Kracht het katholicisme ÏÏCctv&Aaal vonden daq van iHet Joodsche probleem zijn vriendje Wip Kabouter Flip Gelukkig! Wij neutraal zijn Algemeene opbloei KOLISCH-KWARTET ONTBONDEN ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1939 Hereenigd £en ernstig verlies BRABANTSCHE BRIEVEN van Dré In weerwil Van benarde tijden I Ook antisemitisme onder katholieken RegeeringsVerklaring 9 het snikte ze. terwijl Mr. D. een k st den ULVENHOUT, 7 September 1939. ▼I Ck 7 V F F N zedenontaarding zich droevig ge pleit het niettemin toch voor de van het Roomseh Katholicisme. meer geloofsgenooten priester Nooit had George weer iets van zich laten hooren, nadat ze tweemaal zijn brieven onbeant woord had gelaten. HU had haar gelukgewenscht met haar huwelijk, maar daarna niets meer. Ze had niet geweten, of hü nog leefde.... of ie ook getrouwd was. Ze wist het, in dit droeve oogen blik. Ze had Tom Wilders nooit werkeUjk lief gehad. Het was een bevlieging geweest, want ze wist nog heel goed, hoe het droevige gezicht van George 's nachts in een droom* tot haar kwam. De stoere jongen met zijn groote handen en de heldere eerlUke oogen.... de oogen, die je zoo trouw konden aankUken. Nu ging ze naar hem toe. Ze had haar vrees overwonnen. De goeierdIn de krant had «e z'n naam gelezen. HU had een auto-ongeluK ge had en vandaag zou ze hem weerzien, na zooveel jaren van scheiding. Ze realiseerde ^ich, dat ze ouder was geworden. Bijna dertig en hü vier jaar ouder. Een ongeluk.... zou hü er ernstig aan ie al bliek zich hi hi k< ei 8 T v< v< F r B m SI 9 h 8. H R 9 e< tl r la tl v< 6| O cl 7.: v< N 05 K fa o< W fa 9 Pi v< m w< V v< I t t v hi d< in al te O d< M tc i: fa van Ze lang Beschouwt men de massale Van onzen tijd, dan voelt men •temd. Een massa katholieken zUn raakt van uit dat het Kollsch- Is. De oorzaak daarvan O. ga weg.... nooit meer.,.. Altijd vliegen we over een heel groote rivier met aan weerszijden groote bergen, waarop machtige kasteelen uit vroeger tUd staan. In die kasteelen woonden vroeger ridders en edelvrou- wen. verder samenwerken in het kwartet beletten. Dit is het einde van een ensemble, dat' tien jaar bestaan heeft en zich In dien tüd een we reldroem verworven heeft, welke door geen an der kwartet op 't oogenblik geëvenaard wordt. Het Kolisch-kwartet, dat oorspronkelUk het Wiener Strelch-Quartett heette, werd In 1928 Toch kunnen massale zedenontaarding, ge loofsafval en godsdienstvervolging hem niet ontmoedigen, die op de Goddelüke Voorzie nigheid vertrouwt en waarde hecht aan het woord van Christus tot Petrus: de poorten der hel zullen de Kerk niet overweldigen. Deze goddelijke belofte Is ons borg, dat het Roomsch Katholicisme tot het einde der tilden zijn levenskracht zal behouden, al zou het Fas cisme, waarvoor de Staat hooger is dan God en het stoffelUke dikwijls meer dan het gees- telüke, tijdelijk ook heel Europa in zUn ruwen greep krijgen De dames gaan apart, die reizen niet te -amen met de mannen, omdat ze gauwer moe zijn. De dame» gaan onder leiding van een oude juffer, die ook reeds veel ervaring van den langen tocht heeft. i wisseld,” loog ik. En omdat ze me amper ge- loofde: „plus twintig van vUfentwintlg.'' dee ik nog er dapper bU. „Dus ge had.... twaalfhonderd gulden wis selgeld bij oe?” (Noq, rekenen kóst dat merakelD je. 'jawel, ja.” „En ik kan naar den bliksem loopen?1” ,4jewelneeë, neeë.” Anderen maken weer ruzie, omdat zuilie zak eerpel nie krijgen, dien ’n ander besteld heeft. En als Ik dan duuzend keeren beloof, da k geren 'nen zak zal meebrengen den anderen dag. dan gelooven ze me niel ,.k Wil 'm wel hebben, maar dan vanmiddag!" „Htin nie, juffrouw!! k Ben laat thuis en dan kan niemand meer weg van den hof; 't is veul druk. Maar mergen, zoo zeker als ik Dré hiet, hebt g' oew zakske zandjannen „Kouwe smoesjes! Zilvergeld veur de anderen, eerpel veur de anderen; wil ik oe ‘ns iets zeg gen. (Dat kost 'n klantje, gong door mUnen kop) Rap viel ik haar in de rede: ..Hebt ge ge hoord. juffrouw, dat Hitler z’n hondje levend gevild en opgefrëten hee?" Ze stond efkes sprakeloos. En dkt moest ik nou net hebbent „We.... we.... waarom hee dieën beul dat gedaan?” siste zU. k Was allemaal blij voor den Dolf, dat nie toevallig passeerde, want hU heeft 't .kwaad genogt deus tijen! „Waarómm?" siste ze