1893.
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
BERICHT.
Men sla' dit niet over!
N°. 39.
Zondag 25 December 1892.
Ie Jaargang.
J. II. KEIZER.
Nieuwjaarswenschen,
„Vrede op Aarde!"
FEUILLETON.
HOE IK AAN MIJN VROUW KWAM.
NIEUWE
"51
mm,
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONJiEMENTSPItIJ
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscuarwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO ct.? franco p. post 0O et.
UITGEVER:
BUREEL:
Noordscharwoude.
PRIJS DER ADV Ell 'f E N TIN
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 et.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
IMESKTlt KOKLING OS® DEK HOLLANDSCHEN §POURWE«. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude.
RICHTING HELDER.
Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Sclxagen.
RICHTING AMSTERDAM.
GREENWICH TIJD.
6.36*'
7.47
11.23
3.06
6.37
9.51
10.59
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AHSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.07
11.43
3.26 6.57
10.11
11.19
AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38
7.50*
9.57
12.24-f-
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Zij, die zicli met 1 Janu
ari op dit blad abonneeren,
ontvangen de tot dien da
tum verschijnende nummers
GRATIS.
In ons volgend nummerdat
op 1 Januari verschijntzullen
gebracht aan FamilieVrien
den en Begunstigersworden
geplaatst voor 25 cent.
J. H. KEIZER,
UITGEVER.
sO KerdtnaclI, ~"FCuöönSr^dan de dagen
heeft eens een dichter gezongen^vmi wie, die
maar eenigszins weet wat Kerstvreugdes, stemt
met dien zang niet in Het Kerstfeest, is
zoo schoon; schoon, omdat het tot ons komt met ^schappij, op bijna elk levensgebied. Daarom
de heerlijke profetie „Vrede op Aarde
„Vrede op Aarde Ziet daar den inhoud van
den droom der menschheid in dagen van strijd
en verdrukking op elk levensgebied; aan dien
droom wil Kerstmis ons herinneren en wie onzer
zou daarvoor geen gevoel hebben
Kerstfeest doet ons denken aan dat oude volk
met zijne heerlijke profetiën, verkondigd door
de edelsten en grootsten dezer aarde, en boven
alles aan hem, die door zijn persoon en leven de
menschheid heeft leeren gelooven aan de zege
praal van alles, wat groot en goed is. In hem
zijn alle heerlijke droombeelden samengevat, ja,
eigentlijk tot hun recht gekomen. Hij heeft der
wereld zijn vredegroet gebracht toen hij onder de
men8chen rondwandelde, en van het leven af
scheid genomen met een „mijnen vrede geef
ik u."
Inderdaad hij heeft vrede gesticht, die vrede
vorst, daarvan getuigt de heerlijke poëzie, waar
mede de Christenheid zijne geboorte heeft willen
verheerlijken. En al is er in die oude oorkonde
geen geschiedenis te vinden, wie, die maar
eenigszins weet wat de groote menschenzoon
voor de wereld nu al meer dan achttien eeuwen
geweest is, stemt niet van harte in met dat oude
lied, waarin het o. a. heet „Vrede op Aarde
„Vrede op aarde!" Dat verkondigde ons altijd op
den Kerstmorgen het vriendelijk klokgelui, eene
herhaling als het ware van het oude „ik ver
kondig u groote blijdschap, die al den volke
wezen zal." Daarom zij het Kerstfeest voor u en
voor mij een feest van verheffing en opbeuring
te midden van zooveel, dat ons in plaats van aan
vrede, aan strijd en verdeeldheid doet denken.
Aan strijd en verdeeldheid in huis en maat-
vrede te brengen in de huiskamer, ook in dien
kring, waar ons een taak op de schouderen is
gelegd en aan de vervulling waarvan wij hebben
te arbeiden met onverdroten ijver.
Zeker, wij stemmen toe, dat er nog altijd veel
twist en tweedracht in de wereld is. Ik denk
aan huiskamers, binnen welker muren vader en
moeder twisten, de kinderen elkander niet ver
staan, waar men gescheiden leeft. Ik denk aan
de droeve werkelijkheid, die ons in de maat
schappij omgeeft en ons menigmaal doet zeggen:
waar moet dat heen Ik denk aan de sociale
nooden en behoeften, aan de treurige vorderin
gen geen vorderingen op het gebied der
zedelijkheid, aan zooveel, wat onzen tijd een
ernstig karakter geeft en ons bijna doet twijfelen
aan de komst van het rijk des vredes.
hèt Kerstfeest een feest, dat ons aanspoort om
Haar en och, dat we het
zoolang jaar in jaar uit het Kerstfeest wordt
gevierd en ons komt herinneren aan den vredo-
droom der wereld, dan mag er niet gewanhoopt
worden aan de vervulling van dien droom, dan
is het onze plicht licht te brengen in de duister
nis, die ons omringt, onze plicht onze kinderen
lief te hebben, engelen voor elkander te worden
in liefde, in zachtheid, in geduld. Zeggen wij
niet dat zulks onmogelijk is. Kerstfeest toch zegt
onshet is mogelijk, omdat het ons hét -beeld
voor den geest roept van dien grooten idealist,
aan wien de wereld zooveel heeft gehad, dat het
niet onder woorden te brengen is.
