Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
BERICHT.
N°. 25.
Zondag 18 Juni 1893.
2e Jaargang.
FEUILLETON.
ROODE ROZEN.
NIEUWE
lmgeiuke
ui r nr.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 et-, franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Hoordscliarwoutle.
PRIJS DER ADYERTENTIÈN:
Van 15 regels 30 ct.? elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DIEIITREGüLIK; op Ollf IIOLLAYIMIIEI SPOORWEG. (Greenwich lijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. (Zomerdienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.46
11.23
3.06
6.37
9.51
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.06
11.43
3.26
6.57
10.11
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50*
9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Den Helder.
RICHTING AMSTERDAM.
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Zij, die zich met 1 JULI
op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum
verschijnende nrs. gratis.
Met verlangen nitzien.
Geheel Europa schrijft de heer A. Winkler
Prins ziet met verlangen uit naar een afdoend
antwoord op de vraag, welke weg moet worden
ingeslagen, om den toestand der arbeidende klasse
zoodanig te verbeteren, dat zij hare behoeften
op eene betamelijke wijze ziet bevredigd.
De loon en zijn laag, de werkeloosheid is groot.
De ellende doet ontevredenheid en wrevel ont
staan.
Groote ondernemingen van enkelen hebben
verbazende geldsommen in de handen van deze
enkelen opgehoopt en het zelfbelang heeft zich
in den regel maar al te weinig bekreund om de
schrale lotsbedeeling van hen, die door hun ijver
tot deze ophooping hebben medegewerkt.
't Is waar, een eeuw geleden was de gesteld
heid van den werkman, bepaaldelijk van den
daglooner, nog veel ongunstiger dan in onzen tijd.
Maar daar staat tegenover, dat de behoeften van
den werkman aanmerkelijk zijn toegenomen, dat
voorts een groot deel van de tachtig millioen
gulden, die jaarlijks in Nederland aan sterken
drank worden besteed, ten laste komen van den
werkman en dat eindelijk het godsdienstig leven,
hetwelk voorheen de tijdelijke verdrukkingen ge
duldig deed dragen, in het algemeen sterk ver
flauwd en bij velen geheel en al verdwenen is.
Van waar nu uitkomst?
Hergeef zoo zeggen sommigen aan de
armen het godsdienstig geloof en zij zullen zich
schikken in hun lot.
Maar het geloof kan men niet als met een
trechter iugieten, terwijl een schikken in het lot
nog geen verbetering van dat lot mag heeten.
Anderen verwachten veel van eene ruimschoote
toegepaste liefdadigheid. Dat is echter niet de
hoop van den fleren werkman, die geen aalmoes
wil aannemen, maar eigen verdiend brood eten.
Buitendien leert de practijk, dat liefdadigheid op
den dunr de kwaal verergert, in plaats van haar
te genezen.
Weer anderen zoeken heil in doelmatige staats
wetten. Maar men vergeet, dat elke staatswet
eene beperking is van de persoonlijke vrijheid.
Eindelijk nog bestaat er eene partij, die alleen
uitkomst ziet in eene omwenteling, in een af
breken der hedendaagscha maatschappij.
Maar behalve, dat daardoor talrijke takken van
bedrijf zouden verdorren en talrijke bronnen van
welvaart verdrogen, hebben wij zegt de heer
P. tot nu toe nog geen ordelijke en juiste
beschrijving vernomen van de nieuwe en zegen
rijke inrichting der maatschappij.
Langs geen der opgenoemde wegen ziet de
heer P. uitkomst.
Is er dan soms geene uitkomst?
Voorzeker.
De spreuk van den Nederlandschen staatsman
Herziet u zeivenis hier van toepassing. De
wetten zijn de afspiegeling van de volksgesteld
heid, maar van wettelijke bepalingen en beper
kingen is geen verbetering van den socialen toe
stand te wachten.
Wel zijn vele werklieden door den drang der
omstandigheden ongelukkig en ontevreden, maar
men verlieze niet uit het oog, dat er, overal ver
spreid, eene kern van bekwame en oppassende
werklieden bestaat, die zich in haar toestand en
in het bezit van vele voorrechten gelukkig ge
voelt.
Volgens den heer P. is alzoo de oplossing der
sociale kwestie daarin gelegen, dat men zooveel
mogelijk alle maatregelen bevordert, welke dienen
kunnen om het geheel van den arbeidenden stand
bij die kern in te lijven, zoodat de goeden het
ook goed krijgen.
Hiertoe strekt in de eerste plaats karakter
vorming, namelijk het inprenten van degelijke
beginselen, en in de tweede plaats het openen
van vakscholen, die de leerlingen in de gelegen
heid stellen, om voor hunne bekwaamheid een
goed loon te bedingen.
Binnenland.