nog 'ns. „Omdat T 'n smousje was, juffrouw.” Ineens zakte de bul mee deus flaauwe mopke. Ik hield m'n klantjd* in de bestelling! En als ik weer onderweuge was. naar 'nen volgenden lastpot, dan docht ik zoo: k heb al zooveul last om den Dolf licht da k ook 'ns even gpmak aan 'm heb. En zoo, amico. mee de veine moellUkhedens in den arbeid, verzet ge de verschrikkelljfchedens van deuze weareld en wordt 1 leven, zelfs in deus voorbarige Hel. meugelUk. Toch kom ik nadenmiddag, ’n uur overtUd. mee koppUn thuis. En óver m’nen honger! Dat zenuwachtige vrouwvolk, dat staat te graaien naar zuiver, naar eerpel, naar van alles-en-alles. zonder één gedachte voer "n ander, dat maakt oe rebels! Oew woord vertrouwen ae nie! De Nederlandsche Bank vertrouwen ze nie! Ze vertrouwen alleen dit. wat ze bezitten in eigen, graaiende en grüpende handen. 't Menschdom is zoo egoïstisch, zoo hard, zoo steenhard. Zoo’n menschdom ként gin vrede! Haalt 't onheil eigens over den kop. We hebben den lesten tijd zooiets aan regee- ringsverklaringen en redevoeringen aangehoord. Glnnen staatsman, of we hebben 'm, mee tranen in z’n stem, hooren verklaren dat ie er niks aan doen kost, dat ie z'n land den oorlog Instuurde. Den ouwen Cham zag z'n levenswerk in puin en hoopte op den dag waarop ie zijnen teugen stander in puin kost zien Deus zinneke is van een van 's weareld be- zadigste en oudste Staatsmannen! Alle andere redevoerlngs waren van 't eigenste kaliber. „Gemeen Barbarendom” was den titel waarmee den eenen president t andere volk.... vereerde. r -BU God, hoe is 't meugelUk?” liep ik te mum melen achter mUnen wagel. Maar ja 't is meugelUk! 1 Is bestaanbaar bU 'n menschdom dat malkaar veracht. Diep veracht in walgelijke zelfoverschatting. „Heer, ik dank U, dat ik niet ben als hü” Zoo bad en bidt 't Farizeeëndom Eindelijk is dan de dag het vertrek vastgesteld en dan gaan we, rustig en zooveel mogelijk in de maat vliegend, naar het Zuiden De zwakken en kleintjes nemen we in ons midden om ze te helpen, als ze soms moe wor den. toe zUn? Zuster Adri had gezegd, er het beste van te hopen. Toch was ze blU, dat ze naar hem toeging. Ze hield van hem. Zou ie d'r heusch npg kennen? 't Was zoo ontzettend lang geleden. HU zou in een mooie kamer liggeneerste klas. Ze zou dc deur opendoen en zeggenwat zou ze zeg gen?.... Ach, het zou immers vanzelf gaan, ais hU zün armen naar haar uitstrektesnikte tegen haar bor^t. omdat ze eindelük gekomen was. Tranen welden in haar oogen en zp weerhield ze niet. „Wilt u mU maar volgen, mevrouw? Zult u kalm blUven en niet schrikken? Weet u, wat er gebeurd is?” „Nee, zuster.... is het zoo erg?" „Het is vreeseUjk.z'n gezicht is weg,” klonk hek zacht. Lena wankelde, dronk wat water uit het glas, dat de zuster haar voorhield. Toen was ze bü de deur van de zoo mooi gedroomde kamer. George lag met z'n gezicht naar het raam. Zou ie d'r nu niet kun nen zien? Was ie blind, of was z'n gezicht verminkt? „Bent u tiaar zuster Adi\?" hoorde ze hem zachtjes vragen. CwArtrera I CvATtrCTA I cnilrfn tarwriil vervreemd ge- de Kerk, eentoudig wül zij hun godsdienstplichten niet meer konden vervullen en met de Kerk niet te schipperen valt. Amico, Als ik mee den zwaren groentenwagel, vol- gelajen mee extra bestelllngs, langs de bonte wegels sjouw, bont van zon-en-schaduwspul, bont van werlende, geele blaaikes, van weligen nazomer bloei in metershooge zonneblommen, in vlammend-oranje goudsblommen daar in 't don ker loof bezljen de rosse ruigte van de eiken- haag. die aan te gloren staat in herfstvuur, tls ik den wagel vort douw door dieën schoonen buiten, peerlend, stralend, glanzend van de sier- celen van 't schoonste tU van 't jaar; en ik wil opzien naar den blaauwen Septemberhemel, waarlangs wolken van zwanendons glijen in konlnklUke statigheid en ik wil 'n dankbaar ge dacht telegrafeeren naar den Schepper van al die jubelende pracht, 'n zonnestraal uit m n efkes-gelukkige zielement ketsen dóór den wit ten wolkentrek, dandan staat 't ver vloekte woord „oorlog” ineens tusschen mü en den Hemel en 'nen zwarten klodder besmeurt m’n geluk. Sakkerjuu, *wat is dieën wagel, be- lajen mee tien zakken eerpel extra, dan zwaar opeens! Dan persen de zweetdroppen uit m'n vel. Dan douwt den heelen wicht van den wa gel op m'n schouwers Dan is 