Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 1 Januari 1893. Het nieuwe reddingtoestel ten nutte van schipbreukelingen. Een zeer vernuftig uitgedacht en daarbij nuttig werktuig tot redding van menschenle- vens bij schipbreuken op de kusten werd de zer dagen gereed gemaakt en door den Minister van Marine met belangstelling in oogenschouw genomen; terwijl het thans, op veler verlan gen, ter bezichtiging is gesteld in de zaal van het hotel „Zeerust" te Scheveningen. Het is de z.g. Sea-Messenger Lefèbre op ver- groote schaal en verbonden aan een drijvende lijn, ter lengte van 2 a 3000 meter, welke lijn zich op een harspel bevindt onder de me talen drijvers van den Sea Messenger en als deze aan de zee is prijs gegeven, geschiedt de afwinding dier lijn in snelle vaart, steeds in de richting tot de kust, terwijl op hetzelfde moment, dat de Sea Messenger in zee zal ge worpen zijn, een sterk lichtend zeevuur Hol mes ontstoken wordt door het zeewater zelf, waardoor de bevolking, op de kust ter redding aanwezig, het apparaat reeds van het eerste oogenblik van uitwerping af kan zien komen aandrijven en het punt van aankomst der lijn op het strand flink kenbaar zijn. Gelijktijdig met de hulplijn (in drijvende toestand) arriveert op het strand een hermetisch uitsluitende me talen brievenbus, inhoudende, in korte woor den, toestand enz. Ten slotte zij nog opge merkt, dat schrijfgereedschap, perkamentbla den, enz. in deze brievenbus voorhanden zijn. Het brengen van hulpmiddelen tot redding, van de wal of van het strand uitgaande, zal altoos met onoverkomelijke bezwaren te kam pen hebben, men denke hierbij slechts aan de ramp, het vaartuig de „Angot" op 20 Nov. 1888 voor het strand van Scheveningen over komen. Yan dit vaartuig, immers met een N.N.W. storm nog geen 400 meter uit den wal op het strand ten Noorden van het Kur- haus geworpen, moest men de acht opvaren den, onder het aanhooren van hun angstge schreeuw, zien omkomennoch reddingboot, noch vuurpijltoestel vermocht toen om van het strand af eenige hulp te bieden. Maandagmiddag is de zestienjarige T., die zich op schaatsen van Gouda naar Bodegraven begaf, dicht bij Reeuwijk in een wak gereden, dat den vorigen avond nog open lag. Daar hij terstond onder het ijs schoot, kon hij, ofschoon tal van menschen al het mogelijke deden, niet spoedig genoeg gered worden. Toen men er ein delijk in geslaagd was den knaap op het droge te brengen, was het leven reeds geweken. Signalement van een Keizer. In het jaar 1848 werd door de regeering .der Fransche Republiek een bevel uitgevaardigd tot aanhouding van den lateren keizer Napoleon III. Alle hoofden van politie ontvingen een derge- lijken brief, welke woordelijk luidde „Vrijheid, gelijkheid? broederschap. Burger commissarisIk heb de eer u het signalement toe te zenden van Karei Lodewijk Napoleon Bonaparte. Wees zoo goed het aan alle onder u dienende beambten mede te deelen, met be vel tot arrestatie van dezen persoon. Groet en broederschap. „Signalement van Karei Louis Napoleon Bo naparte Geboren te Parijs, 40 jaar oud, groot 1 meter 66 centimeter, haar en wenkbrauwen donkerbruin, laag voorhoofd, oogen grijs en klein, neus groot, mond gewoon, baard bruin, kin spits gezicht eirond, bleeke kleur, bijzondere kentee- kenen hoofd diep liggende tusschen de schou ders, ronde rug, dikke lippen. Eenige grijze haren." Enkele maanden later was diezelfde Napoleon president der Fransche Republiek en vier jaren daarna wist hij zich meester te maken van de keizerskroon. Een 73-jarig grijsaard en voormalig burgemeester voor bet gerecht Acht en veertig jaar had hij zich in de ach ting der 's-Gravelanders en Ankeveeners, zijne gemeentenaren, mogen verheugen, toen dezen op eens hun burgervader als een dief naar de gevan genis zagen brengen Wat hij dan misdreven had Twintig jaren lang had hij zich de rente van het fonds tot droogmaking van den Ankeveen- schen polder, tot een gezamenlijk bedrag van f30,000, toegeëigend. De