f 3.50 Qjflj 0 NVELl'ERSDKIlKKEltlJ o f3.50 NIKKEL WERKMANS-HORLOGES de Wed. Jobs. Denijs, Hoogzijde E No. 11, te SCHAGEN. 09RJ van: Prijscouranten, Nota's, Kwitantiën, Rekeningen, Me morandums, Adreskaarten, Programma's, Brievenhoofden, Enveloppe's, Circulaires, Aanplak- en Strooibiljetten, Eti- qnetten, Bestekken, Huwelijks- en Reclamekaarten enz., ter te NOORDSCHARWOUDE. Advertentien van 1—5 regels 30 cent, elke regel daarboven 5 cent BI SPELER. TE KOOP: 2000 Rogge-slukken, J. NIEUWLAND, te Nieuwe Niedorp. BINDWERK. PUIK zacht zoet Roggebrood, J. v. d. OORD. die goed loopen, zijn voor *0 CO en hooger, verkrijgbaar in het Hor loge-magazijn van 00 O* O PLAATSE VAN ADVERTENTIËN I ALLE DAG- 61 WEEKBLADEN, ALKMAAR, 20 Jan. Aangevoerd: 208 stapels Kaas, wegende 81338 Kg. Kleine f31.50 Commissie f31.50 Middelbare f30. 2J.4 HL. Granen, als: Tarwe f a f -8 Rogge f 4.80 a f 17 Gerst f4.40 af Chev. f5.— f5.15; 156 Haver f 3.—f 3.25 o. f af Boonen, 32 Paardeb. f 6.a f Bruineb. f 6.50 a f7.50; Citroenb f a f Duivenb. f af. Witteb. fa f Kanariezaad f a f Rood Mosterdz. f a f Geel mosterdz. f a f Kool zaad f af Lijnzaad fa fKarweizaad fa f 7 Blauw Maanz. fa fErwten, Groene, f a f groote f Grauwe fafYalef Witte f a f In een gezelschap te Parijs sprak men over een valschen speler, die pas in een der eerste clubs ontmaskerd was en elk deed een ver haal over dat onderwerp dat nooit uitgeput raakt: de speeltafel. Alleen kapitein J., onze vriend, zei niets. „Komaan kapitein, gij zult toch niet de eenige zijn die zwijgt?" „Wanneer gij er op staat „Natuurlijk." „Goed dan, maar ik waarschuw u dat mijn verhaaltje met de uwen niets te maken heeft en dat mijn valschspeler zeer belangwekkend is." „Des te beter. Wij luisteren." De kapitein stak een sigarette aan, leunende tegen den schoorsteenmantel. Wij schoven dichterbij om goed te kunnen hooren, met die gretigheid van menschen, die welbeschouwd niets meer dan groote kinderen zijn. Buiten scheen een warme Julizon op de gesloten blin den. „Zes jaar geleden," zei de kapitein, „lag ik in garnizoen te M., een vervelend stadje in een vervelend departement. Er was geen enkele uitspanning, nooit kwam er een tooneeltroep, het eenige was een allerakeligst café-chantant. Was mijn dagwerk af, dan wist ik met den tijd geen raad en had allengs de gewoonte aangenomen, om eiken avond naar de eenige sociëteit in het stadje te gaan, de „Eensge zindheid" noemde men die, waarschijnlijk om dat men er altijd disputeerde. Gespeeld werd er weinig, behalve wanneer er jaarmarkt in het stadje was, die acht dagen duurde. Op zekeren middag, in den herfst, op den eersten dag van zulk een jaarmarkt, kwam ik vroeger dan gewoonlijk in de sociëteit. Er waren veel menschen, die ik niet kenderijke boeren, die zelden in de stad kwamen of adel lijke lieden, die hun kasteel niet verlieten. „Er wordt vandaag hoog gespeeld," zei mij een mijner kameraden, „kijk maar eons!" Ik keerde mij naar de speeltafel en was zeer verwonderd bij het zien van den bankier het was een zekere de Mertons, dien ik van aanzien kende, een jongmensch van 22 of 23 jaar, voor wien ik eenige sympathie gevoelde omdat zijn vader, die te Sedan gevallen was, hem een roemrijken naam, echter geen fortuin had achtergelaten. Hij kwam slechts zelden in de sociëteit en speelde nooit. Ik was dus zeer verwonderd, toen ik hem de bank zag houden met hoopen goud en bankpapier voor zich opgestapeld. „Hoeveel op elk tableau?" vroeg er een. „O," zeide een dikke heereboer lachend, „mijnheer de Mertons heeft geluk hij kan wel de bank openen." De jonge man was zeer bleek, zijn oogen stonden verwilderd. „Bank geopend!" riep hij met bevende stem. Dit was als het ware het 'sein van zijn on geluk. Tienmaal achtereen verloor hij. In een kwartier tijds was de bank gesprongen. Een ander nam zijn plaats als bankier in en er werd verder gespeeld zoo snel en hartstochte lijk dat ik mij er door .liet meeslepen en ook meedeed. Om de tafel was geen zitplaats meer