Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 26.
Zondag 25 Juni 1893.
2e Jaargang.
KIESCHHEID.
FEUILLETON".
Zijne moederlijke vriendin.
NIEUWE®
LAItiElIJKEB ÏOIHAIT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoüde en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
BUREEL:
A oor dscha rwo ude
PRIJS DER AD VERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 ct-, elke regel meer 5
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
ct.
berekend.
OP OEY HOLLAADSCHE1Y SPOOBtWEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. (Zomerdienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.46
11.23
3.06
6.37
9.51
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.06
11.43
3.26
6.57
10.11
1 Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Den Helder.
GREENWICH TIJD.
ICHTING AMSTERDAM.
57 I 12.04f 1.38 I
AMSTERDAMSCHE TIJD.
9.57 12.24f
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Noord-
scharwöude brengen by deze met het oog op de mo
gelijke nadering der Cholera de Ingezeten iHerinne
ring.
1°. In het algemeen.
Al hetgeen ten vorigen jare door middel van Cir
culaires en bekendmakingen is aangeraden, ten eind®
de verbreidingen van die zoo gevreesde ziekte tegen
te gaan.
2°. In het bijzander.
Dat een ieder er zich voor wachtte niet alleen
het water uit de slooten niet te drinken, doch het
ook niet te gebruiken voor het schoonmaken van
vaatwerk of het reinigen van kleederen, daarjuist
daarin het groootste gevaar voor de verbreiding van
genoemde ziekte is gelegen;
dat mede een ieder worde gewaarschuwd de sloo
ten niet te verontreinigen door het daarin werpen
van vuil, afval van groenten of wat dies meer zy,
omdat ook door de verrottinguvan die stoffen groot
gevaar zou kunnen ontstaanj zullende hierop ten
strengste worden toegezien en gehandhaafd worden
de bepalingen daar omtrent bestaande by de Alge-
meene Plaatselyké Politie Verordening dezer ge
meente by toepassing der daartegen bedreigde boe
ten.
Noordscharwoude, den 18 Juni 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
C. KROON.
De Wethouder,
K. SLOTEMAKER.
WAARSCHUWING
De BURGEMEESTER, Hulp-officier van Justitie, te
Noordscharwoude, herhaalde malen klachten ont
vangende, dat willekeurig van de kanten hunner akkers
in deze en andere gemeenten liggende gras wordt
afgeschoren niet alleen, maar dit gras wordt medege
nomen en behouden, dat, voor zooverre men hiervan
onwetendheid mocht voorwenden, men wete en be-
grype dat zulks diefstal is, dat niemand het dus meer
wage gras te scheeren, zonder voorzien te zyn van
schriftelyk bewys van den eigenaar, daar op deze zoo
strafbare handelingen, ernstig zal worden toegezien
en bij ontdekking tegen den dader of daders zonder
eenige de minste oogluiking on verwy ld Proces-Ver baal
zal worden opgemaakt en ter vervolging als diefstal
aan den bevoegden Rechter zal worden opgezonden
ieder Eigenaar of belanghebbende uitnoodigende hem
Hulp-officier van Justitie de hand in dezen te reiken
en te helpeu, door aangifte by ontdekking, opdat ein
delijk aan dit, oppervlakkig klein, doch inderdaad
groot misdrijf, diefstal vau vertrouwde goederen, eeij
einde kome.
Noordscharwoude, 23 Juni 1893.
De Hulp-officier van Justitie voornoemd,
C KROON.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Oud
karspel brengen by deze met het oog op de mogelijke
nadering der Cholera de Ingezetenen in herinnering.
1°. In het algemeen.
Al hetgeen ten vorigen jare door middel van
Circulaires en bekendmakingen is aangeraden, ten
einde de verbreidingen van die zoo gevreesde ziekte
tegen te gaan.
2°. In het bijzonder.
Dat een ieder er zich voor wachtte niet alleen
het water uit de slooten niet te drinken, doch het
ook niet te gebruiken voor het schoonmaken van
vaatwerk of het reinigen van kleederen, daarjuist
daarin het grootste gevaar voor de verbreiding van
genoemde ziekte is gelegen.
