Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 26 Maart 1893. Binnenland. vervulden die rolletjes allerliefst. De gestes, de voordracht de heldere stemmen, het was der moeite waard. Met den meesten tact speelden zij voor jeugdig echtpaar alsof die twee zusjes werkelijk een huishoudentje hadden. De jongejuffrouw Pastoor was een lieve ver schijning als bergfee, trouw bijgestaan door hare feeën. Ook zij gaf dat rolletje zonder eenige schuchterheid weerallen waren vrij op de plan ken en dat van kinderen. "Wij hebbeD dus ten volle genoten en de hartelijk toegesproken woor den na afloop waren ten volle verdiend. De Heer Tonneman bedankte het publiek voor de betoonde belangstelling en werd luide toegejuicht. Wie de leiding heeft van zulk een klein gezelschap, verdient den meesten lof voor den tact waarop hij die kinderen leidt en de heer Otto heeft succès van zijn vermoeienden, doch zoo 't bleek dankbaren arbeid. De Rederijkerskamer „De Hoop," van Aartswoud, gaf jl. Donderdagavond in het lokaal van den heer D. Stam, te Noordseharwoude, voor een schaarsch opgekomen publiek eene openbare voorstelling, waarin zij tot stukken had gekozen „Onschuld en Misdaad," oorspronkelijk drama in negen tafereelen en „Liefde zoekt List," klucht in twee bedrijven. „Onschuld en Misdaad," is nog een stuk uit de oude doos, maar dit neemt niet weg dat er toch zeer boeiende tafereelen in voorkomen. On omwonden moet ik zeggen dat waar het aan grijpend had kunnen zijn, dit niet al zoo werd weergegeven. Het geheel zou er veel bij gewon nen hebben wanneer men een betere opvatting der rollen had gehad. Of men had dit wel en men bezat den tact niet. 't Laatste is misschien aannemelijker. Over 't geheel zat er geen gloed in, men bracht ons niet één oogenblik in spanning. Waar Stam niet krachtig genoeg was, en alleen door luider stem, aangaf dat hij zijn medeplichtige haatte, maar niet door handeling was Robert een veel te eentoonige schurk. Ook hoorden we alleen dat hij een schelmenrol ver vulde, maar we zagen zoo zeer geen daden, die ons maar voor een oogenblik met verachting voor hem deden vervullen. In zijn haat, die hij uitspreekt over Amanda, gevoelden we geen me delijden met haar. Amanda was in het 4e be drijf het gelukkigstoverigens sprak ze veel te eentoonig, en dit deed zeer veel van het spel verliezen. De zeeman is een eenigszins meer ondergeschikte rol, en toch vonden wij zijn spel in het 3e bedrijf 't natuurlijkst. Burghart was te bewegelijk. Dat zwaaien met die armen bij elke zin is vervelend op den duur en in de meeste gevallen misplaatst. Frederik, zijn zoon, was een al te koel minnaar, waar hij Amanda beschermt tegen de aanvallen zijner ouders. Neen, eerlijk gezegd, we zijn wel een weinig teleurgesteld geworden. Veel zou er beter zijn geweest als er goed hollands was gesproken ik wil den leden even attent maken dat het zoo misse lijk klinkt wanneer achter die woorden waar een n komt te staan deze niet wordt uitgespro ken en men spreekt van lippe of ik zal sterve; ook lag men een verkeerd accent op sommige woorden, waar men sprak van compagnon enz. Ik wil echter niet ontkennen dat er ook ge lukkig geslaagde oogenblikken zijn geweest. Ook, dat ik er volstrekt niet aan twijfel of door oefe ning zullen zij de leden voorzeker in ken nis toenemen, want er blonk wel iets van spel, maar aan de kamer ontbreekt misschien een leiding een man, die als 't ware den toon aangeeft. Het nastukje voldeed echter goed en er werd dan ook vrij goed gespeeld. Hoekstra acteerde onverbeterlijk de rol van klerk en was een na tuurlijke onnoozele Hans. Het applaus was dan ook verdiend dat zij inoogstten, maar eind goed al goed was dunkt me toch niet van toepassing op dezen avond. Een bal besloot deze openbare voorstelling der Rederijkerskamer „De Hoop," Op de voordracht voor onderwijzeres te Blokzijl komt voor Mej. C. Loos, te Noordsehar woude. zich eerst niets, en zag wezenloos voor zich uit naar de maan, die