't_leven, sjuust nog éenen pracht, énen bloei en éenen zonne- achljn. even 'nen zwaren lastEn oew dankbaar gedacht versteent ia oew hart, dat loodzwaar op oew nel leunt. Maar de zonnekringen dansen op den eerde. Den bloei vlamt uit 't loof, 't Gouwen herfst- geblaart vlindert uit de boomen. wemelt door den laat-zomerschen dag; den herfstdraad flon kert en flikkert over de blommenhovekes; en 'n luchtig Westerke kroezelt in 't rüpe loover, dartelt achter de zonneschUnseis op den weg en tn die stille schoonheid, waarin de veugeltjea zwijgen nou. waarin ge enkel 't nuuwe tü hoort ritselen, daar praat ge in oew eigen; ..hoe is 1 meugelUk?” Daar sjokt ge achter oew taak, achter den wagel. die knerst in de platte vee ren. Door dieën anïberen Septemberdag, waarin 't zonnelicht t? leven staat als den gloei in barnsteen. daar sjokt ge vort In blinden duister. En vast blUven de niksziende, vragende oogen haken in 't trillende groen op den wagel en ik z i e, over 'n endelooze, stille zee. peerlmoerend onder koe len maneglans, 't silhouët verglijen van den donkeren oceagnreus. drUvend eiland in den heimeluken nacht, die in duisteren glans ge- koepeld staat over 1 wegglijend schip mee hon derden evenmenschen En ik z 1 e den aanslag, van onderzee, gebeuren. En ik voel t zweet op den rug van m'n handen, waarin den zwaren wagel* trilt en beeft. En weer praat ik in m'n eigen: „hoe is 't, b(j God, meugelUk?" En den schoonen dag, gerezen uit den wjjen kim van die endelooze, stille zee, gaat donker langs me henen, want ik sjok mee mUnen wa gel in den zwarten schaduw van 'nen koloe- salen scheepsromp, overènd uit de zee gelicht, wegzuigend in 'n eraf zoo diep als... eeuwen! „Hoe is 't meugelUk. o God?!" zoo mum mel ik weer achter den knersenden wagel, zwaar v*n akkervrucht. Gelukkig! xWU zyn neutraal! En fier kan ik verklaren, amico: Deuzen opgelegen natlonalen plicht is voor mU 'nen gewetensplicht! 'k Zou nie geren partU kiezen tusschen al die „onschuldige bloeikes". die mee zulke „zuivere gewetens” (zeggen ze) de heele weareld in rouw dompelen. Neutraal met volle geweten! Das dan mijn .regeeringsverklaring” in mUnen eer sten brief van deuzen tweeden weareldoorlog, door 'n gewetenloos menschdom aangegaan op den Dag des Heeren van 3 September 1939. Op den Dag des Heeren zóó heilig, dat den werker op dieën vrUen dag nog gin sigorke kno pen mag, van z’n weareldsche overheden, op deuzen gewaden dag, wierden de poorten van de hel losgegooid Farizeïsme, amico, da's van de week m’n leste woord! Daar schel 'k mee af. Veul groeten van Trui, Dré III. den Eeker en als altU gin horke minder van oewen t. 8 v. DRS .kunde dót nog glneens wisselen „Ik ben Plet Hein nie, juffrouw." „Pp.... piet Hel—n??" „Ik wil zeggen, da Tc mee 'nen groentenwagel van huls ga en nie nee *n zilvervloot. 1c Heb van den mergen al «euven van die brieven ge- Een bericht, dat „Het Volk” dezer dagen New-York ontving, meldde, kwartet ontbonden schUnt men te moeten zoeken in het feit, dat de leden van het ensemble in de Vereenigde Staten, waar zU zich mett-i-woon hebben geves tigd, posities hebben gevonden, welke hun een te Weenen gesticht door Rudolf Kollsch tezamen te overtuigen Inzonderheid wierpen zU ook op voor de muziek van de zooge naamde Weensche school, de werken van Schönberg, Anton von Wëber v en Alban Berg, de muziek uit hun vaderstad dus elgenlUk. die zU uit den aard van de zaak nog beter begrepen dan anderen. Want hoe cosmopolistisch zU in die tien jaren ook geworden zUn op hun onop- houdelUke wereldreizen, zU hebben toch het ka rakter van Weeners, van Weensche muzikanten bewaard. Hun spel had het cachet van de mu- ■ziekstad, waar zij thuis hoorden. Men hoorde het aan zun zangerigheid aan zUn lichte gratie en zijn warmte. Daarom begrepen zU ook de reactie, die er bU alle verschillen toch bestond tusschen een Schubert en een Alban Berg en daarom zal men misschien ook wel nooit meer schooner Schubertspel hooren dan Kollsch en de zUnen te genieten ge^en Vele muziekliefhebbers in alle hoeken van de wereld zullen zich die avonden herinneren, waarop de ontroering hoog opging, die avonden, waarop het Kolisch-kwartet op het concertpo dium zat. Vier muzikanten, die uit het hoofd speelden, de moeilUkste, de ingewikkeldste mo derne stujeken speelden, zoo klaar en