Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 16 Juli 1893.
Het relletje verwekte in de Zwanenburger
straat een meer dan gewenschte belangstelling,
en ook Dinsdagavond stond er een troepje voor
den ingang te wachten, of er weer wat gebeu
ren zou.
Tot nu toe heerschte er steeds in het „Toe
vlucht voor Onbehuisden" een voortreffelijke
orde, in weerwil van de vreemde gasten, die er
voortdurend een onderkomen vinden. De goede
maatregelen der directie zullen verdere herhaling
van ongeregeldheden wel voorgoed voorkomen.
Voor Wielrijders.
Bij de bespreking van het reglement op de
wegen, gehouden Dinsdag in de zitting van
Provinciale Staten van Noord-Holland, zijn met
het oog op het wielrijden de volgende artikelen
met 44 tegen 11 stemmen aangenomen.
Het is verboden
1°. bereden of aangespannen paarden achter
op of voorbij te rijden, zonder vooraf den ruiter
of voerman te hebben gewaarschuwd door een
aan het rijwiel bevestigde luidklinkende bel.
2°. Tusschen zonsonder- of opgang te rijden
zonder dat het rijwiel voorzien is van een hel
der brandende lantaarn, waarvan het licht recht
vooruit zichtbaar is.
Bovendien zijn wielrijders verplicht uit te
wijken, volgens dezelfde bepalingen als voor
ruiters en berijders van rij- of voertuigen is
vastgesteld. Zij zijn nml. verplicht, elkander in
tegenovergestelde richting voorbijrijdende, rechts
(van de hand) uit te halen.
Gaan zij in dezelfde richting achter elkander
dan is de achterste, zoo die den voorste wenscht
voorbij te rijden verplicht, dezen daarvan te ver
wittigen, waarna deze rechts (van de hand) de
voorbijrijdende links (bij de hand) moet uit
halen.
Deze besluiten zijn voor wielrijders in zoo
verre van groot belang dat zij bij hunne toch
ten dikwijls onbewust in contact komen met
gemeentelijke verordeningen, die onderling veel
van elkaar afwijken. Bij het in werking stel
len van dit provinciaal reglement vervallen
gemeente-bepalingen, welke daarmee in strijd zijn.
(„H. Dbl.)
De „Arn. Ct." zegt in eene beschouwing
over de houding van mr. van H. het volgende
„Wanneer een leger met geforceerde marschen
optrekt, zijn er velen, die niet mede kunnen,
en aan den weg blijven liggen. De bevelhebber
zal zijn oogmerk niet opofferen, zijn gang niet
verminderen, opdat de achterblijvers kunnen
volgen. Zoo gaat liet eveneens in de politiek,
die door dezelfde tractische regelen en noodza
kelijkheden beheerscht wordt.
De liberale partij in Nederland is in de laat
ste dertig jaren uiterst langzaam, met een waren
slakkengang voorwaarts gegaan. Wij zijn niet
veel vooruitgekomen, maar achterblijvers waren
er dan ook niet veel. Het langzaam optrekkend
lichaam heeft daardoor elementen behouden, die
bij een snelleren tred niet hadden meegekund
en aan den weg zouden zijn blijven liggen. Op
dit oogenblik dwingt het kiesrechtvraagstuk de
partij tot een snelleren, geforceerden marsch.
Wil zij haar object, een duurzame regeling, be
reiken, dan moet er nu flink worden aangestapt,
met meer kracht en volharding dan sedert vele
jaren zijn getoond. Houdt men dit in het oog,
dan begrijpt men, dat velen, tot nog toe met de
liberalen medegaande en die zich, omdat zij bij
den slakkengang van het legercorps zoo gemak
kelijk den pas konden houden, voor nog zulke
slechte liberalen niet rekenden, niet meer mede
kunnen en evenals de achterblijvers van het op
trekkend leger, aan den weg blijven liggen.