Dat mede een ieder worde gewaarschuwd 'de
slooten niet te verontreinigen door het daarin wer
pen van vuil, afval van groenten of wat dies meer
zy, omdat ook door de verrotting van die stoffen
groot gevaar zou kunnen ontstaan, zullende hierop
ten strengste wrojden toegezien en gehandhaafd
worden de bepalMgen daar omtrent bestaande by
de Algemeene Plaatsolyke Politie-Verordening dezer
gemeente by toepassing cfér daartegen bedreigde
hoeten.
Oudkarspel, den 20 Jum 1893.
Burgemeester en Wethouders Ifcernoemd,
De Burgemeester!
C. KROON.
De Secretaris,
diefstal is; dat niemand het dus meer wage gras te
scheeren, zonder voorzien te zyn van schriftelijk be
wijs van den eigenaar, daar op deze zoo strafbare
handelingen, ernstig zal worden toegezien en by ont
dekking tegen den dader of daders zonder eenige de
minste oogluiking onverwijld Proces-Verbaal zal wor
den opgemaakt en ter vervolging als diefstal aan den
Rechter zal worden opgezonden, ieder Eigenaar of be
langhebbende uitnoodigende hem Hulp-officier van
Justitie de hand in dezen te reiken en te helpen, door
aangifte bij ontdekking, opdat eindelijk aan dit, opper
vlakkig klein, doch inderdaad groot misdrijf, diefstal
vau vertrouwde goederen, een einde kome.
Oudkarspel, 23 Juni 1893.
De Hulp-officier van Justitie voornoemd,
C. KROON.
WAARSCHUWING.
De BURGEMEESTER, Hulp-officier van Justitie te
Oudkarspel, herhaalde malen klachten ontvangende,
dat willekeurig van de kanten hunner akkers in deze
en andere gemeenten liggende gras wordt afgeschoren
niet alleen, maar dit gras wordt medegenomen enbe-
houden, dat, voor zooverre men hiervan onwetendheid
mocht voorwenden, men wete en begrype dat zulks
Er is wellicht niets te noemen, wat zooveel
leed kan teweeg brengen, als gebrek aan kiesch-
heid. Een der eerste vereischten om het met
zijne medemenschen goed te kunnen, vinden
is kiesch te zijn. Wie niemand van-zijn vrien
den kwetsen of ontstemmen wil, neme de
kieschheid in acht. Wie jan zijne kinderen
iets maken wil, drage zorg dat hij zoo kiesch
mogelijk met hen omgaat.
Wat is dat toch«kieschheid? Wat hebben
wij daaronder te. verstaan Mogen de volgende
regels deze, vraag eenigermate beantwoorden.
Kieschlrèid noem ik die heilige beschroomd
heid, die sommige menschen hebben om hunne
medemenschen te kwetsen in hetgeen hun lief
en dierbaar is. Iedere mensch heeft een zwak
d. w. z. een plekje in zijn gemoed, dat uiterst
gevoelig is. De minste aanraking doet pijn;
hevige pijn, en wie die pijn veroorzaakt han
delt verbazend onkiesch. Ze zijn er, die zoo
verbazend onkiesch zijndie alles aanwenden
om hunne medemenschen pijn te doen; hun
leed te veroorzakenhen te treffen juist in
hetgeen hnn heilig is. Zij hebben iets van den
veldheer, die plotseling, op 't onverwachts een
aanval doet op de vesting, juist waar deze 't
zwakst is; iets van een onweersbui, die aan
den avond van een heerlijken zomerdag, los
barst en de wuivende korenhalmen ter aarde
doet buigen. Evenals de oogst door een hagel
slag vernield kan worden, zoo kan het vrien
den- of het kinderhart verbrijzeld worden voor
altijd door onkieschheid. Wij weten niet, hoe
groot een kwaad wij doen door onkiesch te
zijn; door anderen te kwetsen. Het ware te
wenschen, dat allen het wisten; er zou wat
minder twist, wat minder verdeeldheid zijn
in huis en maatschappij, ook wat minder stil
leed, geleden worden.