Bovendien, als wij spreken van de droeve
werkelijkheid die ons omringt, dan spreken wij
slechts van dien kleinen kring, waarin wij leven,
en dat is alzoo een klein plekje van de grooten
wijde wereld. Er zijn nog wel en het zijn er
waarlijk niet weinige gezinnen, waar liefde en
vrede heerschappij voeren, waar moeders toon
beelden van zachtheid zijn, der kinderen schuts
engelen. Er is o zooveel goeds te bespeuren in
de maatschappij. Dat komt op het Kerstfeest aan
het licht. Ik heb slechts te denken aan de ge
zelligheid, die op die dagen wordt gekweekt in
de huiskamers, aan de weldadigheid, die onge-
lukkigen en verongelukten bewezen wordt. En
dat is niet onbeduidend, dat doet ons zeggen
Er komt vrede.
„Vrede op Aarde." Zij het Kerstfeest, een
feest van licht in de duisternis, wekke dat licht
in de menschenzielen een straal van hoop en
zoo wij ons zwak en klein gevoelen, niet in staat
om vrede te brengen, denken wij dan aan hem,
die zoo sterk is geweest, omdat hij die schatten
in zich omdroeg, waardoor hij geloofde aan do
verwezenlijking van alles, wat groot en goed was.
Bidden wij om die schatten het zijn de beste,
waarnaar een menschenziel verlangen kan.
Z.-S. L.
Het BESTUUR van 't Departement
Oud-Karspel der „Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen" maakt bekend:
lo. Dat de onlangs aangekondigde tentoon
stelling van voorwerpen van
Huisvlijt, in de laatste lielft van
A pril 1893 zal g-eh.ouden wor
den.
2o. Dat de tentoonstelling zal omvatten de
volgende drie hoofdafdeelingen
a. Inzendingen door bewoners van Lange-
dijk;
b. Inzendingen door personen buiten Lange-
djjk.
c. Inzendingen ter opluistering.
3o. Dat de voorwerpen van de afdeelingen a.
en b. door de inzenders eigenhandig moeten
vervaardigd zijn.
(NAAR ERNEST).
Toen ik, nadat het stuk was afgespeeld, aan-
stalte maakte om te vertrekken, legde de lieer zijn
hand zacht op den arm.
»Lieve zoon," sprak hij, »ik wil u alles vergeven,
zoo gij slechts toegeeft, dat gij onrecht had, uwen
vader zulk een poets te bakken. Gij hebt, zoo
kort voor uw staatsexamen, ons en uw studie niet
in den steek te willen laten Nu echter, nu gij
zoo dicht bij uw ouderlijk huis zijt, laat ik u niet
los, zonder dat gij uwe moeder hebt gezien.
Ik ga met den laatsten trein naar huis, en gij
zult mij vergezellen.
«Maar, mijn waarde heer, riep ik vertwijflend, ik
weet waarlijk niet. wat ik daarop moet antwoorden.
Ik zie, dat gij 't waarlijk ernstig meent, maar ik
houd vol, dat ik uw zoon niet benik ken hem
zelfs niet."
»Hij glimlachte en sprak»Eehter in dit geval
gaat gij toch mee
»Als het tot uwe zielsrust noodig isKom aan
dan, maar dan moet ik mij eerst verontschuldigen
bij mijn vriend, dat ik eenige uren van hem heenga."
antwoordde ik, «doch waarheen gaan wij
«Waarheen lachte het oudje. Naar Niederlösz-
nisz, natuurlijk, gij weet wel, dat wij daar op onze
buitenplaats vertoeven, schoon wij van plan zijn
binnenkort naar een zeebadplaats te reizen."