Wij voor ons hadden op dergelijke verliezen
gerekend en waren er op voorbereid, dat een
zeker percentage van de liberale Kamerpartij op
den dag van den veldslag op het appèl zou ont
breken. Wij willen echter wel erkennen, dat
wij bij de schatting van dit verval niet op den
heer van Houten gerekend hadden. In zooverre
stelt zijn optreden ons teleur, vooral om zijn
eigen antecedenten. Indien het echter waar is,
dat deze afgevaardigde niettemin niet tot de
Middelerwijl ging het voorwerp barer vroolijk-
heid de stad doorwandelen. Hij wilde de merk
waardigheden in oogenschouw nemen en vooral ook
de dames die het toeval op zijnen weg zoude bren
gen. Voor de meesten trok hij den neus op, maar
ginds, in het park, kwam hij een paar jonge meis
jes tegen, in licht zomertoilet gekleed en met hoe
den en parasols van denzelfden stof.
Johan fixeerde de dames vrij brutaal. »Tres
chic«, prevelde hij quasi tot zich zelf en aan het
eind van de laan gekomen, maakte hij een omweg
om de jonge schoonen nog eens te ontmoeten.
Toen hij. thuis gekomen, den tuin nog eens door
liep, zag hij Elsa met haar dierbare strooken in
het prieel zitten. Het was boven zoo vreeselijk
heet, dat zij naar beneden was gegaan om zich
een weinig te verluchten. Zij zag er waarlijk aller
liefst uit, zooals zij daar zat, de kleine voeten op
een bankje voor zich uitgestrekt en te midden van
een wolk van tarlatan strooken.
Zij droeg een dun zomerkleedje; de ronde, blanke
armen schenen door de stof. Van tijd tot tijd
hield zij even met haren arbeid op; een warme
blos vloog over hare zachte wangen. Nu blies zij
en stak daarbij heur frisch roode onderlip op eene
potsierlijke wijze vooruit. Haar gezichtje deed iemand
denken aan een kers die in den zonneschijn zwelt.
Johan sloeg haar een poosje zwijgend, en onop
gemerkt gade, maar hij vond het toch wat onge
past, daar zoo lang te staan spioneeren; daarom
kuchte hij een paar maal en trad onverwacht in
den ingang van het prieel.
»Foei, wat ben ik geschriktriep Elsa en sprong
bestrijders van het aanhangig wetsontwerp gere
kend wil worden, dus misschien voornemens
is daaraan zijn stem te geven, dan kunnen wij
in geen velden of wegen de oplossing vinden
van het raadsel van zijn artikel in de „Vragen
des Tijds". Verwarring stichten in eigen gelede
ren is geen daad van goede taktiek."
Een teleurstelling.
Zondag voer voor rekening van den koffiehuis
houder van de IJsbreker, aan de Weesperzijde
eene stoomboot met tusschenpoozen van een paar
uren van hier naar Oudekerk vice versa.
Vooral in den laten avond werd daarvan een
gretig gebruik gemaakt om de stadshitte te ont-
loopen.
Velen verdrongen zich te ruim 8 ure nog, om
met hun gezin een plaatsje op de boot te ver
overen, en een tochtje op den Amstel mede te
maken.
De retourbiljetten werden (volgens De Amst.)
afgegeven onder verzekering, dat men ten 10 ure
nog naar Amsterdam zou kunnen terugkeeren.
Om 10 ure verscheen er echter geen boot. Men
wachtte tot 11 ure, toen men vernemen moest,
dat de boot was doorgestoomd naar Uithoorn,
om van daar uit den volgenden morgen de ge
wone afvaart aan te vangen.
Velen met bejaarden en nog jeugdige kinderen
bij zich zagen geen kans te voet naar Amster
dam terug te gaan. Rijtuigen waren tegen geen
prijs te krijgen. De koffiehuishouder te O. deed
uit menschlievendheid het voorstel om de boven
zaal tot rustplaats in te richten voor f2.50 per
hoofd!!!
't Behoeft niet gezegd te worden, hoevelen
eene koude rilling over het lijf ging bij de ge
dachte 3 of 4 rijksdaalders te moeten offeren
om in een heete atmosfeer eenige uren te moeten
doorbrengen, totdat de eerste boot in de vaart
kwam.
