1 1 Weekblad voor LANGER!.IK en Omstreken. N°. 2. Zondag 8 Januari 1893. 2e Jaargang. Een. blik ia I© toekomst. Plaatselijk Nieuws. FEUILLETON. De verloren trouwring. NIEUWE Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoüde, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden SO ct., franco p. post 0O ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: Noordscharwoüde. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 15 regels 30 ct., elke regel meer S Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte ct. berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. MËNSTllËGKLIiVC} OP S>EN HOLLANfl»N<'§8 EN SPOORWEG. (Greenwich tijd.) Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. RICHTING HELDER. RICHTING AMSTERDAM GREENWICH TIJD., 6.36* 7.47 11.23 3.06 6.37 9.51 10.59 ^GREENWICH TIJD. 6.18 7.30* 9.37 12.04+ 1.38 3.55 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* 8.07 11.43 3.26 6.57 10.11 11.19 iAMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38 7.50* 9.57 12.24+ 1.58 4.15 Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Schagen. Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam, f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest. Nu wij staan aan den aanvang van een nieuw jaar, is het niet ongewenscht elkander op het gewicht van dat feit te wijzen. Noo- dig, hoogst noodig is het met elkander de vraag te beantwoorden: Wat'zal 1893 ons brengen? Winst of verlies; zegen of smart; vervulling of teleurstelling? Wie eenigszins weet, wat het leven is en geeft, moet dunkt mij terstond met een antwoord op die vraag gereed, zijn.. Ook dit jaar verbergt beide in zijn schoot: winst en verlies; wij zullen in 1893 hetzelfde waarne men, wat in alle vorige jaren, ja in alle eeuwen kan worden waargenomen; voor dezelfde af wisselingen staan van vreugde en smart blijdschap en verdriet; voor- en tegenspoed. Zoo is 't altijd geweest en zoo zal het altijd blijven. Het komt er eenvoudig op aan, of wij met die wisselingen onze winst kunnen doen. Een meusch toch, die dat kan doen, begrijpt den tijd, waarin hij leeftzijn leven is leven in den waren zin van dat woord. Want, leven iszich ontwikkelen, toenemen, beter worden, in tegenstelling tot dood zijndat is stil staan, achteruit gaan, steeds minder worden. Zoo schrijven wij dan alweer een week waar blijft de tijd? 1893. Wij hebben elkander het gebruikelijke„Veel heil en zegen in het nieuwe jaar" toegeroepen, en dat heeft len Januari tot een recht aan- genamen en gezelligen feestdag gemaakt. Dat geeft een mensch weer een nieuw gevoeldat doet hem zeggenhet oude is voorbij gegaan, het is alles nieuw geworden. Wij vormen nieuwe plannenkoesteren nieuwe voornemens; en terecht! Een nieuw leven ligt voor ons. Wel is waar, is alles eene voortzetting van het oude, maar bij den aan vang van een nieuw jaar krijgt alles een nieuw aanzien, wordt alles een nieuw kleed aange daan, en worden wij als vanzelf gewezen op nieuwe plichten, althans aan de oude herin nerd. Daarom is het zoo goed, dat telken jare de lste- Januari feestelijk wordt gevierd. Men wordt wakker geschud uit zijn slaap van traagheid en overschilligheid. Daar ligt weer een nieuw jaar met alles, wat het oplevert, en er wordt nieuw leven geboren, dat ons de vraag op de lippen -legt: Wat zullen wij doen? Wat zullen wij doen Men zou te uitvoe rig worden, als die vraag volledig moest be antwoord worden, Wij kunnen volstaan met deze opmerking: Wij zullen veel doen, heel veel doen, als wij maar iets, al is het op. zich zelf nog zoo weinig, doen. Het komt er boven alles op aan te weten, dat er zal het der maatschappij goed gaan iets gedaan moet worden; iets ter hervorming; ter verbetering. Want wat zal 1893 voor onze maatschappij ople veren, als de menschen denken, dat zij is, zooals zij behoort te zijn? Niets dan onheil. De toestanden, waarin wij heden leven, ze zijn zoo rooskleurig niet als men wel eens beweert. Het kan den opmerkzamen mensch niet 'ontgaan, dat er veel in onze dagen is, dat den tegenwoordigen tijd tot een hoogst ern- stigen tijd maakt. Ernstig, zeker! Want wat dunkt u van eene maatschappij, waarin de zedelijkheid weinig of geen vorderingen maakt, waarin wel om „brood", om geld en goed ge schreeuwd wordt, maar niet naar gerechtigheid wordt gevraagd; gerechtigheid, die een volk verhoogt, en waarin zijn ware kracht gelegen is? Wat dunkt u van een