simpel uit het hoofd als hadden zU de moeilijkheden nooit gekend. Kollsch speelde andersom, hU streek met de linkerhand en hield zUn viool rechts. HU was in den wereldoorlog aan de linkerhand ge blesseerd, zoodat hü daarmee niet meer spelen kon. HU had het vioolspelen nog eens opnieuw geleerd maar net de andere hand. H*' speelde er niet minder om, integendeel, zUn toon was schier volmaakt. Maar hU schitterde er ook niet mee als met een extra-kunststukje. HU speelde eenvoudig viool en zoo dec'en al zUn collega's: zij speelden onverschillig wat 'iet was, gedron gen alleen door de muziek en de liefde voor hun handwerk. Een groot kwartet, dat wU voortaan zullen moetê i missen De klantjes zUn veul veranderd, de leste da gen. De poffers betalen nou mee briefkes van vUf-en-twlntlg gulden, waarop ik dan vUf-en- twlntig zuiveren guldens zou motten verom ge ven min 'n paar dubbeltjes. Wat nie gaat, hjk ge wel verstaan zult; maar de klóntjes snap pen dat nie! Om in vrede te handelen, zou ik voor elke tien klantjes *n duuzend gulden zul- vergeld bij me motten hebben! M'n eerste kwam voor den dag mee 'n briefke van honderd. .Kan er nie af, juffrouw!” „Nog gin honderd gulden wisselgeld bU oe?” snibde ze. „Neeë. Zooveul krUg ik van Trui nie mee.” Enzoovoorts. Nommer twee kochtéén et en betaalde mee „Dorus RUkers". .Heb nie yerom. juffrouw r” „Hou dan oew ei ook mar,” zee t schatje. Nommer drie, glashard pofferke, vroeg of ik van honderd gulden verom had. Ik waagde en zee: „zal wel gaan, ja.” Mee looien schoenen gong ze naar binnen, kwam verom-mee'n tientje en 't smoesje: ,,’k was rUker dan 'k docht, k Had onderwal» m'n boekske nagekeken, k gaf ze toen één dub beltje verom en 't wefke wierd wit van stille woede. „Goeienmergen, Juffrouw! Wel bedankt. Tot mergen, astebllef!” 'Nen bons mee de deurom heel den vUand te laten vluchten. Ik scheurde. De zaken mar cheerden. Dat bakske troost bU Harry den Buik had me goed gedaan. Wéér wapperde 'n klantje mee ”n brlefke-van- honderd onder m’n neus. „Kan k nie af. moeder.” En mee h verwondering of zU mee zulke pam- pierkes op t gemakshuiske „werkte”, zee ae: eeuw onzer Jaartelling ontstond het Arianisme, dat de Godneicf van Christus loochende en relatief misschien meer aanhangers gehad heeft dan het Protestantisme. Was het niet de H. Hieronymus, die droevig bekennen moest, dat eigenlijk de heele Wereld Ariaan was? En toch waren de laatste sporen dezer ketterU tegen de tiende eeuw geheel verdwenen. Zal het Protes tantisme niet denzelfden weg moeten bewande len ter verheerlUking van het altUd levens krachtige Roomsch Katholicisme? In de Nederlandsen Hervormde Kerk.-tpe „groote” Kerk, is het ontbindingsproces reeds in vollen gang: zij heeft predikanten, die ongeveer niets meer gelooven, maar socialisme, communisme en anarchisme verkondigen. Verscheidene predi kanten achten Marx hooger dan Jezus en voeder, hun gemeenteleden derhalve niet tot Christenen, maar tot socialisten op; andere voorgangers verdedigen een anarchistisch anti-militairlsme en spreken des Zondags liever in vergaderingen van Dageraad en Nieuwe Gedachte aan in de Kerk, terwijl weer anderen Lenin verheerlUken. al'noemde deze God bok zijn grootsten vijand Mag men zulke dominees nog Christen noemen? Voor F. Domela Nieuwenhuis, die zoo eeriyk was de Kerk te verlaten, kan ik ook nu nog een zekere sympathie koesteren, maar niet voor geestelUkc herders, die zich als wolven ontpop pen en toch voorganger blUven. Straks zullen* wU de uitkomsten van de laat ste volkstelling vernemen. Zal Nederland dar nog in meerderheid Protestant zUn. zij het over talrijke kerkgenootschappen verdeeld? Zal het percentage Roomsch Katholieken dan wederom iets gestegen zUn? WU wachten af. Maar di< weten wij nu reeds: is dit percentage onbedui dend. dan levenskracht omdat steeds missionaris of kloosterling worden en derhalve geen gezin stichten, wat verhevener is volgens den Apostel Paulus (I Cor. 7:8), die wenschte, dat alle menschen het ooelibaat onderhielden als hu. dag bU z'n donder zte gaan pakken en k ben content Dré III op den hof gelaten te hebben, want daar is genogt te schaften voor 't jonk! „Allee, Harry, 't was 'n goel bakske; tot ziens, man!” „Houdo^ Dré goeie zaken!" In het tUdschrift Blackfriars” schrijft pater Gerald Vaun OP. een