Nieuwe Langedijksi' Courant", van Zondag 2 Juli 1893.
de „Prinslyke Courant," en zal alleen voor Zijn
Hoogheid, en voor de goede zaak geschreeven
worden, gelyk je in dit „Berigt," zonder een
enkele rooje duit te besteeden, zult kunnen lee-
zenwant het wordt gratis uitgegeven, en dus
kan Hyn Heer voor niet zien of het Plan, de
Stijl, en de Zaaken U al of niet naar genoe
gen zijn
Zo, zo Jongen Is het een „Prinslyke Cou
rant Wel dat lykt er na Kan je me
dat niet eer gezeid hebben Gauwdiev De lui
beginnen nu eerst regt uit den hoek te koomen,
en dat is braav gedaan. Kom aan! geev
hier een Courant, ik moet er nu absoluut
een hebben, al kostte zy ook nog zo veel
Gratis of niet gratis, dat doet er niet toe
Die voor de Goede Zaak is, die moet op geen
duit of wat zien in de week Als men niet
leest, dan kan men niet mee praten. Nh,
jongenzeg aan uw Meester, dat ik deeze Cou
rant vervolgen zalmaar dat ze my toch vooral
vroeg moet bezorgd worden
Ik hoop het waar te nemen, Myn Heer
Dagt ik het niet! De dingen moeten zoo wat
aangepreekt worden, om de rotten aan 't spek te
krijgen zegt die schalk van een Couranten
jongen. (N. v. d. B.)
"Voor de arrondissements-rechtbank te
Maastricht stond Dinsdag terecht J. H. L.
Bussel, uitgever van het anti-semitisch weekbl.
„Waarheid en Recht", wonende te Weert-Meer-
sen, beklaagd van in nummer 134 van voor
noemd blad te hebben opgenomen een schrijven,
waarin Davenport (Sequali) als smichel, knoei-
baas en kwakzalver en diens echtgenoote als
kaartlegster en als zijne zoogenaamde vrouw
worden voorgesteld.
Davenport en echtgenoote, die als getuigen
worden gehoord, verklaren zich door die uit
drukkingen beleedigd en concludeeren bij monde
van hunnen raadsman mr. Tripels veroordeeling
tot betaling eener schadevergoeding van f 150
voor ieder en tot openbaarmaking van het ver-
oordeelend vonnis.
Uitspraak 3 Juli.
Dirk Jacobus Leepel, notaris te Amster
dam, verscheen Dinsdag voor de Amsterdamsche
rechtbank, beklaagd van verduistering. Het is
een treurig gezicht den twee en zestigjarigen
man, geheel grijs en klaarblijkelijk gebukt onder
zijn schuldbewustzijn te zien plaatsnemen op de
bank der beschuldigden, bewaakt door eenen
rijksveldwachter.
De dagvaarding legt de volgende feiten ten
laste
lo. Verduistering in April 1893 van eene
som van f 1841,53, toebehoorende aan de min
derjarigen Hendricus en Maria Huijbergh, welke
gelden hij onder zich had om daarvoor eene
inschrijving grootboek ten name van die min
derjarigen te koopen.
2o. Verduistering in Januari 1890, van eene
som van f 4400, toebehoorende aan H. K. Grim-
me te Ouder-Ainstel, welke gelden hem waren
ter hand gesteld om daarmede eene schuld van
Grimme aan de Nationale Hypotheekbank te
Amsterdam te voldoen.
3o. Verduistering in Maart 1889 van pl. m.
f2000 en in Oct. 1892 van f 1000 toebehoo
rende aan G. A. Kiether te Watergraafsmeer,
welke gelden hem waren ter hand gesteld om
voor Kiether af te lossen eene schuld aan A.
F. Herbold te Amsterdam.
4o. Verduistering van eenige -andere geld
sommen en effecten, die bekl. volgens hem ge
geven opdracht moest aanwenden.
