„Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 15 Januari 1893.
Dat „eventjes" was voor een straatdief lang
genoeg, om zich met kar en zeep en soda uit
de voeten te maken.
In 1S92 zijn te Heerhugowaard geb.
84, overl. 55, ge'a. 29. De bevolking daalde van
2760 tot 2723.
In Haarlemmermeer zijn 1187 bezittin
gen met hypotheek bezwaard tot een bedrag van
ongeveer 5 millioen gulden.
Gedurende de maand December zijn bij het
koloniaal werfdepot aangenomen 97 personen
als: 81 Nederlanders, 5 Delgen, 7 Doitschers,
2 Luxemburgers, 1 Oostenrijker en 1 Franseh-
man, en werden van de verschillende korpsen
33 man overgenomen, zoodat het! totaal der wea
ving in die maand 130 militairen bedroeg, aan
wie aan handgeld werd uitbetaald f32,625.
In die maand werden naar Oost-Indië uitge
zonden in 3 detachementen 6 officieren, 12 ou
derofficieren en 130 minderen, terwijl 1 officier
en 4 onder-officieren afzonderlijk vertrokken.
Uit Oost-Indië keerden te Harderwijk 2 onder
officieren en 11 miliciens terug en uit West-
Indië 3 soldaten, die niet paspoort of met pen
sioen den dienst verlieten."
Twee wonderen, althans in vergelijking
met hetgeen elders geschiedt, worden vermeld
in de „Zutphensche Ct."
Het eerste is, dat voor het huis van den bur
gemeester aldaar een manifestatie heefc plaats
gehad van werklieden, die al zingende een paar
maal aan de bel trokken en op de vraag der
politie antwoorden, dat zij den burgemeester
kwamen bedanken, omdat hij hun werk had
verschaft. Toen de burgemeester aan de deur
kwam, drukten zij hem de hand en riepen
„lang zal hij leven."
Het andere is het feit, dat in het laatste jaar
door denzelfden curator in twee faillissementen
in en nabij Dinxperlo, de volle 100 pet. aan de
crediteuren is uitbetaald.
Zaterdag herdacht de heer P. Visser, te
Dozum die de veldtochten onder Napoleon mede
maakte, onder velerlei blijken van belangstel
ling, zijn lOOsten verjaardag. V. is nog vrij
kras.
De gemeente 't Zandt (Gr.) tracht op
alle mogelijke wijzen aandacht te trekken. Na
eerst een minderjarige tot secretaris te hebben
benoemd wat nogal tot geschrijf .aanleiding
gaf verklaarde de voorzitter dezer dagen de
schoolcommissie onnoodig, met welke meening
de Raad niet meeging. En nu weder zijn een
paar besluiten genomen, die aan de vergetelheid
behooren te worden ontrukt.
In de instructie voor den gemeente-secretaris
is nl. eene bepaling opgenomen, voorschrijvende
welke uniform deze ambtenaar bij plechtige 'ge
legenheden mag dragen. De bedoeling vanj deze
bepaling schijnt te zijn, den secretaris de bevoegd
heid te geven tot het dragen van een wapen,
hetgeen volgens de wapenwet geoorloofd is, in
dien dit wapen behoort tot de voorgeschreven
ambtskleeding. Een der leden maakte de hilariteit
verwekkende opmerking, dat hij er niets tegon
had, wanneer de secretaris er op gesteld was
zich in een harlekijnspak te steken.
In het ontwerp van een nieuw reglement
voor de Raadsvergaderingen hadden Burg. en
Weth. de bepaling opgenomen, dat de leden op
hunnen zetel plaats nemen meit ongedekten hoof
de (het schijnt dus wel geoorloofd, den hoed of
de pet weer op te zetten als zij gezeten zijn)
cn dat er gedurende de vergaderingen niet mag
gerookt en geen ververschingen mogen gebruikt
worden. Het verbod van te rooken viel echter
niet in den smaak van de meerderheid der
leden.
