Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 36.
Zondag 3 September 1893.
2e Jaargang.
10-n 1
Wie heeft gelijk'
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
BEN HtTWELIJKS CANDIDAAT.
NIEUWE B
lAICEDUkEK COURANT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO et., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Yoordscliarv» oude.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—5 regels 30 et-, elke regel meer 5 et.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
IMEYSTltEGttflAYG OP DEY IIOLLAYDSCI1EY SPOOKYVEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. (Zomerdienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.46 11.23
3.06
6.37
9.51
AMSTERDAMSCHE TIJD.
Deze trein rijdt alleen de
6.56*
s Donderdags
8.06 11.43
tot Den Helder.
3.26
6.57
RICHTING AMSTERDAM.
GREENWICH TIJD.
AM8TERDAMSCHE TIJD.
7.30* 9.37 12.04f
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam,
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
7.50* 9.57 12.24f
1.38
III. (Slot.)
Met een enkel woord willen wij ten slotte
spreken over de inrichting zelve en daarmede
tevens over haar hoofd. Natuurlijkwant wat
Neêrbosch is, is het geworden door den heer
„van 't- Lindenhout"eene inrichting eenig
in haar soort het werk van één man; wel is
waar daarin geholpen door velen, waaronder
de aanzienlijksten van den lande, maar noch
tans het werk van één man. Achten wij dit
niet gering. Hem.„op de kaak te stellenhij
het publiek gehaat te maken, het is de be
vestiging van de waarheid, die er opgesloten
ligt in het oude spreekwoordondank is 's we-
reld's loon. Ondank, zekerWant ondank is
het, een man, die inderdaad veel goeds gedaan
heeft, die vele arme, hulpbehoevende kinderen
voor verwaarloozing heeft behoed, die wat
hunne afkomst ook moge zijn, door hem ge
vormd zijn tot uuttige leden der maatschappij
en van 't Lindenhout dan ook veel, ja alles
verschuldigd zijn: eer, goeden naam, fatsoen,
ondank is het, zeg ik, zulk een man in de
oogen van heel het Nederlandsche volk ver
dacht te maken, als ware het iemand, die
niet de minste aanspraak zou mogen maken
op den naam van fatsoenlijk man. Want
spreke tegen, wie kan zoo is hij geschetst
in de bekende brochuredat toch is blijkbaar
de bedoeling geweest van al dat onverkwik
kelijk geschrijf over hem en zijne inrichting.
Daarom verliest die brochure veel van hare
waarde; heeft zij de zaak, nl. de hervorming
van Neêrbosch, groote schade'berokkend.
Men zou kunnen zeggen: Gij, schrijver
dezes, erkent dus toch, dat Neêrbosch verbe
tering behoeft, en hoe oordeelt gij over de
mishandelingen, die daar gepleegd zijn en van
dien aard waren, dat deze, hoe langen tijd
geleden ook toegediend, in veler geheugen be
waard zijn gebleven? Volgaarne erken ik, dat
Neerbosch verbetering behoeft en dat kinde
ren mishandelen alle waarachtige opvoeding
ten zeerste in den weg staat. Zelfs erken ik,
dat reinheid en zindelijkheid bovenalles in
dergelijke inrichtingen moeten worden aange
kweekt; dat men hier in reinheid en zinde
lijkheid niet tè nauwgezet kan wezen. Maar
en ik doe deze vraag met de meest moge
lijke bescheidenheid maar behoeft menig
huisgezin geen verbetering; gaat het in alle
huiskamers altijd even ordelijk toe, worden er
niet vaak, ook wel in school, klappen
uitgedeeld, als de kinderen niet willen en
nooit willen en altijd hun eigen dwaas hoofd
volgen Wie geen kinderen heeft, regeert hen
het best. Ook hier geldt dé waarheid: De
beste stuurliên staan aan wal. En wat de
reinheid en zindelijkheid betreft: laat deze,
vooral in arme gezinnen, niet dikwijls veel
te wenschen over? Is 't niet meer dan eens
bevestigd, dat het hevel: wees rein op uw
lichaam, zorg er voor, dat uw drinkwater be
hoorlijk gefiltreerd is, enz. nog lang niet overal
wordt opgevolgd, ja zelfs door velen als
dwaasheid wordt verworpen? „Oordeeltniet!"
