Weekblad voor LAN GEDIJ K en Omstreken. N°. 36. Zondag 4 December 1892. Ie Jaargang. H A R M 0 N I E." FEUILLETON. EEN ST. MCOLAAS-YERRASSING. NIEUWE Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJ voor Noordsciiarwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden t*0 ct-, franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: ftoor<l£cSiDrw oude. PRIJS I) E R ID VERTESTIËN: Van 15 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. lHKjtfgTItUGKIJLirG ^Is UMX IIOI^AAOSCHEfe1 SPOOKWfi^G. (Greenwich lijd.) Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. R I C II T I N G IIELDE R. GREENWICH TIJD. 6.36* 7.47 11.23 3.06 6.37 9.51 10.59 GREENWICH TIJD. 6.18 7.30* 9.37 12.04f 1.38 3.55 8.16 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* Deze trein rijdt alleen des Donderdags t 8.07 ;ot Schag 11.43 3.26 6.57 10.11 11.19 en. AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38 Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam, f Deze trein rijdt alleen des Donderdags i 7.50* tot Uitgei 9.57 est. 12.24j- 1.58 4.15 8.36 RICHTING A SI S T E R D A M. Zij, die in de bijna ten einde zijnde week het „h Capella Koor" gehoord hebben, zullen met mij zeggen: Wij hebben ons in het land der tonen bevonden. Zóó was het en zoo is 't ons nog; want nog hooren wij dien zang, en wij zullen hem nog lang hooren; zóo over weldigend is de indruk geweest, dien hij op ons maakte. Wij hebben op den laatste der vorige maand in het trotsche kerkgebouw te Alkmaar met volle teugen genoten van de kunst; van de kunst, zooals zij stichten en boeien kan, en de menschelijke ziel, hoe koud bijwijle ook, in gloed kan brengen. Ja, dat hebben die zangers gedaan. Hun kunst is het geweest, die zoo- velen, tot welken rang of stand ook behoo- rende, op dien onvergetelijken Woensdag sa men gebracht, en allen vervuld heeft van het geen waarlijk schoon verdient te heeten. Al len voelden iets; moesten iets gevoelenallen, zonder onderscheid, zijn daardoor opgevoerd naar hooger sfeeren, in aanraking gekomen met de muzen. Dezen hebben ons de hand gereikt, en niemand, die' zijn hand terugge trokken heeft. Wie te voren, het kon zijn, getwijfeld heeft aan het bestaan van harmo nie onder de menschen, die zal er nu niet meer aan twijfelen. Er is harmonie; eene harmonie, die ons zeggen doet: alle menschenkinderen zijn gelijk, voelen zich aan elkander verwant, als de har ten slechts in gloed worden gezet. Er mag ongelijkheid zijn, en er is ongelijkheid in de wereld en het leven; er zijn arme en rijke, geringe en aanzienlijke menschenontwikkelde en onontwikkelde stervelingen, maar waar 't er op aankomt iets te voelen, de harten in verrukking te brengen, daar valt het on derscheid tusschen rijk en arm weg, daar be staat geen on derscheid tusschen menschen en menschendaar zijn menschen altijd menschen wie zij ook zijn 'en hoe zij van elkander ver schillen; daar begrijpt men elkander. Op hetzelfde oogenblik, dat het Capella Koor" ons met zijn schoone kunst in verruk king bracht, waren anderen, jongen en ouden, zwakken en sterken, armen en rijken, ouders en kinderen, bezig met inkoopen te doen, om elkander op het aanstaand St. Nicolaasfeest verrassingen te bereiden. Ook dat doet ons gelooven aan het bestaan van „harmonie." Het is eigenlijk het zelfde, want wat vervult dezer dagen veler hoofd en hart, dit men wil de zijnen eens blij zien, in eene aan gename en opgewekte stemming brengen. En dat kunnen alleen de verrassingen doen, waar van de St. Nicolaasavond het sprekendst ge tuigenis aflegt. Men wil elkander blijmaken. De ouders willen dat de kinderen doen, en de kinderen de ouders, en of die ouders nu rijk of arm, vermogend of onvermogend zijn, daar vraagt St. Nicolaas niet naar. Hij is der rij ken en der armen vriend. Hij bezoekt de pa leizen en de hutten, en strooit overal. Onuit puttelijk in zijn gaven, geeft hij ieder wat hij behoeft en wij zegenen hemdien goeden, trou wen vriend; hij verdient het ten volle. Wat blinkt daar in het oog van die moeder? Het is een traan van blijdschap, omdat zij op Sint Nicolaasavond te weten gekomen is, hoe lief hare kinderen haar hebben. En zoo zijn er zooveel moeders en vaders, die, tot welken stand ook behoorende, zich