Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 11. Zondag 12 Juni 1892. Ie Jaargang. BERICHT. OIWAABBBIP. FEUILLETON. NI KI W B It LANGEDIJKM COURANT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post <5 O ct. UITGEVER: J. H. KEIZER. BUREEL: Aoorüscliai'woiHle. PRIJS DER ADYERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 55 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. S»II:YNTKI^E:1J\0 «P 1MEY BS3>lAiAAB>M BBBA ^POOISWB^. (Urcenwicli lijd.) Vertrekuren van af station Noord-Schai-woude. RICHTING HELDE R. GREENWICH TIJD. 6.36* 7.47 11.23 3.06 6.37 9.51 10.59 GREENWICH TIJD. 6.18* 7.30 9.37* 12.04f 1.38 3.55 8.16 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* 8.07 Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Schagi 11.43 3.26 en. 6.57 10.11 11.19 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38* Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam, f Deze trein rijdt alleen des Donderdags 1 7.50 9.57* tot Uitgeest. 12.24f 1.58 4.15 8.36 RICHTING A SI S T E R D A H. %ij. die /jell met 1 JnEi op «lit l>Sad alioimeereii ontvalleen de in dit kwartaal iioe verschijnende nummers Gfl&ATBS. Wanneer men zich op een onzijdig stand punt plaatst, zal men de overtuiging krijgen, dat in handelingen van vele zaken die zoo dagelijks tot stand komen, dikwerf onwaarheid schuilt en ziet men dat er (wellicht door eigen aardige omstandigheden daartoe bijna gedwon gen) anders gesproken of gehandeld wordt, dan bepaald uit principe zou gedaan zijn. Men begaat daardoor onwillekeurig eene onwaar heid, die dikwijls in meer of mindere mate te vergeven is, maar niettemin blijft eene onwaar heid. In zijne naaste omgeving zal men ongetwij feld wel eens het volgende hebben hooren uiten„Ochik heb om des lieven vredes wille dit of dat gedaan of nagelaten". Licht er in die woorden niet eene klacht een zekere verzuchting opgesloten, is het niet vrij duidelijk dat de eenstemmigheid door die opoffering van meening verkregen, zoo niet schijnbaar, dan toch vrij zeker niet is zooals zij gewenscht werd? Het is ontegenzeggelijk eene schoone deugd zich te verloochenen ter wille van zijn naasten. Maar dit heeft ook hare grenzen en zal lang niet altijd als zoodanig worden gewaardeerd, meer als toegeeflijkheid worden beschouwd, en waarop misschien uit kracht van gewoonte hij verschil van opvatting reeds wordt gerekend. Doet men dan niet verkeerd zijn principe prijs te geven en is het niet kleingeestig te noemen om in zulke gevallen bevreesd te zijn voor onaangenaamheid, voor eene kleine bot sing? Immers daardoor toch krijgt men een scheeve verhouding, zal men zich onnoodig inspannen eikaars gedachten te raden. Is het dus niet beter door voor de vuist te handelen en in goedgekozen woorden, op be daarden toon uwe opvatting mede te deelen? Want dan pas is het mogelijk elkaar te leeren kennen en begrijpen. Ook in ruimere kringen, in het maatschap pelijk leven is men dikwijls bijna genoodzaakt zich naar anderen te schikken en dus eigen opvatting te loochenen. Hoofdoorzaken die daartoe leiden zijn in de eerste plaatshet gevoel van afhankelijkheid, 4e vrees schade aan zijn bestaan te berokke nen of tegenkantingen te zullen ontmoeten in de pogingen zich een positie te verschaffen of die te verbeteren. „Men is dikwijls bijna genoodzaakt" zeg ik, maar is dat geen dwang, dien de mensch voor een groot deel zichzelven oplegt? Vermoedelijk zal men mij tegenwerpen: „Maar die tegenwoordig geen water in den wijn weet te doen, komt er eenvoudig niet." Volkomen ben ik er van overtuigd dat de strijd om het bestaan voor velen moeielijker is en oppervlakkig tegen die redeneering wei nig te zeggen valt. Maar is het dan niet ongelukkig dat bij al de zorgen die de strijd om het bestaan velen op de schouders drukt, men nog genoodzaakt is te