beschouwing over de Jo den. WU ontleenen hieraan het volgende: De joden-haat is sinds korten tijd in nieuw stadium getreden. Het vreeselUke feit doet zich voor, dat het antl-semitlsme niet tot Dultschland en Italië, niet dus tot het een of ander politiek systeem beperkt blüft. neen ook in de Katholieke Kerk groeit een antl-Joodsche stemming van dag tot dag. Sinds de grondvesting der Kerk af is de dui vel onder de geloovlgen actief werkzaam geweest, maar hu schijnt thans wel zün grootste succes te behalen. De vorm waarin zUn werkzaamheid aan ons verschUnt. is die van den blinden haat Het verstand schUnt geen rol meer te’spelen; het in een richting voortgestuwde, verkeerd be ïnvloede gemoed overschreeuwt alle bezinning. En wat is erger dan dit. Laat ons echter één ding niet vergeten: het wezen van het Christen dom is de Liefde; het hoogste gebod, dat Chris tus ons gegeven heeft is het gebod van de Lief de De Liefde overtreft alle andere deugden; zij is een noodzakelüke voorwaarde voor alle goed. Als het waar is, dat het vergif van den haat Toen Lena Boersma door de lange gang het ziekenhuis liep, pinkte ze een traan we( dacht aan lang vervlogen dagen, lang, heel geleden, toen ze nog kinderen waren. Zuster Adri opende de deur van de wacht kamer en zei vriendeUJk: „Laten we er het beste vaii hopen, kindlief. HU is sterk en zal er wel bovenop komen.” Lena knikte werktuiglijk toen ze voor raam ging zitten, dat uitzicht gaf in den tuin, waar enkele patiënten wandelden. Ze dacht aan hem. „Zou ie d'r nog kennen, George. Zou ie d’r al niet lang vergeten zun, na zoo heel veel jaren?” In haar gedachten zag ze hem weer voor zich, als steeds de laatste dagen. George Mijnders, het jongetje van vroeger..,, haar speelkame raadje van toen, ze nog jpng en onverstandig waren.... George.... Ze was toen zestien.... zestien jaar, wat een kind nog. HU had beloofd, altUd aan haar te blUven denken altUd.... z'n heele leven. Ze had hem vertrouwd, haar grooten vriend van vier jaar ouder en hU had haar ook vertrouwd. Toen warerj ze verhuisd naar een andere stad. Op school had ze nieuwe kennisjes gekregen, jongens en meisjes en ze werd ouder. Twintig de aanwezigheid van Joden een probleem schept, was ze geworden en George MUnders, het oude dan moet dit probleem, redelijkierwüze. als pro- bleem behandeld worden en niét onredelük als een vooroordeel. Het wezen van een probleem vereischt een oplossing en haat brengt geen op lossing. omdat haat de oorzaak is van een chaos: pogroms lossen dus dit probleem niet op; zU scheppen problemen, tiidellike zoowel als eeuwige. De krachten, die wij in onze huidige samen leving het meest moeten vreezen, zijn de krach ten die ons drUven in de richting van het bar barisme en deze krachten zlin niet Joodsch. want de Jood is beschaafd. De Joden hebben door de eeuwen heen, voor het Christendom kwam, den waren God aanbeden en vereerd. Het vasthouden aan waarachtige beginselen voert niet tot barbarisme; de moderne barbaar is de man die de absolute waarheid wel gekend heeft, maar haar later met zün voeten vertrap te. Modern barbarisme is niet irrationeel, het is anti-ratloneel. Het is een terugkeer naar de donkere krachten van het instinct. We mogen ook nooit vergeten dat Christus uit het Joodsche volk voortkwam; dat vanaf de be lofte van den Verlosser het Joodsche volk dui zenden jaren de komst van den Zaligmaker in bewustzijn van zUn schuld afgewacht heeft. ÏLaat ons de duistere krachten, die binnen de muren van onze Kerk het schoone liefdeleven dreigen te verstikken, met alle kracht bestrüden. zooals Christus het gewild en bevolen heeft. Hoe somber dc wereldtoestand zich heden Ook vertoont, het Roomsch Katholicisme laat - «elfs thans zün levenskracht zien aan allen, die zien willen en nog zien kunnen. HeerlUk bloeit het Immers in de binnenlanden van Afrika, waar eenige tientallen jaren geleden nog djerlükheid heerschte en een Euroiieaan groote kans had UAeed vermoord te worden, op Flores, d# Kei- eilanden en zoo menige streek, waar bruinen en zwarten wonen. Talrijke Chiheesche priesters werken reeds aan de kerstening en beschaving tevens van hun landgenooten. negerpriesters onder hun stammen. Zal het Roomsch Katho- t licisme zich langzamerhand naar Afrika. Azi? en Australië verplaatsen? Neen, want ook in