heeft de groote menschenkenner achttien
eeuwen geleden der menschheid, in wier mid
den hij gearbeid heeft, toegeroepen, en dat
woord is nog altijd van kracht. Het is zeer
gemakkelijk te zeggen: dit deugt niet en dat
deugt niet, maar opvoeding naar lichaam en
geest is een hoogst moeielijk te volbrengen
taak, vooral waar het honderden kinderen be
treft. Velen kunnen niet eens de orde hand
haven in de kleine wereld van hun huisgezin,
hoe wagen zij het dan een oordeel en welk
een oordeel te vellen over die groote we
reld; groot, zooals de wereld van Neerbosch
is. Met de reinheid en de zindelijkheid gaat
't evenzoo. We zouden over onreinheid en on
zindelijkheid van sommige menschen heel wat
voorbeelden kunnen geven. Wij willen 'tniet
doen. Ieder toch, die weet, wat het leven is
en wat is volmaakt? die weet ook, dat
in inrichtingen als Neerbosch daartegen wel
eens gezondigd wordt. Dat neemt natuurlijk
niet weg, dat alle kwaad moet bestreden wor
den, waar en wanneer ook, en dat dan ook
alle pogingen moeten worden aangewend om het
lot der weezen te verbeteren. Zou de heer
van 't Lindenhout dit lezende, hierop geen
„ja" en „amen" moeten zeggen. Ik geloof 't
wel, even goed als ik geloof, dat hij zich in
dezen van zeer vele dwalingen en tekortko
mingen bewust zal zijn. Hem, die onder 't
oog te brengenhem daarop te wijzen, dat is
de taak van allen, die weten let welwe
ten wat het iskinderen groot te brengen,
en er degelijke mannen en vrouwen van te
maken. Maar en vergeten wij 't evenmin
die taak moet op waardige wijze worden
vervuld; d. w. z. kalm en bescheiden. Schel
den komt niet te pas. Niet alleen dat men er
niets mede uitricht, maar ook verbittert het;
doet het aan de zaak meer na-, dan voordeel.
Wij moeten, om Neerbosch, waar het hervor
ming behoeft, te hervormen, ons niet tegen
over, maar naast den heer van 't Lindenhout
scharen, hem helpen, waar hij in zijn om
vangrijke taak hulp van noode heeft. Wij
moeten hem helpen, door ons met hem te
wijden aan de verzorging en opvoeding der
aan hem toevertrouwden. Dat moet ook de
commissie doen, die met het onderzoek van
alles de inrichting betreffende belast is. Zij
moet den heer van 't Lindenhout wijzen op
de leemten, die er zijn in zijn werk, opdat
ze aangevuld worden. En de gewenschte ver
betering komt, want nog eens verbetering
behoeft Neerbosch. Geen wonder, Neêrbosch
is eene rijkbevolkte wereld; daar wordt zoo
veel gedaan, dat we bijna zouden vragenIs
de taak daar te vervullen niet te zwaar voor
één man?
Dit alles overwegende heb ik gemeend over
de kwestie Neêrbosch een en ander u te moe
ten zeggen. Verstaat mij goed! Ik schaar mij
noch aan de zijde van de schrijvers der bro
chure, noch aan die van den heer van 't Lin
denhout. Men mag in den kring van zijn
vrienden zijn meening zeggen, maar een af
doend oordeel uitspreken gaat niet aan. Daar
voor is boven alles kennis noodig; kennis
van zaken, en andersgezwegen.
En als we nu eens nagaan tot welke resul
taten men in deze kwestie gekomen is, dan
kunnen we dit zeggen: we juichen het toe,
dat het openlijk uitgesproken is, dat Neêr
bosch hervorming behoeft, maar we betreuren
het tevens, dat zulks op onwaardige wijze is
uitgesproken. De heeren van Deth en van
Houten hebben daardoor hun eigen zaak, in
den grond goed. heel goed, vrijwel bedorven.
Z.-S.
't Doet ons genoegen te kunnen mede-
deelen, dat bij Kon. Besluit tot ridder in de
orde van Oranje-Nassau is benoemd onze burge
meester den Heer C. Kroon Mz., Dijkgraaf van
Geestmer-Ambacht.
Wij twijfelen geenszins of deze hooge onder
scheiding aan het hoofd onzer gemeente te
te beurt gevallen, zal met de meeste ingenomen
heid zijn vernomen.
Ds. H. A. Ludwig, predikant te Zuid-
Scharwoude, heeft toezegging van beroep ont
vangen naar den Helder.
Binnenland.
„Niet altijd is de liefde bestendig van duur,"
zoo dacht ook een jong echtpaar te Assen, dat
eerst Woensdag 1.1. was getrouwd en reeds in
de eerste wittebroodsweken den huwelijksband
te knellend vond. Man en vrouwlief besloten
dus, met wederzijdsch goedvinden, maar weer
te scheiden. Een koopman voor den inboedel
was dra gevonden en reeds Zondag ging weer
elk zijns weegs.
»Ik ken een lied, dat 't hart bekoort
Ik ken een lied vol melodij
Een allerliefst helder stemmetje, een weinig zwak
misschien, maar zuiver en klaar als bergkristal. In
Borne, waar Patti of Nilsson nooit gezongen heb
ben, gold juffrouw Beertema voor de eerste zan
geres. De harp, die door de grauwe tante met vaste
hand werd getokkeld, deed wakker haar plicht.
Zoodra Bertha Arthur zag, geraakte zij eventjes
in verlegenheid en kleurde, terwijl de grauwe tante
hij den aanblik van den brutalen katoenspinner
bleek werd van kwaadheid. Maar alles girig goed.
Toen het lied uit was, werd overal in de zaal
geapplaudisseerd, maar wie zich het dapperst van
allen weerde, was Dribbes. Hij klapte niet alleen
in de handen, maar stampte als razend met zijne
voeten en brulde: «Bravo! Bravissimo! Da capo!