verheugen over de aanblik dier kleinen; over de heerlijke ont dekking, die zij in de kinderziel op St. Nico laasavond hebben opgedaan: nl. de begeerte, om hunne ouders blij te maken. Anderen blij te willen maken, omdat de liefde, de alles uitvindende liefde ons dat oplegt, daarvan getuigen deze dagen. Laat die kleine kleuter toch voor die winkelruit staan; hij ziet of hij voor eeni- ge centeh zich iets kan aanschaffen om broertje of zusje, of wel om vader en moeder blij te maken. Laat staan daar, die in lompen ge hulde; hij is ook een mensch met een hart, dat hetzelfde voelt als het uwe; het is van St. Nicolaas-gedachten vervuld; mogelijk wil hij zijner kranke gade de lang door haar ge- wenschte versnapering aanbieden. Vertrappen wij de bloem der liefde niet; doen wij het vooral niet, waar die bloem nog een knop is. zooal's zij dat nog is in de kinderzieléén on zachte aanraking kan haar doen sterven; en wat zal er dan van onze kinderen worden, wanneer zij nu reeds gaan cijferen en bereke nen,. zöóals sommige groote menschen dat doen. Men kan. arm, en tegelijkert:ij<Ltoch ook roijaal zijn. Zij de St. Nicolaas-avond dan voor allen zonder onderscheid een avond, waarop de liefde alle menschenharten stemt en in verrukking brengt, opdat allen tevreden zijn en er har monie is op elk plekje in deze wereld; aan elk hoekje van den haard. Want de liefde bezit deze eigenschap, „van niets maakt zij alles, van weinig veel", en waar z ij aan het geven is, krijgt het kleinste geschenk de groot ste waarde, wordt het onbeduidende van de grootste beteekenis. Lief te hebben en daarmede wensch ik te besluiten is eene kunst, waarin men nooit volleerd is. Er zijn kunsten, waarin men zekere vaardigheid kan krijgen; in de kunst der liefde kan men niet vaardig genoeg wezen. Streven wij naar die vaardigheid; en de Sint Nicolaas-avond zal een avond zijn van vrede, blijdschap en geluk; ja van de schoonste harmonie. Z.-S. L. Rinnenland. Ons wordt bericht dat in deze week van het station Nuordscharwuurie, zijn verzonden 75 wagens groenten naar verschillende plaatsen in Dnitschland, België en Nederland. Den 28 dezer werd bij den koltwedstrijd te Kolhorn de prijs behaald door den heer G. Blaauwboer, Kolhorn, en de premiën successie velijk door de heeren J. Bakker, J. Kistemaker, beiden te Winkel, en C. Kaper, te Kolhorn. De serieprijs werd gewonnen door den heer J. Kis temaker, Winkel, doch werd, omdat deze heer premiewinner was, toegewezen aan den heer J. Westerman, Barsingerhorn, die één punt minder had verworven, dan de eigenlijke winner. Op de 21 lijst der Unie-collecte staan ver meld St. Pankras (herv. kerk) f8,50, Sand- poort f 13.25, Winkel met Kolhorn, Nieuwe en Oinle-Niedorp en Verlaat met f 13. In het koninklijk paleis te 's Gravenhage ontstond Maandagavend een nog al hevige schoor steenbrand in het lokaal tot verwarming van het badwater. Het vuur werd spoedig door de brand weer gebluscht. Een Nulandsche boertje vervoegde zich Vrijdag in een der apotheken te 's Bosch. Hij was toch voor zaken in de stad, en nu kwam hij eens even aanloopen om dat „kleerabeest" Zij waren vrienden, sedert lange jaren, en woon den bij dezelfde hospita. Een jaar geleden hadden zij, tezamen langs de ijsbaan zwierende, kennis ge maakt met een paar allerliefste meisjes, twee zusjes, en die kennismaking had tot een formeel engage ment geleid. Gustaaf en Hendrik heetten de jongelieden, die wij aan onze lezers voorstellen. Gustaaf was een vroolijke bruine krullebol, met blozend gelaat en heldere oogen Hendrik was ernstig en zwijgend van aard, blond van haar, bescheiden tot bedeesd toe. Wel waren die twee dus kontrasten. Het eerste engagementsjaar was als omgevlogen. Lente, Zomer en Herfst waren voorbijgegaan, als waren het zoovele maanden in stede van jaargetijden. Reeds schreef men den in December, en wat om streeks dien tijd jaar in jaar uit de gemoederon in beweging brengt, de Sinterklaaspret, maakte ook thans avond aan avond het hoofdonderwerp der gesprekken uit. Reeds waren de vrienden tot de conclusie gekomen, dat het 'tbest was, hun geschen ken gelijk te verzenden, maar de wijze waarop bleef een punt van ernstige overweging. Ook den 4n December zochten beiden hun slaapsteden op, zonder