De feiten worden volmondig erkend. Bekl.
stortte alle gelden in zijn eigen kas (eene kan
toor-kas hield hij er niet op na) en gebruikte
ze om zijne eigene dringende schulden af te
doen. Met het eene gat werd het andere gestopt,
zoolang totdat de toestand onhoudbaar en de
justitie met de zaken in kennis gesteld werd.
Natuurlijk zijn de personen, wier geld aldus
verdween, sterk benadeeld.
Er zijn 22 getuigen gedagvaard. Zij zullen
de verschillende feiten bevestigen.
Onder de personen, te wier nadeele verduis-
kwam niet veel van terecht en toen had Oom Vik-
blad eene gouvernante bij de kleintjes genomen.
Aan het station vond Johan oom's rijtuig om hem
af te halen. Hij sprong er in, riep den koetsier
toe «vooruiten lag op zijn gemak in de kussens,
terwijl hij zijne beenen op de andere bank liet
rusten. Onder weg ontmoette hij eenige jonge da
mes uit de stad. Hij knipte met de oogen, streek
met de hand over zijn snor en schonk haar een
onderzoekenden blik, die ze deed blozen dit zag
hij duidelijk. »Wat zullen zij nieuwsgierig zijn
dacht hij en stelde het zich levendig voor hoe het
als een loopend vuur zou rondgaan, dat het Yik-
bladsche rijtuig naar het station was gezonden en
een vreemden heer van daar had afgehaald.
Reeds in de gang kwam oom hem tegemoet en
verwelkomde hem op zijne goedhartige, luidruch
tige wijze. «Wel verbazend jongen, wat ben je ge
groeid! je bent zoo lang als een dragonderriep
hij met een flinken klap op de schouders van zijn
neef. Hij was een groot, forsch man met een rood
glimmend gelaat en kleine, guitige oogen. Hij lachte
veel en wanneer hij het er op gezet had, kon hij
lastig wezen. Hij hield veel van plagen, maar was
anders een goedhartig en vriendelijk persoon.
Johan werd nu naar zijne kamer gebracht en
hier was hij een behoorlijken tijd bezig met zich op
te knappen. Eindelijk hiermede gereed, trad hij de
huiskamer in, waar hij zijne beide nichtjes ont
moette. Hij had ze in tien jaren niet gezien, dus
moest de kennismaking worden vernieuwd. De
meisjes geleken veel op elkander; beiden waren niet
groot, maar rond en blozend, terwijl op beider ge
laat eene vroolijke uitdrukking lag. Maar de eene
terd is, bevindt zich ook iemand in lndië, die
den bekl. schriftelijk verzocht geld en effecten
tot Dec. 1894 te bewaren, met dankbetuiging
voor dien dienst.
Uitspraak 7 Juli.
Naar gemeld wordt, is ook de heer Yan
Deth, als schrijver der bekende brochure, door
den rechtercommissaris in het arrondissement
Arnhem gedagvaard om getuigenis af te leggen
in zake de beweerde mishandelingen in de Wees
inrichting te Neerbosch.
De Amsterdamsche hardlooper, Snoek, ging
Dinsdagmorgen te vijf uur van de Haarlemmer
poort te Amsterdam, om hard te loopen naar
Rotterdam. Te 10 uur 53 min. spoortijd kwam
hij te 's-Gravenhage aan, te 3 uur 10 min. te
Rotterdam, Delftsche Poort. Hij ging over Lei
den, Delft en Schiedam.
In de Enkh. Crt. lezen wij
Huliis aan dsn Minister van Financiën,
den heer Pierson.
In zijn laatste Kamerverslag, onmiddelijk na
mededeeliug van de stemlijst in zake de Bedrijfs
belasting, zegt hot „Nieuws van den dag"
„Yan alle zijden wenschte men den minister
van Financiën met deze zegepraal geluk.