Jl. Dinsdag en Woensdag, 13 en 14 Juni
had de gewone jaarlijksche kolf- en biljartwed
strijd plaats van den kolfbond „Hollands Noor
derkwartier" bij den heer D. Kist te Kolhorn.
Voor het kolven hadden zich 136 personen
aangemeld, terwijl door 90 werd deelgenomen.
Als overwinnaars kunnen worden vermeld de
heeren
C. Bood, Kolhorn, le prijs met 123 p.
K. van Kleef, Z.-Scharwoude, 2e 122
W. Kraakman, 3e 121
P. Koopman, N. Niedorp 4e 119
K. Barsingerhorn, Warmenh. 5e 118
(Bij loting.)
H. Westerman, Barsingerh. 6e 118
A. Kist, Zuidscharwoude, 7e 117
(Laatstgenoemde heeft overgekolfd met den
heer G. Beers, te Kolhorn.)
De prijzen bestonden uit contanten, als f 35.
f20.—, f 15.f 12.50, flO.—f 7.50 en f5.—
Met serie prijskolven behaalde de heer C. Bij-
post met 55 punten de prijs, bestaande uit een
smaakvol voorwerp van kunst.
De uitslag van den biljartwerdstrijd is als
volgt
le dag (13 Juni) 20 deelnemers.
Ks. Blom, Grootebroek, le prijs.
N. Pronk, Oudkarspel, 1ste premie.
G. Blauboer, Kolhorn, 2de
2e dag (14 Juni) 52 spelers.
Ks. Blom, Grootebroek, 1ste prijs en 2de premie.
A. Haringhuizen, N. Niedorp, 1ste premie.
De prijzen bestonden uit contanten.
Een bakkersknecht die bij een bakker in
de Spuistraat te Amsterdam in dienst was, had
Dinsdagmorgen niet veel trek in den arbeid maar
des te meer in een paar pierenverschrikkertjes.
Hij liet daarom zijn bakker in den steek,
zocht een kroeg op en toen nog een, tot hij de
hoogte had, dacht hij het eens in de laagte te
moeten zoeken en kwam in de Singelgracht te
recht.
Dit zagen een paar omstanders en, begaan
met zijn lot en bij deze warmte niet opziende
tegen een frisch bad, haalden zij den beschonkene
uit het water.
Deze echter, een volleerd sportman, die maar
een proefje van zijn kunst in het zwemmen had
willen geven, wilde, nu hij zich daarin gestoord
zag, zijn bedrevenheid in de kunst van vuist-
vechten toonen en onthaalde een van zijn „red
ders" op een ferm pak slaag. Einde der geschie
denis eene volksverzamelingagentenen onze
zwemmer-vuistvechter naar 't bureau gebracht.
T.
Bij de verkiezing voor een lid der Provin
ciale Staten van Z.-Holland in het district Lei
den is gekozen de heer prof. mr. P. A. v. d.
Lith (lib.) met 646 stemmen; op den heer A.
E. van Kempen (antir.) waren 19 stemmen uit
gebracht.
Een tweetal jonge dames van uiterst nette
familie te Breda, maakten bij alle banketbak
kers kennis, door herhaaldelijk voor een klei
nigheid te koopen. Eenige winkeliers vermisten
na het bezoek gewoonlijk iets van hetgeen stond
uitgestald, doch hoewel er vermoeden was, be
wijzen waren er niet. Zaterdag was een banket
bakker gelukkiger; hij bemerkte, dat een doos
bonbons verdwenen was in den tijd, dat de da
metjes voor de toonbank hadden gestaan. Hij
vroeg de doos terug en deed proces-verbaal op
maken. Het geval maakt nogal sensatie.
Als een bewijs hoe treurig het gesteld is
met do werkzaamheden in de Friesche veende
rijen kan dienen, dat in de slechts weinig be-
teekenende veenderij van Oesterliaule dit jaar
f 20,000 arbeidsloon minder wordt uitbetaald dan
in 1892.
Leentje bood hem een volle roode roos aan.
»G(j zult wel zoo goed zijn hem voor mij te wil
len vaststeken,zei hij, »ik kan in deze stijve kap-
handschoenen geen vinger bewegen.
Leentje moest op de teenen gaan staan om hem
te bereiken. Hare teedere gestalte rustte dicht tegen
zijne breede borst, en den eenen arm had hij om
haar heen geslagen. Haar hart klopte geweldig, en
hare bevende handen konden nauwelijks de roos
vasthechtten. Misschien vermoedde hij wel, wat er
in haar ziel omging, en wat haar hart zoo deed
kloppen.
Hij trok haar dichter naar zich toe en terwijl
hij zich voorover boog, drukte hij een kus op haar
voorhoofd.
De roos was vastgestokenhij bracht groetend
de hand aan zijn muts, keerde zich om en sprong
in het rijtuig.