grijsaard gaf op, dat hij met zijn inkomen van f1500, waarvoor hij een gezin van zes kinderen moest onderhouden en welke hij eene voor zijn stand passende op voeding wilde geven, lang niet rond kon, te meer, daar twee zijner kinderen sukkelende waren. De .verduistering ging gemakkelijk; want er was geen controle en 't kapitaal was nog in geen 50 jaar toereikend, om het voor de inpoldering te gebruiken. Het O. M. was evenwel van oordeel, dat de man zijn kinderen liever boerenarbeiders had moeten laten worden want wat' beteekent een „passende" opvoeding, wanneer die verkregen moet worden van gestolen geld Echter wilde 't O. M. dezen grijsaard, die al zwaar genoeg is gestraft, niet te hard behande len. Eisch een jaar gevangenisstraf. De verdediger verzocht een medelijdend oor deel, opdat deze man niet zal sterven, voordat hij 't vrije licht zal hebben teruggezien. Uit Sappemeer wordt geschreven aan de „N. R. Ct." Evenals in omliggende gemeenten is ook te Sappemeer de staat van beleg afgekondigd. Het hoofd der gemeente, dat daartoe al voor eenige weken het initiatief had behooren te nemen, werd Vrijdagavond telegraphisch gelast eene publicatie in dien zin uit te vaardigen, en zoo viel de twijfelachtige onderscheiding ons eerst Zaterdag ten, deel. Intusschen valt op volmaakte rust nog niet te bogen. Wel is waar heeft ook Sappemeer te genwoordig eene vrij groote politiemacht, die nog versterkt kan worden door een peloton infanterie uit Groningen, hetwelk iederen dag tot des avonds elf uur, telegraphisch te onbieden is, maar de vensterruitten moeten het hier en daar nogal eens ontgelden en men kan ook des avonds zich niet zonder gevaar op straat begeven. Het behoort niet tot de zeldzaamheden dat men dan verschrikt wordt door het afvuren, in zijne onmiddellijke nabij beid, van een revolver, waarmede ieder soci alist is gewapend, of zoo onzacht met een ander in aanraking komt dat men van de been raakt. Dit ondervond dezer dagen o. a. eene bejaarde dame, die 's avonds om zes uur op deze wijze zoo geducht met de straatsteenen kennis maakte, dat het opstaan haar onmogelijk was. Ook op de Room3ch-katholieke geestelijken alhier schij nen de' socialisten het gemunt te hebben. Be halve dat men kapelaan op klaarlichten dag nies ongemoeid kan laten, ontving de pastoor een brief, waarin niets meer en ook niets minder werd aangekondigd dan dat men de kerk voor Nieuwjaarsdag in de lucht zou laten vliegen. Sedert wordt het gebouw streng bewaakt en staat het nog stevig op zijne grondvesten, misschien wel wachtende op den mechanicus, die in het laten springen van dynamietbommen, volgeus R. v. A., zulk een groot meester schijnt tewezen. Travailleur gaat ijverig voort met hier en elders zijne gevoelens te vertolken. De man vindt overal een groot en dankbaar gehoor, en gedachtig aan het spreekwoord: „doe naar mijne woorden, maar niet naar mijne daden," schuwt hij persoonlijk iedere samenscholing en baant getrouw door de velden zich een weg naar zijne woning. Waar de zaken zoo staan, kan men geen geloof hech ten §,an de meening dat de regeering zwanger gaat van het plan om de maréchaussee elders te vestigen. De beide maréchaussees die hier tijdelijk gestationeerd waren zijn ons ontnomen, en men mompelt wel dat er eene brigade van dat wapen zal komen te Hoogezand, maar een feit is het dat Sappemeer daarop de meeste aan spraak heeft. Immers Sappemeer is het broeinest, de baker mat van het socialisme. Van uit:Sappeineer wordt de geheele provincie Groningen bewerkt. Daar (te Kleinemeer) in het midden van Sappemeer, staat de volksbierhalle, daar verschijnt het socia listisch weekblad: „De Arbeider," onder redactie van Travailleur, die ook te Sappemeer woont, daar worden iederen avond bijeenkomsten ge houden. (Zondag tooneelvoorsrellingMaandag schermen; Dinsdag schietoefening; Woensdag oefening in het boksen Donderdag spreekbeurt; Vrijdag gymnastiek, terwijl des Zaterdags een deskundige overkomt om te onderrichten hóe men een