„Het was een verdiende felicitatie. Aan den
Heer Pierson komt den lof toe door zijn vermo
gens en bedrijfsbelasting thans aan Nederland
eene gesplitste inkomsten-belasting to hebben
gegeven, die aan de aanneming door de Eerste
Kamer en de bekrachtiging door H.M. Koningin-
Regentes valt wel niet te twijfelen, naast
de reeds ingevoerde opheffing van schadelijke
accijnzen en directe belastingen, ons fiscaal stelsel
op billijker grondslagen vestigt. Wat al zijn voor
gangers niet kon gelukken, heeft de heer Pierson
met groote talenten tot stand gebracht. De wijze,
waarop hij dit deed, vooral ook met de belofte
om enkele nog bestaande hardheden langs anderen
weg op te heffen, geeft hem aanspraak op be
wondering en op den dank der natie. Moge 't
Yaderland hem nog lang aan het werk zien.
Wij zijn er zeker van, dat het strekken zal tot
heil der gemeenschap. Doch ook wanneer zijn
werkkring onverhoopt niet meer van langen duur
mocht zijn, dan nog heeft Pierson door hetgeen
hij reeds nu tot stand bracht zich een eervolle
plaats veroverd onder onze uitnemendste staats
lieden en hervormers!"
Volgaarne sluiten wij ons bij dit woord van
hulde, den wakkeren minister gebracht, aan.
Vooral ook, waar nog zoo kort geleden, in den
verkiezingsstrijd voor Harlingen, eene poging
werd gewaagd van radicale zijde om het werk
des ministers te verkleinen. Hoe doet het ons
leed, dat van de acht afgevaardigden voor Fries
land slechts drie hun steun aan den Heer Pierson
konden verleenen. Neen, wij behooren niet tot
de ministerieelen door dik en dun. Ook aan dit
werk kleven gebreken, dat is waar. Maar dit
werk is met 't oog op de geschiedenis en de te
overwinnen bezwaren een reuzenarbeid. En 't
gaat niet aan zoo iets met een enkel „tegen!"
ongedaan te maken. Daar is een weg betreden,
die zoo ongeveer door allen als de beste wordt
erkend. Welnu, men ruime in den loop dej; tij
den de fouten weg en vuile het ontbrekende aan.
Dan, maar ook dan voorzeker, komt men tot
zuiveren toestand.Wat nu van radicalen te zeggen,
die zulken vooruitgang tegenhouden? Wat van
anti-revolutionairen en katholieken, die mede deze
verbetering afkeurden? Zij mogen er hunne rede
nen voor hebben, maar in elk geval mag hun
thans het verwijt aan de liberalen worden ont
zegd, dat deze „niets" doen. Al was het alleen
den arbeid van Minister Pierson, dan heeft deze
alleen reeds den laster te niet gedaan.
Men zwijge dus voortaan en herstelle eigen ge
breken.
Voor ons is 't nogmaals duidelijk gebleken,
dat het Vaderland uitsluitend heil kan vinden
in een bestuur naar de oude, beproefde liberale
beginselen in overeenstemming met den ontwik
kelingsgang des tijds, en wij schamen ons dan
was reeds 24 jaar en had blauwe oogen, terwijl
de andere slechts negentien jaren telde en een
paar bruine kijkers had, zóó geestig en schalksch.
als men zich maar kan voorstellen. Johan zeide
dan ook dadelijk tot zich zelf, dat de jonge bruin-
oogige degene zoude wezen, wie hij zijne hulde
bieden zou zij was het doelwit zijner galanterie.
Hij poogde daarom, toen de kennis weder gemaakt
en de plechtigheid der wederkeerige voorstelling
was afgeloopen, een schertsend en voor zijn nichtje
vleiend gesprek in te leiden. Maar het wilde niet
best vlotten. De zusters hadden blijkbaar iets grap
pigs met elkander beleefdtelkens keken zij elkaar
aan en begonnen te lachenvooral de jongste had
groote moeite hare vroolijkheid te bedwingenge
durig sprong zij van haar stoel op, stopte haar
zakdoek in den mond, keek het raam uit en kuchte.
