Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 14.
Zondag 2 April 1893.
2e Jaargang.
FEUILLETON.
GEWROKEN.
NIEUWE
C0MA1T.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordsciiarwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO ct., franco p. post OO ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Noordsciiarwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Rinnenland.
In de vergadering van de vereeniging tot
ontwikkeling van den landbouw in Hollandsch.
Noorderkwartier op jl. Woensdag te Oosthui-
zen gehouden, en waar 58 leden en 24 gasten
tegenwoordig waren, werd na opening door den
voorzitter medegedeeld
a. dat het ledental bedroeg 171, benevens een
zoon van een lid;
b. dat ingevolge den wensch der vorige ver
gadering aan de Staten-Generaal een adres was
verzonden in zake de peraequatie
c. dat voldaan was aan de opdracht, aan den
Min. v. Buitenl. zaken een adres van dankbe
tuiging te zenden, voor diens met zoo gunstigen
uitslag bekroonde bemoeiingen ter zake de ver
mindering der invoerrechten van zuivelproducten
in Spanje en enkele zijner bezittingen;
cl. adres was gezonden aan het Hoofdbestuur
der Holl. Maatsch. v. Landbouw, waarbij werd
betoogd en aangedrongen de leerhoeve voor zui
velbereiding te stichten in Noord-Holland en
wel, hetzij in de nabijheid van Hoorn, alwaar
's rijks proefstation was, hetzij op de grens .van
„de Beemster."
e. dat de heer A. Ericks van Petten, zich
bereid had verklaard, ook dit jaar volgens con
tract vorig jaar, zijne proeven tot wering van
het bederf in de kaas, voort te zetten;
f. dat het bestuur met zijn onderzoek tot af
schaffing der tarra van kaas en paardjesals
mede tot het bekomen van een bacteriolo
gisch station nog niet tot een einde was
gekomen en derhalve nog geene regeling kon
voordragen.
Yoorts werden van de ingekomen stukken, als
zijnde de meest belangrijke, ter kennismaking
1. Schrijven der afdeeling „Haarlem" betref
fende den gehouden cursus in hoefbeslag.
2. Missive van de „Commissie ter bevorde
ring der handelspolitiek," waarbij de aandacht
er op wordt gevestigd, dat de invoer in Spanje
van natuurboter uit Nederland zoo gering is.
Yan de in 1891 in Spanje ingevoerde natuur
boter leverde Duitschland 94382, België 1382,
Denemarken 69497, Frankrijk 45544, Engeland
4918, terwijl uit Nederland slechts 401 kilogram
kwam. Dan volgdenItalië met 201 en Noor
wegen met 283 kilo.
Tevens werden in deze vergadering door den
voorzitter uitgereikt de diploma's met bijbehoo-
rende gratificatie, elk ad f50.door 4 hoef
smeden uit Hollandsch Noorderkwartier verwor
ven op den cursus voor Hoefbeslag te Haarlem.
De vier personen, aan wie deze eervolle on
derscheiding te beurt viel, zijn de heeren
W. Blauw van Alkmaar, J. Smit van Aven-
horn, P. Smit van Wieringerwaard en P. Visser
van Noordscharwoude.
Voorz. wenschte hen geluk met hunne over
winning en sprak de hoop uit, dat zij nog zullen
voortstudeeren en zich nog meer bekwamen,
immers voor een intelligent mensch houdt de tijd
van leeren nooit op.
De bespreking der wenschelijkheid van het op
richten eener Staats-hypotheelrbank
kwam ook aan de orde, en we vinden dit een te
belangrijk punt, om daar niet even breedvoeri
ger over te spreken en putten het volgende uit
verschillende bladen.
De heer J. Zijp Kz., die dit belangrijk onder
werp inleidde, beriep zich op de door hem in
den laatsten tijd over bedoeld onderwerp gehou
den lezingen en achtte zijne argumenten als bij
belanghebbenden volkomen bekend en restte
hem nu nog slechts te weerleggen, hetgeen de
heer de Goede omtrent zijn streven had betoogd
in de „Amsterdammer" van 16 Maart 1.1.
In dat betoog had de heer de Goede de pro
paganda voor de Staatsliypotheekbank o n t ij d i g
genoemd, en onpractisch scheen het dien heer
toe, om nu nog de Yolksvertegenwoordiging
lastig te vallen met die zaak, nu de kieswet aan
de orde is gebracht.