Tegenover de opmerking van den voorzitter,
dat hij de vergaderingen niet wil beschouwd
hebben als gezellige bijeenkomsten, maar als
zoodanige waar gewerkt wordt, bracht een der
leden in het midden, dat indien men rookt, men
daarom toch niet feestelijk bij elkaar is, terwijl
een ander het rooken verdedigde door te zeggen
dat hij onder het rooken altijd kalmer bleef. De
rookers hebben den strijd gewonnen.
Uit Deventer wordt gemeld
Een soldaat (oppasser van een officier) haalde
bij een winkelier eenige koopwaren. Later vroeg
hij den winkelier of het goed was, dat zijn officier
na de drie maanden betaalde, omdat hem dat
beter voegde. De winkelier stemde daarin toe.
Dezer dagen nu zond hij den officier de rekening
der bij hem gekochte goederen, waarover de
officier verbaasd stond, omdat hij den oppasser
altijd geld had medegegeven. I)e winkelier en
zijne knechts hielden vol dat de oppasser, nadat
het krediet was toegestaan, nooit betaald had.
De officier onderhield nu den oppasser daarover,
die beweerde altijd betaald te hebben, en zich
bereid toonde met den officier naar den winke
lier te gaan. Voor de deur van den winkelier
gekomen, zeide hij tot den officier „Och, laat
ik het maar zeggen, ik heb het- gold verzopen."
De Oppasser werd daarna achter slot en gren
del gebracht.
Aangaande don te Ter Aar gepleegden
moord wordt het volgende gemeld
De verslagene was genaamd Elizabetli van der
Kaay, oud 43 jaren, afkomstig uit Leiden. Zij
was eene vrouw die een zwervend leven leidde
en veel misbruik maakte van sterken drank
vermoedelijk leefde zjj om die reden gescheiden
van haar wettigen man. De persoon, met wien
zij zich nu drie jaar ophield, was van zeer laag
en gemeen karakter, die haar dikwijls mishan
delde, en tegen haar en anderen menigmaal had
gezegd, haar te zullen van kant maken.
Op don avond van den moord hadden zij nog
te zameu te Langenaar eene tapperij bezocht en
waren daar vechtende uit verwijderd. Zij namen
toen de richting naar Rijnsaterwolde. De mis
daad schijnt tu8schen 7 en 8 uur des avonds
gepleegd te zijn. De veldwachter, niet wetende
dat er een moord gepleegd was (daar het lijk
eerst den volgenden ochtend is gevonden) had
den man des nachts nog verwijderd uit een hooi
berg van C. J. Kempenaar en kon dus, omdat
hij den persoon kende, terstond aanwijzing doen.
De burgemeester was ook spoedig ter plaatse
aanwezig en. nam dadelijk maatregelen dit alles
droeg veel bij tot spoedige opsporing van den
dader.
Bij onderzoek is gebleken, dat hij de vrouw
op afschuwelijke wijze met den voet heeft dood
getrapt, hetgeen bij de arrestatie nog zichtbaar
was aan zijne schoenen.
Men schrijft
De Sueekcr Courant heeft twee liarer zusters
eens leelijk beet gehad. Telkens namen de Nieu
we Sneeker en De Banier verslagen uit de oudere
zuster over, zonder de bron, waaruit zij putten,
te vermelden. De Sneeker dacht een afdoend
middel uit om dit den beiden bladen af te leeren.
Alleen in de aan de redactie dier bladen gezon
den nummers werd door haar bjj het verslag
van den Raad der gom. Wijmbritseradeel liet
volgende ingevoegd
„dat door den Gemeenteraad in de verg. van
24 Dec. jl. met algeineene stemmen afwijzend
is beschikt op een adres van den Frieschen Ijs
bond te Leeuwarden, om subsidie voor eene in
de volgende maand aldaar te houden hardrijderij
op schaatsen onder daartoe uitgenoodigde Gemeen
teraadsleden dezer provincie."