Enkelen hadden na lang zoeken en vragen
een boeren-wagen kunnen krijgen om daarmede
stadswaarts te gaan.
Volgens geruchten zouden sommige teleurge-
stelden schadevergoeding verlangen van den kof-
fiehuishouder-stoomboot-tocht-ondernemer voor de
niet-nakoming aan zijne verplichting door niet
voor een behoorlijken terugtocht zorg te dragen.
Men leest in de „Nederlandsche Brouwers
courant" het volgende
„Uitgetrokken hop heeft voor den landbou
wer groote waarde en vooral in dezen drogen
„zomer. Behalve dat de uitgetrokken hop de
„eigenschap bezit om de verderfelijke aard vlooien
„verwijderd te houden, maar vooral voor versch
„gemaaide weiden kan het als „dek" een grooten
„dienst doen. Heeft men l/k van een weide ge-
„maaid, dan dekt men dezelve met hop en
„handelt eveneens met de overige deelen. Al-
„dus krijgt men de dubbele opbrengst, tegen dat
„men de weide naakt laat liggen en aan de
„hitte blootstelt."
Over de benoeming van jhr. van Panhuys
tot de hoogste staatsbetrekking hebben verschil
lende bladen hun verwondering betuigd, gepaard
met slechts matige ingenomenheid, daar men ver
wacht had, dat iemand met meer parlementaire
ondervinding zou zijn benoemd.
Daartegenover betuigt De Amsterdammer hare
ingenomenheid met deze benoeming; met recht
maakt ze er de andere bladen een verwijt van.
dat deze geen van alle er aan hebben herinnerd,
dat jhr. van Panhuys als commissaris van Gro
ningen zich zoo gunstig heeft doen kennen door
de circulaire welke hij in het begin van dit jaar
aan de burgemeesters van zijn provincie heeft
gericht over de sociale nooden in dat gewest.
Hij toonde daardoor oog te hebben voor den
ernst der tijden. „Te weten, dat de man die
volkomen uit eigen beweging in strijd met de
gewoonte zijner collega's aldus sprak, de hoogste
positie naast de regentes in het land zal beklee-
den, is geruststellend, zegt de Amsterdammer
voor hen, die zoo dikwijls reden hebben te vree
zen, dat men te 's-Gravenhage te weinig be
grijpt in welke richting de regeering geleid moet
worden."
plotseling op. »Je zaagt er precies uit als een
je scheen mij zoo vreeselijk lang toe, Johan
Johan lachte een weinig gedwongen; hij nam
een stoel, ging naast haar zitten en begon nu over
dit en dan weder over iets anders te praten.
Toch kwam er eene benauwende stilte. Elsa
opende herhaalde keeren haar mond als of zij iets
wilde zeggen, maar de juiste woorden niet wist
te vinden. Eindelijk legde zij haar werk op den
schoot en terwijl zij met haar naald figuurtjes op
het steenen blad kraste, begon zij.
«Zeg eens, Johan, hoe bevalt Anna Linder je?«
«Zij is zeker eene hoogst fatsoenlijke jonge dame,
gaf Johan op plechtigen toon te antwoord.
«Natuurlijk is zij fatsoenlijk« hernam Elsa met
eene ongeduldige beweging harer schouders «maar,
ik vraag hoe zij je bevalt
«Nu, ronduit gezegd, niet bijzonder,antwoordde
hij met manlijke oprechtheid. «Zij is ongetwijfeld
een knap en ontwikkeld meisje, maar voor ons
mannen, heeft zij niets aantrekkelijks. Zij mist
geheel en al, wat wij in Stockholm noemen, «Karl-
tycke.«
«Karltycke? wat beteekent dat?« vroeg Elsa en
keek hem heel eenvoudig met hare mooie bruine
oogen aan.
«Allons done, ik behoef waarlijk aan een meisje
als Elsa niet uit te leggen, wat men daaronder
verstaatriep Johan met veel warmte.
