Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 41.
Zondag 8 October 1893.
2e Jaargang.
Eendracht.
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
EISA'S IDEAAL.
NI E UWE
UltiEBUklK COUIAI
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEM NTSl' RIJS
voor Noordsciiarwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 et-, franco p. post (50 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Noordsciiarwoude.
PRIJS DER AD YERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DIENSTlt8,BU IPOOKWëO. (GrecnwicH tijd.)
Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. Winterdienst.)
III C II T ING HEL 1) E R.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.461)
11.232)
3.063)
6.3 7 4) J
9.53... stopt ge
f GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f 1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.06
11.432)
3.263)
6.574)
regeld te
10.13... Zijdewind
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50*
9.57
12.24f 1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De met stopt des Donderd.met 2) Maand,
i Donderdagsmet 3) des Maandags, Vrijdags en Zaterd.met4) geteekenden trein des Maand, alleen.
RICHTING 4MSTERDA M.
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum.
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Wij maliën onze lezers
attent op de gewijzigde dienst
regeling der IS. IJ. S. Mij.
winterdienstdie 1 October
is aangevangen.
Ziet daar een onderwerp, waarover wij een
en ander in dit blad willen zeggen, en zoo
wij dat doen, dan is dat, omdat onze tijd be
hoefte heeft aan™ eendracht. Eendracht. Zoo
we haar ter sprake brengen en op haar nut
en beteekenis willen wijzen, dan hebben we
tevens te doen met iets, wat bijzonder in den
smaak van het Nederlandsche volk moet val
len. Eendracht maakt machtHeerlijk devies;
ook weten wij allen hoe een kracht en zegen
van de toepassing daarvan is uitgegaan, hoe
gezegend het volk is, dat van de eendracht
in het bezit is.
Eendracht. Wat wil dat zeggen? Meer dan
wij in woorden kunnen uitdrukken, geeft dat
woord van zelf aan, wat wij er onder hebben
te verstaan. Me dunkt, dat er wel' niet één
gevonden kan worden, die niet zou weten,
wat eendracht is. Het is dat gedragen wor
den door een en denzelfden geest; het is dat
aan elkander gebonden zijn door een en den
zelfden band, en vertoont zich eerst in dagen
van strijdin tijden, dat de hoogste belangen
op 't spel staan, belangen, die ten nauwste
samenhangen met de toekomst van volk en
vaderland.
Eendracht kan ook overal zijn, niettegen
staande de verschillende partijen en richtin
gen op godsdienstig gebied, niettegenstaande
de vele rangen en standen, waarin het mensch-
dom gesplitst is. Ik zou niet weten, waarom
op grond daarvan juist tweedracht zou moe
ten wezen. Ik zie volstrekt niet in, waarom
er geen eendracht zou kunnen zijn onder alle
christenen, onverschillig tot welke richting zij
behooren. Of men dat met mij eens is? Me
dunkt hierover valt niet te redeneeren; de
zaak is volkomen duidelijk. Daar alle men-
schen zonder onderscheid onze naasten zijn,
zijn wij allen aan elkander verwant door den
geest der liefde, die ons doet zeggenZijn
wij als broeders één, geen strijd om benze-
lingon.
