Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 20.
Zondag 14 Mei 1893.
2e Jaargang.
J. II. KEIZER.
BERICHT.
Plaatselijk Nieuws.
Orgel-Concert te Zuidscliarwoude,
Wien leifkiiidi Bloed,
FEUILLETON.
EEN FOOITJE EN WAT ER TAN KWAM.
NIEUWE®
laiheiukei i tnnr.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct.? franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
BUREEL:
Utoordscliarwoucle.
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DIEISTRKCiELIM» dB» »lll lIOLIiA\»SHIKi SPOORWEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. (Zomerdienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36* 7.46
11.23
3.06
6.37
9.51
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56* 8.06
11.43
3.26
6.57
10.11
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50*
9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Den Helder.
RICHTING AMSTERDAM.
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Als premie staan wij aan onze le
zers, volgens achterstaande adverten
tie af een exemplaar van een boeiend
fraai boekwerk tegen de zeer geringe
vergoeding van slechts
MT 5Ö CENT.
DE UITGEVER.
op Ronderdag- 11 Mei 1893.
Het was een heerlijke namiddag, dien wij
eergisteren in ons kerkgebouw doorbrachten. De
heer J. Wageman van Amsterdam was met
eenige dames en heeren tot ons overgekomen,
om tegen een hoogst billijke entrée, enkele zang
en orgelstukken ten gehoore te geven.
Is een entrée van 25 ets. op zich zelf al laag,
dat het voor een orgel-concert, zooals wij het
bijgewoond hebben, wel wat te'laag was, kan niet
worden tegengesproken. Wij hebben genoten en
willen ons de uitgave van dié 25 ets. gaarne
getroosten.
Twaalf nummers werden uitgevoerd en met
daverend applaus bekroond. Dat er onder die
nummers enkele zijn, die nog lang zullen blij
ven naklinken behoef ik niet te zeggen. Ik denk
aan het „Andante van orgel" (F. Dur) van
Mozart; „aan Vondels Reij" van Clarissen, ge
componeerd door den heer J. Wageman; aan
de verrukkelijke Alt Solo met accompagnement
voor bromstemmen, waarbij het orgel zweeg en
het den toehoorders was alsof het zich werkelijk
hooren liet. En wie zou no. 8 van het program
ma kunnen vergeten „Des Scheppers Heerlijk
heid" van J. J. L. ten Kate, waarin wij een
alt- en sopraan-solo hoorden, die zich waarlijk
mochten doen hooren. Zij waren volkomen bere
kend voor de taak hun opgedragen vooral de
sopraan-solo viel in den smaak van het inderdaad
vrij talrijk opgekomen publiek. Er zullen zoo
wat ongeveer twee honderd vijftig menschen in
het kerkgebouw geweest zijn, als wij ten minste
mogen afgaan op het aantal afgegeven kaarten.
Nu, dat doet er ook niet toe. De Heer J. Wa
geman heeft succes gehaden daar komt het
op aan; want we hebben door zijn optreden
alhier kennis leeren maken met een kunstenaar
in den waren zin des woords, en zoodoende is
hij voor ons geen onbekende meer. Och, hoe
gaat het er mede? Onbekend maakt onbemind.
Maar dat geldt niet meer van den heer W. van
daar dan ook dat, als hij weer komt en wij
hopen het van harte, de opkomst veel grooter
zal zijn. Of er dan geen fouten gemaakt zijn;
of er op de uitvoering niets is aan te merken
Dat laten wij aan bekwamer pen over om te
beslissen. Wij voor ons zijn tevreden en dat is
voldoende. Toen dan ook aan het einde van
het programma ondergeteekende een enkel woord
van dank sprak voor het schoone, dien middag
gehoord, was hij stellig de tolk van alle aanwe
zigen. Het ga' Wageman en zijn koor goed.
Een hartelijk „tot wederzien" rijst er uit de
harten van hen, die hem en de zijnen mochten
hooren.
Ten slotte dient nog te worden opgemerkt,
dat het koor tot besluit het „Wien Neêrlandsch
bloed" ten beste gaf, dat wij, omdat de woorden
zoo heel anders zijn dan van het van ouds be
kende Yolkslied, zullen afschrijven.
Hij vrage naar geen rang of stand,
Maar stemme met ons in
Als 't geldt een lied voor 't vaderland,
En Aoor de Koningin, (bis.)
Ons lied voor Neêrland is een beê
Tot God, dat Hij 't bewaakt,
Opdat een zegenrijke vreê
Ons immer grooter maakt;
Doch komt een vijand met zijn macht
Tot ons, dan geev' Gods hand
Het Neêrlandsch volk weêr moed en kracht
Tot heil van 't vaderland, (bis.)
Zoo klink' er krijgsch- of feestgezang.
Ons smeeken houde stand.
Spaar' God de Koninginnen lang,
En 't lieve vaderland.
Dit blijve 'tware vrijheidslied,
Wat wijke moog of vall':
Oranje en Neêrland scheiden niet,
Daar God 't beschermen zal. (bis.)
Z.-S.
