Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 21. Zondag 21 Mei 1893. 2e Jaargang. J. IJ. KEIZER. Profileer nu nog van de gelegenheid!!! Heilige Geest. SUS VWS, TUI TIS1I. FEUILLETON. EEN FOOITJE EN WAT Ell VAN KNVA1I. NIEUWE LANGEDI COIIIAK Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS VOOr NOORDSCHARWOUDE, OüDKARSPEL, ZUIDSCHARWOUDE en Br. OP LaNGEDIJK per drie maanden SO ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: BUREEL: Aoordscliarwoude. PRIJS DER ADVERTENTIÈN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. ttlKASTREGKLING «P OKA IIOLLIIKA SPOOHH I G. (Greenwich lijd.) Vertrekuren van af station Noord-Seharwoude. (Zomerdienst.) RICHTING IIELDER. GREENWICH TIJD. 6.36* 7.46 11.23 3.06 6.37 9.51 GREENWICH TIJD. 6.18 7.30* 9.37 12.04f 1.38 3.55 8.16 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* 8.06 11.43 3.26 6.57 10.11 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38 7.50* 9.57 12.24f 1.58 4.15 8.36 Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Den Helder. RICHTING AMSTERDAM. Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam, f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest. 7 Is voor het laatst! Als premie staan wij aan onze le zers, volgens achterstaande adverten tie af een exemplaar van een boeiend fraai boekwerk tegen de zeer geringe vergoeding van slechts IV 5O CKAT. DE UITGEVER. Heilige geest. Daaraan doen de Pinkster dagen ons denken en daarom willen wij in dit nummer van ons blad er over spreken. Heilige geest. Wat wil dat zeggen Wat hebben wij daaronder te verstaan. Heilige geest is de naam, dien men gegeven heeft aan de kracht, waarmede het Christelijk beginsel de wereld overwonnen heeft; eene kracht, die, niet ten onrechte vergeleken bij een he vige storm, de zegepraal behaald heeft op alles, wat kleinzielig en oppervlakkig, bekrompen en alledaagsch is. Heilige geest. Daarvan zijn alle groote mannen vervuld geweest; mannen, wier namen opgeteekend zijn in het geschiedboek der wereld en die hervormers en opvoeders en weldoeners geweest zijn in den kring, waarin zij hebben geleefd en gear beid, en die niet alleen een goede figuur ge maakt hebben voor den tijd, waarin zij leef den, maar ook voor de geslachten, die na hen gekomen zijn en nog zullen komen. Heilige geest. Het is de adem, die ons tegenwaait uit eene hoogere wereld dan deze, het slapend geweten wakker schudt en ons aanspoort om toch groot en goed te worden voor allen, die aan onze zorgen en leiding zijn toevertrouwd. Heiligen geest heeft een ieder, die den moed heeft om „ja" en „neen" te zeggen op zijn tijd, die niet weten wil van nemen en geven en het dan ook niet geraden vindt, om iets tegen het geweten te doen. Kortom, we be hoeven de uitdrukking „heilige geest" er maar even, als in 't voorbijgaan, op aan te zien, of we weten terstond dat we dan met een bij uitstek „heiligen" geest te doen hebben, en dat het bijvoegelijke naamwoord „heilige" hier dient om een tegenstelling uit te drukken; dat er ook een onheiligegeest is. Het is die geest, dien wij allen wel kennen en het ken merk van velen is; het is de booze geest, zooals deze leeft en werkt in menschen, die liefst bij het oude en verouderde blijven staan, en alzoo alle beschaving en ontwikkeling tegen houden. Onheilige geest is die geest die het zielele.ven niet ontplooit; in rust, zoete rust laat, en slechts uit is op eigen belang en eigen voordeel, en de woorden zelfopolfering en zelf verloochening uit hun woordenboek hebben geschrapt. Onheilige geest is die Jan-Salie geest, die altijd uitstelt en alzoo niet weet van handelen, als er gehandeld moet worden. Onheilige geest is die volksgeest, die heden „hosanna" en morgen „kruist hem" roept. Kortom het is een geest van niets, geen geest. "Want bij het woord geest, denken wij altijd aan iets verhevens, iets flinks, iets degelijks. Nu vieren we morgen „Pinkster," het feest van den heiligen geest. Als ge werkelijk Pinkster vieren wilt en er in die dagen kracht ten goede van u zal uitgaan, ruimt dan in uwe harten een plaats voor dien geest. Want dan is het Pinksterfeest nog iets meer dan een naam; dan heeft het beteekenis en kunt gij aanspraak maken op den naam van feest- genooten. M. a. w. verbannen wij uit ons huis, uit onze omgeving, alles, wat onheilig is, en brengen wij daarvoor in de plaats alles, wat schoon en goed, liefelijk is en welluidt. Dan kan er geen sprake zijn van wanorde; van ongeregeldheden; van onhebbelijkheden; van zooveel, wat in eene beschaafde en ontwik kelde samenleving niet te huis behoort, maar alleen in die kringen gevonden kan worden, waar men verstoken is geweest tot nu toe van al het heerlijke en schoone, dat het chris tendom in den loop der eeuwen heeft tot stand gebracht. De feestdagen, die aanstaande zijn, verdie nen om hun heiligen inhoud heilig te worden gevierd. Z.