Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 10.
Zondag 5 Maart 1893.
2e Jaargang.
het daarslellen en sloopen van gebouwen
het daarstellen en sloopen van gehouwen
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
111 IlllïllïiH! GEVAL.
N IEü WE S
LAIGEIIJKEIt 001IR41T.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO et., franco p. post OO et.
UITGEVER:
J. HL KEIZER.
BUREEL:
Hoordscliarwoude.
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DIEIWREODLIIO OP »E.f IIOLEWDM IIEV ÜPOORWEO. (Greenwich lijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharvroude.
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD. 6.36*
7.47
11.23
3.06
6.37
9.51
10.59
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.07
11.43
3.26
6.57
10.11
11.19
Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Schagen.
RICHTING AMSTERDAM.
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38
7.50*
9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Proclamatie li.
De BURGEMEESTER van Noordscharwoude;
Gelet op de bepalingen, vervat in de Algemeene
Plaatselijke Politie Verordering dezer gemeente, en
wel in 't bijzonder betreffende
de Openbare Veiligheid
en
herinnert belanghebbenden aan de daarop toepasselijke
artikelen dier Politie Verordering, luidende als volgt:
Art. 52.
Het is verboden zonder Vergunning van Bur
gemeester en Wethouders
a. op enz.
c. langs de openbare Wegen boomen te plan
ten, hekken of gebouwen te plaatsen, dan op
een afstand van een Meter van de Heeren-
Straat of weg.
d. Vee enz
Art. 54.
Ieder die eenig gebouw wenscht daar te stellen
of een bestaand gebouw te sloopen, doet daarvan
vooraf kennisgéving aan den Burgemeester.
Art. 55.
Bij het sloopen en daarstellen van gebouwen
in de onmiddellijke nabijheid van tie openbare we
gen kunnen Burgemeester en Wethouders, zoo
noodig, eene behoorlijke afsluiting bevelen en be
palen zij de richting waarin gebouwd zal moeten
worden.
Art. 56.
Ieder eigenaar is verplicht te zorgen dat zijne
gebouwen tot wering van ongelukken in goeden
staat worden onderhouden.
Art. 66.
De overtredingen van eene der bepalingen in
deze verordering vastgesteld worden gestraft met
eene geldboete van f 3.— tot/-10.—voorzoo verre
niet bij de artikelen zelve de straf is bepaald.
De Burgemeester verzoekt eon ieder, ter voorkoming
van onaangenaamheden en boeten, zich daarnaar stip-
telijk te gedragen.
Noordscharwoude, den 21 Februari 1893.
De Burgemeester Voornoemd,
C. KROON.
De BURGEMEESTER van Oudkarspel;
Gelet op de bepalingen, vervat in de Algemeene
Plaatselijke Politie Verordering dezer gemeente, en
wel in 't bijzonder betreffende
de Openbare Veiligheid
en
herinnert belanghebbenden aan de daarop toepasselijke
artikelen dier Politie Verordering, luidende als volgt:
Art. 43.
Het is verboden zonder Vergunning van Bur
gemeester en Wethouders
a. op enz.
c. langs de openbare Wegen boomen te plan
ten, hekken of gebouwen te plaatsen dan op
een afstand van een Jleter van de Heeren-
Straat of weg.
d. Vee enz.
Art. 45.
Ieder die eenig gebouw wenscht daar te stellen
of een bestaand gebouw te sloopen, doet daarvan
vooraf kennisgeving aan den Burgemeester.
Art. 46.
Bij het sloopen en daarstellen van gebouwen
in de onmiddellijke nabijheid van de openbare we
gen kunnen Burgemeester en Wethouders, zoo
noodig, eene behoorlijke afsluiting bevelen en be
palen zij de richting waarin gebouwd zal moeten
worden.
Art. 47.
Ieder eigenaar is verplicht te zorgen dat zijne
gebouwen tot wering van ongelukken in goeden
staat worden onderhouden.
Art. 57.