en ik stond dus achter de anderen, mijn hoed in de hand, waarin ik telkens mijn winst wierp, die voortdurend aangroeide. Op eens in het heetst van het spel, riep een stem„U wordt bestolen kapitein Ik maakte een vlugge beweging en greep de hand van den jongen de Mertons, die deze juist terugtrok uit mijn hoed, waar uit hij een biljet van duizend francs genomen had, dat hij nu tusschen de vingers frommelde. Het gezicht van den ongelukkige trok kramp achtig samen. Ik wisselde een blik met hem en zag eene uitdrukking van wanhoop in zijne oogen. „Mijnheer de Mertons is volkomen in zijn recht," zeide ik toen bedaard en met luider stem, „wij spelén voor gezamenlijke rekening en hij nam het geld dat hij noodig had. Ik verwonder mij erover, dat iemand tegen een man als hij een aanklacht kan inbrengen!" De verklaringen waren kort. De persoon die geroepen had, was iemand die voor den eer sten keer in de sociëteit kwam en de Mertens niet kende. Hij bood nu aan de Mertens zijne verontschuldiging aan en al de spelers dron gen den jongen man hen, hun leedwezen over den dwazen uitroep van den vreemde te ken nen gevende. Daarop ging men voort met spelen en de Mertens verliet de zaal. Drie dagen gingen voorbij, zonder'dat ik iets van hem vernam. Dat hij niet gaarne mij terug zou zien was natuurlijk, maar ik vond het vreemd, dat hij niet op een of andere manier zijn dankbaar heid betuigde voor de wijze waarop ik de eer van zijn naam had gered. Op zekeren avond zeide mijn oppasser dat een dame mij wilde spreken. Het was een vrouw van circa 45 jaar, met een kalm, fier gelaat en een open blik. „Ik ben mevrouw de Mertens," zeide zij, -;,mijn zoon heeft mij alles verteld en ik kom u danken, dat gij de eer van onzen naam on bevlekt hebt gehouden." „Mevrouw „Mijn zoon heeft een dwaasheid begaan hij heeft gespeeld en verloren. Het overige is u bekend." Ik was niet op mijn gemakde smart van deze edele vrouw trof mij diep. Zij stond voor mij en tranen flikkerden in hare donkere oogen. „Een jeugdige dwaasheid, mevrouw" sta melde ik, „ik zal uw zoon gaan opzoeken, hem erover onderhouden Zij schudde ernstig het hoofd. „Gij zult hem niet vinden, kapitein. Hij heeft dienst' geno men bij de zeemilitie. Ik ben hier niet geko men voor hij was heengegaan." Wij hadden dit verhaal aangehoord, zonder den kapitein in de rede te vallentoen hij zweeg heerschte er een oogenblik stilte. „En de ontknooping, kapitein? Wat is er van Mertens geworden?" „Hij is dood. Eenige jaren geleden kreeg ik een brief uit Tonkin, een klein briefje, met verbleekte inkt op reeds geelend papier ge schreven. Het bevatte slechts deze regels „Ik ben zwaar gewond. Admiraal Courbet brengt mij zooeven het kruis maar ik ga sterven. Ik zend mijn kruis aan u, die mij gered hebt en hoop dat gij het zult willen dragen „Zoo komt het, mijne heeren, dat ik in plaats van de decoratie die de kanselarij van het Legioen van Eer mij vereerde, op mijn uniform het kruis van sergeant de Mertens draag, die zich eens gedroeg als een dief, maar later stierf als een held." Advertentiën. Den 26 JANUARI a.s., hopen onze geliefde Ouders, li. BARTE1 Jz. en iT. IIIMA1 I hunne35-jarige echtvereeni- öfirigf te herdenken. Hunne dankbare kinderen, W. KAAN. D. KAAN-Barten. Jn. BARTEN. Noordscharwoude, Jan. 93. De ondergeteekenden gevoelen *zich verplicht hun havtelij- ken. dank te betuigen aan Familie, Yrienden en Bekenden, zoowel van hier als elders, voor de vele blijken van belang stelling bij hun 25-jarig huwelijksfeest onder vonden. K. WAGENAAR. G. WAGENAAR-Slot. Noordscharwoude, Januari '93. (zoolang- «Ie voorraad strekt), mooi, la nof stroo. I krijgbaar a 31/2 cent per stuk, van huis af te halen bij Vervoeg U voor het in orde laten hrengen van nw bindwerk, tot J. EL KEIZER, Snelpersdrnkkerij, Noord scharwoude. lederen NI A A ID AO verseh te bekomen bij (II E NI O N T O I II) 9 Hts Snelpersdruk van J. H. Keizer, Noordscharwoude.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 4