Stel u voor eene hardrijderij onder de Gemeen
teraadsleden van Frieslands 43 gemeenten
De Nieuwe Sneeker en De Banier plaatsten
het verzonnen bericht woordelijk, en de rest laat
zich begrijpen.
Volgens eene in de „Middelburgsche Cou
rant" gedane mededeeling omtrent het weer in
1892 was de wind 104 dagen zuidwest, op 56
west, op 54 noordwest, 53 noordoost, op 28 oost,
op 27 zuidoost, op 23 zuid en op 21 noord.
169 dagen was het bestendig mooi met heldere
of lichtbewolkte lucht; 152 dagen betrokken;
op 109 dezer dagen viel veel of weinig regen,
terwijl op 116 dagen de lucht zwaar bewolkt
was39 dagen was het buiïg weder vergezeld
Koog a/d. Zaan, Krommenie, Purmerende, Aven-
horn, Wijdeues, Oudkarspel, Nieuwe Niedorp,
Schagerbrug, Twisk en Koedijk.
De eerste feestelijke bijeenkomst zal in den a.
s. zomer te Purmerende plaats hebben.
Op schaatsen naar Harken.
Zooals wel te verwachten was, stroomden Zon
dag van verschillende kanten de liefhebbers van
een tochtje op schaatsen naar Marken toe. Even
als voor twee jaar dit eiland een overval heeft
moeten doorstaan, was dit ook nu weer het ge
val. Evenals toen waren in den namiddag te
Monnikendam en Marken alle eetwaren opge
bruikt en moest men zich met roggebrood tevre
den stellen.
In een druk verkeer kon zich ook Zondag de
kettingboot-dienst over het Y verheugen. Hier
mede zijn niet minder dan 1300 personen ver
voerd. Als men dit aardig cijfertje nagaat, ligt
het voor de hand dat deze overtocht voor ijslief-
hebbers een groote vertraging opleverdehet
was dan ook zoo druk, dat door het vreeselijk
lange wachten velen, die een tochtje naar Mar
ken wilde ondernemen, dit plan maar opgaven.
Een verslaggever van het Hbld. schrijft om
trent een tochtje naar Marken het volgende
Ik heb Zondag ook tot de duizenden behoord,
die naar Marken zijn geweest. Na heel wat tob
ben en dringen had de kettingboot mij aan de
overzijde gebracht en nadat ik te Buiksloot had
ondergebonden, ging ik met tegenwind op weg.
Op sommige plaatsen was het ijs prachtig, op
andere zeer slecht. Vooral was het gedeelte tus-
schen Broek en Monnikendam verre van mooi.
Het ijs zat daar vol spleten en tot overmaat
van ramp waren deze geheel met ijsschraapsel
gevuld, zoodat ze onzichtbaar waren. Yelen kwa
men hierdoor te vallen, en het aantal invaliden
was groot. Sommigen bekwamen zelfs tamelijk
ernstige kneuzingen. Het ijs op zee was vrij
goed, doch het moet de vorige dagen beter ge
weest zijn. Marken was vol bezoekers, zoodat
slechts weinigen eeaig voedsel en drauk konden
machtig worden.
Van Marken naar Volendain was ook een
bian gemaakt. Ook dat plaatsje werd door velen
bezocht.
Ik raad den schaatsenrijders aan, voor het
geval dat het weer gaat vriezen, niet te laat
terug te koeren, want door de duisternis zjjn de
tal rij ke spleten en oneffenheden nog onzichtbaar
der.
Door den minister van Oorlog is bepaald,
dat aan de miliciens der lichting 1893 een wol
len of baaien borstrok zal worden verstrekt en
wel tegen den prijs van recpeetievelijk f2,25 en
f 2,58, welk bedrag op de uitrusting en reserve
rekening zal worden gebracht.