De heer Zijp houdt vol, dat zijne propaganda
niet is „het paard achter den wagen spannen"
de Tweede Kamer is volkomen bevoegd zich
met deze kwestie in te laten en is zelfs verplicht
elk middel aan te grijpen, hetwelk haar wordt
aan de hand gedaan, dat ter bevordering van
welvaart en volksgeluk kan leiden.
Men kan toch het eene doen en het andere
niet nalaten. En als 't waar is, wat de heer de
Goede erkende, dat een Staatshypotheekbank het
middel kan zijn den eigengeërfden boer te steu
nen het hoofd boven water te houden, dan vraagt
spr., waarom dan nog langer te wachten?
Is de heer de Goede er zoo zeker van dat de
uitbreiding der kiesbevoegdheid aanstonds een
Tweede Kamer zal brengen, die gunstiger voor
doze zaak gestemd zal zijn, dan de tegenwoor
dige? Een goede zaak is er niet mede gediend,
dat men haar uitstelt. Ook is de stand der
staats-schuldbrieven nog nooit zoo gunstig voor
dit plan geweest als nu.
Men heeft spr.'s propaganda genoemd een on
bekookte zaak; doch Spr. weerlegt deze betich
ting met er op te wijzen, dat die zaak reeds
van alle kanten bekeken is en stelt in 't licht
hoe dit denkbeeld in de wereld is gekomen en
ten slotte door niemand minder dan de Konink
lijke Landbouw-Commissie werd geadviseerd als
te zijn het meest geschikte middel, den eigen-
geerfden boer te hulp te komen.
Spr. vraagt dan ook met vertrouwen van de
vergadering machtiging aan het bestuur dezer
Yereen., om alle stappen te doen,
die noodig zijn ter bevordering
eener Staat s-hypotheekbank.
Door den heer Dr. ten Bosch wordt met waar
deering erkend, de poging van den heer Zijp,
om de oplossing van een sociaal vraagstuk te
vinden. Omtrent het middel daartoe verschilt
spr. met den inleider van gevoelen. Spr. houdt
niet van staatszorg en het bevreemdt hem, dat
de heer J. Zijp Kz. te dien opzichte in zoo'n
korten tijd op zoo kolossale wijze van gedaante
is verwisseld, en nog voor een paar jaar het
vaandel van het particulier initiatief
hoog hield, en er op wees, hoe hij zelf in de
coöperatieve lijnkoeken-vereeniging had bewe
zen een voorganger te zijn van het part. initia
tief. Dat was geschied op het landbouw-congres
te Goes.
Dat standpunt had de heer Zijp nu verlaten
en zocht hij alleen hulp bij den Staat.
Spreker zeide dat men tegenwoordig alles van
den Staat verlangt en helaas vergeet men zich
zelve daardoor vleugellam verklaart en als 't
ware aanvrage doet om onder curateele gesteld
te worden. Waar gaan we heen Waar blijft
het beginsel van onze Hollandsche vrijheid?
Spr. gelooft, in strijd met de tegenwoordige
beroering om staatszorg, dat de Staat niet ge
roepen is de groote quaestien van het sociale
leven op te lossen; 't is onmogelijk dat|de staat
den duur en de waarde van den arbeid enz.
enz. kan regelen evenmin de loonen voorschrij
ven. De natuur der samenleving regelt deze.
Het wezen van den staat bestaat volgens spr.alleen
hierin dat zij volkomen vrijheid geeft aan hare
burgers opdat ieder individu zich meer en meer
kan wijden aan het particulier initiatief.
Zich bepalende tot de oprichting eener Staats-
Hypotheekbank, wijst Spr. er op, hoe bij de
vermogensbelasting voor de uitvoering een ko
lossaal aantal ambtenaren noodig is, welk aantal
bij de bedoelde bank veel grooter zal zijn.
Spr. herinnert nog aan de bewuste vergade
ring te Goes, waar de heer Mr. Slotemaker ten
warmste pleitte voor „Help u zeiven."
Spr. zou wenschen de stichting der Crediet-
kassen, gelijk het Elberfelderstelsel.
Als door particulier initiatief in zoo'n kring
een kas bestaat, zal de behoefte gevoeld worden
aan meerderen en krijgt men dan van zelf een
provinciale Emissiekas, welke provinciale kassen
weder een Centrale-kas zal tengevolge hebbe11*
Op die manier kan naar Spr's meening door
particulier-initiatief de eigengeërfden boerenstand
even deugdelijk geholpen worden en heeft men
dan nog het voordeel, dat men den winst zelf
behoudt en niet aan den Staat cadeau doet.