het overbeschaafde, dus oppervlakkige en zin- nelUke Europa wUzen vele teekeiien er op. dat het ondanks alles niet bergafwaarts gaat met den godsdienst, dien Jezus ons bracht. Zoo lee- ren de zeer vele roepingen tot priesterschap en kloosterleven, dat het geloofsleven zich ver diept. de tegenwoordige jeugd weer idealen na streeft. En hoe vele volwassenen zeggen het atheïsme en materialisme, dat zU praktisch auihlngen, niet vaarwel om tot het Roomsch Katholicisme over te gaan en de „HeerlUkheld der Kerk” te huldigen in woord en daad! Ik herinner slechts aan groote geleerden en ver maarde schrUvers aks de Noorsche Sigrid Undset den Deen Johannes Joergensen, den Italiaan Oemelll, eerst atheïst en anarchist, thans Franciskaan en rector perpetuus van de R. K. Unlversltelt te Milaan, straks wellicht kardinaal, dien anderen Italiaan Paplni,den Engelsch- man Chesterton en onze eigen landgenooten Frederik van Eeden en Willlbrord Verkade. die allen den waren vrede en de ware vreugde ge vonden hebben in Christus’ Kerk. Om ons tot Ons eigen kleine landje, ’n stip op de wereld kaart. te bepalen. wU kennen verscheidene kinderen van predikanten, die reeds priester «Un. zich tot deze hooge waardigheid voorbe reiden of in het klooster traden, zelfs gewezen Israëlieten, socialisten en communisten, die dc priesterwijding reeds ontvingen of spoedig hopen te ontvangen'. Zoo is het ook elders, gelijk Ik reeds aangaf. Ik denk hierbij tevens aan Hel mut Faksel, eerst leerling van den vermaarden A. von Hamack, die het Protestantisme zoo onnoemelUk veel kwaad heeft berokkend, nu kapelaan in een drukke parochie van Berlijn. Volgens een oude spreuk is de ziel van nature christen, wat ook ondergeteekende, eens atheïst en anarchist, dankbaar heeft mogen ondervin den. In de kringen, waarin ik vroeger rond zwierf, heb ik genoeg zulke zielen aangetroffen, die toch onverschillig, zoo niet vUandig stonden tegenover het Roomsch Katholicisme. Men mag volstrekt niet zeggen, dat alle godsdienstloozer, tevens zedeloos zUn. want er zun talrijke andere faktoren van godsdienst loosheid, als opvoeding, onderwUs, omgeving en.... het voorbeeld van vele Christenenzelfdie niet oveieenkomstlg Jezus’ leer leven. Ook onder de godsdienstloozen trof ik menschen met deugd en karakter, die de zedeloosheid verfoeien, de gevallenen trachten op te heffen en overspehgen verafschuwen. Jam mer, jammer, dat juist vele Roomsch Katliblie- ken, zich althans zoo nog noemenden, voor zulke godsdienstloozen een zware hinderpaal zun om tot den vrede, de vreugde en de heerlijkheid van Christus’ Kerk te komen! WU moeten bid den voor deze menschen, wier ziel van nature christen is, medelUden met hen hebben en hun vooral onze liefde toonen door groote verdraag- "zaamheid en een waarlUk godsdlenstigen levens wandel. Dan toonen wU aan onze dwlalende zusters en broeders de levenskracht van het Boomsch Katholicisme. De jonge mensch van heden, al is hU socia list, verwerpt het leege materialisme, vraagt naar den zin van het leven en keert zich op z'n minst naar het religieuze, dat echter nog geen godsdienst is. maar een voorportaal daartoe kan zun. En de katholieke jonge mensch? Denk aan de Graal hier tc lande, aan den Sillon Catholique in Frankruk. aan de Tochtgenooten van S. Franciscus van Assisi, eveneens in Frankrijk, maar ook reeds in Dultschland, Bel gië en ons vaderland, en zoo vele organisaties, die niet konden bloeien, tenzij haar leden een diepe geloofsovertuiging in zich dragen. Neen, het Roomsch Katholicisme ligt niet op sterven, integendeel, het gaat meer en meer een bloeitijdperk tegemoet alleen reeds door de bovennatuurluke kracht van de Eucharistische spUze, welke duizendenén duizenden lederen dag ontvangen en onze protestantsche mede christenen, helaas, niet kennen. Ministers en ontelbare InvloedrUke personen kryelen iederen morgen met kleine luiden deemoedig neer aan dezelfde communiebank Hier geeft het Roomsch Katholicisme levenskracht aan eenling,tyi massa om sterk te staan in den zwaren strud/teg^n ongeloof en zedeloosheid. Vergelijken wU het Roomsch Katholicisme met het overige Christendom, dan treft ons' nog meer de levenskr cht van het eerstgenoem de. Ondanks hevige vervolgingen is het geble ven, zooals zun Goddelüke Stichter het heeft gepredikt, belüdt