Nu door het sluiten der zeesluizen het
„stroomeu" heefc opgehouden en de wateren tot
rust zijn gekomen, heeft het ijs in Friesland de
noodige sterkte bekomen, om dienst te doen zoo
als het door de Friezen wordt verlangd. Het is
thans overal leven en beweging in goeden zin,
en, daar dit en het ijsvermaak velen werkloozen
verdiensten bezorgt, zal aan de oproerige bewe
ging op vele plaatsen ook wel afleiding worden
gegeven. Het is nu „panem et ciroensis" voor een
massa mensohen uit de mindere standen gewor
den want deze doen zeiven, gelijk iedere recht
geaarde Fries, aan het ijsvermaak mede. En dan
komen nog de menigte hardrijderijen op schaat
sen er bij in stad en dorp. I)e „Leeuw. Ct. be
vat er weder ruim 40 aankondigingen van en
het bedrag uitgeloofde geldprijzen is meer dan
f 1700, waarvan zeker niet weinig ook aan be-
roeprijders uit de arbeidersklassen zal ten goede
komen. Bovendien zijn op eenige plaatsen ook
medailles van goud en zilver uitgeloofd.
Vele gemeentebesturen hebben van hun kant,
nu het werk de moeite loont, de ijsbanen in
hunne gemeenten in orde laten brengen, zoodat
er thans een flinke communicatie bestaat tus-
sc'uen tal van plaatsen.
Een Aiiisterdamsche pakhuisknecht liet
„eventjes" een kar met drie vaatjes zeep en
twee zakken soda onbeheerd op straat staan.
doen of niet, het symbool van ons celuk schendt
of rooft, dan ontwaakt ook tegelijkertijd de vrees,
dat genlk zelf te verliezen. En die vrees zal des te
grooter zijn, wanneer wij moeten toegeven, dat
eigen nalatigheid, onbekwaamheid of schuld het
verlies hebben veroorzaakt. Wij gelooven het,recht
op geluk verbeurd, en den toorn der hoogste macht,
die ons lot in handen heeft, verdiend te hebben.
"Wij zijn gaarne bereid, elk offerte brengen, dat
ons met de hoogste macht kan verzoenen en wij
hechten ons gaarne aan elk teeken, dat ons hare
verzoening aanduidt.
Geertruida had de woorden van Waldemar met
stralende oogen aangehoord. Hij had. meestal naar
Oscar gekeerd, gesproken. Nu hij zweeg, viel zijn
blik op haar en hij werd de stralende uitdrukking
barer oogen, die innig op hem rustten, gewaar.
Toen men van tafel opstond, deed Oscar den
professor het voorstel, ingeval hij niet te vermoeid
was, hem nog een uurtje te vergezellen in een rondje
van heeren, die hij 's avonds, als hij van zijn ver
loofde kwam, placht te bezoeken. Waldemar, wien
de verrassende gebeurtenissen van den dag ontrust
hadden, en die bovendien, zooals de meeste geleer
den, meestal des nachts arbeidde en daardoor aan
laat naar bed gaan gewoon was, nam het aanbod
aan. Zij namen dus afscheidook Oscars ouders
gingen en Geertruida bleef met de haren alleen
thuis. Ook haar speet het niet, dat de heeren zich
hadden verwijderd zij had reeds den verderen
loop van het gesprek verstrooid gevolgd, hare ge
dachten bewogen zich nog steeds om het thema, dat
Waldemar als haar verdediger besproken hul.
Toen de beide heeren over de marktplaats gingen
en Geertruida hen door haar venster nakeek, was
hare ziel door velerlei gewaarwordingen bewogen,
waarover zij zichzelf geen rekenschap vermocht te
geven. Aan den eenen kant een gevoel van droef
heid, aan den anderen een vroolijke stemming.