ruiter uit den sadel kan wippen En te Hoogezand Niets van dat alles. Daarom zou het inderdaad van veel inzicht getuigen, indien men kon besluiten te Sappemeer eene brigade maréchaussée te vestigen opdat de rust na het vertrek der huzaren in die anders zoo welvarende gemeente verzekerd zij. De roeping van den Onderwijzer in „den goeden onden tijd." In een „Instructie voor den Schoolmeester te Sassenheim" (uit het tijdperk der Holland- sche graven) lezen we.: „1°. De Schoolmr. sal generalycken goede acht nemen endé"'sorge dragen om de kinde ren stichtelijken onderwijsen soo in 't Lesen als schrijven tot welcken eynde hij niet sal vermogen sonder consent van den E. Schout of te Kerkmrs. hem selven Apsenteren ende alle veerthien dagen eenen dagh oorlof ende niet meer ofte te ware met consent van Kerkmrs. 2°. Sal mede volgen in de Kerkendienst het advys van den E. predicant, soo in 't voor- lesen als voorsingen, oock wel letten op het stellen van 't uurwerk ende alle dage luijen ten elff ueren naar ouder gewoonte. 3°. Waer voor den Schoolmr. sal genieten uit handen van de Kerkmrs. jaerlijcx voor tractement de somma van ende dat alle vierendeel Jaers den gerechte vierdepaert ende noch daerenboven vrij huis huijr ende alles vrij soo van onderhoudinghe van taffelenban- cken int school als oock mede bequame onder- houdinge int woonhuys voor hem ende syne gantsche familie. 7°. De SchoolMr. sal mede vermoghen kost- kinderen te houden mits dese conditie dat de inwoonde kinderen daerdoor niet en worden verachtert ofte verscoven. 8°. De SchoolMr. sal mede de kerek schoon ende reijn houden, soo van Ragen, vagen, witte en schrobbe Als oock mede het pat van de kerek en om het kerekhoff schoon ende Reijn houden, ende wanneer daer een doot- lijck beghraven wort met het Armen beurs- ken omgaen, opt graf ende wel letten datter geen onbequaemheit ofte ongheregheltheyt om en gaet int graelfmaken Waer voor de School- Meester sal genieten boven syn ordinaris trac tement Jaerlijcx de somma van ende noch daer en boven het weijen van het Kerck- hof ende de proffijten van Vlucht op te too- ren. 10°. Saloock mede belest worden datter niemand eenige School of te maniere van Schooien houden binnen dese onse heerlyck- heyt, het sy in 't openbaer of te heymelyck Vrouwe persoons ofte mans alles opte boete van ten proffyte van den Schout." In een reglement voor Schoolmeesters uit 't jaar 1770 lezen we nog het volgende: Art. 13. Eens in de week namentlik des Woensdags namiddags zal de meester de kleijne kinderen, die wat lezen kunnen, de kleijne vraagkens uijt het kleijn vraagboeksken, ge- naamt de weg der zaligheiddoen van buijten leeren en opzeggen, en die verder zijn geko men in 't leezen en leeren schrijven, zullen zij de gevoegde schriftuerplaatsen en verdere vragen dienende tot verclaring doen leeren ende dezelve haar door eenvoudige ondervra ging doen verstaan. Art. 11. De schoolmeesters zullen hare mindere discipelen moeten leeren het Gebed des Heeren, de Twaalf Artikelen des Geloofs en de Tien Geboden; de meerdere discipelen de Gebeden vóór en na den etenhet Morgen en Avondgebeden zullen haar daarvan op den voornoemden Woensdag namiddag rekenschap afvorderen en zijn christelijke onderwijzing eyndigende met het zingen van een psalm, zullen dan de kinderen ten drij ueren uijt de school gedemiteert worden. Art 15. De meester moet gestadig de kin deren aanmanen om naarstig den Publieque Godsdienst bij te woonen, en zal des Maan dags inquireren of dezelve iets hebben ont houden en zoo iemand in die gevallen zig on-: stigtelijk hadde aangesteld, zal daarover naar merite eene kastijding moeten geschieden, zoo wel of zulks in het school begaan ware. Art. 16. Den meester zal de kinderen moe ten aanmanen zig alzints ordentelik te gedra gen, zoo in als buijten het school, zoo in het na school komen als in 't na huijs gaan, son der zig te misgripen in het misbruijken van des Heeren alderheijligsten Naam, en vloeken, sweeren, lasteren, ontugtig