Zoo werd laatst door een goed vriend een
jong-mensch uitgelachen, die beweerde, dat hij
's nachts niet goed slapen kon, als hij moeder
niet eerst een kus had gegeven. Zoo werd
laatst een kind ernstig berispt, omdat het voor
vader bad, die streed in de velden van Atjeh.
Zoo werd die huisvader bespot, omdat hij in
zijn vrijen tijd gaarne wat deed voor vrouw
en kroost. Zoo werd dat kind uitgelachen,
omdat het tranen stortte over het verlies van
zijn hondje. Zoo werd in het evangelie die
vrouw met schampere minachting aangezien,
omdat zij het waagde haren meester hulde te
bewijzen. Ziet daar, voorbeelden van onkiesch
heid, die wij met nog vele andere zouden kun
nen vermeerderen. Onkiesch handelen bijv. zij,
die den spot drijven met iemand, die het goede
doen wil en het ook waarlijk doet en daarom
voor een durf-niet wordt uitgemaakt. Onkiesch
handelt men, wanneer men met een geschenk
vereerd wordt op een gewichtigen dag in 't
leven en na verloop van tijd datzelfde ge
schenk verruilt voor een ander. Onkieschheid
Waar moest ik eindigen, als ik al hare daden
ging opsommen, al het leed beschrijven moest
door haar berokkend?
Onkiesch te zijn, het is niets meer, maar
ook niets minder, dan gebrek aan gevoel heb
ben het gebrek aan den tact, om anderen
blijde te maken; daar, waar zij gaarne blijde
zijn; het is dat gemis aan waardeering, daar,
waar gewaardeerd moet worden; het is die
wreedheid, die het liefste in een ménschenziel
kan dooden, ja zelfs het liefdevuur blusschen
Zij hadden elkander leeren kennen op een heer
lijken zomerschen dag, de jonge architect Hugo
Mertens en mejuffrouw Margaretha Walden. Een
gemeenschappelijke onoverwinbare afkeer van slechte
muziek bracht hen bij elkaar. Het eerste wat zij
van hem hoorde, was een toornige uitval, omdat
de Tannhauser in het hótel, waar zij logeerde, werd
afgeroffeldhet eerste wat hij van haar opmerkte,
was een dankbare blik. Gaandeweg ontkiemde hunne
vriendschap. Meer was het niet, want Margaretha
was ruim dertig, was meestal in het donker ge
kleed en vond zich reeds te oud voor bals en der
gelijke vermaken.
De architect was zeer veeleischend en geene der
jonge dames, die hij kende, mocht zich in zijne
hooge goedkeuring verheugenmet Margaretha Wal
den kon hij ten minste praten, daarom trok zij
hem aan en bovendien zij was dertig! Evenals
bij de meeste mannen van zijn jaren, waren jeugd
en schoonheid in Mertens oogen de eerste vereisch
ten voor eene vrouw en met de wreede zelfzucht
der jeugd gunde hij haar alleen het recht op liefde
en geluk. In den grond van zijn hart was hij idea
list en hield hij veel van vaste theorieënzoo stond
het bij hem als een paal boven water, dat de vrouw
minstens tien jaren jonger moet zijn dan de man.
Met een dame als juffrouw Walden, die volgens
deze theorie bijna zijne moeder zijn kon, meende
hij dus ongestraft te kunnen omgaan: zij was bo
ven de dwaasheden der jeugd verheven
De ongedwongen omgang met zijne moederlijke
vriendin beviel hem uitermate; zij genoot zijn ge-
heele vertrouwen en kende al zijn gedachten, al
zijn gewaarwordingen. Margaretha liet zich dat allés
welgevallen; zij had eerbied voor zijn degelijk ka
rakter en zijne groote kennis en verheugde zich,
dat niettegenstaande deze goede eigenschappen eene
zachte vrouwenhand aan de ontwikkeling van haar
jeugdigen vriend, zooals zij hem noemde, hoewel
hij even oud was als zij, nog heel wat te doen vond.