moeten huichelen, te moeten prijzen waar gij zoudt willen afkeuren, te moeten glimlachen om dat, wat gij uit ergernis den rug zoudt willen keeren. Het gevoel van eigenwaarde, het eenigste wat nog velen op het hobbelige pad des levens staande houdt, te moeten offe ren? Gaarne geef ik toe dat omstandigheden in het dagelijksch leven er veel toe bijdragen, maar niettemin zal er vaak uit sleur, uit ge makzucht, bijv.om zich er gemakkelijk af te helpen, aldus gehandeld worden. Wanneer gij uw geheugen ter hulp roept /.ai er misschien wel een geval te herinneren Zijn, waarin gij niet uit overtuiging spraakt of handeldet, maar uit een egoistisch oogpunt 'beschouwd beter oordeeldet, te doen hetgeen A of B aangenaam was. Maar zou het u nadeel berokkend hebben, indien gij wel uwe eigen meening gevolgd had, en u dus niet zou hebben gestoord aan het oordeel van anderen? (Tenminste wanneer uwe meening op goede gronden ruste en uw oordeel met beleid werd uitgesproken.) Ik geloof zelfs niet (enkele gevallen uitge zonderd) dat een meerdere dit tegenover zijn ondergeschikte ten kwade zou duiden. Hij mocht zich een oogenblik niet gestreeld ge voelen, bij later nadenken, zou hij inzien dat zijn ondergeschikte uit overtuiging sprak, wat meer waarde in zich sluit, dan vleien en naar den mond spreken. En nog in zooveel andere gevallen, te veel om op te noemen, maar van veel minder be lang, ja, soms om zulke nietige zaken, wordt het principe prijs gegeven, waar toch men zoo gemakkelijk, wanneer het met eenige tact ge schiedde, eigen meening had kunnen voorstaan, zonder gevaar te loopen als opposant aange merkt of als schetteraar te worden uitge maakt. H. P. K. Jr. Gremengxl Nieuws. Men schrijft ons: Orplieus gaf jl. Zondag in liet Kerkgebouw te Ourikarspcl eene Zanguitvoering. De verschillende nummers werden mooi ge zongen, en wat 't meest het gehoor streelde, waren „Serenade" en „Zingen". Of nu vooral deze nummers 't meest bevielen, omdat daarmede de prijs is gewonnen? 't Kan wel zijn, maar 't was dan ook ten volle verdiend, toen men de vereeniging daverend toejuichte voor de uitste kende wijze waarop zij deze nummers vertolkte. Het publiek keerde hoogst voldaan huiswaarts, vrij zeker met den wensch dat het mannenkoor nog dikwijls met zooveel succes zal mogen op treden. Men schrijft ons Vrijdag 10 Juni, is het nieuwe kruis, ver vaardigd door den heer Blok, smid te schagen, op den Schagertoren geplaatst. Het gevaarte weegt niet minder dan 281 KG. Dat het afne men van het oude kruis en het plaatsen van het nieuwe welk werk door den heer Honijk, timmerman te Schagen, was aangenomen met veel omzichtigheid en sterke hulpmiddelen ge schiedde, bewijst liet feit, dat gee 11 enkel ongeval Dezer dagen is eene zeer groote partij boter in blik, voor het Indische leger en de ma rine bestemd, bij na geheel moeten worden afgekeurd. Zij was uit Nederland gezonden, na daar te zijn goedgekeurd. De inhoud van de meeste blikken is geen boter, maar een stinkend vet, dat als schadelijk voor de gezondheid vernietigd moet worden en niet eens voor het smeren van ma- FRIDWIN. Eene geschiedenis uit de achtste eeuw. 4. En weder stond Fridwin voor Widukind. »Gij zijt dus een verrader, Sigwin?" »Zie ik daar naar uit, heer?