Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 4.
Zondag 32 Januari 1893.
2e Jaargang.
SPORT.
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
De verloren trouwring.
NIEU WE 1
UMIJOI COIIRAIVT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
1B0NNEMENTSPRIJ
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO ct., franco p. post 0O ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Yoordscharwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 15 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruiinte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
UIElWRf)(;ELI\(>l OP IM1Y IIOLLAlD§€IIEA SPOORWEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude.
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.47
11.23
3.06
6.37
9.51
10.59
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.07
11.43
3.26
6.57
10.11
11.19
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50*
9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Schagen.
RICHTING AMSTERDAM.
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
geloofsvertrouwen, jagende en grijpende naar
den eereprijs, die hun deel geworden is, en
waardoor zij zich een blijvenden naam ver
worven hebben in de geschiedenis der eeuwen.
Worden wij zulke beoefenaars der sport,
in den dubbelen zin van het woord. Dan
.toch ontwikkelen lichaam en geest zich beide.
Sport, tweeledig opgevat, schenkt aan het
lichaam krachtwekt den lust en ijver tot den
arbeid op, en schenkt den mensch ook den
tijd en de gelegenheid om eens tot zich zelvon
te komen en zijn verstand en hart voedsel te
'verschaffen, zullen deze in hun goed recht
gewaardeerd en gehandhaafd wordenzal het
waar blijven, wat wij zoo even zeidenEen
gezonde geest in een gezond lichaam.
Z.-S. L.
Wat sport is, weten wijdat behoeft niet
te worden gezegd, omdat de tijd, waarin wij
leven, een tijd van sport is. Zoo er echter
zijn, die nog niet weten, wat onder sport
moet worden verstaan, dan kunnen wij niet
beter doen dan hen te wijzen op het ijsver
maak op al de wedstrijden de laatste dagen
op de gestolde wateren gehouden. Ijsvermaak
is een onderdeel van de sport. Haar gebied
omvat veel en wordt door velen betreden.
Uit Engeland tot ons overgekomen heeft dat
woord in ons Vaderland burgerrecht verkre
gen ja menigmaal is al gebleken, dat ons
volk op het gebied der sport voor het Engel-
sch e niet behoeft onder te doen. Kortom onze
tijd is een tijd van sport; ons volk een volk
van sport.
„Een gezonde geest in een gezond lichaam"
zoo hebben de ouden gezegd, en zoo dit woord
weerklank vindt in onzen tijd, dan toont men
daardoor op te hebben met lichaamsbeweging
en met alles wat daarmede in verband staat.
„Een gezonde geest in een gezond lichaam."
Waarlijkik moet bekennen, dat de gymnas
tiek niet genoeg beoefend kan worden, dat op
haar nut niet genoeg kan worden gewezen.
Maar gelijk het met vele goede en nuttige
zaken gaat, zij kunnen in de toepassing over
dreven worden en wel zóó overdreven worden,
dat andere, even goede en even nuttige zaken
öf verwaarloosd, óf te veel over het hoofd
worden gezien.
Dat men wedstrijden houdt te paard of op
de schaats; in het schieten of in het loopen;
om niet meer te noemen, is nuttig; altijd,
wanneer die wedstrijden niet te dikwijls ge
houden wordenwant in plaats van kracht
en sterkte, zouden zij dan aan 't lichaam ze
kere overspanning gevenen overspanning
vermoeit het lichaam.
Nu zal het wel niet als iets fonkelnieuws
behoeven gezegd te worden, dat onze tijd
overvol is van wedstrijden. Onze tijd had
er vele, en schept er gedurig nieuwe bij.
Daarin ligt gevaar, groot gevaar, omdat het
den sport-liefhebbers meer en meer ontbreekt
aan den tijd om verstand en hart behoorlijk
te oefenen en te ontwikkelen. En niet alleen
dat het hun aan den tijd ontbreekt, maar ook
en vooral aan den lust daartoe. De sport-lief
hebbers van onzen tijd oefenen hunne
lichaamskrachten zóó, dat zij geen andere lief
hebberij kennen, dan de sport. Hier wordt de
liefhebberij hartstocht; en hartstocht maakt
het lichaam zwak en ongezond.
Men zou kunnen zeggen alweer niet goed.
