Nieuwe
Langedijker Courant", van Zondag 29 Januari 1893.
Plaatselijk Nieuws.
nen dienen om den regel te bevestigen.
Ziet men naar beneden, wat al gewurm om
een eerlijk stuk brood te verdienen, en ziet
men naar omhoog, wat al listen en kuiperijen
om schatten te bemachtigen, al is't langs een
donkeren weg en door verdachte middelen,
vrijmoedig voortgaande op het principe van
weleer, dat men, als 't het eigenbelang geldt,
geen rekening behoeft te houden met het ge
weten en de publieke opinie en dat er gele
genheid genoeg bestaat of gegeven wordt om
door de mazen der strafwet heen te kruipen.
De toestand wordt hoe langer zoo meer du-
ellistisch; hier de nood die vraagt, dringt en
eischt, ginds een gevoel van hoogheid dat
zich om niemand dan om zich zelf, zijne
vrienden en gelijken bekommerd.
Iemand zou een schets omtrent den toestand
in Europa aldus kunnen verdeelen:
lo. Europa is onzedelijk;
2o. het is arm, en daarom is het
3o. woelig, ontstemd, zoekend.
De overtuiging dat op den ouden voet niet
kan worden voortgegaan, breidt zich gestadig
uit, maar het vraagstuk is ingewikkeld en
daarom wordt de hand alsnog niet aan den
ploeg geslagen. En toch, de tijd voor het le
veren van bespiegelingen en het schrijven van
brochures over „het sociale vraagstuk" is
voorbij. Tijdelijke werkverschaffing voorziet
slechts in een tijdelijken nood, maar het euvel
woekert voort.
Er wordt gewacht op daden.
Gewacht.' En daardoor blijft 't „betrokken
lucht."
Blijkens achterstaande advertentie kunnen
we ons weer amuseeren voor een avondje, en
wel op a. s. Dinsdag bij den heer Stam.
Er zal nl. een concert worden gegeven door
het kwartet „Loreley," van Haarlem, met mede
werking van den heer L. Jansen Frz., als De
clamator. Wij voor ons gelooven dat het een
avondje van kunstgenot kan zijn en we zullen
wellicht niet de eenigen zijn die dit gelooven.
Loreley en Jansen zijn reeds oude bekenden en
men zal 't zich nog wel kunnen herinneren dat
zoowel het kwartet als de declamator het publiek
op uitstekende wijze aan zich weet te verplich
ten door iets goeds te leveren.
Toch raden we een ieder aan die van de
partij zal zijn, zijn verwachtingen niet al te
hoog te stellen't blijkt zoo dikwijls dat men
zich teleurgesteld ziet, al mogen we veronder
stellen dat we a.s. Dinsdagavond zullen ge
nieten.
Binnenland.
Eenige rijke Amsterdamsclie ingezetenen
brachten Maandag eene aanzienlijke som bijeen,
om den burgemeester tot dadelijke verdeeling
ter band te stellen onder de agenten van politie,
die in de laatste dagen der vorige week zulk
eene moeilijk taak hadden.
Te Leiden is een brievenbesteller aange
houden, die een groot aantal ongestempelde post
zegels van 1 en van een l/2 c. in zijn bezit
had. Men denkt, dat hij een aantal nieuwjaars
kaartjes verduisterd heeft, na er de postzegels
afgescheurd te hebben. Yeel schade heeft de man
niet toegebracht.
Men schrijft uit Haarlem
De lezing, door Fortuijn hier Dinsdag gehou
den, heeft gewerkt.
Reeds Woensdagochtend stonden op de Groote
Markt een 50-tal niet-werkloozen, doch slampam
pers, die men eiken Donderdag, nadat zij eerst
brood en koffie bij de commissie hebben gehaald,
ter terechtzitting kan zien en die meestal éen
voor éen het bankje der beklaagden innemen.