«Kleinsteedsche manierendacht Johan mede
lijdend »men moet haar dit maar niet kwalijk
nemen.
Nu kwamen de jongere kinderen, netjes vóór
het eten gekamd en gewasschen, binnen en met
hen eene jonge dame, die dadelijk Johan's nieuws
gierigheid prikkelde. Hij gluurde van ter zijde naar
haar, met het onderzoekend wantrouwen van een
hond, die een vreemdeling besnuffelt. Dat was stel
lig eene gouvernante, dat kon niet missen
Ja waarlijk, hij had juist geraden; Oom stelde
haar voor als mejuffrouw Under, onderwijzeres
zijner jongere meisjes, Johan boog en nam haar
nog eens goed in oogenschouw en toen hij dat ge
daan had, was hij het met zich zelf eens, dat zij
een onverdragelijk persoontje was.
Wordt vervolgd.
ook in geenen deele tot de partij dezer beginse
len te behooren en haar to dienen. Integendeel,
is 't ons eene eere
Friso. H.
Een zonderlinge poging tot diefstal had
dezer dagen te klimmen in Limburg plaats.
Eene poging tot diefstal van water niet van
8chaarsch, kostbaar drinkwater, maar van gewoon,
alledaagsch slootwaterOp een laten avond keerde
de pachter van den huize „Klimmen" daar naar
zijne woning terug, toen hij een drietal mannen
bemerkte, die in stilte aan het werk waren bij
den oever van den vijver, die het landgoed „Huis
Klimmen" omgeeft.
Wel vermoedende, dat deze niets goeds voor
hadden, verwittigt hij eerst de bewoners van het
goed en dan gaan ze samen op de nachtelijke
arbeiders af, die zich echter ijlings verwijderen.
En wat bleek nu echter hun inzicht te zijn ge
weest? Zij waren bezig met houweel en spade
een der oevers van den vijver door te steken,
om zoodoende het zich daarin bevindende water
te bemachtigen en het door eene sloot naar het
lager gelegen Riddersbeek te laten afvloeien.
Niet onwaarschijnlijk zijn de vreemdsoortige
dieven drie al te vindingrijke koppen geweest,
die in hunne bezorgdheid, om hun dorstend vee
te laven, de gevolgen, welke hunne daad hebben
zou, vergaten. Wanneer die ongelukkige droogte
nog ietwat had aangehouden, zou men bij de
veldwachters, die het veld, en de boschwachters,
die hot bosch bewaken, ook nog waterwachters
moeten aanstellen, om sloot en vijver tegen wa
ter-dieven te beveiligen.
S>e vrouw.
Ziehier hoe verschillende volken zich in hun
spreekwoorden over de vrouw en haar karakter
hebben uitgedrukt:
De Franschman zegt: „Luister naar het eerste
oordeel der vrouw, maar niet naar het tweede,"
„die eene vrouw heeft, heeft zijn straf beet" en
„een man van stroo is evenveel waard als een
vrouw van goud."
Do Spanjaard: „Vrouwen, wind en geluk
zijn veranderlijk," „wat men aan de groote klok
wenscht te hangen, behoeft men slechts aan
vrouwen en eksters te vertellen, „wees op uw
hoede voor eene booze vrouw, en vertrouw u
niet aan eene goede toe," „er is maar ééne
slechte vrouw, maar ieder houdt er zijn eigen
vrouw voor."
De Portugees: „Vrouwen zijn overtollig waar
ze zijn, maar men mist ze waar ze niet zijn."
Dj Engelschman„Het oordeel eener vrouw
en de wind van April wisselen vaak."
De Schot: Men jaagt den duivel gemakkelijk
in eene vrouw, maar krijgt hem er nooit weder
uit."
De Amerikaan: „Vrouwen kunnen een ge
heim bewaren, maar er zijn heel wat vrouwen
voor noodig", „vrouwen blanket!en zich ten
einde niet te blozen."