het over heel de wereld de zelfde leer, terwül het Protestantisme, vaak steunende op een sterke staatsmacht, versnip perd ligt in ontelbare kerken, sekten en rich tingen. Zeker, erj! zün gelukkig zeer vele brave Protestanten, die den Heer oprecht dienen, maar zij vormen geen eenheid. De verwerping van een centraal leergezag vormt de zelfver nietiging van het Protestantisme. In de vierde „George!.... George!.... ze naar zün bed snelde. Ze knielde naast hem neer, nam zün hoofd tusschen haar handen kuste zün wangen. „Wie.... wie.... ben Je?....” Ze fluisterde haar naam en een gelukslach trok over zün bleek gelaat, maar dan strekte hü af werend zün handen uit. „Ga.... ga weg.... Leni. ik kan je niet meer zien., mün oogen.zün weg.ik ben blind voor al- tijd. O, waarom....” „George.... George.... ik ben ngar je toege komen, om..,, om.... O, help me.... ik wil je troosten.... je HJden helpen dragen. O, help me toch „Leni.... lieveling.... eindelek?.. Zün hoofd rustte moe tegen haar borst, pre cies zooals ze het zich gedroomd had. „Leni, dat offer mag ik niet van je aannemen. Het is te veel, je heele leven.O, Leni, je doet het uit medelUden met mü. Neen, dat mag niet.” HU wentelde zich omvan haar at en uit zün blinde oogen stroomden heele tranen.* Ze zat op den rand van zün ledikant en boog zich diep over hem heen. „George...., zeg dat niet. Ik wist niet wat ja scheelde. Ik wist niet, da^je niet meer zien kon. Ik hoorde het zooeven vgn de zuster, maar daar om kan ik alleen maar meer van je houden. O George, vergeef me, ik heb zoo naar je verlangd, toen mün oogen opengingen. Ik was niet gelukkig met Tom. Had ik het maar eerder geweten...." Ze hield zün hand in de hare en ze voelde dat hü beefde.... beefde van geluk. Toen zuster Adri binnenkwam, zag ze twee gelukkige menschenkinderen en dat ze behoed zaam het vertrek verliet en de deur zachtjes achter zich sloot, kwam, omdat ze begreep, dat ze hier op dit oogenblik te veel was. reeds een grooten omvang, ook binnen de Kerk, genomen heeft, dan is het nu de tüd om dub bel op onze hoede te zün. Het is absoluut noodzakelük. dat wü het Joodsche probleem duidelük stellen, niet alleen en uitsluitend in onze harten, maar bovenal in enzen geest, zoodat we de waarheid hieromtrent kennen mogen, sterk mogen zün tegen verkeerde propaganda en misschien anderen kunnen hel- nen om ook de noodige kracht te hervinden. Het Joodsche probleem is inderdaad een pro bleem. Het kan zeker een economisch probleem zün, het is misschien een politiek probleem en het kan eventueel ook een rassenprobleem zün. Maar het is zeker niet waar, dat welke econo mische. politieke of rassiologische noodzakelük- heid er ook zün mag. dit de oorzaak is van de vervolging, die wü thans beleven en die de voe dingsbodem is van hevige anti-semitische pro paganda in de overige landen. De kern van dit probleem moet dieper gezocht worden. Gewoonlük wordt dit beweerd: wü zün financieel in de handen der Joden; dus is het noodzakelük dat er een algemeene pogrom uit breekt. De statistieken wijzen inderdaad uit. dat een groot gedeelte van het industrie- en handels- leven bestuurd wordt door Joden. Maar recht vaardigt dit feit een algemeene jodenvervolging? Het is toch slechts een zeer klein percentage der Joden, dat een zoodanige macht uitoefent en met Felix Kuhner als tweeden violist, Eugen Lehner als altjst en Benar Heifetz als cellist. Het ensemble heeft overal, waar het. voor bet eerst optrad, stormenderhand de pers en de pu blieke opinie voor zich ingenomen. Het was van meet af aan duidelük, dat men hier te doen had met een uitzonderlük voornaam kwartet, welks leden Individueel muzikanten waren van de al lereerste orde en een ensemble vormden, dat de uiterst moellüke kunst van het kwartetspel op magistrale wüze beheerschte. ZU hebben het niet alleen gelaten bü prach tig kwartetspel naar aanleiding van overbe kende werken. Wanneer zü alleen hun grandioze uitvoeringen gegeven hadden van de standaard werken van het kwartet-repertoire, zooals die van Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert, dan was men het reeds niet moede geworden naar hen te luisteren. Maar zü hebben hun taak breeder opgevat. Met evenveel liefde en aan dacht wüdden zü zich aan de vertolking van de ..modernen Hindemith, Janacek, Krenek, Mil