Daar zij niets uitvoerden dan de stad door te
loopen, eerst naar de woning van den burgemees
ter en later langs die van den Commissaris der
Koningin, werd aan hun optreden geen gewicht
gehecht. Doch zie, het was Woensdag en de
schooljeugd had dus vacantie, zoodat tegen een
uur of twee de Markt met de eerstgenoemden
en de jongens vrijwel bezet was, vooral bij
„Trou moet blycken" en bij den sigarenwinkel
van den heer Joh. Maasdezen laatsten vroeg
men om tabak, doch te vergeefs. Flinkweg werd
geweigerd.
Het was een onaangename stilte, die te 3 uur
op de Markt heerschte. Men kon zoo zien, dat
er zoolang het dag was niet veel zou voorval
len, doch dat, als de avond gevallen was, de
bom barsten zou. De politie was alleen vertegen
woordigd door een adjunct-inspecteur, eerst de
Heer Keyzer, daarna de Heer v. Asperen, met
twee agenten. Hoewel getracht werd de tram
te laten derailleeren en een der agenten een stuk
hout tegen zijn helm kreeg, werd door de politie
niets gedaan, zoodat het tot 7 uur zich bepaalde
tot het molesteeren van ouden van dagen en het
gooien met stukjes vleesch en vuiligheid op de
hoeden en mantels der bourgeois.
Te 7 uur kwam een aantal jongens los van de
fabrieken en werkplaatsen, en toen begon het
lieve leven. Al zingende van „Kees, daar ko
men bouten" aan, Kees, ga je mee," werd een
tocht gemaakt naar het Verwulft waar een hoop
steenen onbeheerd lag, en spoedig waren de zak
ken gevuld. Een andere troep zong nationale
liederen, die echter spoedig voor socialistische
werden veranderd. De troep nam toen den weg
langs de Ged. Oude Gracht, waar tal van ruiten
het moesten ontgelden, zoodat de inspecteur
Keyzer genoodzaakt was een charge te maken,
echter zonder de sabel te trekken. Ook in de
Nassaustraat, de Krocht, de Barteljorisstraat,
Schagchelstraat, Warmoesstraat en andere straten
werden de ramen verbrijzeld.
Tegen kwart voor 9 organiseerde zich een
troep, die, do Barteljorisstraat en Kruisstraat in
slaande, daarna de Nassaustraat nam en op het
Nassauplein waar de Burgemeester woont, de
glazen begon in te gooien. Slechts twee agenten
in politiek bewaakten 's Burgemeesters huis.
Geholpen door den Heer Glaser wisten zij den
troep op te houden, doch konden niet beletten,
dat de ruiten bij den Burgemeester werden inge
worpen. Yoor de drie personen waren het be
nauwde vijf minuten, doch onverwachts verscheen
een sectie agenten op het terrein, die, onder de
inspecteurs Scherpenhuizen, Nolthenius en Keyzer
een charge met de blanke sabel maakten, waar
bij menige gevoelige klap viel. Het gevolg was,
dat het plein in een minuut was schoongeveegd.
Te halftien moest nogmaals een charge worden
gemaakt, thans onder den inspecteur Bulken-
steijn.
Hierna bleef het op het Nassauplein rustig
en concentreerde zich de troep op de Markt en
de aangrenzende straten.
Er zijn hevige klappen gevallen en een drie
tal belhamels werd ingerukt.
Als men nu nagaat, dat hier ter stede, even
als elders, zeker werkloosheid heerscht, doch een
ieder, zonder vragen, 's morgens brood en 's
middags warm voedsel kan krijgen, dan rijst de
vraag: waarvoor al die betooging? En het ant
woord hierop is gemakkelijk te geven. Zonder
de opruiing van Dinsdagavond zou hier niets
zijn voorgevallen, doch de kiem, toen gelegd,
heeft wortel geschoten.
Het optreden der politie wordt, en terecht,
zeer geroemd. Te halfelf was alles zoogoed als
rustig.
Verloren gunst. Te Groningen is in eene
vergadering der leden van „Yindicat atque Polit"
met groote meerderheid van stemmen besloten,
dat alle studenten, leden van het korps, als lid
der sociëteit „Harmonie" bedanken, wegens stand
jes, die daar hebhen plaats gehad. Het aantal
bedraagt ongeveer 260.