Bij de op den 9 Mei gehoudene verkiezing
van een molenmeester voor de Koog en Bleek-
■ueerpolder, in de plaats van den heer C. Bier
steker (overl.), is gekozen den heer M. Borst Sr.
te Oudkarspel.
Jl. Zondag waren te Oudkarspel verschil
lende biljetten aangeplakt, waarin werd aange
drongen op den 8-urigen arbeidsdag.*) Een luidde
erAls men 's morgens te werk gaat, liggen de
kinderen nog te bed, en als men'* J~
komt, zijn ze ook al weer te bed.
RiïinenlancL
3 avonds thuis
Wien Neêrlandsch bloed door d'adren vloeit
Yan vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor Neêrlandsch vrijheid gloeit,
Yerheff den zang als wij.
Noot van dm zetter't Zou er aan den Lange-
djjk mooi uitzien, als men hier maar aclit uren per
dag werkte.
Heden liet een ingezetene van Noord
scharwoude ons de eerste nieuwe aardappelen
zien (muisjes) geteeld op den kouden grond door
H. Barten Az. aan de Waarddijk. Voor 't oog
zien ze er flink uit, en zijn middelmatig van
stuk. Gaarne willen wij deze bijzonderheid ver
melden, want 't is misschien wel voor het aller
eerst dat men op den 13 Mei reeds nieuwe aard
appelen van den kouden grond teelt. Voorzeker
althans kan dit eene groote zeldzaamheid heeten.
De Rechtbank te Kiel heeft een arts Dr.
F., tot drie jaren gevangenisstraf veroordeeld,
omdat hij door onachtzaamheid den dood van een
kraamvrouw veroorzaakt had.
Een ingezetene van Houtrijk en Polanen,
zekere Lijnkamp die in den tijd van 2i/i jaar
met zijn gezin tweemaal naar de Argijntijnsche
Republiek en eenmaal naar Brazilië vertrok, is
thans naar Chicago vertrokken.
Twee colporteurs, die in de Damstraat te
Amsterdam bezig waren het blad „Des oproer
kraaiers vlugschrift" te verspreiden, zijn aange
houden door de politie; 40 exemplaren van dat
blad, waarin een beleedigend verhaal voorkwam
over eenen tandarts daar ter stede, zijn in be
slag genomen.
In de kazerne der grenadiers en jagers
zijn in den laatsten tijd geschriften van oprui
ende strekking verspreid en aangeplakt. Ten
einde zoo mogelijk de daders te ontdekken, heeft
de regiments-commandant gelast, dat voortaan
alle pakjes, aan miliciens geadresseerd, in tegen
woordigheid van den commandant der kazerne-
wacht geopend moeten worden, en dat de kazerne
des nachts meermalen door eenen adjudantonder
officier moet worden onderzocht.
Met het oog op het groot en algemeen ge
brek aan drinkwater, ook in onze gemeente, ra
den wij ieder, die zijne gezondheid en die zijner
huisgenooten lief heeft aan, al het water het
welk moet dienen voor drinkwater of huishou
delijk gebruik, vooraf te koken, zegt deSch. Crt.
Er zijn maar al te veel gezinnen, waar deze
voorzorgs maatregel zeer verwaarloosd wordt en
dat in deze dagen van gebrek aan drinkwater.
De dieren hebben wel geen last van sloot-
en putwater, maar de magen en ingewanden der
menschen kunnen er nu eenmaal niet tegen, en
daar waar nu de aangewezen voorzorgsmaatregel
verzuimd wordt, is alle gevaar te duchten voor
het uitbreken eener gevaarlijke ziekte.
De conducteur heeft mijn valies en plaid uit de
wachtkamer gehaald en beiden zorgvuldig in het
bagagenet gelegd, na eerst een coupé voor mij
uitgezocht te hebben, die nóch door de lucht van
nieuwe vernis, nóch door die van ouden tabaks-
dwalm, de reukorganen beleedigt. Hij is nu heen
gegaan om een heetwaterstoof voor mijn voeten te
halen. Hij is een schrandere, beleefde conducteur,
ik mocht hem wel een paar kwartjes geven.
Wel vertraptik heb geen kleingeld bij me
niets dan een dubbeltje en guldens. Het eene is
te weinig het andere te veel. Het zou onrede
lijk zijn te verwachten, dat hij terug zal hebben,
zelfs al had ik den zedelijken moed, hem zulk een
vraag te doen. Wat nu?
Zijn voorzorg, om een doosje met eenige lucifers
op de richel van het raampje te plaatsen, in geval
ik soms wil rooken, beslist deze moeielijkheid. Ik
gaf hem den gulden, en nu is hij van zijn kant
zoo beleefd het portier te sluiten, opdat ik de coupé
voor mij alleen zal hebben. Die gulden was niet on
nut uitgegeven, want ik ben sterk van plan den
heelen rit door te slapen, en dat. zou onmogelijk
zijn geweest, als hij nog andere passagiers had wil
len inlaten. Want reisgenooten zijn in den regel
hinderlijk als men een dutje wil doen; zij verkie
zen met alle geweld het raampje neêr te hebben
of houden niet op met impertinente vragen te doen,
met het doel een gesprek uit te lokken, zefniezen,
hoesten of zitten heen en weer te draaien, of zijn
op een andere manier vervelend. Ah! »Klaar ach
ter!" Dat beduidt dat we heengaan. Nu den boel
even goed schikken, om een lekker slaapje te doen.