Toen zij op haar kamer was, kon zij nog langen tijd
rust nog slaap vinden. Waren het ook hij haar de
gebeurtenissen van den vervlogen dag, die een jong
gemoed beroeren konden? Het drukkend voorgevoel,
van een ongeluk, dat zich aan den verloren ring
knoopte, was geweken, maar zij dacht niet meer
aan geluk of ongeluk in de toekomst hare gedach
ten verwijlden geheel in het tegenwoordige. Het
was haar onmogelijk die gedachten los te rijken
van de gestalte des mans, dien een zoo zeldzaam
toeval heden in haar huis had gevoerd. Wat hij
gesproken had en de wijze, waarop hij 't deed, was
zoo geheel verschillend van alias, wat zij in hare
omgeving gewoon was te hooren, hare ziel scheen
haar in een tooverland ontroerd te zijn, waar zij
zich van de ketens den alledaagsheid ontdaan, ge
heel vrij mocht bewegen.
Een stille zucht vlood van hare lippen, toen zij
zich eindelijk ter ruste begaf. Ook nu nog lag zij
langen tijd wakend te bed en nog was zij niet
ingeslopen, toen zij de voetstappen van den terug
keerenden Waldemar, langs hare deur hoorde gaan.
Geertruida was verloofd geworden, zonder zelf te
weten hoe. Oscars vader en de haren waren de
'aanzienlijkste kooplieden der stad, van hun jeugd
af dikke vrinden. Zij en Oscar waren naast elkan
der opgegroeid, en de gedachte, de kinderen een
maal te verbinden en daardoor de vriendschap hun
ner jeugd op het volgend geslacht te doen over
gaan, was vaak een onderwerp van gesprek tusschen
de beide vaders geweest, toen Geertruida nog in
korte rokjes ter school ging en Oscar op de Latijn-
sche school ging. Vijfjaren ouder dan zij. zag Os-
cai reeds als opgeschoten jongeling in Geertruida
zijne toekomstige verloofde, en ook Geertruida werd
vroegtijdig door de beide familiën schertsend »het
bruidje« genoemd.
Om zich beter voor den handel te bekwamen
ging Oscar verscheidene jaren op reis in 't buiten
land naar Londen, Amsterdam en Parijs. Een jaar
later werd Geertruida naar een kostschool in Fransch
Zwitserland gezonden, om daar twee jaren door te
brengen, In het voorjaar was zij teruggekeerd, en
weinige weken later dan zij kwam ook Oscar thuis.
Zij ontmoetten elkaar als jongeling en jonge doch
ter. Nadat de eerste kleine verlegenheid was over
wonnen, stonden zij weldra op den ouden vertrou-
welijken voet met elkaar. Niet lang daarna had
hunne verloving plaats en hun huwelijk werd vast
gesteld in 't volgende voorjaar.
Onder hare kostschoolvriendinnen had Geertruida
geen liever gevonden dan Grietje, de dochter van
een hooggeplaatst ambtenaar in één der steden van
midden-Duitschland. Het verlangen naar haar, dat
van hagel met sneeuw, of hagel en regen 72
dagen mist, waarvan 14 November en wel 9
achtereen; 28 dagen sneeuw; 18 dagen onweer;
20 dagen sterke wind of storin. Verder had men
72 sterke of lichte nachtvorsten. De vorst, hoe
zeer niet streng, duurde lang en was slepend.
Dinsdagavond hield te Arnhem de sociaal
democraat van Emmenes in zjjn bierhuis eene
„meeting" van werkloozen.
Woensdagochtend omstreeks 11 uren begaven
zich te Arnhem een paar honderd werkloozen
in optocht naar het stadhuis. De burgemeester
ontving vijf hunner, aan wie hij verzocht hem
de namen van alle werkloozen op te geven. De
vijf spraken van ha ven vergrooting, van eene
brug over den Rijn, enz. Do burgemeester be
treurde het, dat het geen dooiweer was, en be
loofde do wenschen der deputatie te zullen over
brengen bij den Raad.
Alles is ordelijk afgeloopen.
Een Visschenleger.