haud en vooral Bartók, ook zü kwamen regel matig op hun programma’s voor naast de alge meen erkende meesterwerken. Kollsch en de zü- nen nebben nooit verschil gemaakt tusschen stukken, die wél en stukken die niet in de pu blieke gunst stonden. Voor hen gold alleen de vraag of zü met goede muziek te doen hadden en als zü die Overtuiging hadden, dan zetten zü al hun meesterschap, al hun onvergelükelük élan op het spel, om het te geven zooals het gegeven moest worden en daardoor het pu- In stad is 't dubbel opletten. Want militaire colonnes, peerdenvolk. groene legerwagels, ge motoriseerde legerafdeellngen maken ’t ouwe stedeke nog naauwer; j.mün” bietje ruimte voor münen arbeid nog smaller. Oorlogsgedruisch davert in m'nen moeigepeis- den kop en ik douw den wagel wüer mee T half bewust gedacht: Onzenlievenhéér mot me nou maar helpen. Maar dan staat weer vlak naast me dieën reuzenschaduw van 't zinkend schip; ik keer den wagel ‘n stiller züstraat in, zet 'm voor 'n koffiehuis en ga daar binnen. Ja, 'k had toch m’n baaske motten meenemen, m'nen steu- vigen. jongen compagnon, die mee z'n zwaar- gezoolde boetsen teugen de moellUkhedens aan trapt. als teugen 'nen vuilnisbak, die in den weg staat. Weer den schaduw? Maar nou is 't den buik van den struischen kastelein. „Wat zal 't zün, Dré?” „Zet *n steuvig taske koffie voor me, Harry!!’ „Moei?” „Wel 'n bietje, ja." Bpttüen!" ,,’t Goeie woord, man.” ,,'k Zal t de vrouw even gaan zeggen." „Wit ze 't nog nie?” Watte?” ,Dat de tüen rot sün.” „Neeë. den sterken koffie bedoel Ik; verrèk, ge verstaat me wel!” Och, zoo komt, mee 'nen lolllgen slag, den moed toch weer verom en plazlerlg zte k 1 mergenzonneke door de horrekes op den vloer sprenkelen. X Is hier stil en koel. ’Nen sjouwer brengt staven üs binnen en efkes voel ik "nen tochten luchtstroom langs m’nen kop vloeien. Dan, na tien minuten, voel ik me capabel den moeten daarom duizenden Joden als honden verdreven en vervolgd worden? Het Is toch Im mers onzin te zeggen: een man met een grüze das om heeft mü beroofd en daarom zal ik alle mannen, die een grüze das dragen vermoorden. Maar bovendien, wiens schuld, is het. dat wü in de handen der Joden zün gekomen? Zün wü niet zelf de schuld van deze Joodsche overheerschlng? Hebben wü onszelf niet aan hen uitgeleverd? Als andere menschen profiteeren van onze domheid en gebrek aan inzicht, wie zal het hun kwalük nëmen? Onze taak Is het systeem te veranderen en te verbeteren; een uitroeiing van duizenden men schen is daartoe niet de aangewezen weg. Nog maals: de internationale geldmacht van de Jo den is geen reden om pogroms te recht vaardigen. Vervolgens bestaat er nog een tweede argu ment. De Joden, aldus wordt beweerd, hebben een overheerschend aandeel in het economische le ven en zün bovendien zeer machtig in verschil lende beroepen, zoodat het büna onmogelük is voor den eigenlüken bewoner van een land om zün plaats, die hem krachtens zün opleiding en afkomst in het openbaar leven toekomt, in te nemen Als men dit aanneemt, dan moet op de eerste plaats gezegd worden, dat de Jood dik- wüls een vuriger patriot is dan de elgenlüke be woner van dat land. Bovendien schept de im migrant meer werkmogeïükheden door verhoo- glng van de vraag. Maar wat van grooter belang is, dit: indien I vriendje, was meer en meer op den achtergrond geraakt. Tenslotte was ze hem heelemaal ver- getei}.... ze was hem ontrouw geworden.... een nieuw speelkameraadje had haar In beslag ge nomen. Een speelkameraadje van twee en twin tig jaar. Tom Wilders, een leuke, vroolüke jon gen, meende ze en ze had zich met hem ver loofd. Aan George van vroeger dacht ze niet meer, ze wilde gelukkig worden met Tom. Hü was een knappe schilder, maar.... ze had het niet moeten doen. Ze had Immers vooruit kun nen weten, dat alleen George echt van haar hield en zü van George? Het atelier van Tom Wilders was de eenige I. aantrekkingskracht voor hem. Zün bezigheden veroorloofden niet, dat hü zich te veel met haar bemoeide. Maar.... ze was getrouwd en.... ze kon niet meer terug. Een beetje wroeging voelde ze wel. Wroeging tegenover George. Twee jaar geleden was Tom gestorven, ha&r man. Was ze een goede vrouw voor hem ge neest? Ze wist het niet."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1939 | | pagina 10