Postdiefstal te IJmuiden.
Donderdag stond voor de Rechtbank te Haar
lem terecht, de ontslagen directeur van het post
kantoor te IJmuiden, Adrianus Pagé, sedert
eenigen tijd in verzekerde bewaring.
Pagé staat terecht terzake, dat hij te IJmui
den in zijne betrekking van directeur tusschen
28 Juli 1885 en 19 October 1892 zich heeft
toegeëigend en aangewend ten eigen bate een
bedrag van f 5092.39, toebehoorende aan het
Rijk, en welke hij in zijne bediening onder zich
had. Verder wordt hem ten laste gelegd, dat hij
op 18 October 1892 een der registers van het
kantoor, No. 230, dienende tot boeking van de
dagelijksche ontvangsten en uitgaven, valsch
heeft opgemaakt, door onder uitgaven op 4 Oc
tober 1892 een bedrag van f76.20 aan uitbe
taalde postwissels te boeken f876.20, en op 6
October een post van f 151.29 te boeken voor
f951.29, op den llden October het uitgave-cij-
fer f 102.40 te veranderen in f902.40, op den
13den October te boeken inplaats van f 167.85,
f967.85, op denzelfden dag f869.63 inplaats
van f69.63, op den 14den October f1546.in
plaats van f1046.
Zoodat hij op die bladzijde van dat register
vijf daarop voorkomende, alreeds geboekte posten
valschelijk gebracht op een bedrag, dat f4000
hooger was dan werkelijk het geval was en eene
daarop voorkomende alreeds geboekte post, val
schelijk met f500 verhoogd..
Pagé is een man van 54 jaar, met een fat
soenlijk uiterlijk. Hij is zeer bleek, doch be
daard. In 1884 werd hij tot de betrekking van
directeur van het postkantoor te IJmuiden be
noemd, zoodat hij reeds een jaar na zijne be
noeming de malversatiën begon. De zaak kwam
uit, toen de inspecteur der posterijen den 18den
October 1.1. het kantoor inspecteerde en daarbij
het tekort in de kas vond.
De inspecteur, de heer A. J. M. Ledeboer,
wordt het eerst als getuige gehoord. De inspec
teur zelf verklaart, dat sedert 15 April 1887,
alzoo in vijf jaar, geen inspectie van het kantoor
had plaats gehad.
Pagé dekte het eene met het andere en kwam
hij op een gegeven oogenblik geld tekort, dan
had hij een doorloopende subsidie van f5000
aan het kantoor te Amsterdam en kon vandaar
geld krijgen, zonder dat Amsterdam kon nagaan
of hij het wel noodig kon hebben.
De schade die het Rijk heeft, wordt vermin
derd door de borgstelling van den beklaagde die
f1900 bedraagt. Gevraagd waarom niet vaker
het kantoor werd geïnspecteerd, antwoordt de
heer Ledeboer, dat dit inspecteeren zoo nu en
dan maar eens gescheidt, daar hij 400 kantoren
onder zijn toezicht heeft en die niet elk jaar
kan nagaan.
Het eigenaardige van deze vervalschingen in
het register is, dat Pagé ze gemaakt heeft een
oogenblik voordat de inspecteur op het kantoor
kwam. Toen de heer Ledeboer van den trein
kwam, zag hem de besteller van het kantoor
en deze, eerder dan de heer Ledeboer aan het
kantoor komende, zeide tot Pagé „ik heb den
inspecteur gezien."
Onmiddellijk ging nu de directeur naar boven
en verhoogde de zes posten als boven omschre
ven, maar daar het tekort meer dan f5000 be
droeg en hij de posten slechts f4500 had ver
hoogd, ontdekte de inspecteur bij eerste telling,
dat de kas niet sloot en bij nadere beschouwing
bleek de vervalsching tevens.
De inspecteur is nooit iets gebleken over te
weelderige leefwijze van den beklaagde.
Pagé bekent al de vervalschingen en de ver
duistering der gelden.