Zijn er ook vischsoorten, die door het wa
ter voorfczwemmen met éclaireurs en schild
wachten, evenals een leger wat op marsch is
Dit is het geval met een soort van visch, „har
der" genaamd, die in overvloed voorkomt in
den Zuidelijken Stillen Oceaan. Deze visschen
zwemmen bij hoopen van verscheidene hon
derden tegelijk en zooals een leger op marsch
hebben zij officieren, eene voorhoede, eene
vechtlinie aan elke flank en eene achterhoede,
maar geen achterblijvers zijn er, zooals som
tijds wel eens gebeurd bij lange en zware le-
germarschen.
Drie visschen, die voorgaan, zwemmen lang
zaam voor elk gevaar, dat van dien kant
dreigt; een tweede drietal als deze volgt en
kele voeten verder en een derde bevindt zich
weer op eenigen afstand van die tweede.
Dan volgt eenige vademen daarachter de
stevige en groote vischmassa, die onbekom
merd voorwaarts trekt, daar zij een onbepaald
vertrouwen stelt in de waakzaamheid van de
éclaireurs. Gelijke hoopjes van drie visschen
bevinden zich aan elke flank en aan den ach
terkant, terwijl boven en beneden van het
hoofdleger enkele visschen op regelmatige af
standen als schildwachten dienst doen. Als
een van de éclaireurs, die zich boven de groote
massa bevindt, zich naar beneden laat zakken,
dan gaan de visschen opeens allemaal tegelijk
naar beneden, om veiliger te zijnof als een
van de beneden zijnde schildwachten omhoog
zwemt, dan begeeft zich de geheele hoop ge
hoorzame visschen aan de oppervlakte, totdat
het gevaar geweken is. Ale de visschen op
het punt zijn een koraalbekken binnen te
trekken, hun uitgekozen voedingsgrond, dan
houdt het hoofdgedeelte halt bij den ingang.
De visschen die de wacht aan de flank heb
ben gehouden, gaan dan links en rechts het
ingeslopen water binnen, terwijl er drie schild
wachten aan elke opening worden achterge
laten. De andere visschen zwemmen het bek
ken in alle richtingen door, totdat zij over
tuigd zijn, dat het vrij van gevaar is. Dan
eerst gaat de groote massa naar binnen en
verzamelen zij hun voedsel op den bodem.
Spoedig verlaten enkele visschen, die op den
bodem aan het eten zijn, de andere, schijnbaar
in antwoord op een of ander signaal.
In hoopjes van drieën zwemmen zij naar
de verschillende doortochten, om de schild
wachten af te lossen en andere stijgen naar
de oppervlakte om de plaats van de visschen
die daar hun plicht vervulden, in te nemen.
Hoe lang deze visschen op eene en dezelfde
voedingsplaats blijven, deze voorzorgen wor
den nooit veronachtzaamd en twee- of drie
maal per uur worden de wachten afgelost op
dezelfde ordelijke wijze, al was het een leger
onder strenge discipline. {Rott. Zond.)
zelfs door de levendigste briefwisseling niet kon ge
stild worden, gaf Geertrui's ouders aanleiding, haar
toe te staan, eenigen tijd bij hare vriendin te gaan
logeeren. Zij schreef van daar zulke gelukkige brie
ven en liet zoo weinig verlangen naar haren aan
staande blijken, dat, wie tusschen de regels kort en
wilde lezen, een heel vreemde gedachte van hare
liefde jegens hern moest opmaken. Maar de ouders
en Oscar zelf vonden het zeer natuurlijk, dat, eer
haar vrije leven zou ophouden, Geertruida nog een
maal het zoete van een hartelijke meisjesvriend
schap wilde smaken. Ook Oscar weerde zooveel
mogelijk den vol verlangen, sentimenteelen bruide
gom in zich, maar amuseerde zich met zijn kamera
den en andere jonge meisjes voortreffelijk.
Den volgenden morgen was Geertruida bijtijds
bij de hand, hoewel zij minder goed dan gewoon
lijk had geslapen. De gemengde gewaarwording, die
haar zoozeer bemachtigd had, toen zij ter ruste
ging, was voor een opgewekte en gelukkige stem
ming verdwenen.
Wordt vervolgd.