De zomer was voorbijMertens, die met de lei
ding was belast van een groot werk buiten de stad,
waar zij beiden woonden, kon eerst zeer laat zijne
belofte nakomen om mejuffrouw Walden een bezoek
te brengen. Zij woonde met eene tante samen en
deed voor beiden het huishouden. Mertens werd
ontvangen in een gezellig, elegant vertrek met ge
makkelijke stoelen, die tot een vertrouwelijk praatje
uitnoodigden om de theetafel; een lief bekend ge
zicht ontving hem, eene lieve, bekende stem klonk
hem te gemoet, die hem zoo menigmaal getroost
en zijne droevige gedachten verdreven had. Zij zijn
beiden blijde elkander weder te zien, hunne oogen
schitteren; juffrouw Walden ziet er werkelijk nog
zeer goed uit, denkt hij bij zich zei ven voor haar
jaren, voegt hij er snel bij.
Het was er allergezelligst. Geen rook, zooals in
de sociëteit, geen muffe atmospheer. waarvan hij
zoo'n vijand is en vóór alles: hij kon zich aange
naam onderhouden met eene beschaafde vrouw. O,
wat voelde hij zich daar op zijn gemak. Onderden
indruk van al die aangename gewaarwordingen,
schildert hij haar het ongezellige jongeheerenleven,
het nog ongezelliger koffiehuisleven en eindelijk
roept hij uit»Ik wil trouwen.
»Dat is een zeer christelijk voornemen." Zij
maakte er een grapje van.
»Ik heb mijne aanstelling van de regeering en
daarmede goede vooruitzichten gekregen. Ik moet
mij nu ook een gezellig nestje bouwen. Maar waar
en hoe zal ik eene geschikte vrouw voor mij vin
den
»Zou dat zoo moeilijk zijner zijn er zooveel,
antwoorde Margaretha met een weinigje ironie in
hare stem.
Maar hij meent het ernstig»Ik moet haar toch
ook liefhebben."
ïDat is verstandig van u,s antwoordt zij met
warmte; zij keek hem daarbij een weinig bezorgd
in zijn eerlijk gelaat, zij kende zijn grondig karak
ter: »Ja, gij moet voorzichting zijn!"
Nu noemt hij haar zijn eischen op; hij is niet
heel bescheiden, toch vindt zij dat hij niet te veel
verlangt. Hij zal uitgaan ten einde met de dames
in kennis te komen; zij noemt dat een goed plan;
zij zegt zoo iets van de zegen van een eigen tehuis,
een eigen familie, o, zij begrijpt zoo goed wat hij
wenscht.
Het gesprek liep daarna over litteratuur,
waarna zij eene symphonie van Beethoven speelden
en Mertens, die een goed musicus was, juffrouw
Margaretha's aanslag prees. Eindelijk werd het tijd
om heen te gaan, maar hij komt nog even op zijn
plan terug.
»Gij zult het mij laten weten, als het zoo
ver is.« roept zij hem nog na en »dat zal waar
zijn," klonk het antwoord; terwijl was overeenge
komen dat zij elkander voortaan eiken Donderdag
zouden spreken.
Mertens ging uit; hij had bezoeken afgelegd bij
de meeste families, die met dochters waren geze
gend, bals, soupers en diners bijgewoond, medege
daan in tableaux-vivants de Donderdag was ech
ter nooit vergeten maar eene vrouw had hij
echter nog niet gevonden.
Ofschoon Margaretha reeds sedert lang niet meer
in de groote wereld verkeerde, had zij toch vele
vriendinnen, zelfs onder degenen, die mogelijk in
aanmerking zouden komen.
sVindt gij juffrouw Smidt niet een lief meisje
vroeg zij op zekeren Donderdagavond een weinig
aarzelend.
»Zij is zoo domantwoordde hij. »Ik moet een
vrouw hebben die ten minste over het een en ander
kan meepraten."
»Nu, dan Anna Bretthauer, de dochter van den
president van de rechtbank! Zij heeft examen ge-