Als tweede getuige komt op de heer Johan
nes Lohmann, sedert 1888 commies der telegra
fie te IJmuiden, waar hij echter ook als com
mies der posterijen werkzaam was. Twee regis
ters, No. 14 en het vervalschte No. 230, mocht
deze getuige nooit bij werken. De directeur hield
die steeds boven.
Thans blijkt waarom.
Page genoot een traktement van f2400 met
vrij wonen. Getuige Lohmann hoorde nooit van
groote verteringen door hem begaan, en kan ook
niet verklaren, waar hij het geld kan hebben
gelaten.
Beklaagde zelf kan niet zeggen, of hij bij
groote of bij kleine sommen het geld uit de kas
heeft genomen. Wel was soms zijn eigen kas
met die van het kantoor vermengd. Waaraan hij
het uitgaf, weet hij niet. Twee zijner kinderen
verdienen hun eigen kost en overigens heeft hij
er behalve zijn vrouw, nog vijf te verzorgen.
Toch verklaart hij, dat het geld is uitgegeven
aan gewone huishoudelijke zaken, zonder stij
ging in die uitgaven te hebben bemerkt. Van de
huiselijke uitgaven hield hij geen boek. Zelfs
het juiste cijfer van het ontbrekende was hem
onbekend en de vervalschingen in het boek ge
schiedde dan ook op goed geluk af.
De subs. off. van just. Mr. Joh. P. van Ou-
teren, neemt daarop requisitoir. In zijne woning
te midden van vrouw en kinderen, heeft spreker
den beklaagde gevonden. Onmiddellijk heeft hij
toen bekend, blijkbaar bewust van het strafwaar
dige dezer daad.
Spreker velt een ernstig oordeel over den be
klaagde. Hij stond te IJmuiden als een braaf
en vroom man bekend, maar heeft de malver
saties gepleegd als hoofd van eene instelling van
den Staat.
Spreker requireert de veroordeeling van be
klaagde tot een gevangenisstraf voor den tijd
van vier jaar, waarvan in mindering worde ge
bracht de tijd in preventieve hechtenis onder
gaan.
De ambtshalve toegevoegde verdediger, Mr.
C. G. von Reeken, doet opmerken dat do be
klaagde sinds zijn jeugd lijdende was aan ner-
veuse aandoeningen, hartkloppingen enz., die hem
dikwijls de gevolgen van een daad niet juist
deden zien. In den tijd dat Pagé directeur was,
is het kantoor zeer groot geworden en daartegen
meent spreker, dat zijn hersens niet bestand zijn
geweest.
Pleiter releveert dat een betere controle veel
had kunnen voorkomen en beveelt ten slotte
den beklaagde in de clementie van de rechtbank
aan.
De subs. off. v. just, bestrijdt pleiters opinie,
waarna deze dupliceert.
Uitspraak over 14 dagen.
H. Dbld.
Bij de verkiezing van een lid der Tweede
Kamer in het hoofdkiesdistrict Leeuwarden zijn
van de 3286 kiezers opgekomen 2195. Yan on
waarde 27 biljetten. Volstrekte meerderheid 1085.
Daarvan verkregen de heeren J. Troelstra (libe
raal) 896 C. V. Gerritsen (radicaal) 689 G.
L. van der Zwaag (sociaal-democraat) 231 P.
van Vliet Jr. (anti-revolutionair) 332. Herstem
ming dus tusschen de heeren Troelstra en Ger
ritsen.
Bij de laatste algemeene verkiezingen voor
de Tweede Kamer in 1891 werden in het dis
trict Leeuwarden uitgebracht 2451 geldige stem
men. Daarvan verkreeg de liberale candidaat,
dr. Zaaijer, 1350, dus 124 boven de volstrekte
meerderheid. De heer D. de Clercq, de candidaat
der volkspartij, verkreeg teen 620, en de heer
P. van Vliet Jr., candidaat der anti-revolutio
nairen 455 stemmen. Yan roomsch-katholieke
zjjde was toen geen candidaat gesteld.