-' »Wie heeft u als verspieder uitgezonden?'' «Niemand «Lieg niet knaap! Het spijt mij van uwe jeugd. Weet gij hoe men gevangen spionnen behandelt?" «Ik ben geen spion en ik weet het niet". «Men stopt hun een prop in den mond en bindt ze vast aan een boom, waar ze door de mieren worden opgegeten." «Dat is verschrikkelijk, maar rechtvaardig". «Spreek de waarheid en ik zal u vrij laten heen gaan." «Heer, ik ben vrijwillig tot u gekomen, als ik had willen ontvluchten zou niemand uwer mij in gehaald hebben." «Gij wilt een Sakser zijn en gij zijt een Chris ten?" «Mijn vader heeft mij verteld van Christus, den koning aller koningen." «Uw vader, leugenaar! Gij hebt mij zelf gezegd, dat gij uwe ouders nooit gekend hebt." «Een monnik heeft mij opgevoed. Maar wil de pij niet dragen en mij het haar niet laten afscheren. Als gij mij voor een verrader houdt, vraag dan den zanger Waltram naar mij als wij te Wotaneshusen komen." «Ik zal u gelooven Sigwin. Wanneer zijn wij daar?" «Als de zon ondergaat, heer! Weder schreed Sigwin voort aan de spits van den troep en werd door de anderen vol vertrouwen be spied. Maar hij bemerkte het niet en praatte met kinderlijke vrijmoedigheid tot Hartmunt. Hij wist ook niet,, dat de oude bevel had hem dadelijk neder te stooten, als hij eenige beweging mocht maken om te ontvluchten. «Waarom hebt ge dat niet dadelijk gezegd, dat gij den man vreest, die aan het hout hangt hoorde Hartmut hem uit. «Ik dacht er niet aan. Niemand van u heeft er mij ook naar gevraagd." «Hoe kan men echter een gekruisigde aanbidden? Iemand die opgehangen is, zou ik niet tot God ne- «Hij werd onschuldig veroordeeld en ter dood gebracht." «Waarom hebben zijn volgelingen hem niet be vrijd? Waren dat dan lafaards?" «Neen, zijn twaalf strijders waren dapper en vooral hun aanvoerder." «Hoe heette de aanvoerder?" «Petrus." «Een wonderlijke naamMaar voor dezen Chris tus heb geen achting, daar hij zijn mannen ver bood er op in te hakken!" «Eerlijk gezegd staat ook mij dat niet aan, ik voer zoo gaarne het zwaard «Hoor eens, Sigwin. Is het waar, dat gij het paardevleesch veracht?" «Zeker, Hartmut!" «Is het paard geen edel dier? Wodan toch, de vader van goden en menschen rijdt er op. Waarom wilt gij er dan niet van eten?" «Omdat de heilige vaders het verbieden." «Uwe goden zijn geen goden. Zij verbieden wat verstandig is en het dwaze bevelen zij, Sigwin." «En toch is God de Almachtige sterker dan Do- nar en Wodan en dan al uwe goden tezamen." Hartmut schudde ongeduldig het hoofd. «Hoe boos gij ook kijkt, het is toch zoo," ver volgde de jongeling met al den ijver van iemand, die overtuigen wil. «Want als Donar en Wodan machtiger waren, zouden zij dan geduld hebben, dat de Christenkoning Widukind overwint? Verdrietig wendde de oude zich af en wachtte op den Hertog. «Nu, Hartmut, wat gelooft gij van hem?" «Dat Loke liem verdèlge! Hij preekt als een hunner priesters!" «Zou hij te vertrouwen zijn?" «Hij spreekt zonder vrees en zijn oog staat hel der." «Blijf dicht bij hem, het begint te schemeren. Zonder te antwoorden, hield de oude de rechter arm in de hoogte en liet het binnenvlak van zijn hand zien, waar men een korten dolk zag blinken, die hij tusschen de vingers hield geklemd. Daarop haastte hij zich oin Fridwin in te halen. Deze liep argeloos en zonder twijfelen door, hij was nu weder op bekend terrein. «Hartmut, ziet gij daarboven die drie hooge den nen! Daarheen gaat ons pad, vandaar zien wij Wotaneshusen in de diepte.', Ondertusschen bewoog er iets in de struiken. Een re? «Halt!" riep Hartmut met een schorre stem. Fridwin tuurde in het struikgewas. «Wat is er?" «Niets," riep Fridwin terug. «Ik denk, dat het een jongen uit het dorp was." «Nog zoo laat?" «Zie hier!" Fridwin wees op een mandje met bessen, dat op den grond lag; de vluchteling had het zeker uit angst laten vallen. «Voorwaarts dan!" Zij stegen al hooger en hoo- ger. Toen zij hij de drie dennen kwamen was het in het bosch geheel donker en van het dorpje in het dal was niets meer te zien. Een oogenblik hielden zij halt om te rusten van den vermoeienden tocht. «Nu hier af!" zeide Fridwin. Zij sloten zich dich ter bij elkander aan en namen den hertog in hun midden. Toen ging het langzaam over den slinge renden hollen weg naar beneden, Fridwin en Hart mut voorop.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1892 | | pagina 1