Nadat mijn vriend mijn verontschuldiging had
aangehoord, sprak hij goedmoedig: »0, om mij be
hoeft gij u niet te bekommeren, geef mij slechts
den sleutel uwer kamer,dan zal ik daar uw terug
komst afwachten 1" En heel fluisterend voegde hij
mij nog toe »Wie weet, vriendje, of ge niet heden
nog den zilveren lepel vindt; ga nu mede en pro
beer uw geluk
Ik gaf hem den sleutel morrend over en wij ver
lieten samen den schouwburg. Mijn nieuwe oude
vader nam mij onder den arm en trad met mij
naar den koets, die hem opwachtte en ons naar
het station voerde. De trein snelde de duisternis in
en na een korten tijd kwamen wij aan het doel
onzer bestemming. Daar stond wederom een wagen
gereed, waarin ik mijne kennis volgde.
Ik, een wildvreemde, reed nu naar God weet
welk huis, om daar als lid der familie door te gaan.
Wat zou daarvan terecht moeten komen, dacht ik.
Uit medelijden met den ouden heer, wiens oogen
vochtig werden van tranen, was ik hem gevolgd
en nu zag ik pas in, dat ik mij waarschijnlijk als
een gek moest gedragen. Ik had geen enkel middel
meer om in denzelfden nacht terug te keeren. Bo
vendien had ik geen kleeren bij mij, om fatsoen
lijk voor den dag te kunnen komen, zelfs niet eens
een schoon halsboord.
Deze overdenkingen waren geenszins verblijdend,
maar het hielp niet meer, ze mijn wonderlijken
vriend meè te deelen. Ik moet overigens bekennen,
dat ik in niet geringe spanning verkeerde door
de verdere ontwikkeling van dat kleine blijspel.
Eindelijk hield de koets stil.
«Daar zijn wij er 1" riep de oude, terwijl hij
wilde uitstappen. «Vergeef mijzei ik, hem terug
houdende, u zult mij zeer verplichten, wanneer u
mij nu tenminste uwen naam noemt. Het ie mij
leed. dezen niet te kennen
Hij lachte luide en riep «Laat toch dien onzin,
waarde Gij weet dien welEn de denr openend
steeg hij de koets uit. Ik volgde hem.
«Goeden avond, jongeheermeesmuilde een oude
bediende. «Wij dachten, dat gij nog steeds in Ber
lijn waart, ver weg over de bergen."
«Is mijn vrouw nog bij de hand, Johan vraag
de mijn nieuwe vader.
«Ja wel mijnheer, en juffrouw Ida ookheiden
wilden op u wachten
Ik volgde den heer en den voor ons gaanden
bediende een breede, met zachte tapijten gedekte,
trap op. De knecht opende een vleugeldeur, en ik
zag voor mij een prachtig ingerichte kamer, en twee
dames, een oude en een jonge, kwamen ons met
uitgebreide armen tegemoet.
«Hier is een onverwachte gast voor u, mama 1
riep mijn geleider jubelend.
«Maar Eduard, mijn lieve zoon,» riep de oude
dame, terwijl zij hare armen om mijnen hals sloeg,
en mij hartelijk kuste, «waarom zijt gij toch zoo
plotseling van ons heengegaan
«Laat voor mij ook nog een stuk jen over mama,
riep de jonge dame, waarop ook zij mij met warmte
aan haar hart drukte.
Maar, toen zij mij door dezen kus beter had
leeren kennen, toonde zij zich getroffen, zij keek
mij scherp aan, doch zeide niets. Ik gevoelde mij,
als ware ik een verrader, een bedrieger.
Ik zeilde toch, schoon geheel tegen mijn zin, in
dit huis onder een vreemde vlag, ontving welkomst
groeten en kussen, die zeker niet voor mij bestemd
waren. Intusschen, ik Was zoodanig verward, dat ik
zelts niet raden kon, wat wel die handelingen moes
ten beduiden.
Tot hare eer zij 't echter gezegd, dat Ida's lip
pen de zoetste waren, die ik ooit aangeroerd had
en ik kon haast de verzoeking niet weerstaan, haar
kus voor kus terug te geven. Misschien wel, omdat
ik zulks juist niet deed, kwam zij tot de gedachte,
dat er iets bijzonders gaande was.
Allen omringden mij en bestormden mij met
vragen en vriendelijke woorden, doch ik gevoelde,
dat ik zoo iets niet langer meer verdragen moest.
«Mijn waarde heer!« riep ik ongeduldig, gij hebt
mij in een zeer valsche stelling gebracht. Wat kan
ik toch doen, om u te overtuigen, dat ik u waar
lijk geheel vreemd ben?>£
Ida verschoot telkens van kleur, nu eens werd
ze rood, dan weder wit. De oudere dame keek nu
eens naar mij, dan weer naar de anderen om een
verklaring mijner woorden te hooren.
«Is het niet belachelijk zeide de oude heer.
«Ik heb hem reeds met geweld hierheen moeten