-S. L. Zoo was de uitslag der gehouden stemming in de vergadering van Hoofd-ingelanden van den polder Geestmer-ambacht, gehouden den 17 dezer in het lokaal van den heer Slotemaker, te Oudkarspel, toen er genoeg gediscussieerd was over het voor en tegen van eene spoor-verbin ding tusschen de gemeente Noordscharwoude en de hoofdlijn. Gevallen, onherroepelijk gevallen, en met welk eene meerderheid! De tegenstanders kunnen juichen dus, ter wijl de enkelen die er vóór waren hun spijt ongetwijfeld onderling aan elkander zullen mededeelen. Doch we willen eens de volgende vraag stel le n, en bescheidenlijk gezegd, zoo wij meenen is zij gewettigd „Is er werkelijk nu meer recht tot juichen of tot spijtgevoelen, nu deze belang-rijlïe zaak die wending genomen heeft?" 't Oude spreekwoord„Veel hoofden veel zinnen," is nu eenmaal te oud om niet goed en juist te kunnen heeten. Men ziet 't dan ook dagelijks. Maar over verschillende zaken zal men 't toch zeker eens zijn. bijv. Iedereen - niet een uitgezonderd zal de droogte te langdurig hebben gevonden van dit voorjaar; eveneens zal men elkander niet warm gaan maken over de waarheid dat 2 maal 2 is 4; dat de toestand over het algemeen niet roos kleurig, neen erger nog, wel degelijk troe bel en gespannen is, ook daarover is men 't allen eens, doch de wijze hoe en waardoor verbetering te brengen, daarover zullen de meeningen natuurlijk zeer uiteenloopen. Men mag zich eens gewonnen geven, zich laten overreden door de verkondiging eener gezonde stelling, desniettemin blijft het een groote fout, dat iedereen zijn beginsel 't beste acht. Dit moet er uit. Men mag vrij z'n meening zeggen, en niemand mag dit euvel duiden, maar z'n meening moet oprecht zijn. Er mag niet gesproken of gehandeld worden onder invloeden als welke kunnen ontstaan door de overmacht die de een op den ander heeft, ook geen persoonlijke haat mag ons tegenhouden in te stemmen met een waarachtig goede richting van onze minder goede vrienden of vijanden; terwijl tevens pikanterie niet de oorzaak mag zijn om eene goede zaak tegen te werken en persoonlijken haat te verwerven. Men heeft getracht alhier in een zekere be hoefte te voorzien. Ik zegeen zekere behoefte. „Men redt zich nog vrij goed," zoo heet het, wanneer men praat over een zijlijntje en men de begrooting hoort noemen, maar men behelpt zich treurigheet het dan weer, wanneer men de tobberij met het verzenden der groenten weer bespreekt. Dat nu klopt niet. Dat is niet konsekwent, niet eerlijk, 't Is geen behoefte of wel een behoefte en nu 't laatste door eenige mannen met energie en ontwikkeling werd ingezien, door mannen die het en wij gelooven het gaarne - oprecht meenen met hunne burgers, mannen die wij nemen het aan strijden voor 't algemeen belang, die worden geslagen met een minderheid, die te veel in het oog loopt. Doch dit neemt niet weg, dat zij, die medehelpen om iets goeds tot stand te brengen, zij die er zich voorspan- Dat was een goed idee de herinnering aan de saucijzebroodjes, die mjjn goede, zorgzame moe der mij van morgen met alle geweld in mijn valies liet stoppen. Gewoonlijk eet ik ze op reis nooit; ik prefereer een sigaar en een teug cognac, maar om haar genoegen te doen, nam ik ze mee. Maar nu heb ik er een van opgegeten, onder het voorwend sel, dat ik ze dolgraag lust en mijn buurtje heelt zich over de twee andere ontfermd. Hoe ze erin smulde! Mijn moeder heeft ontegenzeggelijk den slag overheerlijke saucijzebroodjes te maken, maar het gebeurt zelden, dat zij zulk een eetlust vindt, die ze zóó apprecieert. Ze heeft een paar teug jes uit de stop van mijn veldflesch genomen, de cognac kwam in haar keel en maakte haar aan het hoesten, maar ze lachte tegelijk. Als ze lacht, is ze om te stelen. Maar de cognac heeft haar goed ge daan haar groote donkere oogen schitteren vroo- lijk en een licht blosje kleurt haar zachte wangen. Een