Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 9 April 1893. Buitenland. Te Sncek waren Dinsdag circa 6000 kie vitseieren aangevoerd, welke verkocht werden voor 15 cents per stuk. Over de weersgesteldheid in Maart jl. luidt het bericht van het Meteorologisch Instituut te Utrecht als volgt: De hoofdkenmerken der afgeloopen maand zijn groote droogte, warmte en helderheid. Alle dagen, met uitzondering van 17, 18 en 19, waren te warm. De gemiddelde temperatuur der afgeloo pen maand (7.4) is aanzienlijk (2.5) te hoog. De temperatuuruitersten, te Utrecht waargeno men, zijn 0 en 17.2. Nachtvorst was echter veelvuldig en kwam de laatste 14 dagen onaf gebroken voor. De relatieve vochtigheid, gemiddeld in Maart 85 pCt., was ditmaal slechts 60 pCt. De verdam ping, 62 m.M., overtrof natuurlijk het veeljarig gemiddelde (48 m.M.) De totale regen-hoeveel- heid te Utrecht, 15,3 m.M., is, in vergelijking van de gemiddelde hoogte voor Maart (44.5), zeer gering; slechts tweemaal, 1854 en 1879, toen 12.8 en 13.5 m.M. gevallen zijn, leverde Maart nog minder regen. Eveneens is het aan tal regendagen 7, geringer dan het gemiddelde (17) voor Maart. Het aantal heldere dagen in Maart is nog nooit zoo groot geweest. In 1870 bedroeg het aantal 11, ditmaal zelfs 12; gemiddeld is het aantal 3.6. Het aantal geheel bewolkte dagen (3) be reikte daarentegen slechts de helft van dit aan tal (6) voor Maart. De gemiddelde barometerstand, 764.4 m.M., was ongeveer 4.8 m.M. te hoog. De luchtdruk- king kenmerkte zich voornamelijk door geringe veranderlijkheid. Gedurende de eerste periode stond het weder voornamelijk onder den invloed van luchtdruk maxima, zuid-oost en zuid-westwaarts van Neder land zij kenmerkt zich door overheersching der Z.-W. winden. Gedurende de laatste 10 a 12 dagen vertoeft het barometer-maximum hoofdzakelijk hier te lande en in de onmiddellijke omgeving. Ooste lijke winden en windstilten zijn toen voortdu rend waargenomen. Het totaal aantal stilten, 39%o, is aanzienlijk meer dan het gemiddelde voor Maart (17°/00). Beide perioden zijn gescheiden door enkele sterk buiïge dagen (17, 18), met sneeuw, hagel en on weer (46 berichten van den 17.) Te Deventer legde Zaterdag een meisje van 7 jaren een hoop steenen op de stoep eener woning. Hierover werd eene werkvrouw zoo boos dat zij het kind een pak slagen toediende. Het kind overleed den volgenden dag. De werk vrouw werd in hechtenis genomen, waarna een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld, waarvan de uitslag was, dat, volgens den geneeskundige, de dood niet in het minste verband staat met de gepleegde mishandeling. Terstond na de lijkschou wing werd de vrouw dan ook op vrije voeten gesteld. Domela Nieuwenhuis, die te Roermond eene redevoering zou houden, is onverrichter zake moeten vertrekken. Het publiek, dat de vergadering bezocht, maakte hem door het zin gen van nationale en anti-socialistische liederen het spreken onmogelijk. Het bestuur van de Feestcommissie, Con cours 1893, te Winkel geeft kennis dat over de prijzen gevallen op de nos. 32, 109, 291, 393, 409, 458, 464, 476, 537, 594, 596, 604, 607, 709, 935, 948, 978, 1119, 1326, 1365, 1394, 1413, 1428, 1522, 1566 en 1575 welke ver zuimd zijn af te halen, tot uiterlijk 23 April 1893 kon worden beschikt. Die, welke op dien datum niet zijn opge- ëischt, worden alsdan het eigendom van de Com missie voornoemd. Te Zaandam zijn twee paarden van de firma Yerkade en