De Chinees: „De tong eener vrouw is haar
zwaard en zij laat het niet verroesten."
Dat alles klinkt heel weinig beleefd en net
jes tegenover de schoonere helft van 't men-
schelijk geslacht en tegenover al die hatelijke
uitdrukkingen plaatsen wij de woorden van den
wijzen koning Salomo: „Eene kloeke huisvrouw
is een kroon van haar echtgenoot", en „wie
eene vrouw gevonden heeft, heeft eene goede
zaak gevonden." (N. A.)
De weesinrichting te Neerbosch.
Nog al den dag komen er nieuwe getuige
nissen, zoowel in het voor- als in het nadeel
van den heer Van 't Lindenhout.
Verscheidene oud-weezen betuigen in 't VI.
BI. en in 't Vad. hunne ingenomenheid met
de stichting van den heer Van 't Lindenhout,
waaraan zij gaarne met dankbaarheid terug den
ken. Zij kunnen het niet dulden, dat men den
man, dien zij als hun weldoener vereeren, door
het slijk haalt. De inrichting, zeggen zij, ver
dient ten volle den steun van 't geheele chris
telijke Nederland.
Dr. J. J. de Blécourt, de geneesheer van 't
gesticht, verklaart in een advertentie, dat door
hem nog nimmer lijders behandeld zijn, die door
mishandeling direct of indirect ziek geworden
of gestorven zijn.
Eene zuster van den oud-verpleegde Kwast
noemt het haren broeder in een schrijven aan
de Tel. onwaar, dat eene zuster van hen ten
gevolge van eene mishandeling door mevrouw
Van 't Lindenhout aan 't sukkelen zou zijn
geraakt en gestorven. Zij leed reeds aan de
borst en zij is kalm en rustig heengegaan na
een hartelijk afscheid van mijnheer en mevrouw
Van 't Lindenhout.
De Tel. hecht echter niet veel waarde aan
dit schrijven, daar de schrijfster nog in de wees
inrichting verblijft en het duidelijk is, dat zij
zich op verzoek der directie tot het blad heeft
gewend. Het heeft dus niet de zekerheid, dat
ook de inhoud haar niet werd geïnspireerd.
Het zou wel wreed zijn zegt het blad
zulk eene verklaring in strijd met de waarheid,
betreffende eene overledene, van de zuster dezer
overledene af te vergen. Maar dat de directie
van Neerbosch niet wreed is, is juist hetgeen
bewezen worden moet.
Een vroegere onderwijzer te Neerbosch, nu
hoofd eener christelijke school te Zaandam, er
kent, dat er aanmerkingen tegen de weesinrich
ting zijn te maken, maar legt er overigens een
gunstig getuigenis van af.
„De Echo" is begonnen brieven te publiceeren,
die ze van oud-verpleegden ontving, waarin de
mededeelingen uit de brochure worden beves
tigd omtrent slechte voeding, onzindelijkheid,
bevordering van het overerven van kwalen
zware mishandeling als straf voor lichte ver
grijpen, enz.
Ook „De Ochtendbode" bevat weder een arti
kel van een oud-verpleegde, die ook een geval
van mishandeling beschrijft als straf voor een
zeer licht vergrijp, eigenlijk geen vergrijp.
In „Haarlem's Dagblad" geeft de heer Janzen
den indruk weer, dien hij verleden jaar bij een
bezoek aan de inrichting heeft ontvangen. Die
indruk was beslist ongunstig.
De oproeping aan oud-verpleegden, om ten
gunste van de inrichting te getuigen, noemt de
Stand, niet een inslaan van den koninklijken
weg, maar een zoeken der verdedigin» op zij
paden. o o f j
„Immers aan zulk een quasi-enquête hecht
niemand waarde. De drukte over Neerbosch
houdt inmiddels niet op.
Men blijft in opspraak en dat alles, wijl men
niet, wat gelasterd is, voor den rechter brengt
en niet wat quaestieus schijnt, laat onderzoeken
door een onpartijdige commissie.