als een reusachtige chineesche lantaarn opkwam en een grauwachtig rooden gloed over het veld wierp. Langzamerhand kwam hem bij brokstukken het gebeurde te binnen. Hij ging overeind zitten, en plukte wat gras aan den kant, waarmede hij zich het gezicht afveegde. Eindelijk stond hij ophet ging moeielijk, maar gelukkig was er niets gebroken. Het bloed op zijn gezicht en handen hinderde hem, en Poot ging naar den waterkant en schepte zijn gedeukten hoed vol, eerst om te drinken, en daarna om zich te was- schen. Dat verfrischte hem, en het was alsof het water ook zijn gaest helderder maakte. Behoedzaam keek hij rond of Pumme nog in het gezicht was, maar hij zag niets van hem. Misschien lag het geld wel op den grond, en op zijn knieën kruipend, voelde Hein Poot in het mulle zand. Hij vond niets, en krabde zich achter het oor. Wat nu te doen? Het beste was maar dadelijk naar huis te gaan, en Poot liep weg zoo hard als hij maar kon. Het geheele huisgezin was nog op, en zat aan het avondeten, toen Poot binnen strompelde. »Heere, waar kom jij van daan, dat je er zoo verwaaid uitziet?" vroeg Jans. Allen omringden hem, en hoorden met open monden en groote oogen zijn verhaal aan, dat ge durig door allerlei vragen en antwoorden werd af gesproken. Uit Ziiidscharwomle schrijft men ons: Donderdagavond 23 dezer trad wederom dit keer voor 't laatst van het winterseizoen de heer Oosterhout op met zijne zangklasse. Voor een zéér talrijk publiek liet het voortref felijke koor, onder aanvoering van zijn wakkeren directeur zich hooren. De uitvoering kan beschouwd worden goed geslaagd te zijn, vooral wat het laatste nommer van het programma aanging de operette „Klaas en Trien." Wij behoeven hier niets bij te voegen; goede wijn behoeft geen krans. Ook de „soli" voldeden, alsmede de „Quatre mains." De directeur weet gloed te leggen in de muziek, door zijn koor vertolkt. Met warme belangstelling in zijn voortreffelijken arbeid en het uitnemende koor, dat hem ter zijde staat roepen wij directeur en zangers een hartelijk vaarwel toe, in de hoop, om, als het najaar ge komen is, weer van hen te mogen genieten. Van bevriende hand wordt ons onder staand verslag gezonden Woensdagavond jl., hield de Soc. Dem. Afdeeling Oudcarspel eene openbare vergadering, waarin als spreker optrad Luitjes van Sap- pemeer. Spr. verklaarde geen onderwerp te hebben ge kozen, maar de toestanden in het algemeen eens wilde behandelen. Wanneer men zegt spr. de maatschappij eens gade slaat, dan bemerkt men al zeer spoe dig twee stroomingen in het menschelijk bestaan, waar de een zich richt in eene niet gekende armoede en de andere zich voort beweegt in de richting van overvloedige weelde, en we weten allen wat de gevolgen zijn van deze twee uiter sten en vanwaar dit is gekomen. Niemand als individu alleen, heeft hieraan iets kunnen doen en zelfs de knapste regeering zal aan dit nood zakelijk geworden kwaad iets kunnen verande ren, ook niet, al kregen wij sociaal-democraten onzen zin. Het groote lichaam is nu eenmaal zoo opgegroeid en ontwikkelt zich steeds meer en meer. Sommigen meenen dat de regeering verkeerd handelt door den militairen stand op te houden, bijv. Duitschland wapent zich tegen Frankrijk en RuslandEngeland weer tegen een andere mogendheid en zoo zijn ze allen tot hun tanden toe gewapend. Dit kon wel anders, zegt men, maar spr. meent, dat de regeeringen daar mede een eerder goede dan kwade bedoeling hebben en waarom? Wie nadenkt, zal zien dat de comsumptie geen gelijken tred houdt met de productie. De eerste gaat achteruit en de tweede vooruit. Om nu meer evenwicht in de schaal te leggen, willen ze het verbruiksvermogen vergroo- ten. Wanneer immers, zegt spr., in een kleine stad, bijv. Alkmaar, een garnizoen komt, dan zullen de neringdoenden daar dadelijk bij profi- teeren en aangezien er vele van plaatsjes in achteruitgang zijn komt een groote legersterkte met vele garnizoenen als in Duitschland, de