De uitslag van de Dinsdag te Amsterdam
gehouden herstemming voor de Provinciale Sta
ten van Noord-Holland is, dat van de 5847 uit
gebrachte geldige stemmen er 3005 werden uit
gebracht op den lieer Van Eeghen (a.-r.) die
dus gekozen werd. De heer Loeff (lib.) had er
2842.
Voor den Gemeenteraad van Amsterdam wa
ren uitgobracht 5983 geldige stemmen. Gekozen
werd de heer Wormser (a.-r.) met 3154. Mr.
Roelvink (lib.) had 2799 stemmen.
De bevolking van Amsterdam bedroeg
einde December 1892, 207,000 mannen en
230,431 vrouwen, te zamen 437,441 zielen, tegen
426,798 op 31 Dec. 1891. Eene vermeerdering
van 10,643 zielen.
Er werden geboren 14,366 kinderen, 7351 van
het vrouwelijke en 7015 van het mannelijk ge
slacht. Er vestigden zich in de gemeente 12,073
mannen en 13,500 vrouwen, te zamen 25.573
20,830 personen, namelijk 9657 mannen en
11,173 vrouwen, verloor Amsterdam metterwoon.
"Woensdagavond werd in „Constantia" te
Amsterdam eene meeting gehouden, waarin
werd gesproken door den heer F. Domela Nieu-
wenhuis.
Toen na afloop der vergadering voor het ge-
gevoeld, dan wel geschreven, doch de voorlezer had
dat gedeelte achteloos over 't hoofd gezien. Hij had
ook daarna niets moer opgemerkt maar aan de
lectuur een nieuwe lofspraak toegevoegd over den
verdienstelijken jongen geleerde, van wiens reine be
geestering voor de wetenschap hij hoog opgaf.
»Ik wil het niet loochenen,voegde hij er bij.
»maar ook mij had het in mijn jonge jaren geluk
kig gemaakt, als ik een meer geestelijk beroep had
mogen of kunnen kiezen. Maar dat kon in ons fa-
briekstadje [nu eenmaal niet of ten minste zeer
moeilijk, en in mijn jeugd bestemde de vader nog,
wat de zoon worden zou.
Mij werd ook in 't geheel niets gevraagd, maar
eens op een mooien dag moest ik het gymnasium,
waarop ik school ging, ^verlaten en in 't kantoor
gestoken. Nu, het is zoo ook goed, en als men
ziet hoe de geleerden zich plagen en menig ver
dienstelijk man met moeite en verdriet te kampen
heeft, zijn geheele leven door, dan mag men waar
lijk nog vroolijk en dankbaar zijn, dat men een vas
ten grond onder zijne voeten heeft."
De moeder had den brief, nadat vader hem had
gelezen, nogmaals in de hand genomen, en zoo was
hij, toen Werner met de andere brieven in zijn
kantoor ging, blijven liggen. Geertruida had hem
echter, nu zoo graag, nog eens willen lezen, maar
zij dorst niet, zoolang haar moeder nog in de ka
mer was; ook meende zjj, men moest het aan haar
duidelijk kunnen zien, waarom zij hem herlas. Eerst
nadat hare moeder de kamer had verlaten, greep
zij met bevende hand naar den brief. En zooals
reeds bij de voorlezing des vaders, evenzoo was 't
ook nu één gedeelte, dat haar veel te denken gaf.
Hij had geschreven
»En zoo mag ik het kleine ongeluk, dat uwe
dochter overkwam recht dankbaar zijnwant daar
aan heb ik toch die onvergetelijke, slechts te vluch
tige uren, die ik in uw huis doorbracht, te danken.
Die herfstdag zal een aangenaam licht werpen op
mijn eenzamen winter, en de herinnering daaraan
mij nog vaak aan mijn studeertafel opzoeken."