Co. afgemaakt en verbrand, omdat zij lijdende waren aan kwaden droes. Te Beerta (Groningen) is door 32 vrou wen eene sociaal-democratische vrouwen-vereeni- ging opgericht. Een practische gom. Om te voorkomen, dat gegomd papier bij het drogen omkrult, doet men een weinig glycerine in de gom. De firma Yan Houten te Weesp laat te Antwerpen een houten gebouw vervaardigen vun 150 vierkante meters oppervlakte, twee verdie- men onderhuls en riep: »vrouvv Schetter! vrouw SchetterNouzonder erg kom ik aan de trap en wat doet me die schreeuwleelijk. Ze roept zoo schandaleus mogelijkdaar heb je je bittere kom kommer weerom, leelijke afzetster, gemeene bitter- neusen meteen gooit ze de komkommer naar me toe, tegen mijn bakhuis. Natuurlijk gooide ik dat ding weerom en vroeg doodbedaard, of ze'talereis meer had gehad en ot ik ook vast een kamer voor d'r zou bestellen in Meerenberg, of dat ze soms pas in de vergunning was geweest, maar dat mensch heeft zoo'n groote brutale mond, dat 'n fatsoenlijke nette vrouw bang wordt voor zoo'n giftige adder, die 'n bek heeft als een ophaalbrug. Daarom riep ik enkel maar terug: »Heitatsoendelijke madam, als je gedaan heb, val dan zelf naar beneden asje blieft dan kan je met je keu de-perrie en je kersepit ereis voelen hoe breed m'n deur is.« Wat zij toen gezeid heb, weet ik niet meer, maar de buren zouën uwee kunnen vertellen hoe beest achtig zij aanging en ook dat ik dood bedaard en fatsoenlijk ben gebleven, 'k Heb haar alleen ouwe modderflesch en opgedirkte mesthoop genoemd dat wil ik bekennen, maar anders ben ik een veel te nette vrouw om m'n evennaaste te beschimpen of te veraffronteeren.» »De Amst.« pingen hoog, en met vier rijk bewerkte gevels, alles in den oud Hollandschen bouwtrant der 16de eeuw, ontworpen door den Antwerpschen bouwmeester Jules Hofman. Op het midden van den hoofdgevel zal eén toren van 23 meter ver rijzen. Een en ander zal op de tentoonstelling te Chicago in elkaar gezet worden en dienst doen als reclame-tent der firma voor hare cho colade. Dienstboden zijn niet altijd even sterk in het onthouden van boodschappen die, vooral als er vreemde woorden in voorkomen, maar al te dik wijls verkeerd of in verminkten staat over ko men. Een kurieus en authentiek staaltje van zulk een verkeerd overgebrachte boodschap is het vol gende Bij mevrouw X. te L. werd op een avond ge scheld en kwam een oogenblik later de dienst meid, die open gemaakt had, binnen met de woorden Komplement van mijnheer Y (naam van den muziekmeester) en of mijnheer deparapluie en het karpet mocht hebben, want mijnheer wenschte de rekening nog eens over te maken. Verbazing van mevrouw X.! Verbazing van haar dochters! Niemand begreep iets van die boodschap, waarin een parapluie en een karpet op zoo zonderlinge wijze waren vereenigd, om een muziekmeester tot het overmaken van een rekening te dienen. De vrouwelijkt Mercurius werd teruggezonden met het schriftelijk antwoord van een der meisjes: Mijnheer wat bedoeld u? Uw gedienstige brengt ons een boodschap, die meer duister is, dan ooit de orakelspreuken van Delphi kunnen geweest zijn. Hierop volgde de boodschap opnieuw maar dit maal ook geschreven: Gaarne wenschte ik de partituur nog eens te hebben, ten einde het kwartet van het requiem te kunnen overmaken. fiiuineii en moeten. „Ik kan niet" is meestal juister uitgedrukt door „ik wil niet." Hoe dikwijls hoort men bijv. een dienstmeisje niet uitroepen „ik kan niet koken