De heer de Goede is het eens met den heer
Zijp over de stiihting eener Rijkshypotheekbank
ten opzichte t'er politieke kwestie acht hij
het hier niet de plaats met den heer Z. in debat
te treden.
De heer J. Zijp Kz. repliceerende, protesteert
er tegen, als zou hij een politieke gedaantewis
seling hebben ondergaan.
Wat hij te Goes toejuichte, staat hij nog voor
en met genoegen sluit hij zich aan mr. Slote-
maker's plan, om door „Kassen" te trachten te
voorzien in de behoefte aan crediet op korten
termijn.
Maar men vergete toch niet, dat het hier een
geheel ander streven geldt. Er is nu sprake van
het middel, waardoor de eigengeërfde boerenstand
in beter conditie gebracht en de productiekosten,
aan zijn bedrijf verbonden, verminderd kunnen
worden.
Daartoe vraagt spr. de hulp van den Staat
die toch heeft het allermeest crediet.
En van dat geroemde particulier initiatief wil
spr. een staaltje ten beste geven:
In 1881 toen de rijkspostspaarbank kwam en
men allerwege op particulier-initiatief gestichte
spaarbanken bezat, was spr. zelve van gedachte,
dat die heele Rijkspostspaarbank wel niets zou
geven.
Het succes van de Rijkspostspaarbank heeft
spr. geleerd, dat niettegenstaande de rijkspost
spaarbank maar 2.64 °/0 rente geeft, tegenover
de particuliere spaarbanken, die 4 en 31/2
geven toch de particuliere spaarbanken suc-
cescievelijk verdwijnen en reeds verdwenen zijn
en het publiek vertrouwde de rijkspostspaarbank
meer en bracht daar zijn geld, daardoor tevens
de gebrekkigheid van het particulier-initiatief
constateerende.
Vergeet ook niet, dat de koopman slechts met
zijn handteekening naar de Nederl. Bank behoeft
te gaan, en geld kan krijgen om zijne zaken uit
te breiden; de kapitalist kan zijn geldswaar
dig papier bij de Ned. Bank deponeeren
om eenige duizenden tegen een lage rente ad
2 ]/2 ter leen te krijgen; maar de boer
al heeft hij 100.000 in eigendom, hij kan geen
cent ter leen krijgen bij de Ned. Bank. Hij moet
terecht komen bij de tusschenpersonen en
meer betalen. En de boerenstand heeft juist be
hoefte aan goedkoop geld.
Men zal mij wel niet tegenspreken, als ik me-
Een drukkend warme namiddag is op den snik-
heeten dag gevolgd; bloem en blad, die reeds des
daags als uitgeput door zooveel warmte hun kopjes
lieten hangen of hun stengel hadden gebogen, buk
ken zich al meer en meer en een loodzware lucht
schijnt als op de aarde te rusten. Van tijd tot tijd
schittert een bliksemstraal aan den hemel, terwijl
zich soms een korte, maar wilde storm in de toppen
der boomen verheft, om aanstonds voor een zoo
veel te drukkender temperatuur plaats te maken.
In een van de aanzienlijkste huizen van 't schoon
gelegen Geldersch dorpje B. zit de eenige genees
heer van die plaats, dr. Warmoltz, in zijn studeer
vertrek. Een stapel boeken omgeeft hem, maar hoe
dikwijls hij ook zijn fraai gevormde hand door de
donkere lokken strijkt en hoe lang zijn oog ook op
het papier vóór hem staart, niet één woord is nog
gezet, niet één letter verraadt zijne gedachten.
Waarom heeft hij zich dan zoo even met zulk een
haast naar zijn schrijftafel gespoed om te werken
en waarom blijft hij dan nu zoo in gedachten zit
ten, terwijl zijn mannelijk schoon gelaat zoo somber
staat
Zijn geest verwijlt bij vroeger dagen, nu tien jaar
geleden. Hij was drie en twintig, zij achttien,
't Was toen juist zoo'n middag als heden, even
drukkend, even warm. Hij ziet weer 't zelfde mooie
dartele kind met de blonde krullende haren en
schalksche bruine oogen en hij Hoort weer hoe haar
zoetvloeiende stem hem verzekert, dat zij hem en
hem alleen bemint. Bemintbah, een bittere lach
krult zijn lippen, een kwade geest gaf haar dit ge
zegde in den mond; want had niet een half jaar
daarna een ander, een zoogenaamde vriend van hem,
haar de zijne moge noemenhad deze niet, gebruik
makende van stand en fortuin, haar gedachten inge
blazen die zij nooit gekoesterd had en was zij niet
liever den rijken man gevolgd, dan misschien nog
jaren te wachten op een huwelijk met den knappen,
maar armen geneesheer?