Toen deze professor deze woorden geschreven had,
bedacht hij zich of 't niet beter was, het blad te
vernietigen. Ten laatste echter schenen zij hem niets
meer dan zijn innige dankbaarheid voor ontvangen
vriendelijkheid uit te drukken, en zij waren ook
werkelijk door iedereen, ook door Oscar, die hem
ook gelezen had, zoo opgevat. Geertrui echter hechtte
wel aan deze woorden, niet alsof zij direct op haar
betrekking hadden daartoe was zij te bescheiden
en haar eigen gevoel nog een raadsel voor haar
zelf neen 1 wat zij door die woorden onbewust
zoo diep gevoelde, was, dat zij hetzelfde dacht;
dat ook haar de herinnering aan den met Walde-
mar doorleefden dag nieuw leven gaf. En dat gevoel
nam toe, hoe meer de herfst zijn einde naderde en
de winter in aantocht was. Maar ook een gevoel
van treurigheid maakte zich van haar meester, en
't bleef den liefdevollen blik der ouders niet ver
borgen, hoe een schaduw zweefde over het kinder
lijk vroolijke aangezicht der lieve dochter.
Meermalen verzocht zij haren vader, eenige ge
schiedenisboeken, die Waldemar haar had aanbe
volen, aan te schaffen en was zij vaak uren ach
tereen in die lectuur verdiept.
Oscar, die haar menigmaal zoo aantiof, maakte
daarop spottend aanmerkingen, en toen zij hem
eenmaal driftig weersprak, antwoordde hij haar
sarcastisch
»Ahdat zijn nu de gevolgen van het geleerde
bezoek Gij schijnt mij zoo waar op den goeden weg,
een blauwkous van de eerste soort te worden.»
Geertrui werd bloedroodwas het de ergernis
over ziju spot, of was het de herinnering aan Wal
demar, die haar het bloed naar de slapen jaagde
Voor de eerste maal gingen de verloofden, beiden
zeer ontstemd, van elkaar.
Eenmaal deed Geertrui een voor haar verrassende
ontdekkingals zij in haar lievelingsboeken las,
scheen het haar toe. alsof Waldemars stem haar
uit het boek toesprakzij hoorde den klank zijner
woorden, en de gedachten, die zij in zich opnam,
werden haar door hem bemiddeld. Toen zij dat
voor 't eerst bemerkte, schrikte zij van zich zelf
maar als door een zoeten toever bedwelmd, gaf zij
zich geheel aan die stille tweespraak over, zonder
het gevaar te achten, waarin zij steeds dieper door
drong. En weldra was haar het beeld van den
vriend met enkel in de uren nabij, waarin zij haar
verstand vormde, ook in den kring harer huisge-
nooten en in Oscars bijzijn, of als zij aan zijn arm
uitwandelen ging, drong zich zijn beeld tusschen
haar en hare omgeving, 's Morgens bij het ont
waken meldde het zich ongevraagd aan, en bij hem
vertoefde haar laatste gedachte, als zij weder in
sluimerde.
Bezorgd zag de vader, wiens lieveling zij was en
tot wien zij in veel hartelijker en inniger verhou
ding stond, dan tot haar goede, doch verstandelijk
onbeduidende, moeder, haar stille streven. Het was
hem geenszins ontgaan, dat het tusschen haar en
Oscar niet meer zoo was als vroegerzij was meer
eenzelvig, soms als uit een droom ontwakend, wan
neer hij haar aansprakzij ontweek zijne liefko-
zingon als 't ware, en scheen ze meer te dulden
dan te beantwoorden. Haar bleek uiterlijk wekte
eerst de gedachte van lichamelijk lijdeneen arts
werd geroepen, maar deze verklaarde dienomtrent
niet de minste zorg te hebben.
Eens, toen Geertruida met haren vader alleen
was, nam deze het woord
»Wat is het toch, mijn lieve?» zeide hij zacht
en teeder, »ik ken je niet meer. Je bent sedert
eenigen tijd geheel veranderd. Dat is niet meer
mijn levens- cn lachlustige Geertrui, die met haar
vroolijk zingen mij dikwijls, als ik in't kantoor zat,
niet stoorde, maar door haar vroolijkheid gelukkig
maakte.»
Geertruida brak in tranen los.
Wordt vervolgd.