en tevens ander werk verrichten," „ik kan geen kinderen oppassen" of „ik kan niet naaien," enz. Dit beteekent bijna altijd zooveel als „ik wil niet'" want wat men niet kan, is dikwijls gemakkelijk genoeg te leeren, doch vele menschen willen dat niet, omdat het veel ge makkelijker is, het in 't geheel niet te doen. Hoe kwetsend en hardvochtig is het niet als eene vrouw zegt: „Die zieke kan ik niet bij mij in huis hebben" of „zulk lijden kan ik niet mee aanzien." Waarom kan juist zij dat niet? Wanneer eens allen zoo zeiden, wie zou dan nog de arme zieken verplegen. Zulk eene verontschuldiging mag niet in ernst worden aangenomen en dikwijls gebeurt het, dat juist deze vrouwen later toch de rol van zie lenverpleegster bij man en kinderen moeten waarnemen. Dan wordt er niet gevraagd wat zij kunnen, doch ze moeten eenvoudig. Het schoonste meisje zal bij werkelijk be schaafde en zachtaardige menschen in achting dalen, wanneer het in plaats van hulp te ver- leenen, zegt„ik kan niet." Dit komt of uit hardvochtigheid of uit traagheid voort. Men danke God, wanneer men niet van anderen af hankelijk is en toone die dankbaarheid, door opgeruimde hulpvaardigheid. In alle levensom standigheden denke men evenwel „ik moet" en dan eerst zal men zien, hoeveel men kan. (N. A.) Een dertigtal leden en gasten hadden ge hoor gegeven aan de uitnoodiging van het bestuur der Centrale Liberale kiesvereeniging van de Provinciale Staten, in het Hoofdkiesdistict Scha- gen, op Woensdag 5 April 11., en woonde de bespreking bij der kieswetvoor stellen van den Minister van Binnenlandsche Zakenwelke be spreking werd ingeleid door den heer Mr. A. P. i*E 3, A AGE, van Alkmaar, waarvan wij een kort uittreksel geven, wat wij putten uit de „Schager Crt." Spr. doet opmerken dat zijne inleiding niet zal zijn een deftige politieke lezing doch een causerie. „Worden de thans aanhangige kieswetvoor- stellen wet," vangt spr. zijn betoog aan, „dan zal er een geheel nieuw kiezerscorps gevormd worden; want ofschoon het tegenwoordig voor stel der regeering wel geen algemeen stemrecht belooft, het komt er toch zeer dicht bij. Ieder een, die kan lezen en schrij ven, het verkiezings formulier kan invullen, in het laatst voorafgaand jaar niet bedeeld is geworden door eenige instel ling van liefdadigheid en niet veroordeeld is tot een gevangenisstraf langer dan 4 jaren, zoo iemand zal bij de nieuwe wet kiezer zijn. Die nieuwe kiezers zullen kiezen de leden voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten. Spr. wijst op het verzuim der Regeering, om niet tegelijkertijd de verkiezing voor het gemeen tebestuur te wijzigen. Zij, die thans regeeren, zullen onder de nieuwe wet in de minderheid zijn; een andere klasse zal dan den doorslag geven. Bedenkt men dat door deze nieuwe regeling, de meest talrijke klasse ook zal worden de politiekinvloedrijkste, dan zal men erkennen dat deze wet eene groote maatschappelijke omwenteling kan ten gevolge hebben; zij, die maatschappelijk de minste ont wikkeling bezitten, zullen het meest eischen kunnen; dan staan wij voor de revolutie. Er zal een totale verandering plaats hebben van den grondslag en de basis van het politiek gezag in ons land. Deze wet zal de macht in handen geven aan het grootste getal der meerderjarige mannelijke ingezetenen. De Regeering zegt uitvoering te geven aan art. 80 der Grondwet, hetwelk het bezit der ken merken van welstand en geschikt heid verplichtend