Leentje bleef vuurrood en met gebogen hoofd
voor de deur staan om hem na te kijken.
Het was alsof zij in een nevel het rijtuig zag
wegrijden, met het goudborduursel op het rozen-
roode, gele en witte vaandel dat in den zonneschijn
schitterde. Onwillekeurig voelde zij naar haar voor
hoofd, waar de kus nog brandde dien hij er op
gedrukt had. Zij schaamde zich er over en was toch
zoo gelukkig, o zoo gelukkigHoe zou zij zich hou
den, wat zou zij zeggen, wanneer hij weer in den
winkel zou komen?
Hij kwam echter niet.
Weken gingen voorbij, ja zelfs maanden, en nog
altijd was hij niet teruggekomen, om rozen van
haar te koopen. Dit behoefde hij ook nu niet meer
te doen, want ze waren nu overal te koop; het
koude voorjaar was voorbij en de zachte zomer
strooide met gulle hand verkwistend zijne bloemen
overal heen. Te vergeefs tuurde Leentje overdag
door het raam van haar bloemenwinkel, te vergeefs
zocht zij hem 's avonds onder de duizende bezoekers
van het tentoonstellingsterrein.
Haar rozenridder kwam niet te voorschijn.
Op zekeren dag kwam hij plotseling weder in
den winkel. Evenals vroeger, stond hij voor haar,
vroolijk en vriendelijk, in de volle kracht zijner
schoonheid.
Leentje voelde hoe haar het bloed naar hoofd en
hart steeg, en om hare vreeselijke verwarring te
verbergen, boog zij zich over zijne lievelingsbloe
men, de donkerroode rozen, om er een voor hem
uit te zoeken.
»Neen, van daag hen ik niet met ééne roos te
vreden,* zei hij, stralend van vroolijkheid en geluk
»ik moet een heelen ruiker hebben van de aller
mooiste bloemen, echte keizersrozen
»Die zal ik dan eerst voor u moeten binden,zei
Leentje half luide.
»Heel goed, wees dan zoo vriendelijk er voor te
zorgen,gaf hij vergenoegd ten antwoord, »en zend
het me dan nog vóór 42 uur
Zij schreef het adres op. Het was van een adel
lijke dame.
»En wil u dan dit kaartje aan den ruiker vast
hechten," vroeg hij, terwijl hij haar zijn visitekaart
reikte.
Vervolgens nam hij zijn rozenroode muts af en
ging lachend en kalm, zooals altijd, zijns weegs.
Leentje hield zijn kaartje in de hand:
»Kurt von Rabenau"
stond er op, met een kroontje er boven.
Dat was dus zijn naam, en de adellijke dame,
aan wie hij die heerlijke rozen wilde zenden, was
zeker zijn bruid.
Daarom zag hij er zoo innig gelukkig uit, en
daardoor kwam het, dat hij niet meer aan het kleine
bloemenmeisje dacht, dat hij in een oogenblik waar
op hij zoo feestelijk gestemd was, aan zijn hart had
gedrukt.
Zij had het niet vergeten en zou het ook nooit
vergeten. Zij voelde nog altijd zijn kus op haar voor
hoofd branden.
Zij ging dien avond, zooals gewoonlijk, met haar
bloemenmand tusschen de tafels van het tentoon
stellingsterrein rond. Het was een echte zomer
avond op het eind van Juni.
De boomen zagen er, beschenen door het elec-
trische licht, frisch en groen uit, de militaire muziek
speelde en overal heerschte een vroolijke drukte van
lachende, babbelende menschen, terwijl de verlichte
spoorwegtreinen elk oogenblik boven hunne hoofden
voorbij snorden en zich als vuurwagens tegen de
donkerblauwe lucht afteekenden.
»Mag ik u nietVerder kon Leentje het
niet brengen; want de woorden bleven in haar
keel steken.
Daar aan de tafel zat hij met twee dames, van
welke de eene van zekeren leeftijd was en de an
dere jong, slank, blond en mooi, gelijk hij zelf.
»Dat is aardig, juffertje!* riep hij uit. »Kom
maar eens naderbij met uwe rozen 1 Mama moet
een grooten ruiker hebben, en mijn meisje ook, en
ik zelf wil als gewoonlijk er een voor mijn knoops
gat."
»Is dat een kennisje van je?« vroeg zijn meisje.
»Ja, zij geeft mij altijd hare mooiste bloemen.
Den ruiker, dien gij ontvangen hebt. had zij ge
maakt en die mooie roos, die ik op 's keizers ver
jaardag droeg en die ik aan jou gaf, zooals gij je
herinneren zult, had zij in mijn knoopsgat gesto
ken.
Blozend van geluk zei zij»Die zal ik steeds
bewaren."
Hij nam geld uit zijn porte-monnaie, om de ro
zen te betalen.
»En met deze rozen moet ge u in mijne afwe-