spreken, dobbelen, kaartspelen, of dergelijkedat ze malkanderen ook niet slaan, bijnamen geven, hunne of hunne ouderen of vrinden fouten niet verwijten, met bedreijging dat, wanneer het tot zijne kennis mogte komen, dat zij buijten schooltijd aan zulke of dergelijke ongeregeltheden zig hadden schuldig gemaakt, hij haar na bevind van za ken zal corrigeren, hetzij met te laten school blijven, of des noods met kastijdinge. Heerenveensche Grt. (V. A.) Buitenland. De kapitein en de stuurman van het fran sche schip Constantindat handel drijft op de Hebriden-eilanden, zijn door de bemanning, die geheel uit inboorlingen bestond, vermoord en op gegeten. Vier der matrozen, die de ongelukki- gen wilden verdedigen, werden omgebracht door hunne kameraden, die daarop het schip plunder den en het lieten drijven. De fransche bond voor vrouwenstemrecht heeft aan Sarah Bernhardt het candidaatschap aangeboden voor de Kamerverkiezingen in 1893. Bij de treurspelen die tegenwoox-dig in het paleis Bourbon vertoond worden, zou de groote tragé dienne stellig in haar element zijn. Jay Gould, de pas gestorven amerikaansche rijkaard, liet zich overal vergezellen door zijn dokter, die 50.000 gulden 'sjaars inkomen van hem had, en een ouden zeerob, die zijn jacht kommandeerde. Vroeg men hem, waarom hij deze twee per sonen altijd bij zich had, dan antwoordde hij „de een zorgt, dat ik niet onder den grond en de ander dat ik niet onder water raak. Een ambtenaar van den burgerlijken stand moest op zij n register een kind inschrij ven, het welk men bij de geboorte vergeten had aan te geven, en dat reeds drie jaren oud was. De man vond daar evenwel geen bezwaar in en schreef „Geboren den 8 April 1850, een kind van 3 jaren, zoon van, enz." Dezelfde kreeg eens eene aangifte van over lijden, terwijl een paar dagen later bleek, dat de daarin genoemde persoon slechts schijndood was. Om die reden meende hij dit te moeten verhelpen, door bijvoeging van een paar woor den, waardoor er in het register kwam te staan Bij vergissing gestorven. De Kampioen geeft eenige cijfers, die een denkbeeld geven van den omvang van het wiel- rijden in andere landen. Van Januari tot Augus tus werd in Duitschland voor een waarde van f3,220,000 aan rijwielen ingevoerd. Kopenhage telt 20,000 wielrijders op een be volking van 400,000 menschen. De Belgische Bond omvat 40 vereenigingen van wielrijders. Te New-York wordt door ongeveer 500 dames het wielrijden-beoefend. weken bij eene kostschoolvriendin had doorgebracht. Haar ouders raadden mij, een doorgaande kaart tot onze stad te nemen daar het echter zulk prachtig herfstweer was, wilde ik niet verzuimen, hier in Heidelberg de oude slotru'ine te gaan be zien,'en daarom één trein over te blijven. Grietje dat is mijne vriendin wilde mij het liefst begeleiden; maar haar vader stond 't haar niet toe, daar zij zoo erg verkouden was. Dat speet ons beiden erg, zooals u wel begrijpen zult, want ik vond het zoo'n prettig vooruitzicht, met haar samen te zijn en door de ruïne te dwalen, waarvan ik vroe ger zoo vaak had hooren spreken." »Maar vreesdet gij dan niet," vroeg de oude dame, »dat uitstapje alleen te wagen, geheel alleen?" »Het mag u wel wat avontuurlijk schijnen," ant woordde Geertruida; »maar ik lieb nu eenmaal lust in alles, wat er een beetje gevaarlijk uitziet. Grietje is geheel andersen ik geloofzij zou mij, als 't er op aan kwam, in den steek laten. Zij was reeds een keer op het slot geweest, en nu had er mij van donkere hoeken verteld en van plaatsen, waar men zoo duizelig kon worden. Maar dat was juist iets, dat mij aanstond. Zoo geheel vreemd in den stad, bij ieder onbekend dat had ik mij zoo pleizierig voorgesteld. En dan moeder ziel alleen in zoo'n oude burgtruïneGrietjes vader meende, het was wel wat gewaagd; als ik mij ech ter bang maakte, wilde hij wel met mij meegaan. Nu hield ik wel veel van Grietjes vader, maar ik wilde mij moed toonen, en ik dacht ookals het dan toch niet met