stelt. Volgens de Reg. bezit elk, die maar zoo wat kan lezen of schrijven die geschiktheid, en omtrent maatschap- pelijken welstand schijnt het voldoende kenmerk als de betrokken kiezer, zijne vrouw of kinderen, het laatste jaar geen bedeeling ge noten. Dat vindt spr. toch een eigenaardige op vatting van welstand. Maar dan is de sociale quaestie meteen uit de werelddan is Nederland een zonderling welvarend volk. Wat de Regeering niet had mogen verzuimen is, dat zij had moeten aantoonen, welke waar borgen die wet bevat, dat door het nieuwe kies recht een beter in aller belang optredende re geering georganiseerd zal worden. De Regeering zal hebben aan te toonen, dat matige kennis van lezen en schrijven voldoende kenmerk is voor geschiktheid. De Reg. zegt wel: „het staat stellig vast, dat men met het kunnen lezen en schrijven, de noodige geschiktheid heeft" en laat dan verder volgen„de lijn kan niet lager gesteld worden, dan bij hen die kunnen lezen en schrijven," -maar spr. weet niet of die overtuiging bij iedereen zoo vast staat. Waar de Regeering nu eenmaal die taak aan ons heeft overgelaten, en wij die taak zelf op nemen, daar is de vraag te beantwoorden: Wat verstaan wij onder kiesrecht? Is het stemrecht ons in de wieg gelegd, is het een natuurrecht; is het hebben van kiesrecht voor het individu hetzelfde als het hebben van een paar beenen Is dat zoo, dan had de Re geering zich al die moeite kunnen besparen, met zich te bepalen tot de erkenning van het recht van het individu. Heeft de natuur dat kiesrecht gewild als een bron van recht, dan is de kwes tie uitdan is iedere bespreking daarover eigen lijk een onrecht, alleen maar te excuseerendoor de moeielijkheid in de praktijk om dat recht een feit te doen zijn. Maar dan is 't ook een individueel recht, hetwelk aan niemand mag worden onthouden. Yoor hen, die het kiesrecht aldus opvatten, is dus de kwestie allang uitge maakt. Voer mij, zegt spr., hebben het recht en de natuur absoluut niets te maken met stemrecht. Waarvan daan komt het stemrecht toch? Het recht om te stemmen komt alleen voor in een georganiseerden staat, is een gevolg van die organisatie, het beginsel van „het nut van allen." Die staat, dat georganiseerd geheel, is een noodwendig door de menschelijke natuur voorgeschreven postulaat. Wat is toch het Algemeen Stemrecht? Volgens spr. het recht voor de helft plus één, om alles op te dringen aan de helft minus één. En dat noemt men een natuurwet Is het waar, dat de helft plus één altijd gelijk heeft? dat de bekwaamste, de meest edele, de het meest van plichtbesef doordrongen men schen, die meerderheid vormen? Zijn wij zoo goed, zoo braaf? Waar is de man, die durft zeggen dat de beschaving bij de menschen het plichtgevoel dermate sterk ontwikkeld heeft, dat wat de meerderheid wil, door plicht, recht en deugd wordt voorgeschreven? En als dat niet het geval is, dan is stemrecht in tallooze gevallen in handen der meerderheid plus één, de onverdragelijkste tyrannie voor de minderheid. En zou de natuur dat gewild hebben, die dat recht dan toch zeker aan elk als welkomst-ca deau op deze aarde zou hebben toegedacht? Ik geloof niet, dat wij, Liberalenons megen stellen op het standpbnt dat het recht behoort bij de meerderheid plus één. Zoo'n recht is het vuistrecht, het recht van de sterkste en daar waar het nut met het stembiljet wordt uitge oefend zou het zijn het „vuistrecht met de glacé handschoenen aan". Voor