Arm, ja, dat was hij toen, maar nu niet meer
nu werd zijn naam met eere genoemd en kon hij
op een uitgebreide praktijk bogen. Maar wat gaf
hem dithij was bedrogen door twee menschen, op
wie hij 't meest vertrouwd had liefde en vriend
schap waren weg en slechts de herinnering aan
gelukkige dagen bleef over.
En terwijl hij daar zoo zit te mijmeren en te
peinzen, wordt 't buiten steeds drukkenderslap
en weiflend hangt alles ter neer, een dof gerommel
laat zich onophoudelijk hooren en nog slechts een
enkele vogel galmt vroolijk een lied. Zachtjes rui-
schen de bladeren der boomen zij fluisteren
zij zingen I
Leise, leise, frommer Weise
klinkt het in des jonkmans oor en verschrikt springt
hij op en ziet om zich heen of zijn droom ook
werkelijkheid is geworden; of zij, zijn trouwe, zijn
innig geliefde
«Brrzegt hij bij zich zeiven, »'t is hier be
nauwd,en hij werpt deur en vensters wijd open,
en staart naar den hemel, waaruit nu groote regen
droppels beginnen neer te vallen.
Een luid gebel klinkt op dit oogenblik door de
gang en doet hem naar de kamerdeur gaan om de
oude dienstmaagd te roepen, doch nog is hij daar
niet gekomen, of een tweede maal wordt het metaal
met kracht heen en weer bewogen.
»Kaatjeklinkt zijn stem, «hoor je 't niet, er
wordt gebeld doe open
«Jawel, mijnheermompelt Kaatje, haarsloffen-
den gang een weinig versnellende. »Ik hoor 't met
uwes permisse wel ik bin goddank niet doof,
maar een mensch is een mensch en die wil graag
op een fatsoendelijke manier voor den dag komme,
en as je zoo bovenop den turfzolder zit, zou ik wel
eens willen weten
Verder kan de oude niet gaan, want Dr. War
moltz is reeds weder in de kamer teruggekeerd en
zij heeft middelerwijl de deur geopend.
«Mijnheer thuis vraagt een gejaagde stem.
«Jawel mijnheer wou uwe mijnheer spreken
«Ja, dadelijken terwijl de vreemdeling haastig
de gang een eindje op en neer loopt, verraadt zijn
ademhaling een hevige aandoening.
Ofschoon Kaatje gewoonlijk terstond de menschen,
die den geneesheer wenschen te spreken, in de
kamer laat, kan zij dit voor dezen keer niet goed
met haar geweten overeenbrengen en 't is dan ook
met een zekere geheimzinnigheid, dat zij eerst even
binnen verschijnt en zegt«meheer, daar is een
vreemde heer om u te spreken en hij lijkt wel
gekvoegt zij er bij.
«Laat hem binnen,antwoordt dr. Warmolz en
zijn haar van het voorhoofd strijkende als om alle
droefgeestige gedachten te verbannen, voelt hij zich
door deze afleiding weer met nieuwen moed bezield
en ziet hij met belangstelling naar de deur, die nu
geopend wordt.
Eensklaps overdekt echter een doodelijke bleek
heid zijn gelaatonwillekeurig doet hij een stap
achteruit en terwijl zijn trekken een onheilspellende
uitdrukking aannemen, klinkt met ruwe stem zijn
uitroep
«Van Manen wat beteekent dit ?oc
«Wat dit beteekent, Warmoltz zegt de vreem
deling, zijn hand naar den vroegeren vriend uit
stekende, welke deze echter niet grijpt, «wat dit
beteekent, vraagt gij Omdat ik sterf van smart
omdat mijn kind misschien geen uur meer zal
levenG. Godheb medelijdenen wanho
pig ziet de ander den geneesheer aan, terwijl zijn
oogen zich vragend op hem richten.
Warmoltz ontgaat die blik niet: hij heeft zich
hoog opgericht en zijn breede gestalte schijnt nog
forscher dan gewoonlijk, maar ijskoud vraagt hij
«En wat wil je nu van mij
«Maak mijn lieveling beter wij zijn in't hotel