De overtredingen van eene der bepalingen in
deze verordering vastgesteld worden gestraft met
eene geldboete van ten hoogste vijf-en-twintig
gulden voor zoo verre niet bij de artikelen zelve
de straf is bepaald.
De Burgemeester verzoekt een ieder, ter voorkoming
van onaangenaamheden en boeten, zich daarnaar stip-
telijk te gedragen.
Oudkarspel, den 21 Februari 1893.
De Burgemeester Voornoemd,
C. KROON.
„Crescendo."
De alhier bestaande zangvereeniging gaf jl.
Donderdagavond, onder leiding van haren direc
teur, den heer Dorsman, voor een flink opge
komen publiek, hare tweede uitvoering in dit
seizoen in het lokaal van den heer D. Stam.
Het programma 24 nrs. bevattende, werd als
men niet al te hooge eischen stelt, goed uitge
voerd. Nu ja, zij de vereeniging is geen
a capella koor en men moet dus billijk ziju in
het oordeel, ook dan nog, wanneer zij zou ge
klommen zijn tot ff. Volkomen waar, en ik wil
dan ook haar den lof niet onthouden,
waar zij dien toekomtwant aanspraak kon zij
maken op ons applaus als bewijs van goedkeu
ring met de stukken „De Hollandsche taal"
„Lied v. d. Visser"; „Goeden Nacht"; „In stil
len Nacht" „Zandmannetje" en „Nederland en
de Zee"voorzeker! deze stukken werden bij
uitnemendheid gezongen, maar met het
laatste stuk, nl. „Nederland en de Zee," vond
ik het tempo te vlug, daar, waar de muziek
overging in 2 kwarts maatbij langzamer tempo
zouden we iets van „Het Wilhelmus" hebben ge
hoord. De overige nrs. zooals ik reeds zei, zijn goed
gezongen. De eerste afdeeling echter voldeedt
blijkbaar minder goed. De stukken zullen er
natuurlijk even zoo goed hebben ingezeten, doch
waarom luistert de een naar den ander bij het
zingen. Daardoor wordt het geluid minder hel
der. Denkt er aan gij leden van Crescendo dat
gij zorgt den naam uwer vereeniging waard te
zijn. Sterker wordt gij, wanneer gij meer vrij
moedig zijt. De aanhef dus krachtiger, in het
bewustzijn uwe partij te kennen en gij zult
zeker van eenige beteekenis kunnen worden.
De piano en viool bleken blijkbaar weer in
hun goede doen. „Die Alpenhorn" en „Die
Loreley", boeiden ons; De vaste hand in het
vioolspel, bijgestaan met een keurig accompag
nement van piano, nu, 't was mooiZij verstaan
elkander, dacht ik, en dat ze ons nog dikwijls
met hun spel mogen verrasen.
't Ware te veel gevergd geweest als we bij
de nrs. die wij „toekregen," ook nog om „Van
drie studenten" hadden gevraagd, 't Verwon
derde mij toch echter dat er niet één van het
publiek er om verzocht. De directeur vertolkte
die Tenor-solo op een wijze dat wij zeker nog
lang met lof daarover zullen spreken.
En nu zou ik kunnen besluiten met te zeggen
dat 't weer een avondje vol kunstgenot is ge
weest en gezellig tevens, maar vooraf nog een
woord van waardeering en toewijding aan den direc
teur voor de manier waarop hij „Crescendo" leidt.
Ik twijfel er dan ook volstrekt niet aan of de
vereeniging zal nog eens komen, tot wat ik in
't begin reeds zeide, nl. van Crescendo tot ff.