uit een bespreking van twee uren veel ge leerd te hebben, maar {met het vaste voornemen, den volgenden avond een uur vrijaf te vragen en dan den Gordiaanschen knoop door te hakken. Hendrik spande dien 5n December al zijn krach ten in, om zijn werk stipt in orde te maken. Geen haar van zijn hoofd dacht aan de pakjes, eer de kantoordeur dofdreunend achter hem dicht viel, Gustaaf daarentegen had rust noch duur. Midden in zijn werk raakte hij soms plotseling aan het peinzen, beet op zijn penhouder en eerst als daar voor de zooveelste maal een splinter afknapte, keer den zijn gedachten tot de werkelijkheid terug. Maar na twee uur werd het letterlijk verschrikkelijk. Hij sprong op zijn kruk heen en weer, barstte soms heimelijk in'lachen uit, wreef zich dan weer in de handen, keek duizendmaal op zijn horloge, kortom, zijn patroons hadden beter gedaan hem toen, dan tegen vijf uur, voor het verdere van den dag vrijaf te geven. Pas was hij thuis, of daar sprong zijn stok in een hoek, vloog zijn jas over een stoel en huppelde zijn hoed op de tafel. Met een ruk zonder komplimenten stormde hij de kamer van zijn vriend Hendrik bin nen onder den uitroep »Eurkaa, een idee, een prachtig idee Hendrik, die juist was binnengekomen, en vrij dwaze pogingen deed, een zijner verkleumde vin gers door het lusje van zijn jas te boren, ten einde dit kleedingstuk behoorlijk aan een kapstok te han gen, was een weinig onthutst, door dit ongewoon tumult achter hem, maar gevoelde zich toch direct ingepakt door een meeslepende vroolijkheid van zijn opgewonden vriend »Een idéé man, een prachtig idée." »Zoo, en dat ishebt gij er waarlijk iets op ge- von den »Ja, luisterga zitten. Daar breng ik tegen half twee een brief naar de Vondelstraat, loop toevallig een paar Baangrachten langs, en zie hij de suiker fabriek van Spakkelrode en Tett »Spakler en Tetterode," bedoelt gij zeker. »Nu goed, dat kan me, met alle respect, geen lor schelen. Daar stonden me van die flinke, ruwe bamboemanden kanasters waarin men de ruwe suiker verzendt. Zoo'n ding moeten we hebben. Daar onze cadeax in, en dan »Is dut je heele idée?" »Neen man, het mooiste moet nog komen. Een van ons gaat doodleuk in de mand zitten, de ander gaat, als wist hij nergens van, naar de meisjes, neemt de mand in ontvangst, reikt de pakketten, die de onbekende hand hem uit de mand toesteekt over, en brengt ten slotte, als laatste verrassing; zijn vriend voor den dag. Man, man, als ik er aan denk. Wil je wel gelooven. dat oude Willem van middag driemaal vroeg, wat mij scheelde, dat ik zoo aan den lessenaar stootte. Note bene, ik zat te schudden van 't lachen, midden in mijn berekening van achtsten en zestienden." Zoo raasde Gustaaf voort en zoozeer wist hij zijn vriend op te winden, dat het maar weinig scheelde, of zij hadden samen een rondedans om de tafel on dernomen, op gevaar af, dat de zeer soliede, maar hoogst eenvoudige staande lamp, bij welke -Hendrik gewoon was 's avonds te werken, wars van derge lijke onbetamelijkheden, onderstboven tuimelde. »Wie zal in de mand riep Hendrik opeens uit. »Nu, laat mij dat maar opknappen," was 't ant woord van Gustaaf. »Neen, neen, zoo waarlijk niet, dat kan ik evengoed doen. Ha, ha, wat zal Lena opkijken als ik daar zoo leukweg uit de mand kom kruipen. Jongens, jongens, 't idée is kostelijk." >iJa, ja, maar ik heb ook wel zooveel zin den He- leen, als den Trojaan te spelen." »Nu goed, wij raden of loten er om.« »Even of oneven?" »Even 1" »Een, twee, zes, zeven. Mis man, 't is oneven. Hendrik gaat in de mand en jij zult hem in ontvangst nemen." »Bravo, misschien is 't zoo ook het beste. Maar kom, nu niet gedraald. Halt zeven, 't wordt tijd, dat wij voortmaken. Zoek jij allerlei papier, stroo enz. bij elkaar. Ik zal intusschen voor een kanaster zorgen." Weldra was alles druk in de weer. Hendrik, Gus-- taaf, de hospita, haar zoontie, ieder hielp. Driemaal kreeg poes een gevoeligen trap op de staart, eer zij zich met dit bijna geheel ontredderde lichaamsdeel in een hoek terugtrok. Daar klonk de bel en weldra stond een flinke, stevige kanaster tegen de gang muur te leunen, in afwachting van de dingen, die komen zouden,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1892 | | pagina 1