«Heusch, ik verzeker je, dat ik het nietbegrijpee,
zeide zij en zag er hoe langer hoe onschuldiger
uit. «Och toe, Johan, vertel het mij eens; wil je
«Maar Elsa, heb je dun nooit opgelet hoe som-
Jl. Woensdag vertrok J. J. K. Ooms en
zijn compagnon met het stoomschip Winchester
van Rotterdam naar New-York, terwijl het zijn
plan is om in Amerika deel te nemen aan het
kampioenschap van de wereld, waarvoor door
den heer Richard K. Eox van Police Gazette
een zilveren cup ter waarde van 5000 dollars is
uitgeloofd geworden. De baan Yoor dien strijd is
lang 5 mijl met één draaiboei, en de overwinnaar
verplicht zich om gedurende 30 dagen na zijn
behaalde overwinning elke bona-fide challenge
aau te nemen, met een inzet van ten minste
1000 dollars aan weerszijden.
De heer Ooms neemt zijn sciff mede, waarin
hij de Diamond Sculls won, doch het is natuur
lij k de vraag, of hij daarin zal uitkomen, dan
wel of hij zich van een nieuwe boot bedienen
zal.
Brandewijn uit turf. Nadat men reeds
langen tijd spiritus uit hout getrokken heeft,
is men onlangs er in geslaagd, dit product uit
turf te bereiden. Men verkreeg uit 100 KG.
droge turf G,24 L. zuiveren alcohol, terwijl 500
KG. aardappelen van 20 pCt. zetmeel, wanneer
de bewerking zoo goed is als met mogelijkheid
kan geschieden, 6061 L. zuiveren alcohol
leveren. Dr. Matheus maakt hieruit op, dat de
turf weldra den aardappel een geweldige con
currentie zal aandoen, zoodat voor de bezitters
van veengronden een goed vooruitzicht bestaat,
wanneer er zich niet een of ander onverwacht
bezwaar opdoet.
De aanslag op de Bredasche tram bepaalt
zich volgens de N. B. C. tot het volgende, wat
zeker iets waarschijnlijker klinkt dan hetgeen
de romantische eerste lezing er van gaf.
„Een half beschonken kerel, die in gezelschap
van drie andere bekenden van de politie Don
derdagavond in de Bindstraat liep, had de aar
digheid op de tram te stappen, doch hij had
geen geld om een kaartje te betalen en werd
dus door den conducteur verwijderd, waarbij hij
viel. Zijne drie makkers trokken partij voor
hem en nu gingen zij met hun vieren den con
ducteur te lijf, die zich kranig hield, doch wiens
geldtasch bij de worsteling op den grond viel,
zoodat eenige dubbeltjes verloren raakten. Een
der kerels gebruikte een mes en bracht daarmede
een schram p toe aan den conducteur en eene,
hoewel onbelangrijke, wonde aan een ander pas
sagier. De politie rekende de vechtlustigen in
en bracht ze naar den „amigo."
Yoor leden van de Eerste Kamer, in de
provincie Noord-holland, zjjn gekozen de aftre
dende leden A. C. Wertheim met 59 en J.
Breebaart met 41 van de 68 stemmen en de heer
M. de Jong, wethouder te Hoorn, bij herstem
ming met 36 st., tegen 29 op den heer S. P.
van Eeghen te Amsterdam. Yoorts verkregen
mr. M. C. van Hall 14 en dr. A. Kuyper 6
stemmen.
Mr. Kappeyne had verzocht niet weder in
aanmerking te komen.
Het tabaksverbruik in Frankrijk neemt
steeds toe. In 1874 bèliep het 21348322 KG.
rook-, 6573644 KG. snuif- en 969595 KG.
pruimtabak. In 1891 waren de cijfers 29110092,
5457413 en 1246349.
Onlangs werd in de gemeente Wonsera-
deel in den grond gevonden een brilledoos van
koper die, alhoewel er geen jaartal op is ver
meld, van ouden datum schijnt te zijn en die
de volgende gedichtjes te lezen geeft:
Hij doet seer wijselijk
Die een vrou trouwt
Hij doet seer prijselijk
Die hem eerlijk houdt.
Die geen vrou trouwt
Is dwaes en sot.