Jl. Maandagavond vergaderde het Depar
tement Oudkarnpel, der Mij. tot Nut van 't
algemeen, in het lokaal van de heer G. Slote-
maker aldaar. Tot spreker was uitgenoodigd de
heer J. van Wijck, uit Anna Paulowna. Wij
kregen eenige Overbetuwsche schetsjes ten ge-
hoore en er was er niet één van de aanwezigen,
geloof ik, die niet genoot. Met den meesten tact
werden de voor dien avond gekozen stukjes
als: „De Aertnoten Visite," „De Inwijding van
den Nijerlijn", „Al of niet naar het Nut,"
„Kostgangers" en „Een Veurpruufje" voorgedr.ik
meen met zekerheid te kunnen zeggen dat er
eenige stukjes door den heer Van Wijck zelf
waren geschreven, waardoor 't ons meteen bleek
dat ook op dat gebied de heer v. Wijck geen
vreemdeling is. Frisch en natuurlijk is de inhoud
zijner pennevruchten en 't was dan ook ten
volle waar, wat de voorzitter in loco zei aan
het einde der voordrachten, dat zij, die dezen
avond hadden verzuimd, ongelijk hadden met
thuis te zijn gebleven, den wensch uitsprekende
dat wij den spreker op een volgende keer nog
eens zoude mogen hooren, want, zei de voorzitter,
deze perzik smaakt naar meer.
't Wil er bij mij nog maar niet in dat er zoo
weinig amino schijnt te bestaan voor 't Nut.
Daar toch, waar men alle pogingen in 't werk
stelt om 't nuttige aan het aangename te ver
binden, ondervindt men veelal geen belangstel
ling. Dat is te bejammeren. Zekerverschil
lende reden kunnen er toe lijden dat men ver
hinderd is te komen, doch, waar, van 't nu
bepaald geen geringe aantal leden, slechts 8
opkomen, daar is de vraag toch wel gewettigd:
waar heeft men nu meer mede op? Als men
(Uit de papieren van een arts.)
In het dagelijksch vertrouwelijk verkeer met den
heer des huizes, die niettegenstaande ons verschil
in jaren, mij als vriend behandelde, vernam ik
gaandeweg ook meer van zijne familie-verhoudin
gen hij had weinig bloedverwanten, die, met uit
zondering van zijne nicht Fanny, zeer verwijderd
waren en wanneer zijne vrouw en hij zelf kinder
loos kwamen te overlijden, was deze de naaste
erfgename van zijn vermogen, dat eenige tiendui
zenden bedroeg.
Deze mededeeling bracht mij er toe, Fanny wat
nauwkeuriger gade te slaan. Ik kon mij van een
zekeren argwaan tegen haar en een instinctieven
afkeer geen rekenschap geven en toch was het, of
een inwendige stem mij waarschuwde, tegenover
haar waakzaam te zijn. Behalve Fanny kwam ook
nog eene bejaarde dienstbode in aanmerking, welke
m hare eenvoudige, bijkans moederlijke zorgen niets
te wenschen overliet en geenerlei argwaan opwekte.
Zij wisselde met Fanny in het verzorgen van de
zieke af; nu eens bood de eerste, dan de laatste
haar de voorgeschreven middelen aan.
Ernilie dronk met voorliefde frambozenlimonade
met spuitwater. Daar was niets tegen, en slechts
nu en dan raadde ik aan, het koolzuurhoudend
water achterwege te laten.
Aan de prachtige villa van den rijken rentenier
grensde een groote, prachtige turn met bloembedden,
boomen en bloeiend struikgewas dikwijls vertoefde
ik daarin, geleidde ook niet zelden de zieke naar
de schoonste, luwste plekjes, maar altijd was dan
Fanny Mohr de trouwe geleidster van Emilie. Ik
moest erkennen, dat eerstgenoemde een werkelijk
zorgzame verpleegster was.
Op zekeren dag, toen ik 's morgens ongewoon
vroeg kwam het weder was bijzonder mooi en
ik stelde mij voor de lijderes veel voor van een
morgenwandeling in den tuin zag ik op den
achtergrond daarvan Fanny's kleedje door destrui-
ken. Ik kwam naderbij en bemerkte, hoe zij op een
bed bezig was, dat ik nog nooit eene nadere be
schouwing waardig gekeurd had.
