tom Wilders was de eenige
I. aantrekkingskracht voor hem. Zün bezigheden
veroorloofden niet, dat hü zich te veel met haar
bemoeide. Maar.... ze was getrouwd en.... ze
kon niet meer terug. Een beetje wroeging voelde
ze wel. Wroeging tegenover George.
Twee jaar geleden was Tom gestorven, ha&r
man. Was ze een goede vrouw voor hem ge
neest? Ze wist het niet."