plaatselijke welvaart zeer ten goede. Het is wel niets anders dan een redmiddel, maar wat zal men anders bij het tegenwoordige systeem. Deze te volgen richting kan toch echter in geen ge val leiden tot welvaart. We zijn allen naakt geboren, de een heeft op dat oogenblik niets meer dan de ander maar spoedig is dat anders. Reeds in 't bezit van een groot vermogen ligt het eene kind nog in de wieg en als hij straks de wereld intreedt wordt hij geacht en gevierd door hen die in welvaart ver beneden hem staan. Zoo was het echter vroeger. Thans kan men duidelijk bespeuren dat het anders wordt. Heden wordt er bij gevraagd of die persoon iets geleerd heeft. De arbeid zal weldra een een reusachtig deel uitmaken van het groote lichaam. Immers, wanneer de fabri kant des zomers een paar weken naar Parijs gaat loopt zijn fabriek even goed, maar wanneer de arbeiders eens een paar weken aan de griep liggen, zal de fabriek eenvondig staan. Tevens meent spreker dat elke nieuwe uitvinding voor het socialisme het grootste propaganda-middel is. Dit toch behoort bij de vooruitgang der weten schap, en deze beide, wetenschap en arbeid be- hooren bij elkander. De menschen moeten wat ïEn al het geld is dus weg vroeg Jans. »Ja." »De belletjes ook?» »Jawel.« Zij keerde zich om, en ging op haar stoel zitten met het hoofd in haar schort. »Ik wist wel dat het hier in den laatsten tijd lang niet pluis was,« zeide de boerin, die haar hoofd schudde, alsof het met een draadje aan haar lichaam hing. »Ben je al bij den burgemeester geweest vroeg de boer. »Neen, daar heb ik niet aan gedacht, zeide Poot. »Dan zullen we maar gauw naar hem toegaan,® merkte de boer op. De sjees werd dadelijk ingespannen, en de zweep danig over het paard gelegd. Een week lang leefden Hein Poot en Jans in hoop en vreeze, en gedurig werd het voor Jen tegen opgeteld, dat ze hem wel zouden pakken. Pumme werd gepakt, maar het geld niet; dat had hij op luttele guldens na in Amsterdam opge maakt. Van het oogenblik dat dit bekend was, ontweek Jans haar vrijer zooveel mogelijk, en toen hij haar eens om opheldering vroeg, antwoordde zij: »Och, we moesten het maar afmaken, want je begrijpt dat ik je niet alleen om je mooi heb ge nomen.® EINDE. meer tot denken gebracht worden. Ze moeten die oude gebruiken meer laten varen en die vreesachtigheid voor zijn meergegoeden moet ver vangen worden door eene meer vrijen omgang. Eenmaal zal er gezegd wordenIk ben een ar beider en heb iets geleerd te doen, terwijl men hèm met den vinger nawijst die een luiaard is. Alles is nu in handen der bezitters die naar hun believen den arbeid beloonen de machines tot hun hulp hebben. Reeds ziet men vele groote industriëelen de zaken bij elkander doen wat reeds een teeken is dat eenmaal alles onder eene algemeene leiding zal staan. Alleen aan de wetenschap en het vrije onder zoek kan en zal het gelukken, met de wapenen des geestes, met de onverbiddelijke logika der waarheid, zich een weg te banen voor de vrij heid der volkeren en daarmede besloot hij zijne rede. Tot hoofdingelanden van den polder Ileer- lui go waard zijn herkozen de heeren C. Pool en P. van Langen. Als een bijzonderheid kan worden gemeld, dat door dén akkerbouwer Jb. Slijker te Sint Pancras, op een zijner akkers in eene knip is gevangen een geheel witte mol. Te Ede is proces-verbaal opgemaakt tegen Antje van de steeg, vrouw van T. v. d. B., we gens het onbevoegd uitoefenen van de verloskunde bij de vrouw van H. L., te Hartskamp die over leden is. De „Telegraaf' maakt de volgende jniste opmerking „Er is veel aan te voeren voor de stelling, dat de leiding der zaken in Nederland er bij zou winnen, wanneer het doorluchtige Hoofd van den Staat zoowel als de wetgevende macht voort durend te Amsterdam zoude verblijf houden. Hare majesteit Koningin-Regentes is te 's Gra- venhage omringd door zeer achtenswaardige en scherpzinnige raadgevers, maar het is moeielijk om het denkbeeld geheel van zich te