Weekblad voor LANGEMJK en Omstreken. N°. 7. Zondag 15 Mei 1892. Ie Jaargang. J. II. KEIZER. LEVENSTAAK. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. *fcasgfeag,""*M,>>-**n FEUILLETON. BI SCHOORSTUK. NIEUWE® LAmiJKM mnr Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordschar woude, Oüdkarspel, Zuidscharwoüde en Br. op Langeduk per drie maanden SO et-, franco p. post OO ct. UITGEVER: BUREEL: V o o rdsc liarwfl u <1 e Een gevoel van spijt en jammer zouden wij bijna niet kunnen onderdrukken, wanneer wij ons kort bestaan zien voortgesleept door kom mer en verdriet, reikhalzend naar eene geluk kige wending van ons lot waarop wij al hopend staren, weer telkens nieuwe teleurstellingen ondervinden en onze illusiën toch niet ver wezenlijkt zien. Hoeveel edels en goeds wordt weer niet in ons verdoofd, wanneer wij in een oogenblik van droomen en mijmeren te rugblikken naar een gelukkig verleden, dooi de koude werkelijkheid met harde hand wor den wakker geschud en wij tot het betrachten van onze plichten worden opgeroepen. "Werk tuigelijk luisteren wij naar het harde „voor waarts", dat ons geen oogenblik vergund stil te staan en om ons pogen tot het zoo be geerde doel te komen lacht, en bitter spot met onze tranen, geweend, omdat geen liefde rijke hand ons leidt, geen blik ons troost, geen woord ons hoop toespreekt. Koud, ijskoud schijnt ons alles toe, tot ook wij, gebukt onder de macht der noodzake lijkheid, worden medegevoerd door den maal stroom, waarin zoovelen zich als verloren waanden en geen pogingen tot zelf behoud aan wenden, waarin wij zoozeer den geestverdo- venden invloed van daarbuiten gevoelen en eindigen met geheele onderwerping, zonder het te willen en handelen volgens onze her vormde natuur want we waren zoo niet die verstikte en verstikt en ook haren invloed wederom op anderen doet gelden. Tot een nietswaardigen, levensmoeden mensch zouden wij vervallen, onvatbaar voor goede indrukken, wanneer ons hart alleen voor hard heid plaats verleende, maar dachten wij aan de parel, verborgen op den bodem, aan het goede dat daar sluimerde, en dat ons toch nog tot een zieke roept om bijstand, tot een zwakke, om hulp vragende, dan zouden wij zeker dat „goede" niet laten smoren, ons niet laten be- heerschen door indrukken die den geest ver lammen, maar onze levensvoorwaarde zoeken in het- steunen van het edele, wat zich nog in ons hart herbergt, met de wilskracht, die het gezond verstand van ons vordert, met het weder goed maken wat bedorven was, met ons meer te laten leiden door den Genius van het goede. Moge dan ook jaren lang de natuur gesluimerd hebben, weldadig werkend zij de invloed dien wij uitoefenen op haar bij de ge dachte dat toch „alles" nog niet is ingeslapen en worden onze bevroren denkbeelden weder week en zacht. Dan zullen wij ons bewustzijn hier toch niet voor niets te leven en ons voet betredevoor het eerst den weg, aan welks einde, wij weten het dan, de eerekroon blinkt, en zijn wij zeker den eerepalm te zullen weg dragen der overwinning op ons zelve behaald. Een dieperen blik slaan wij in het leven en geeft ons kracht op te roeien tegen alle be zwaren die wij ontmoeten, den rug toekeerend aan lafaards, en allen tartend, die ons trach ten te verguizen of onzen ondergang beoogen. Mochten wij nog eens ons laten leiden door den lokstem der verleiding, ons oor niet geslo ten voor hen, die van het edele en goede door drongen, ons wijze op die dwaling en ons waarschuwen voor de distelen die er groeien op een zijweg, al zagen wij het begin getooid met bloemen en groen. Teedere banden zullen worden aangeknoopt, en zullen wij tevreden kunnen verhalen van die lijdensdagen, die ons zoo nuttig waren, van gebogen trots en een voudige verheffing, die ons veredelden en weer PRIJS DER AD VERTEN TI ËN: Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer Q ct. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. I snaren van het fijne weefsel deden trillen. Vrienden verwervend, door beproefden steeds moed en troost in te spreken, onszelf tot voor beeld stavend zij ons leven, en hoe gelukkig zullen wij dan niet zijn aan anderen te kunnen verhalen dat de met moed doorstane lijdens dagen ons de eenige troost is geweest. De natuur, zoo gevoelig, zoo koud, zoo in vloedrijk, zoo wispelturig is een instrument, dat alleen klinkt als de hand van het gevoel haar snaren aanraakt, jaren lang stom blijft, maar in enkele oogenblikken zoo levendig spreekt, wanneer wij vertellen van onzen lijds- man, met hoeveel tact zij bestuurd is gewor den en ons doen herinneren aan oogenblikken toen zijn invloed zoo weldadig werkte in een schemeruurtje of in eenberouwgevoelend oogen blik, die ons zooveel liefde toedroeg, zich voor ons opofferde. Dan spreekt zij zeker zeer duidelijk en zeer verstaanbaar voor hen, die naar ons luisteren en begrijpen en meegevoelen, en genieten wat wij reeds vroeger genoten en waardoor wij werden zooals hij, onze leidsman wenschte, en waarmede hij wist, dat de weg door-het leven lichter zou worden bewandeld en de lauweren des te zekerder geoogst. N.-S. K. ^ATIOIALE IIIIJTIE. VER LOFGANGERS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Noord- SCH AR WOUDE Gezien de circulaire van den Heer Commissaris der Provincie> ^0 3 Mei 1892, No. 15/1136 M/S. 4e afd. (verz. circul. No. 29). iQfiiel/8Qf°P. 2® lid der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72). Brengen ter openbare kennis: Dat het onderzoek van de verlofgangers der Natio nale Militie binnen deze gemeente aanwezig, zal wor den gehouden op Donderdag den 2en Juni aanstaande des voormiddags ten 10 ure, ten Raadhuize te Heer- Hugowaard, terwijl daarby zullen worden verzocht y«Q70fga,ngerS hehoorende tot al de lichtingen, 1886 ®188'00k. yo?r den 1 April 1892 in het genot van onbepaald verlof gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd brengen wt rm herinnering de by opgenoemde y hepalmgen (ten opzichte der verlof- gangers), luidende als volgt: optime KPmüSe to >td'g6VaJlen deSertie' 1. te z«n: S; fn well<?e den hid' diou in art. 138bedoeld onderzoek duurt- inhe1t^lgnmeen ,wfnneer zy in uniform gekleed zSn die 3let b« ,hot onderzoek verschynt MS5S8K-«-a.iVSnn dadelyk onder verzekerd geleide in arrest worden gebracht niLiïïj tegen V oordig en onderwerpt hij zich niet aan de hem straf) dan wordt hij, op schriftelijke aanvrage van den militie-commissaris, te richten aan den Burgemeester ^der woon ïl efr n^'r h veF'(.lf"anSer. aangehouden en onder verzekerd ge- van bèwaring o» ^SS°°8t °f ^«ud^fs Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld is de verlof. !Kfenertbdr?n f' den daaV°e door den niiliti-commissaris te be palen tyd en plaats, en op de in artikel 140 voorgeschreven wiize voor hem te verschijnen om te worden onderzocht 8cllreven W(Jze' ,JrvT t ri verlofganger, die zich b(j herhaling schuldig maakt 14? rnnr -t van art:141 bedoeld, of niet ovoreenkomstig art 143 voor do nnlitie-commissaris verschijnt of. aldaar verschenen nüa Vi" g verkeert sub 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt itï d® wapenen geroepen en van drie tot zes maanden gehouden. Art. 145, De veilofganger der militie, die niet voldoet aan eene oproeping voor do werkelijke dienst, wordt als deserteur behandeld. Noordscharwoude, den 11 Mei 1892. Burgemeester en wethouders voornoemd C. KROON. De Secretaris, a. i., K. SLOTEMAKER. l. s. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Oud- karspel; Gezien de Circulaire van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie, van den 3 Mei 1892, No. 10/1136 enz. enz., als bovenstaande kennisgeving van Noordscharwoude tot en met art. 145. Oudkarspel, den 11 Mei 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. KROON. De Secretaris, P. EECEN Pz. L. S. De gewoonte om van een huis slechts éene ver dieping te bewonen, wint in Engeland nog weinig veld. Een echte Engelschman wil een huis voor zich alleen hebben, liefst een villa waar hij zelfs den rook van zijn buurmans schoorsteen niet kan zien. Paul Jinnygate had groote katoenspinnerijen in Lancashire en de mooiste dochter in den heel en omtrek. Denk niet, dat hij een parvenu was neen, hij had een boek geschreven over ik weet niet meer wat en was voor Turktown tot afgevaar digde van het parlement gekozen. Nu weet iedereen, dat glorie ook verplichtingen meebrengt. Jiunygates verplichting was, om nu in Londen te gaan wonen en daar moest hij wel een verdieping huren. Maar hij was een voorzichtig man en hoewel men toen niet bang behoefde te wezen, om met een rechter onder hetzelfde dak te wonen, informeerde hij zeer nadrukkelijk wie er nog meer in het huis woonden. De concierge kon hem geluk kig de beste inlichtingen gevener woonden niets dan rijke kooplieden, bankiers, en zelfs een jonge baronet. Dit alles voldeed onzen afgevaardigde zoo uitermate, dat hij dadelijk eene verdieping huurde. Een aantal leveranciers zwaaiden hunnen tooverstaf over de naakte wanden en kale vloeren en binnen een week waren Jinnygates en zijne dochter ge huisvest. De concierge had evenwel niet de geheele waar heid gezegd. In het huis woonde ook een jong- mensch, die geld noch titel bezat. Hij was dan ook onder zekere voorwaarden als huurder aangenomen hij mocht namelijk niet rooken, niet laat thuis ko men, geen bezoek ontvangen, geen hond, kat of kanarie houden, niet viool of pianospelen, en was verplicht om wanneer hij na tien uur thuis kwam, in het portaal zijn schoenen uit te trekken en op kousen naar boven te gaan. Frank Stacey was een goede jongen en van def tige familie, die hij echter diep had beleedigd door te toonen dat hij eigen meeningen en denkbeelden had, iets, waaraan zich geen lid der familie voor hem ooit schuldig had gemaakt. Men had hem een voudig verloochend en zoo kwam het dat hij onder de pannen woonde in het huis waar de rijke Jinny gate verblijf hield. Frank leefde vroolijk, maar droog van brood en kaas en werkte al een heele poos aan zijne uitvinding. Het was een werktuig, waar mee men stoombooten in volle vaart zonder gevaar op eens kan laten stoppen, een soort van Westing- house rem voor de zee alzoo. Het voorwerp was nog niet klaar, maar Frank meende op het papier helder en duidelijk met cijfers te kunnen aantoo- nen, dat de uitvinding kant en klaar was. Toen Frank op zekeren dag de honderde trappen heklom, die naar zijne kamer leidden, ontmoette hij onderweg een visioen van schoonheid en aan de uitvinding werd dien dag verder niet gewerkt. De aandachtige lezer zal al hebben begrepen, dat dit visioen Clara Jinnygate was en dat F jank zonder te talmen, onmiddelijk op haar verliefde. Hij begon haar merkwaardig dikwijls op de trappen te ont moeten en had op zekeren dag de gelegenheid, haar voor een vreeselijk onheil te behoeden. De sleep van haar japon namelijk bleef aan een haakje in de trap vastzitten en zou zeker gescheurd zijn, wanneer Frank niet op de vleugelen der liefde was toegesneld en het onheil voorkomen had. Na dit romantisch voorval gingen de zaken spoedig vooruit. De mooie Ciara, die al dadelijk den jongen man niet onaardig had gevonden, begon hem al gauw heel aardig te vinden en van dat moment