maatschappij, waarin de kinderen doen en laten wat zij willen, ter nauwernood wetende, wat ouderlijk gezag is? Wat dunkt u van een maatschappij, waarin eene laffe, zelfzuchtige concurrentie gevoed wordt, terwijl de hoogste belangen meer en meer over het hoofd gezien worden? Wat zal er van onze maatschappij, van onzen Staat, van de geheele menschheid worden, wanneer men bij het oude blijft volstaan en volharden, bewerende: de wereld is altijd zoo geweest, .en ge doet het best haar zoo te laten; het Izal altijd wel zóó blijven? Er moet iets gedaan worden ter hervor ming, ter verbetering van dat alles, wij mo gen en kunnen hier niet volstaan met de op merking Niets is volmaakt op deze wereld, er zal altijd wel iets te wenschen overblijven. Zeker dat is zoo, iedere vervulling, hoe goed op zich zelve ook, heeft ook weer nieuwe beloften in zich. Maar dat wil niet zeggen laat die beloften, wat ze zijn; dat wil niet zeggenlaat alles bij het oude. Dan komt men niet verder, ja, dan—wordt de ons. om ringende werkelijkheid nog droeviger dan zij isten slotte zelfs zoo droevig, dat er geen redden meer aan is, om een enkel voorbeeld te gevenMen beweert, dat er na korten of langen tij'd eene groote revolutie komen' zal. Ik moet zeggen voor die bewering bestaat grond. De socialistische denkbeelden beginnen meer en meer veld te winnen en daarvan is weinig of geen heil te verwachten. Wat zal er van ons en onze kinderen worden, ajs wij niet ons best doen, om die revolutie te voor- kpmen Nog eenser moet iets gedaan wor- dep. Maar wat verwachten wij geen heil van stelsels geen heil van het steeds aangroeiend getal van instellingen aan de liefdadigheid ge wijd. Misschien zijn zij nuttig, best mogelijk. Tot nu toe heb ik weinig van dat nut inge zien, daar de armoede in plaats van af- meer en meer toeneemt. Zullen wij iets doen, en beginnen wij er dadelijk mede, dan moeten wij trachten onze fouten en gebreken af te leggen. Het egoïsme moet uit onze ziel ver bannen worden. Alle hervorming moet in de allereerste plaats van ons zeiven uitgaan. Wij, ieder in 't bijzonder moeten begrijpen, dat wij beter moeten worden, zal 't ook der maatschappij wat beter gaan. Het is heel gemakkelijk en goedkoop over de zonde in 't algemeen te spreken, en eigen zonde niet op te noemen. Wij moeten beseffen, dat zoo de maatschappij nog niet is, wat zij wezen moet, wij, leden van die maatschappij daarvoor mede verant woordelijk zijn, en op grond daarvan onze kin deren zóó moeten opvoeden, dat zij wèl weten, wat gehoorzaamheid is, en wat gerechtigheid is. Als ieder arbeidt in zijn eigen kring, dan doet ieder iets, en dragen wij allen iets bij tot hervorming en verbetering. Natuurlijk, ook dit jaar zal wijzen op verliezen en winsten, op tegenspoed en voorspoed, als wij maar be seffen, dat die afwisselingen dienen tot onze vorming, dienen om te beter de taak te ver vullen, dieuons Dok weer in dit jaar is opge dragen. Dan leven wij, en zoodoende brengen wij licht in de ons omringende duisternis. Schijne het onder alle omstandigheden en wis selingen in aller huis en hart. Veel heil en zegen in het Nieuwe jaar Z.-S. L. Loop der Bevolking te Noordscharivourfc over het jaar 1892. Op 1 Januari 1892 Ingekomen G eboren M. 486 35 VT 470 34 11 Totaal 956 536 515 1051 Yertrokken 26 26 52 510 489 999 Overleden 11 13 24 Op 1 Januari 1893: 499 476 975 8 huwelijken zijn voltrokken, waarvan 7 jong- mans en jongedochters, 1 weduwnaar en jonged. 1 Levenloos kind, van het vrouwelijk geslacht werd aangegeven. 2.) Nu voel ik mij voor mijn lichtgeloovigheid hard gestraft" en opnieuw welden haar de tranen in de oogen, die gedurende hare vertelling in heldere vroolijkheid geblonken hadden, »Want. niet waar,« vroeg zij, zich tot hare reisgenooten wendende, »het is een slecht teeken, als men een verloovings- ring verliest, en het beduidt nooit iets goeds voor de toekomst »Ik weet het waarlijk niet," antwoordde lachend de aangesprokene. »Ja gewis," sprak Geertruida in allen ernst Grietje had het mij gezegd, en die wist het van eene oudere getrouwde zuster, die ook een vriendin gehad had, welke haren ring verloor en ook zeer ongelukkig was geworden. »Ach 1 ik zal zeker ook wel heel ongelukkig worden 1" Niettegenstaande hare tranen nog over hare wan gen stroomden en alles verraadde, dat het haar toegebracht verlies haar werkelijk voor de toekomst ontstemde, kon de jonge man een lichten