Neen, het is ook niet goedtenminste niet
volkomen in orde. Behalve de sport, in den
zin, zooals men haar gewoonlijk opvat, is er
nog een andere sport nl. een sport op het ge
bied des geestes, des zedelijken levens. Ik
wenschte wel, dat men met haar wat méér
ophad. De menschen, vooral de jongeren van
ons geslachtmoesten eens een wedstrijd gaan
houden in de matigheidin de zelfbeheer selling,
in zelfopoffering en zelfverloochening. Dat is
ook sport, even goed en nuttig als de eerste,
om niet te zeggen nog beter en nuttiger. Men
moest wedstrijden organiseeren onder zijn
huisgenooten op het gebied der vriendelijkheid;
der welwillendheid; der voorkomendheidvooral
op dat der huiselijkheid. Men moest prijsvra
gen uitschrijven als dezewie is in staat een
week lang in zijn humeur te blijvenen geen
enkel ongepast woord te spreken en meer der
gelijke vragen aan de orde stellen. Trouwens
gij begrijpt wel, wat ik bedoel: Men moet,
zal het ons en den onzen goed gaan, die din
gen najagen, die wij, menschen, niet kunnen
missen, evenmin als de gezondheid. Ik zou
zoo gaarne willen, dat men met allen ijver
streefde naar het bezit van de hoogste goe
deren des levens en daarbij de loopbaan af
legde, zooals zoovele groote mannen die heb
ben afgelegd in geduld, vol van moed en
Yan bevriende hand wordt ons verzocht het
publiek van Langedijk en omstreken nog eens
opmerkzaam te maken op de met Paschen te
Oudcarspel te houden tentoonstelling van huis
vlijt.
Huisvlijt, die zich ten doel stelt allerhande
voorwerpen van den meest verscheiden aard des
winteravonds in de huiskamer te vervaardigen,
is eene uitnemende zaak, door de Maatschappij
tot Nut van 't algemeen zoo niet in 't loven ge
roepen, dan toch weer op nieuw aan de orde
gesteld.
Huisvlijt vertegenwoordigt mede een deel van
de sport, vooral waar het eene tentoonstelling
aangaat. De een wil voor den ander niet onder
doen, vooral niet, nu ook de gelegenheid ter in
zending gegund is aan hen, die buiten deze
streek wonen.
Moge de tentoonstelling te Oudcarspel slagen,
en het bewijs leveren, dat Langedijk ook in dit
opzicht weet wat sport is.
Als een bewijs, dat aan het hulpkantoor der
posterijen te Zuidscharwoude van de Rijks
postspaarbank een ijverig en nuttig gebruik ge
maakt wordt, moge dienen de volgende opgave,
over het jaar 1892
616 inlagen, tot een gez. bedrag van f 16862.145
118 terugbet. -17050.84
49 stuks nieuwe boekjes werden uitgegeven.
Staat van bevolking van de gemeente
Zuidscharwoude.
Bevolking op 31 December 1891:
695 mann. 692 vrouw. Totaal 1387.
Berekening van de bevolking van het jaar 1892:
Mann. Yrouw. Totaal.
Totaal der geborenen: 25 22 47
ingekom. 52 60 112
vermeerd. 77
Mann.
Totaal der overledenen 17
vertrokken. 40
verminder. 57
Yrouw.
20
159
Totaal.
37
79
59
116
De bevolking is dus vermeerderd met:
20 mann. 23 vrouw. Totaal 43.
Totaal der bevolking op 31 December 1892:
715 mann. 715 vrouw. Totaal 1430.
Levenloos werden aangegeven1 van het
vrouwelijk geslacht. Aantal tweelingen 1, beide
van het vrouwelijk gesl. Aantal huwelijken 18,
waarvan tusschen jongelieden 13, tusschen we
duwnaars en weduwen 2, tusschen weduwnaars
en jongedochters 3. Aantal onechte geboorten
geene. Elders geborenen of overledenen behoorende
tot de bevolking dezer gemeente; alhier gebo
renen of overledenen, behoorende tot de bevol
king eener andere gemeente: geene. Zooge
naamde toevallige geboorten of sterfgevallen
geene.
Wie hartelijk lachen wil, die kome a.s.
Woensdag op het Waardje Zoo was de aanhef
van de advertentie in het nr. van verleden week,
dat er een palingrijderij zou worden gehouden.
Jl. Woensdag heeft de wedstrijd plaats gehad
4-)
Zij was vroolijk als een kind bij het klaarmaken
van het ontbijt, en had voortdurend nu eens deze
dan weder die kleinigheid aan de ontbijttafel te
veranderen, voor zij er naar haar zin recht ordelijk
en netjes uitzag. Toen zij nu met hare ouders en
den professor aanzat en het gesprek na de eerste
begroetingen spoedig meer interessant werd, kreeg
het gevoel van vroolijke genoegzaamheid de over
hand in hare ziel. Het gesprek liep over de geschied
kundige merkwaardigheden der stad, en Waldemar,
die door zijn lievelingsstudie bijzonder op de hoogte
was omtrent zulke eigenaardigheden, wist uit het
verleden verscheiden bijzonderheden te vertellen en
de opmerkzaamheid zijner toehoorders te boeien
door veel, waarvan Geertruida, hoewel in die streek
geboren en opgevoed, ternauwernood iets vernomen
had. Er werd besloten 's voormiddags eene |wande-
ling door de stad te doen en de merkwaardigste
gebouwen, vooral de kerken, te bezion. Na den mid
dag zou men een tochtje in den omtiek der stad
maken naar een oord, dat voor den professor bij
zonder interessant was en daarom ook de aanleiding
gaf tot zijn bezoek aan de 6tad W.