Wel verdraaid, dat is toch te erg! De conduc-
heeft iemand in mijn coupé geschoven en nog wel
juist, nu de trein zich in beweging zet. Het is tegen
het reglement; zoodra de locomotief gefloten heeft,
mocht niemand meer mogen instappen. Ik was mal
om hem een gulden te geven. Maar de schavuit
heeft waarachtig nog de brutaliteit om te denken,
dat hij mij een dienst bewijst! Hij slaat het por
tier weer dicht en grinnikt mij onbeschaamd fami
liaar toe. Hij staat op de loopplank en zegt, half
fluisterend»'n dame, meneer ik dachtdaar
zou u niet op tegen hebben!" en schuifelt dan,
met een knipoogje, langs de plank naar zijn waggon
achterin den trein. Verwenschte kerel! Is er iets
in mijn voorkomen om zijn gedrag te rechtvaardi
gen? Zie ik er uit als' een ploert, die van het toe
val, dat een hulpelooze vrouw tijdelijk aan zijn ge
nade overlevert, gebruik zal maken om haar lastig
te vallen? Ik hoop het niet.
Wat die vrouw betreft, voor zooverre ik haar
verkies te zien, heb ik dat met één oogopslag ge
daan. Zij zit op de uiterste punt van het kussen,
dat ik van plan was op te rollen en onder mijn
hoofd te leggen, en haar taschje en parapluie lig
gen op de bank tegenover ons. Geen kans dus om
heerlijk languit te gaan liggen.
Ik moet mij vergenoegen met mijn beenen in de
plaid te wikkelen, mijn voeten op de stoof te
houden, in een hoekje te leunen, en bij het helsch
geflikker van die olielamp trachten te lezen, totdat
ik van verveling in slaap val. En dat alles omdat
die ellendige vrouw nog op het laatste nippertje
hier is binnen komen vallen. Ik wou dat ze op de
Mookerhei zat
Zij is eigenlijk geen vrouw, nu ik haar goed
aanzie een jong ding, van ongeveer zeventien
of achttien jaren, slank en met een tamelijk knap
gezichtje. Ze heeft mooie oogen en wimpers. Niet
dat ze mij heeft aangekeken ze zit een brief te
lezen, en ik kan haar profiel zien, als ik even boven
mijn krant uitkijkze heeft bepaald donkere oogen
de lange wimpers schijnen gitzwart op haar iet
wat olijfkleurige huid. Ze is schraaltjes gekleed
niet armoedig of slordig en ook niet smakeloos,
maar haar japon is van zomerstof en alles behalve
in overeenstemming met dit koude, winderige weêr.
Ik wed dat ze maar een derde-klas-kaartje heeft,
en nooit uit eigen beweging in dezen waggon zou
zijn gestapt. Die bedeesde blik naar mijn kant
toont, dat ze niet op haar gemak is. De arme
meid is voor de verijdeling van mijn genoegelijke
plannen niet te laken; ik trek dus mijn eerste ver
oordeeling in en wensch, in haar plaats, den con
ducteur naar de Mookerhei.
Ik kan niet lezen bij dat afschuwelijke geflikker
en ik kan niet slapen, zoo recht overeind. Het
meisje heeft de handen [in de mouwen van haar
jacket verborgen en houdt ze kruiselings over de
borst, om ze te warmen. Als ik twee reisdekens
had, zou het niet meer dan eenvoudig menschlie-
vend zijn, er haar een aan te bieden. Zij heeft de
hand omlaag gestrekt en haar voetenwarmer aan
geraakt. Ik wed dat hij koud is, want ze heeft er
haar voeten van afgenomen en houdt ze onder de
bank. Ik wou dat ik durfde, dan kon ik haar voor
slaan mijn stoof te deelen, maar die ellendige eti-
kette maakt zulk een aanbieding van mijn kant
onmogelijk. Ze zou er misschien een beleediging in
zien. Ze moet door en door verkleumd zijn. Ik zag
haar daar net op haar onderlip bijten, alsof zij haar
tanden het klapperen wilde beletten. Mooie witte
tandjes zijn het.
Arme zielIk moet haar even als mijzelf
wel vreeselijk egoïstisch voorkomen, in inijn dikken
overjas, een warme reisdeken over mijn knieën en
met mijn voeten op een heete stoof, terwijl zij kou
lijdt. Ik wou dat ik den zedelijkcn moed had, om
de dwaze voorschriften der etikette te verbreken
en haar het eerst aan te spreken, maar ik durf
niet. Zij zal misschien denken, dat ik van mijn
betere positie misbruik maak, en dat wil ik niet.
Ik wil niet opzettelijk haar trots kwetsen, dooreen
toespeling op haar dunne kleeding te maken. Daar 1
ik zag haar rillen, neen! dat verdraag ik niet lan
ger spreken zal ik, het koste wat het wil.