werpen, dat de samenleving der hofstad minder volledig dan die te Amsterdam het werkelijke streven aan het Nederlandsche volk afspiegelt, en dat dus de leiding van 's lands zaken daarvan som tijds den invloed ondervonden heeft. De hoofdstad is de hartader des volks en het is dus vooral hier, dat van nabij de strooming van alle denkbeelden kan worden gadegeslagen en bestudeerd, een studie, welke voor de leiders des lands de eerste voorwaarde is van blijvende populariteit." En de „Amsterd." voegt daaraan toe: Een langer en vaak herhaald verblijf van het Hof in de hoofdstad zou niet anders dan nuttig kunnen zijn; eene vestiging van het Hof in de hoofdstad is, wij hebben meermalen aangetoond, een eisch van 's lands defensie-stelsel, die op den duur onafwijsbaar zal blijken te zijn. Landbouw en Veeteelt. Nu de invoer van vee uit Nederland in Duitsch land is verboden, is het zeker niet van belang onbloot te weten hoe groot die invoer anders is. Uit officeele berichten omtrent den algemeenen invoer in Duitschland in 1891 blijkt, dat uit Ne derland kwamen van de ingevoerde 132527 koeien 37000, van de ingevoerde 8369 stieren 34, van de ingevoerde 75130 stuks jongvee (beneden 2 ,/2 jaar) 10000. Door eenige veehouders te Ilecr-IIugo- waard wordt een kaasfabriek opgericht. Het timmerwerk is gegund aan den heer M. Klaver, het metselwerk aan den heer M. de Vries, het schilderwerk aan den heer D. Dirkmaat en de levering van den inventaris aan den heer A. Groot. Te Wildervank zag dezer dagen de familie L. vreemd op, toen de melkboer haar eene re kening aanbood van ongeveer f 60, voor gele verde melk. Eiken dag toch had men aan de meid het geld gegeven om den melkboer te be talen. Het bleek nu echter, dat de meid de cen ten voor zichzelve had gehouden en den melk boer maar had laten opschrijven. J.l. Dinsdagmorgen ontstond er brand in de boerenhofstede van G. Leeuwen, te St. Maar tensbrug, bewoond door J. de Geus. Spoedig stond het geheele gebouw iu lichte laaie, zoodat van den inboedel bijna niets gered is kunnen worden. Het vee is gered met uitzondering van 4 kal veren die een prooi der vlammen zijn geworden. Het goud en zilver is mede verbrand. De oorzaak van den brand is onbekend. Het gemeentebestuur van Ilooru heeft tot de Koningin en de Koningin-Regentes de uit- noodiging gericht, om tegenwoordig te zijn bij de onthulling van het standbeeld van Jan Pieters zoon Coen. Het antwoord moest echter afwijzend zijn, wijl HH. MM. in dien tijd in het buitenland zullen vertoeven. Te Alkmaar is aanbesteed het bouwen van eene ambachtsschool, enz. aldaar. 15 Inschrij vingsbiljetten waren ingekomen. De laagste in schrijving was die van den Heer J. van den Boogaard, te Haarlem, voor f 12,700, aan wien het werk is gegund. Te Breda is overleden Marie Antoinnette de Bourbon, dochter van wijlen den in Neder land wonenden Bourbon-pretentent (Lodewijk XVII). Zij was gehuwd met den te Breda wo nenden Franschen rechtsgeleerde Deymonaz, die, evenals vroeger de Graaf Gruau de la Barre, steeds de belangen dezer Bourbons heeft ter harte genomen. Ooggetuigen herinneren zich nog welk een effect 't maakte, wanneer vroeger, toen de familie nog te Delft woonde, op huiselijke feestjes de vleugeldeuren wijd opengeslagen werden, een lakei aankondigde: „La Reine 1" en dan deze Marie Antoinette in achttiende-eeuwsch gewaad en met gepoederd haar binnentrad, allen verbijs terend door haar treffende gelijkenis met de on gelukkige Koningin, van wie zij eene kleindoch ter heette te zijn. In een der groote bladen vinden wij het volgende „Naar wij vernemen, wordt tegen het einde der volgende week prins Karadja, gezant van Turkije, bij ons Hof, met zijn familie in de re sidentie verwacht. „Het stoffelijk overschot zal a. s. Maandag op Eik en Duinen worden begraven." Te Rijnsaterwoude is 's nachts tusschen 12 en 1 uur met zeldzame brutaliteit ingebroken bij den bakker Nijebakker aau den Woudschen dijk. De dief heeft zich