glimlach niet weerhouden. In dat oogenblik wendde zich de oude dame tot hem en zeide »Zoo ik mij niét bedrieg, zult u, mijnheer, den twijfel onzer jonge reisgenoote beter kunnen doen ophouden dan ik. Hoe denken de geleerden over zulke zaken »Daaru inderdaad mijnen stand geraden heeft, mag ik wel zoo vrij zijn, mij aan u voor te stel len Hij noemde zijnen naam en reikte haar een kaar tje over, \yaarop de woorden: Dr. Waldemar Brün- ner, professor in de geschiedenis, en in een hoekje de naam der universiteit stonden, waaraan hij do ceerde. »Maar eerlijk," ging hij voort, »moet ik ook mijn onvermogen bekennen, uwe vraag te beantwoorden." »Het is ook niet ernstig gemeend," zeide de oude dame deze raadselen lost wel niemand op, of hij geleerde is of wel leek. Maar ziet u, lieve juffrouw daar u aan slechte voorteekens gelooft, zoo zult u, geloof ik, ook de gelukaanbrerigende hun rechten niet ontzeggen. En jnist zulk een heeft u zooeven de Hernel gezonden, waarover professor zeker weder glimlachen zal. Daar is zooeven een nachtvlinder regelrecht het raam ingevlogen en hij heeft een paar oogenblikken op de bloemen van uwen hoed gerust. Zie maar, daar llladdert hij weer verder. »En dat," zei Geertruida, terwijl hare tranen ophielden te vlieten en hare oogen een straaltje van hoop lieten doorschemeren i>Dat is een goed teeken," antwoordde de dame, »zoo heb ik tenminste vroeger gehoord van mijne moeder. »Maar het is heel., heel lang geleden, dat ik 't hoorde, en de tegenwoordige jeugd gelooft niet meer aan zulke dingen." »0, toch," verzekerde Geertruida geheel ernstig, dan is 't zeker ook wel waar. En dat is dan een goed teeken 1 »En het brengt slechts alleen geluk aan hem," vervolgde de professor schertsend, »op wiens hoofd de vlinder zich nederzette Ik kon ook wel iets daarvan gebruiken, en ik was gaarne bereid, zoo als u gewis niet minder, mijn aandeel van het ge hoopte geluk aan de juffrouw af te staan, als ik daarvoor der vroolijke oogen haar hellen glans we dergeven kon." »Nu geldt het alleen voor de juffrouw,hernam de dame, shaar zal het onlogenbaar dreigende on heil, dat het verlies van den ring beteekent, door het nieuwe voorteeken vau 't geluk, dat zoo raSi daarop volgde, rijkelijk Vergoed worden. Want zooeven wilde ik het u niet zeggen, mijn lieve juffrouw, daar ik vreesde, u nog treuriger te stemmen maar ik meen het geval met den ring zal toch in orde zijn. Nu kan ik u wel zeggen, waar het geluk u vergoeden zal.« »0, als dat eens zoo wasriep Geertruida vroo- lijk, »hoe gaarne geloof ik u Intusschen was de avondschemering over de aarde gedaald, op den bergketen, die den slingerenden stroom paal en perk stelde, langs welks over de spoorlijn liep, gingen de laatste stralen der onder gaande zon als in een zacht nevelbed ter ruste. De reizigers lieten zich door hunne gedachten wegvoe ren, wie weet waarheen. De professor bevond zich in een bizondere stemming. Als man van 't onder zoek elk bijgeloof ongenegen, kon hij in dit geval het gevoel der beide vrouwen niet bespotten, die zoo vast aan de beteekenis van goede en kwade voorteekens voor de toekomst der menschen ge loofden. Aan een der volgende stations moest de oude dame, die, terwijl het donkerder werd, even een weinig ingedommeld was, den trein verlatenzij scheidde met een hartelijken gelukwensch aan Geertruida. Deze en de professor zaten slechts een korten tijd alleen in de coupéhet gesprek wilde echter nu niet goed meer vlotten, het was, alsof het zooeven onbekommerd snappende meisje tegenover den ge leerde haar vroegere onbevangenheid niet meer kon herwinnen, en ook hij vermocht niet, den ernstigen aard zijner gedachten gehoor gevend, zoo snel in den vroolijken toon over te gaan, waarop in't begin het gesprek was gevoerd. Beiden was het daarom niet onaangenaam, dat weldra andere personen in de coupé plaats namen, en hoe meer men tot het eindstation naderde, des te levendiger werd het, daar menigeen, die dien dag een uitstapje had gemaakt in den omtrek der stad, met den laatsten trein huiswaarts keerde. Eindelijk was men er. De trein stond de profes sor nam gedienstig de kleine pakjes, die Geertruida bij haar had, over en hielp haar bij 't uitstijgen. Op het perron stonden hare ouders, wier eenige kind zij was, en haar bruidegom. De professor wilde zich aanstonds verwijderen, toen Geertruida,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 1