slaapje zou haar goed doen. Ik sluit mijn oogen en knor, om haar een voorbeeld te geven. Zij heeft aan de vereenigde invloeden van voedsel en warmte toegegeven. Zij dringt zich tegen mij aan, haar hoofdje zinkt zijwaarts op mijn schouder. Ze slaapt gerust. Haar aanvallig gelaat heeft nu een vredige uitdrukking; het kind heeft haar kommer vergeten. Ik heb mijn zijden das tusschen haar wang en het ruwe laken van mijn overjas geschoven; ze is door die beweging ontwaakt; halfdroomerigopende zij haar groote oogen, glimlachte even en toen weken haar lippen weer in sluimering vaneen. Haar lokken zijn donker kastanjebruin met een gouden tint er over. Een dartel krulletje is aan de tucht ontsprongen en ligt zachtkens op haar effen voorhoofd. Haar hoed is afgegleden en het kleine, ronde kopje is zóó dicht bij mij, dat ik nu en dan bij de beweging van den wagen, enkele haartjes mijn wang voel kriewelen. Ik weet niet welke dolzinnigheid mij gedurende het laatste uur heeft bevangen. De warmte van haar schouder schijnt tot mijn hart te zijn doorge drongen en mijn bloed in gloed te hebben gezet. Als ik moest beslissen wat ik op dit oogenblik het liefste wenschte, dan zou het zijn, dat ik mijn lippen op die gesloten oogen met hun donkere wim pers mocht drukken en het tengere lichaam van dit slapende meisje vast aan mijn borst klemmen. Goede hemel! ik wou dat we al in Mastenbroek waren. We zijn er nu niet ver meer van af. Ik moet haar hoofd optillen, haar wakker maken en goeden nacht' zeggen. Hoogstwaarschijnlijk zal ik haar nimmer weerzien. Waarom zou ik die bekoor lijke kleine slaapster ook geen kus geven? Misschien merkt ze het niet eens en al deed ze het meisjes van haar stand VervloektWaar denk ik aan? Ben ik een fatsoenlijk man, of een gemeene ploert Ik heb de verzoeking weerstaan en bij dit kleine bewijs van zelfbedwang de zoetste pijn onder vonden. Ik heb haar hoofdje opgetild. Ze is wakker en ziet verwonderd om zich heen. «We zijn dicht bij het station ik moet af scheid nemen,zeg ik. »0 Wat heb ik vast geslapen Moet u hier uit? Ik kan niet zeggen, hoe dankbaar ik u ben voor uw vriendelijkheid.® Zij steekt mij beide han den toe. Ik grijp ze; wij staan vlak tegenover el kaar. Haar wangen zien nu niet bleek meer een donker blosje kleurt ze en teederheid straalt uit haar oogen. Tien jaren van mijn leven zou ik willen geven, om haar in mijn armen te houden en mijn mond op haar lippen te drukken. Zij moet dien hartstocht in mijn oogen hebben zien gloeien, want plotseling heeft zij haar handen teruggetrokken en tuurt naar buiten. »Waar zijn we?" vraagt ze. »Dicht bij Mastenbroek. Kampen is nog maar tien minuten af." Ik heb, hoe dan ook, het idee ge kregen, dat zij naar Kampen moet. «Mastenbroekroept zij in de grootste verbazing. «Zijn wij Zwolle dan voorbij «Ja «Hemel! daar had ik eruit gemoeten. Wat zal ik beginnen De trein staat stil. «Hier uitstappen in elk geval. Misschien gaat [er nog een trein terug." Wij staan op het perron; de trein gaat verder. «Wanneer gaat de eerste trein naar Zwolle?" vraagt zij den spoorwegwachter aan het station. «Morgen ochtend!® roept de man, terwijl hij zich rept, om de lichten op het platform uit te draaien. Wat nu gedaan? Zwolle is dertig mijlen ver. Lo gementen zijn er in Mastenbroek niet en in den omtrek van het station is geen enkel vervoermiddel te krijgen. In sprakelooze verlegenheid staan het meisje en ik elkander in de kleine wachtkamer aan te staren. Alle kleur is eensklaps weder uit hare wangen geweken. Zij slaat haar oogen naar mij op. Ze zijn vol aandoenlijk smeeken alsof ze mij vroegen haar te helpen en te beschermen. Zij moet een weinig van mij houden, om zooveel vertrouwen in mij te stellen. Ik woon op mijzelf en het huis mijner moeder, die na den dood van mijn vader ook bij Masten broek is gaan wonen, staat een minuut of vijf ver der. Ik zou het meisje naar mijn moeder kunnen brengen, maar haar woning is het verste af en en die dolzinnigheid is teruggekomen. Ik wil alle bedenking tot morgen uitstellen! Waarom zou ik ernstig denken Als het meisje geneigd is zich te laten beminnen, waarom zou ik haar dan niet lief hebben? Het bloed klopt en bonst in mijn slapen. Als ik weer spreek klinken mijn woorden vreemd en bijna onverstaanbaar. «Er is geen logement geen rijtuig ook en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1893 | | pagina 1