De duivel haalt degeen, die weder soekt te trou
wen. Maar die het zijn eerste is, die isonschul-
digd te houwen, Omdat hij nog de list der
vrouwen niet en kent, Want trouwen is gewis
een armoe zonder end. Den laasten regel schij
nen velen niet te gelooven, want het trouwt er
maar even goed op los.
mige dames op een bal b.v. dadelijk omringd en
voor alle dansen geëngageerd worden, terwijl an
deren, en ik vrees dat juffrouw Linder daartoe zal
behooren, bijna den geheelen avond blijven zitten
«Ja wel, dat heb ik natuurlijk heel goed gezien.
Maar ik begrijp nietwat is het dan toch dat
haar ontbreekt? Wat is het bij voorbeeld bij Anna
Linder
«Ja, dat kan ik je onmogelijk zeggen,antwoordde
hij, de schouders ophalende en met eene sierlijke
beweging zijner beide handen. «Dat is iets, dat men
onmogelijk met woorden kan beschrijven, dat is het
wonderbaar geheimzinnige in het wezen der vrouw.
Bovendien moet ik bekennen dat ik persoonlijk
hoe verkeerd het ook moge zijn een onover-
winnelijken afschuw heb van gouvernantes, geleerde
dames en schooljuffrouwen. Voor mij zijn deze niet
langer de vrouw, de onbewuste, droomende, reine
vrouw en ik zou er nooit aan denken eene van hen
ten dans te vragen.
Nu werd Elsa ook warm. Johans dwaasheden
werden haar te erg.
«Niet? Dat is toch vreemdriep zij driftig uit.
«Zou je waarlijk niet met ik moet je zeggen,
Johan, dat ik
«Dat is te zeggenviel Johan, die verlegen
geworden was, haar in de rede, «natuurlijk moet
men uitzonderingen maken; daar zijn verplichtin
gen, die ons dwingenégards, die in acht moe
ten worden genomen Maar uit smaak en neiging
gaan wij een geheel anderen kant op.«
SM volgt.
Tot afgevaardigden voor het socialistisch
congres te Ziirich zijn benoemd de heerenF.
Domela Nieuwenhuis, C. Cornelissen en W. H.
Vliegen. En tot plaatsvervangers, gerangschikt
naar het aantal stemmen, de heeren J. A. For-
tuyn, A. Van Emmenes en H. Yan Kol.
Een verrassing.
In het perceel Donkersteeg 12 te Leiden tapte
de dienstbode uit de duinwaterleidingtwee
volwassen bloedzuigers
Naar men aan de Meerbode schrijft, werd
dezer dagen onder Amstelveen een vechtpartij
gehouden tusschen een paar zwanen en eenige
koeien. De koeien hieven daarbij zulk een ge
weld aan, dat de eigenaar, niet wetende, wat
er toch aan de, hand was, zich er heen begaf
en zoo de oorzaak te weten kwam. Beide par
tijen waren echter zóo verwoed, dat de man het
niet geraden achtte zich met den twist te be
moeien. Het spreekt van zelf, dat onze fiere
langhalzen het niet tegen hun gehoornde vijan
den konden uithouden, hoewel ze het niet zoo
spoedig opgaven, verbitterd als ze waren over
den dood van een paar hunner lievelingen. De
koeien waren door deze geschiedenis zoo van
streek, dat ze 's avonds merkbaar minder melk
gaven.
Dat de karpers een hoogen ouderdom be
reiken, is bekend, maar het is dikwijls moeilijk,
hun ouderdom vast te stellen. In den vijver van
den hertog van Arenberg in Enghien, heeft men
onlangs een reusachtigen karper gevangen, die
aan een zijner kieuwen een gouden ring met
een inschrift had, waaruit bleek, dat deze karper
in het jaar 1802 onder het consulaat van Bona
parte in den vijver was geworpen."
Men wierp den karper terstond opnieuw in
den vijver.