spr. heeft het algemeen stemrecht geen buitensporige aantrekkelijkheid, en spr. wil het stemrecht alleen beschouwen als middel om vooruit te komen, dat naar omstandigheden tot welzijn van den Staat moet worden gebruikt. Doch wij houden in ons land nu eenmaal erg van stemmen en reglementeeren. Het moet er kend worden, dat ons volk eigenlijk niet buiten stemmen kan. En toch stel ik mij voor, dat eenmaal de tijd zal aanbreken, in welke men hartelijk zal lachen om al ons gesjouw naar de stembus en onze fictie, dat de meerderheid plus één recht heeft. De tijd zal komen, waarin men op het stemrecht neerziet met dezelfde gering schatting als wij nu neerzien op de instellingen der middeleeuwen. Die tijd komt als het indi vidu meer strijd tegen egoisme en beter weet te doen wat in het algemeen belang is. Het stemrecht is in mijne oogen een controle, een dwangmiddel, hetwelk we niet kunnen mis sen, omdat het is het eenige ons bekende mid del voor onze belangen te strijden in de verte genwoordiging en contröle uit te oefenen op de vertegenwoordigers, die strijden moeten voor de belangen van allen. De Regeering zegt: ja, als die kiewet gewij zigd moet, dan moet het worden uitgebreid tot de grens der grondwet. Dus, vraagt spr., de bedelaar van beroep wel kiezer, maar de flinke werkman, die zijn best doet, doch tengevolge eener ongelukkige ziekte één enkele maal hulp heeft moeten aanvaarden eener liefdadige instelling, die is geen kiezer. Oplichters, flesschentrekkers en dergelijken, als zij er maar voor zorgen geen vier-jarig rechter lijk vonnis achter den rug te hebben, zullen al len kiezers zijn. Maar iemand die zeer onschut- dig zich in preventieve hechtrnis bevindt, niet. De loteling in dienst is geen kiezer, de loteling met groot verlof wel. Al die wijsheid vindt men verkondigd in de art. 5, 6 en 7 der Mem. v. Toel. Spr. vraagt of dat nu eene oplossing is waar mede de vergadering tevreden moet zijn. Het komt spr. voor, dat de Regeeriug het li beraal standpunt geheel heeft verlaten en omge vallen is naar den kant der socialisten. Wat is het doel hetwelk wij moeten bereiken In de eerste plaats moeten wij onderscheid maken tusschen oeconomische en politieke vraag stukken. Politieke vraagstukken zijn altijd van dien aard, dat zij het volk weinig warm maken, en welke beslist worden in den kring van een be trekkelijk klein getal personen. Oeconomische vraagstukken brengen heel de natie in beweging. De vraag naar werk en brood de vraag over loon en arbeid, beheerschen de maatschappij. Niet de vraag is het, in welken vorm het zich kleedt. Het is een billijke eisch van den dag, om aan de arbeidersklasse te geven het rechtmatig deel in de afvaardiging en keuze der vertegenwoordiging en voor haar deel invloed te doen uitoefenen op de staatsregeering. Ik geloof niet, dat daartegen iets is in te brengen, omdat de verkozenen in de tegen woordige regeering niet kunnen zijn op de hoogte der belangen der arbeidende klasse. Daarvoor is inderdaad noodig voorlichting uit de arbeidersklasse zelve. In de tweede plaats acht Spr. de eisch tot uit breiding niet af te wijzen, omdat elke maatregel der tegenwoordige regeering door kunstmatig ge kweekt wantrouwen in miscrediet is gebracht en men met dit feit rekening moet houden. Er is nog een derde reden. De tegenwoordige regeering is niet voldoende op de hoogte met de belangen der arbeidersklasse, men moet daartoe on der de arbeiders geleefd hebben, om jte