tot liefde is de afstand zeer klein. Maar wat de snuggere lezer niet zal hebben ge dacht, is dat Frank Stacey zeer spoedig den mil- lionair een bezoek bracht en hem om de hand zijner dochter vroeg. »En wie zijt gij wel, jonge heer?" vroeg de af- »Van goede familie en een uitvinder," zei Frank trotsch. »En wat is uwe positie in de Maatschappij1?" vervolgde de oude heer kalm. Dat was een leelijke strikvraag. Franks positie als bewoner van een zolderkamertje was verheven genoeg, maar zeker niet de sfeer welke Jinnygate zijne dochter zou laten binnengaan. Wat de uitvindingen betreft, daaraan hechtte de oude heer alleen waarde, wanneer ze tienduizend gulden per jaar opbrachten. En dat deden ze niet, wel? Nu dan speet het den vader wel, maar zijne toestemming zou hij niet geven. Hij vertrouwde, dat mijnheer Stacey geen verdere moeite zou doen en zoo niet, dan zou Clara onmiddellijk naar Lan cashire worden teruggezonden. De minnaar ging na deze kalme explicatie neer slachtiger heen dan hij gekomen zou zijn als men hem met scheldwoorden en schoppen had ontvan gen- Maar geluk en Cupido is een machtige firma en het mag wel vermeld worden, dat den dag na dit gesprek de schoorsteen van Jinnygate's huiskamer geweldig begon te rooken. De heer Jinnigate raakte uit zijn humeur en zond om den besten architect uit Londen. «Welke ezel heeft deze stookplaats gebouwd?" vroeg deze groote man, toen hij kwam. Men noemde hem den tweeden grooten architect uit Londen. »0 die," zei de eerste, die zou ik geen kaartenhuis willen laten bouwen. Ik zal dat hier wel in een ommezientje in orde brengen. Maar hij knutselde er een maand aan en toen rookte de schoorsteen nog even hard als te voren. De millionair liet nu den besten schoorsteenveger van Londen komen. »Wat weten architecten van rookende schoorsteenenriep deze. »Ik zal u een Thomas-rookverdrijver geven." Maar de Thomas-rookverdrijver baatte niets. Die van Smith zou beter wezen, of die van Brown of van Johnson. Maar geen van die kunstige uitvindingen beantwoordde aan het doel en Jinny gate's huiskamer stond voortdurend vol rook. Toen de millionair op zekeren dag het huis bin nentrad, hield de congierge hem staande. «Neem mij niet kwalijk, meneer," zei hij, maar de jonge man boven, Mr. Stacey, zegt dat hij uw schoorsteen wel weer in orde kan brengen. Ik denk ook, dat het wel gaan zal, want hij heeft mijn vrouw heel aardig van kiespijn genezen." 'Ik zal hem opzoeken," zeide de afgevaardigde, liep dadelijk de trappen op en klopte bij Frank aan. Deze zat hard te werken en ontving hem zeer beleefd. «De concierge zegt mij, dat u mijn schoorsteen kunt in orde brengen," zei hij. »Ik geloof, dat het heel eenvoudig is," zei Frank. »Kom dan mee en kijk er eens naar," hernam Jinnygate kortaf en een oogenblik later stond Frank met een plechtig gezicht in den schoorsteen te kijken." «Ja, mijnheer," zei hij daarna, »ik kan dit in minder dan een halfuur in orde brengen. Alleen wil ik in de kamer opgesloten worden en blijft de manier, waarop ik werk, geheim." «Natuurlijk," zei de millionair, verbaasd over Frank's zelfvertrouwen. De jonge man werd dus opgesloten, plakte zelfs nog een postzegel over het sleutelgat enkeek naar den schoorsteen niet om. Hij kaapte loodbedaard een portret uit een al bum, schreef een brief dien hij tusschen wol en katoen in een werkmandje verborg en opende toen de deur. »Ik ben klaar," zei hij en ging regelrecht naar zijn kamer terug. De schoorsteen was geheel en al beter en rookte volstrekt niet meer. Jinnygate was verheugd, maar was ontstemd toen Frank geen belooning voor zijn werk wou aannemen. «Onder buren," zei hij «ia

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1892 | | pagina 1