Op de wandeling door de stad en in 't bijzonner
bij 't bezoek der hoofdkerk had Geertruida weder
gelegenheid, niet slechts de alzijdige kennis van
Waldemar, maar ook zijn fijn gevoel voor kunst te
bewonderen. Geen woord, van wat hij sprak ont
ging haarzij hing als 't ware aan zijne lippen,
wanneer hij een historisch of kunst-geschiedkundig
gedenkteeken verklaarde.
Tegen den middag kwam Oscar haar bezoeken en
overhandigde haar een prachtigen ring, dien hij
Geertruida aan den vinger stak.
»Opdat gij" voegde hij er bij, »niet zonder ring
zoudt zijn en niet altijd op de ledige plaats zoudt
kijken, zooals gisteren avond. De eigenlijke ring,
dien ik u geven wilde, is reeds besteld, juist gelijk
aan den verlorene."
»Hoe goed zijt gij toch," zeide Geertruida »gij
brengt mij dubbele schèvergoeding."
Nu vertelde zij hem met een van vreugdestra
lende blik van hun morgenwandeling. Oscar scheen
die mededeeling tamelijk onverschillig te hooren en
bracht den professor wellevendheidshalve eenige
woorden van dank voor het welkome onderricht.
's Namiddags reed men in twee rijtuigen uit om
het omliggend landschap, dat in den gouden glans
van een helderen Septemberdag al zijn heerlijkheid
ontvouwde. Na één uur rijdens had men het doel
van den tocht bereikt, een klein dorpje, aan den
voet van een bouwval, die eens tot woning strekte
van een machtig geslacht. Hier was elke steenden
professor een sprekende getuige der vergankelijk
heid.
Hij wist vele episoden uit de geschiedenis van
den burgt te verhalenmaar ook de sage had hare
klimopranken om den ouden muur geslagen. Geer
truida, die deze plaats reeds meermalen had bezocht,
kende die sagen vooral die eene was haar lief ge
worden die eene, waarin het burgtvrouwtje een
dienstbaren edelknaap hare liefde toedroeg en met
hem in 't geheim zeer in 't geheim natuurlijk!
aan de bron samenkwam. Jammer, dat Waldemar
haar nu een hartzeer moest doen lijden, door te
verklaren, dat het maar een volkssprookje was, al
lerminst een historie, maar alleen de vinding van
een geleerde uit de vorige eeuw.
»0, hoe jammerzeide Geertruida, »u vernietigt
daar, wat mij zoo hartelijk verheugde."
»De wetenschap is wreed," antwoordde Walde
mar, »en haar woord niet zelden scherp, als dat
der waarheid. Het dwalen mag soms zoet zijn
wij hebben niet altijd den moed de waarheid in 't
open gelaat te zien, zeer dikwijls zelfs gaat menig
een voor haar ter zijde en vergenoegt zich met
het behagelijk droombeeld zijner dwaling.«
»Ja, als de geleerde heeren ook altijd de waarheid
vondenbemerkte Oscar met een weinig ironie.
»Was de waarheid zoo gemakkelijk te vinden«
antwoordde Waldemar, »dan zou de wetenschap
zeker spoediger vooruit gaan. Maar de ware prikkel
tot onderzoek ligt niet zoozeer in 't vinden, dan wel
in 't zoeken. Ik houd het tenminste met Lessing,
die verklaarde wanneer God hem te kiezen gaf
tusschen het bezit der waarheid en het met dwalen
verbonden zoeken naar haar, het laatste te kiezen.
Het verlangen naar waarheid en inzicht, dat in de
ziel des onderzoekers aanwezig moet zijn dat is
het, wat hem gelukkig maakt. Het strijden voor een
verheven doel, ook al is men bewust, dat doel nim
mer volkomen, in 't gelukkigst geval slechts ten
naasten bij te bereiken, dat strijden werkt niet ont
moedigend, neenhet wekt de beste en edelste
krachten in den mensch.
Waldemars oog vlamde van edele begeestering,
terwijl hij zoo sprak. Zoo als hij daar stond, door
den glans der ondergaande herfstzon verlicht, scheen
hij een welbespraakt profeet der waarheid, wier
evangelie hij zooeven verkondigd had. Geertruida
kon hare oogen niet van hem afhouden; en toen
nu zijn oog het hare ontmoette, moest zij het hare
blozend neerslaan, alsof zij zich zelf op een groote
misdaad betrapt had. Alweder kwam dat gevoel,
van geluk en smart samen, over haar, zooals den
vorigen avond, schreien en lachen stond haar
even na.
Toen men van de ruïne naar het dorp terug
keerde, was zij stil en zwijgend. Daar werd in een
alom bekend restaurant het souper gebruikt, en nu
herkreeg ook Geertruida hare natuurlijke vrooljjk-
heid weerom. Zij werd zelfs ongewoon praatlustig,
vertelde veel van haar kostschoolleven, gaf schalke
schilderingen van hare onderwijzers en onderwijze
ressen en deed de kleine manieren en aanwendsels
dier menschen zóó netjes na, dat menigmaal het
geheele gezelschap in hartelijk schaterlachen uit-