kunnen oordeelen. Ook is het wenschelijk dat men heeft arbeiders-kiezers en arbeiders-afgevaardigden, ;opdat de arbeiders zullen leeren kennen de bezwaren, die in den weg staan aan de verwezenlijking der ra dicale en sociale utopiën. Spr. wil dus de arbeiders ruim aandeel geven in het kiesrecht en staatsbestuur, wil hebben arbeiders- candidaturen en arbeiders-afgevaardigden. Spr. is weinig ingenomen met de wet-Tak, omdat hij die wet acht te zijn ondoenlijk, onvoldoende voorbereid. Het komt spr. voor, dat de Regeering, strijdens moe, zich er bij neer heeft gelegd. Spr. wil wel, omdat het in ons land noodig is, uitbreiding van kiesrecht, maar kant zich het eerst tegen de in het tegenwoordig aanhangig wetsvoor stel voorkomende bepaling, dat iemand van 23 jaar onder de vereischte kenmerken kiezer kan zijn. Wie durft die dwaze bepaling invoeren in zijn eigen zaak, op zijn eigen boerderij? Wie heeft den moed, om de ondervinding van den trouwen arbeider op rijperen leeftijd ter zijde te stellen tegenover de meening der jongere col lega's. Spr. meent dat het tijdstip waarop men het in dividu wil laten meepraten in en deelnemen aan de staatsregeering, niet lager dan d e r t i g jarigen leeftijd mag gesteld worden. De burgerlijke wetgeving maakt wel iemand op 23-jarigen leeftijd meerderjarig, doch in de praktijk stelt niemand iemand van 23 jaar aan het hoofd zijner zak. Op 23-jarigen leeftijd begint de leeftijd, dat men eerst leert begrijpen, nadenken. En waarom moet men nu in politieke zaken an- ners redeneeren? Spr. acht het ook in het belang van den arbeider en van den Staat, dat de beste elementen in den arbeidersstand, in de volle kracht van hun leven, het kiesrecht uitoefenen. Maar dan moet ook de lees- en schrijfmethode uit het ontwerp geschrapt worden. Wat toch is het geval. Alle kinderen op school leeren zoowat schrijven of lezen; maar nu hangt het van hun latere beroepskeuze alleen nog maar af, of zij het al dan niet aanleeren of verlee- ren zullen. Wat leert de statistiek Die op 48-jarigen leeftijd niet kunnen schrijven bedroeg 41 pCt., datzelfde getal op zeventigjarigen leeftijd bedroeg 47 pCt. En nu het tweede kenmerk: maatschappelijke welstand. Persoonlijk hecht ik daaraan niet zooveel. Ik hecht wel aan den leeftijd, dien acht ik een waarborg. Maar art. 80 der grondwet schrijft nu eenmaal het kenmerk van welstand voor. Spr. zou daarom willen, dat bepaald werd, dat aan ieder ar beider, die in een vorig jaar eenige dus ook in gemeentelijke belasting heeft bijgedragen, het kiesrecht wordt verleend. Dan zou de kring van geschikte personen inderdaad wel gesloten zijn. Van de gelegenheid tot debat werd druk gebruik gemaakt. De Times schrijft: De vrees dat in deze lente de cholera zich weder zou vertoonen, is bewaarheid. Gedurende de twee laatste weken zijn er 70 sterfgevallen voorgekomen in de Fran- sche kustplaats Lorient.. De Fransche overheid heeft ouder gewoonte getracht het bestaan der ziekte geheim te houden, doch ditmaal te ver geefs. De epidemie schijnt zich uit te breiden. Op zijn minst 300 gevallen moeten er te Lorient zijn geweest, welke stad trouwens reeds gebleken is door den erbarmelij ken staat van den gezond heidsdienst een vruchtbaar centrum voor typhus te zijn. De Times spreekt de vrees uit, dat de cholera zich zal voortplanten langs de zeeoevers tot de Oostzee, en spoort aan tot verdubbelde waakzaamheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 2