toegang verschaft tot de bakkerij door een raam, dat van binnen met eene pin en een luik was afgesloten. Eene der ruiten is eerst volop met groene zeep besmeerd geworden, daarna ingedrukt, ten einde de pin uit het raam te kunnen trekken. Vervolgens is het raam opengeschoven, het luik geopend en. de dief bevond zich in de bakkerij. Toen is de booswicht een bezoek gaan brengen in de kamer, alwaar de bakker en zijn vrouw bij nachtlicht sliepen. Aldaar heeft hij de kleederen doorzocht, die op stoelen lagen, en de sleutels gevonden. Met een van dezen heeft hij de secretaire ge opend, al het goud er uit genomen, en in de nabijheid der kamerdeur gelegd. Toen ontwaakte de vrouw des huizes, die haren man wakker riep. Ijlings koos de dief toen het hazenpad en, daar hij door den bakker bedreigd werd, vluchtte hij zonder het goud te kunnen medenemen. Bij onderzoek bleek dat de geheele secretaire was doorsnuffeld geworden en de dief zich van on geveer driehonderd gulden had meester gemaakt. De brutale dief is nog onbekend. De Sittardsche gemeenteraad heeft eene zekere befaamheid gekregen door de wijze, waarop daarin de gemeentezaken worden behandeld. Een lief staaltje daarvan leverde weer de vergadering van Maandag, 13 Maart j.l. Aan de orde was de hand- en spandiensten. Aan De Katholieke Waarheidsvriendeene te Sittard verschijnend blaadje, wordt het volgende ontleend Voorz. Nu spandienst, die is gebleven, wij im mers keurden die zoo goed. Zinken. Ik zou graag zien dat daar een ver andering inkwam, want zooals dat nu is, laat het veel te wenschen over. Wij moeten het geld verdienen voor de stad en kunnen aan den veld weg niets doen. De voorzitter zet zich in positie en krampt de handen samen en schreeuwt: dao hubs hum weer, doe best van alles cretisant, al tied trek ste de achteraam, went het op dienen aankumt, had ik mer geweten, geer hadt het neit gekre gen, wat geer noe hubt; had ik het maar ge weten, geer hubt noe het geldj van de stad. Zinken op bedaarden toon. Wat hebben wij van de stad, ik zeg nog eens, de goedwillihen dienen en die anderen niet. De voorzitter schreeuwt ondertusschen aan houdend door: „het is zoo wie het moot zeen," slaat van tijd tot tijd met een vuist op de tafel, en roept: Dat is gelogen, ik breng ze in om vraag. Kallen. Ik word gekominandeerd, 3 maal daags, dus dat is 21 dagen dienen, ik betaal liever 45 gulden. De voorzitter valt hem op bitsen toon in de rede schreeuwt zoo hard hij kan: Weerhubben wegen, die zeen zoo goud es er irgens zeen, on waat wilt geer mit eure kwak dae der laet. Waat zoudt geer mit eure kwak? Schrey. Ja, maar Zinken heeft volkomen ge lijk, wat hij daar zooeven zei, ik heb het ook gehoord van geloofwaardige personen. De voorzitter valt hem in de rede en schreeuwt dat lugste jao, neum mig ens eine. Dat gebeurde zoo hard, dat de heeren Arnoldts uit hunne ge wone sluimering ontwaakten en tegen den voor zitter riepen: „maak u toch niet zoo kwaad, burgemeester, gedraag u kalm, fatsoenlijk, spreek niet zoo hard", nadat zij den burgemeester wat gekalmeerd hadden. Kamps. Het lij kent hier wel een Poolsche Landdag. Schrey. Ik zou eens graag het woord hebben. Jessen van Overhoven is een boer, die het niet zal zeggen, wanneer het niet wasdie heeft mij ook gezegd, dat er zijn, die komen, wanneer zij willen, en dat de goedwilligen alleen dienen. De voorzitter weet zijne drift niet te bedwin gen en schreeuwt: dat kan niet muigelik zaen dae doa zaet dat weijer, op het raadslid Zin ken wijzende. Kamps. Neem een register en laat degenen die hun dienst komen verrichten zelf hun naam daar in teekenen, dan heb u controle en weet van zelf wie komt en wie niet komt. Voorzitter. Dat hebben wij al jaren, mer hae hie is al tied achter op, naar Zinken wijzend. Zinken. Neen, het zijn juist uwe handlangers die nooit spandienst verrichten, daar is geen con trole als een enkele keer door een veldwachter,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 2