Bis! Biswaarmede hij natuurlijk de algemeene
opmerkzaamheid op] zich en z"" motoro^i
De tante greep een platte schaal om hoogsteigen-
handig de verschuldigde weldadigheidsbijdragen te
incasseeren. Zij begon aan het andere einde der
zaal, waar terstond de dubbeltjes begonnen te ram
melen. Welke portemonnaie had zulk een grauwe
majesteit ook kunnen weerstaan
«Nu mogen wij ons niet laten lompen,® fluis
terde Dribbes zijn metgezel toe. «Wij moeten de
goede kleinsteedsche gemeente verbazen. Hebt u
geld goud?®
»In mijn portefeuille heb ik twintigduizend gul
den,® zeide Arthur, «en als die blonde krullebol met
de schaal rondging, zou ik ze er op leggen. Dat
zou een troef zijn, wat?®
«Het zou een piramidaal effect maken. Maar niet
zóó verkwistend, mijnheer Hagers. We geven elk
een goud tientje, en wel met een air, alsof 't maar
een stuivertje was Is u muzikaal?"
»Ik trommel een beetje op de piano, maar niet
goed genoeg om mij in gezelschap te laten hooren.«
«Zingt u?"
2Als een varken, dat gekeeld wordt.®
«Enfindan moet ik er aan gelooven. Ik hen
muzikaal; virtuoos op de mondharmonica. Waarom
lacht u? Ik draag mijn instrument altijd in mijn
vestzakje. Ik heb een idee, mijnheer Hagers. U zult
zoo meteen zien, hoe ik mij in een sireen verander
om steenen harten te vermurwen. Ziet u dien acht
baren mijnheer daar?"
«Laat zien, is dat niet blondje's vader? Jawel,
het is dezelfde, die de dames van den trein heeft
gehaald."
«Juist; we zullen zijn kennis gaan maken en ons
meteen als toekomstigen zwager en schoonzoon aan
hem voorstellen."
»Neen, neen, schei uit, mijnheer Dribbes, maak
het in vredesnaam niet al te bont!«
«Kom, komU zult zien hoe goed ik het aanleg.
Ik ben namelijk een duivelskerelOver vijf minu
ten geeft juftrouw Bertha u den verlovingskus.«
De duivelskerel duwde den tegenstribbelenden
Arthur naar het tafeltje van den heer Beertema
en maakte een buiging.
«Zijn deze stoelen vrij vroeg hij, op vijf ledige
matten stoelen wijzend.
»Deze drie, die twee zijn bezet voor mijn
dames,® voegde de heer Beertema er beleefd bij.
»Is 't geoorloofd, dat wij hier plaats nemen
»0, zeker
«Wij zijn hier vreemd, maar misschien ben ik u
toch bij name bekend. Ik heb immers het genoe
gen den heer Beertema, in machinerieën, te spre
ken
«Die ben ik.®
»Ik heet Dribbes, Nikolaas Dribbes, van Ootmar-
sum, katoenspinner. Nu kent u mij zeker wel?«
«Ja, stellig!riep de heer Beertema verrast.
»En deze mijnheer,ging de onverstoorbare ka
toenspinner verder, «heet Hagers en is uit uit
ja, waar is u eigenlijk vandaan
«Rotterdam.®
Beroep
»Ingenieur.«
Nadere omschrijving?®
Werktuigkundig.®
«Afkomst
«Mijn vader had een ijzergieterij.®
«Hagers en Tillesen?« vroeg de heer Beeitenia.
«Dat was zijn firma.«
«Dan heb ik uw vader heel goed gekend, mijn
heer Hagers. Ik heb jaren lang zaken met hem ge
daan."
«Kijk, dat treft al bizonder!® riep Dribbes ver
genoegd. «Ja, ja, zoo gaat het; als men zich maar
eerst behoorlijk aan elkander voorstelt, komt het
al heel gauw uit, dat men soms voor een paar dui
zend jaren reeds dikke vrienden is geweest."
Bertha, die nog op de estrade met een vriendin
netje had staan fluisteren, trippelde nu nader en
ging blozend naast haar vader zitten. «Nu is 't
pauze, papa tien minuten en dan krijgen we
de voordrachten,® zeide zij.
Bijna op hetzelfde oogenblik verscheen ook de
grauwe tante, met het offerschaaltje, waarop, te
midden van een hoop dubbeltjes en enkele kwartjes,
twee eenzame guldens prijkten, met een air, alsof
't rijksdaalders waren
Met onnavolgbare nonchalance wierp Dribbes zijn
gouden tientje in de schaal en snel als de gedachte
volgde Arthur zijn voorbeeld. Tante's zuur gezicht
klaarde op bij den aanblik der rijke vangst en een
bewonderend gemompel liet zich onder de omzit-
tenden hooren. Alleen de oude heer Beertema
schudde afkeurend het hoofd over zulk een licht
zinnige geld verkwisting.
Angelika leverde haren roof af en kwam daarna