Fanny was zoo ijverig met de planten bezig, dat
zij mijne trouwens behoedzame nadering in 't ge
heel niet opmerkte. Het kwam mij voor, dat zij
bladeren of zaden in een mandje verzamelde, dat
zij in de hand droeg, en daarbij had zij handschoe
nen aan. Plotseling hoorde zij mijne voetstappen
en als verschrikt rees zij op. Ik zag, hoe zij ver
bleekte. Snel begaf ik mij nuj naar het bed, ter
wijl zij zich daarvan wilde verwijderen.
«U houdt veel van tuinieren, juffrouw,® zeide ik.
»Was u bezig, aardbeziën te planten? Of bloe
men
Beide," antwoordde zij en trachtte hare kalmte
te herwinnen, terwijl hare stem nog trilde.
Ik beschouwde het bed nu nauwkeurig.
»Eene zonderlinge combinatie van planten,® ging
ik voort, »mij dunkt, dat ze veel te dicht op elkaar
staan."
»Ja, het ziet er wat wild uit,« antwoordde zij
maar dat mag ik gaarne, bij uitzondering."
Eensklaps bemerkte ik een bloeiende digitalis,
daarna nog een of tweevervolgens, in dicht struik
gewas verscholen, ook den doornappel.
»Dat zijn giftige planten," riep ik uit; »houdt u
daar ook van
»0, ik maak allen tot voorwerp mijner studie,"
antwoordde zij en ze deed haar best, om volmaakt
onverschillig te schijnen. »Ik doe wat aan botanie.«
»Ik ook,« merkte ik aan, «maar bij eene dame
is de liefhebberij daarvoor meer zeldzaam. Wat zou
dat voor eene plant zijn Ik kan er niet zoo dade
lijk opkomen wacht eens de naam ligt me
op de tong ah juist, nu weet ik het. Dit is het
slangenkruid. Ik zie het aan de dikke, vleezige bla
den met bruine vlekken en daartusschen de kleine,
groene vruchten, als erwten. Alles aan deze plant
is giftig, vooral echter het donkere onaangenaam
riekende sap. En houdt u ook van die plant?Goed
voor u, dat u handschoenen aan heeft, want reeds
het aanraken van deze giftige plant is niet zonder
gevaar voor de huid de kleine knopjes zijn in ze
keren graad doodelijk. Probeer maar eens, een
daarvan in een stukje brood te drukken en de kip
pen te geven u zal ze spoedig, onder verschijn
selen van krampen, dood zien neervallen."
»Waarlijk?" antwoordde Fanny. »Dit was mij
niet bekend."
Ik sloeg haar scherp gade en bovenal was het
mij er aangelegen, een blik in haar mandje te wer
pen, doch zij hield het bedekt, hetgeen mijn arg
waan deed toenemen. Met opvallende haast maakte
zij zich van mij los en nam afscheid met een kor
ten groet.
Langzaam volgde ik haar in huis. Ik vond me
vrouw Steinmetz slechter dan een dag te voren.
»Nu, wees maar getroost," zoo sprak ik zacht
tot haar, »ik hoop, dat van nu af uw toestand zich
zal beteren. Maar ik moet u dringend verzoeken,
niets te gebruiken, want ik u niet bepaald heb
voorgeschrevenniet eens een teug limonade, ab
soluut niets.
Zij beloofde het.
»Ik kom heden aan tafel,zeide ik verder»tot
zoolang gebruikt gij niets, van niemand. En spreek
daar niet vanik verzoek het u in uw eigen be
lang.®
Des middags kwam ik met voordacht zoo laat,
dat de tafel reeds gedekt was. Ik begaf mij onop
gemerkt naar de kamer van den heer Steinmetz
en verzocht hem, daar onopgemerkt te mogen
blijvende reden zou ik hem later wel mede-
deelen.
Toen de soep op de tafel stond, zag ik die, voor
mevrouw afzonderlijk gereed gemaakt, reeds dam
pen. Met alle teekenen van onverschilligheid ging