Waarlijk, een huishouding van 1000 weezen,
die over zooveel jaren loopt, eenigszins nauw
keurig en met kennis van zaken te controlee
ren, is niet ieder mans zaak.
Ook zal het geld kosten.
Maar hier mag niet tegen opgezien.
De eere van den Christen-naam is er in be
trokken."
Een vijftal oud-weezen verzoeken nog aan de
Tel. de opname van hunne getuigenis, „dat zij
naast God aan den heer Van 't Lindenhout te
danken hebben, dat zij zich nu in eene zelf
standige positie mogen verheugen."
In de „Haagsche Ct." worden de door den
oud-verpleegde Kwast genoemde gruwelijke fei
ten door andere oud-verpleegden gelogenstraft.
Zondagmiddag hebben te Amsterdam een 55-tal
oud-verpleegden vergaderd, om te bespreken, wat
er waar, wat er onwaar is in de verschillende
beschuldigingen.
Een brief werd voorgelezen, waarin werd me
degedeeld, dat de heer A. J. van Houten (een
der beide schrijvers van de brochure) tegen
Dinsdag voor de Rechtbank te Arnhem was ge
dagvaard. Deze vervolging gaat niet uit van
den heer Van 't Lindenhout, maar van de jus
titie.
Er werd warm gepleit vóór den heer Van 't
Lindenhout, doch van andere zijde klonken ook
weder bittere verwijten en niet steeds waren
de vóór- en tegenstanders heusch en hoffelijk
jegens elkander.
De tegenstanders vormden de meerderheid.
Toen aan 't eind der vergadering dan ook een
motie werd voorgesteld, welke bij meerderheid
van stemmen zou worden aangenomen, liepen
de verdedigers vau den heer Van 't Lindenhout
de deur uit. Er was dus niemand, die tegen
de motie stemde, welke luidde als volgt:
„De vergadering enz. eischt in naam
der billijkheid en rechtvaardigheid, dat een
onderzoek zal ingesteld worden door de jus
titie; betreurt tevens de voorgekomen getui
genissen van enkele oud-weezen, die door
eigenbelang, of andere niet ver te zoeken
redenen gedreven, genoemde stichting van
eiken smet trachten te vrijwaren; en geeft
ten slotte haar diepe verontwaardiging te
kennen over de houding, in deze zoo ernstige
zaak door het „Nieuwsblad voor Nederland"
aangenomen, dat reeds vroeger toonde met de
waarheid op een gespannen voet te verkee-
ren."
Buitenland.
Hypnose en politie. Een Engelschman,
die volkomen bewusteloos en oogenschijnlijk
dronken was, werd naar het bureau van politie
te New-York gebracht. Het was onmogelijk een
woord uit hem te halen of slechts zijn naam
te weten te komen. Een politieagent hypnoti
seerde hem en nu antwoordde de Brit op alle
hem gedane vragen. Hij gaf zijn woonplaats,
zijn leeftijd op, enz. Zoodra de agent zich had
verwijderd, werd de vreemdeling weder bewus
teloos.
De werkstaking der Parijsche koetsiers
zal spoedig uit zijn, dank zij een handigen zet
van de rijtuigmaatschappijen. Tot nu toe moest
men, om koetsier te worden, in het bezit zijn
van een bewijs van bekwaamheid, dat tamelijk
moeilijk te verkrijgen was; eenmaal in het bezit
daarvan, vormden de koetsiers een soort van
gesloten corporatie. Nu hebben de rijtuig-maat
schappijen echter weten gedaan te krijgen, dat
door het hoofd der politie voorloopige vergun
ningen worden uitgereikt, in plaats van de tot
nu toe vereischte diploma's. „Voorloopig" duurt
in Frankrijk echter zeer lang, en de koetsiers,
dit inziende en vreezende, dat hun plaatsen door
anderen zouden ingenomen worden, hebben voor
het meerendeel het werk weer opgevat.