In het nummer van De Courant van 8 Juli,
schrijft de heer van Deth het volgende:
„Velen zullen met mjj de noodzakelijkheid er
van inzien en ik acht het dan ook niet overbo
dig om alle oud-weezen door dit stukje mede te
deelen, dat zij, zoowel als ik, tot heden in de
meening verkeerden, dat de heer rechter-com-
missaris absoluut niets te onderzoeken had dan
niet verjaarde mishandelingen, welke met getui
gen en bewijzen konden gestaafd worden.
Door het dagvaarden van verscheidene oud-
weezen, die andere feiten hadden mede te dee
len, en ook uit het onderzoek der laatste dagen,
blijkt mij nu, dat het onderzoek zich ook schijnt
uit te strekken tot onzedelijke feiten, slecht eten
en vooral de wijze waarop de meisjes gewoonlijk
een kastijding ontvingen. In het belang der zaak
dan raad ik alle oud-weezen aan, zich schriftelijk
of persoonlijk in connectie te stellen met mij, mij
mededeelende wat zij weten en ondervonden heb
ben, opdat ik in staat zij in mijne correspon
dentie met den heer rechter-commissaris, ZEd.
Achtb. alles mede te deelen wat mij ter oore
is gekomen, het dan aan ZEd. Achtb. overla
tende of die feiten moeten worden onderzocht,
ja dan neen.
Waar door Van 't Lindenhout en zijn mach
tige partij alles wordt uitgevonden wat mogelijk
is, om mijne beschuldigingen in de brochure
krachteloos te maken, door verklaringen van
vrienden uit alle deelen des lands, daar behoort
men mij althans te steunen door bewijzen van
getuigen en zoo mogelijk nieuwe feiten te mijner
kennis te brengen.
Van welk oord of stad in den lande men mij
ook ontbiedt om mij mededeelingen te doen, ben
ik bereid mij er dadelijk heen te begeven en
offer er gaarne mijn tijd voor op, zooals ik tot
heden deed, hebbende met dat doel reeds 13
plaatsen bezocht in de laatste 10 dagen, terwijl
er nog verscheidene op mijn lijstje staan.
Maar wat mij het meeste bevreemdt is,
dat Van 't Lindenhout, die reeds zoo rijk is,
nu nog door zooveel geld gesteund wordt, in 't
openbaar (zie het Oosten van 5 Juli) en in 't
geheim, om toch geene middelen onbeproefd te
laten hoe kostbaar ook, die hem zouden kunnen
redden. Ja, zelfs schijnen er zich reeds een en
twintig heeren, waaronder met klinkende namen,
bereid te hebben verklaard, als commissie op te
treden, met het kennelijk doel van 't Lindenhout
te reddenwant zij zijn allen zijne vrienden.
En waar ik in De AmsterdammerDagblad voor
Nederland van 22 Juni jl., een beroep deed op
mijne Landgenooten, om ook mij eenigszins finan-
ciëel te steunen in de vele correspondenties en
reiskosten, welke ik te diagen heb, daar maakte
dat beroep bijna fiasco, althans sedert ontving ik
f 10 pl. 1 jpl. 3 pl. 2 totaal f 16.—. Is het mo
gelijk, zal men zeggen? Moet hij, die optrad als
redder der weezen, waardoor nu reeds de kinde
ren te Neerbosch het zooveel beter hebben dan
vroeger, dan geheel alleen worden gelaten, moet
hij ondergaan in zijne pogingen tot redding der
weezen
Het zij zoo: ik verblijd mij nog steeds in het
geen ik heb gedaan en ik zal zoo voortgaan,
zoo lang ik kanmaar ik moet het bekennen
ik had meer steun en dank verwacht van mijne
Landgenooten.
Wij zijn in sommige opzichten nog zoo ver
niet als in Engeland, waar eene machtige ver-
eeniging bestaat, wie het nimmer aan steun ont
breekt, en welke vereeniging ten doel heeft, het
opsporen en bij de justitie aanklagen van allen
die Jrinderen mishandelen, of te kort doen. Die
vereeniging had in de afgeloopen maand Mei
alleen 1242 van zulke gevallen te constateeren,
op 140 er van volgde een rechterlijk vonnis,
op 798 eene waarschuwing. (Zie N, v, d, D, Q