Grietje kan, dan maar alleen." De jonge man, dien het gesnap der lieve juffrouw met klimmende belangstelling had aangehoord, lachte om de onschuldige naiviteit, die het verhaal der kleine vertelster ademde. Geertruida, die geheel naar de oude dame gekeerd zat, bemerkte dat niet en vervolgde «Maar toen ik hier aan het station aankwam en het gedrang van al de menschen aanzag, werd ik op eens zoo bangEn als ik mij niet geschaamd had voor den conducteur en medereizigers ik was waarlijk op het perron omgekeerd en terstond verder gereisd. Daar viel mij een groot bord in 't oog, waarop met groote letters stond»Men wordt gewaarschuwd voor zakkenrollers." Grietje had mij juist den vorigen dag een geschiedenis verteld, dat de dieven den luidjes, als er een groot gedrang is, zelfs de ringen van den vinger trekken, zonder dat men 't merkt. Dat kwam mij juist weder in de ge dachten, toen ik in de restauratie iets gebruikte en de menschen zich opdrongen, en toen ik mijnen trouwring« »Hoe u is bruid viel haar de oude dame in de rede. »Ja, zekermaar pas zes weken zeide Geer truida. »Ik stak alzoo mijnen trouwring in mijn geldbeursje, want hij was werkelijk mooi en had wellicht spoedig den een of anderen dief de oogen uitgestoken, Nu, daar ik mijn schat goed verzekerd had, keerde ook mijn moed terug. En toen ik de zonnige beukenlaan langs naar het slot opging, toen kwam de oude lust tot het avontuurlijke weder in mij op, en ik dachtzoo mooi heb ik 't nog nooit gehad. Het ging ook alles goed en ik werd zelfs ten laatste zoo overmoedig, dat ik bijna gewenscht had, dat er werkelijk met mij iets avontuurlijks voor viel niet te erg, bijv. zoo een man met een echt groote duistere donkere oogen slets zooals onze reisgenoot?" viel de goedhartige oude vroolijk lachend in. Geertruida, die met kinderlijke levendigheid zieh zoozeer jn vervoering gebracht had, dat zij het bij zijn van den jongen man vergat, zag naar hem op en bloosde verlegen. »Wat zult u van mij denken zeide zij na eene kleine pauze. »Als ik een kleinen wederdienst van u verzoe ken mag,« antwooi'dde de jonge man, »dan is het dezedat u zoo vrijmoedig als tot nog toe met uwe vertelling doorgaat, en doet, alsof ik geheel afwezig ben. U kunt niet gelooven, hoe het verhaal mij boeit." Ik ben ook zoo met een aan het einde, voer Geer truida voort. »Ja waarlijk, de menschen die ik ontmoette, za gen er alle zoo welopgevoed uit, dat het mij alles zeer prozaisch toescheen, uitgezonderd het verge zicht over rivier en dal, dat ik op menige plaats, die ik besteeg, met groote bewondering gadesloeg. Geen enkel mensch bekommerde zich om mij, en alleen, toen ik in den eenen hoektoren stond en in de verte uitkeek, kwam een zeer net gekleed jong- mensch tot mij en vroeg, of ik hier bekend was. En toen ik daarop met neen antwoordde, werd hij mijn Cicerone en toonde mij de verste punten aan den horizont en bood mij aan, door den grooten veldkijker te zien, dien ik met beide handen moest vasthouden. Het was waarlijk ook verrukkelijk schoon, dat vergezicht. De verste hoogten, zag ik zoo duidelijk en helder, dat ik haast zou meenen, ze met de handen te kunnen grijpen. »Juist, en u bemerkte niet,« viel de jonge man haar in de rede, »terwijl u zoo door dat vergezicht in verrukking gebracht werd, dat de handen van uwen geleider intusschen ook niet stil waren want ongetwijfeld was hij het, wien u het verlies van uw geld en uwen ring te wijten heeft.« »U heeft zeker gelijk,zeide Geertruida, »hoe was het ook anders mogelijk Dat dieven er zoo netjes en fatsoenlijk uit konden zien, geloofde ik trouwens ook niet, anders had ik hem niet ver trouwd. Het viel mij echter op, dat hij, toen ik den verrekijker weerom gaf, zich zoo plotseling veront schuldigde en zoo ras om den hoek van den toren verdween - toch dacht ikhet is toch wel aardig van hem en ik was het toeval dankbaar, dat het mij een zoo hoffelijken cavalier beschikt had. Wordt 'vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 2