Maar al is de zaak heel eenvoudig, toch is
zij niet eenvoudig genoeg, om geheel begre
pen en toegepast te worden. Er heerscht in
dit opzicht, vooral heden ten dage,-.groote
begripsverwarring. Het zou mij niet verwon
deren, dat er onder hen, die dit lezen, zijn,
die zouden bewerenwaar geen eenstemmigheid
is op het gebied van den godsdienst, daar
kan geen sprake zijn van eendracht Ik noem
hier den godsdienst, omdat het nergens zoo
sterk aan het licht komt, als juist op dit
terrein. Deze verkeerde opvatting speelt nog
altijd een groote rol, vandaar dan ook dat de
tweedracht zoo groot is, ja telkens meer toe
neemt. Wel beweert men, dat die tweedracht
een gevolg is van de verschillende partijen
en richtingen en kerkgenootschappen, maar
dat is eene onjuiste bewering. Neen, die twee
dracht is het gevolg hiervan 1° omdat men
altijd zaken met personen verwart en omge
keerd en 2° omdat men in lederen mensch
den mensch niet weet te waardeeren. Zeker
zaken en personen worden met elkander ver
ward. Men ziet de zaak zoo menigmaal voor
den persoon aan, alsof hij of zij, met wie ge
het in een of ander opzicht oneens zijt, toch
niet iets zou kunnen zeggen, dat aanspraak
kan maken op uwe instemming; alsof twee
menschen, hoe uiteenloopend van aard, ka
rakter en aanleg ook, niet beiden de schou
ders zouden kunnen zetten onder een en het
zelfde plan. Zoo weigert men ook nog maar
al te zeer in iederen mensch zijn naaste te
zien, heel eenvoudig, omdat er verschillen
zijn waarin dan ook, alsof ieder mensch geen
aanspraak zou kunnen maken op den naam
van mensch; alsof men niet evengoed een
mensch zou kunnen zijn als ieder ander. Er
is niets, dat zooveel kwaad sticht; ook is er
niets zoo onverstandig, want verschillen zijn
en blijven er; wie dan ook streeft naar op
heffing daarvan, streeft naar het onmogelijke.
Intusschen veel blijft er liggen, dat aangepakt
.en al lang aangepakt had moeten worden;
veel schreit, schreit letterlijk om hervorming,
maar de heeren zijn 't oneens met elkander
en wat hervormd moet worden blijft zooals
het is. Daaraan, aan die verschillen, wordt
veel gewaagd, om niet te zeggen alles; de
„geheele maatschappij is er mede gemoeid; de
toekomst" van land en volk hangt er ten-
nauwste mede samen. Wat zal er van ons
worden, als die tweedracht zoo haar scepter
zwaaien blijft?
Eendracht maakt macht. Laat ons dit nooit
vergeten. Al is het waar, dat het oorlog voe
ren minder wordt en er kans bestaat, dat het
woord „oorlog" uit hot woordenboek der
menschheid zal worden geschrapt. Ook is het
waar, dat er oene andere en grootere strijd
gevoerd wordt dan die met het zwaard. Het
is de strijd tegen de zonde tegen alles, wat
een mensch, een volk ontsiert. Geen zwaar
den kunnen hierbij dienst doen; geen geweld,
geen politiemaatregelen. Hier kan alleen de
eendracht dienst doende eendracht, die, over
alle verschillen heengaande, de menschen aan
elkander verbindt door den geest, die ruim
achttien eeuwen geleden van den grooten
Menschenzoon, den Vredevorst is uitgegaan;
de „Eendracht," uwe moeder en de mijne, de
goede genius van volk en vaderland; de be
schermheilige van onze vrijheid en onafhan
kelijkheid. Nog altijd herinnert zij ons aan de
waarheid, dat Nederland een vrij land, ons
volk een vrij volk is; dat Oranje de geloofs-
en gewetensvrijheid steeds in eere heeft ge
houden, en dat ons volk, in bezit van die
vrijheid zich wetende, krachtig is geweest in
den strijd tegen Spanje. Zijn we nog krach
tig, krachtig in den strijd tegen het kwade;
krachtig daar, waar krachtig moet worden
opgetreden? Luisteren wij naar hetgeen onze
Moedor „Eendracht" predikthebben wij haar
lief. Bovendien, wat is een kind, dat zijn
moeder niet liefheeft?
Z.-S.L.
Uit Zuidscharwoude meldt men ons:
Men is daar zéér onder den indruk van het
aanstaand vertrek van Burgemeester J. R. Kist.
In korten tijd heeft hij veel gedaan, dat niet
alleen van nut en beteekenis voor het heden is,
maar ook en vooral voor de toekomst. Hij heeft
orde gebracht in verscheidene zaken en altijd
met nadruk geprotesteerd tegen hetgeen niet
alleen der bevordering van stoffelijke, maar ook
van geestelijke welvaart in den weg stond. "Wij
kunnen zonder eenige overdrijving zeggen: On
der zijn bestuur is in velerlei opzichten een
andere en betere geest gekomen en wie dat van
belang acht, zal het betreuren, dat zulk een man
vertrekt.
Wij zullen hem missen, erg missen ook. Zijn
taak wordt plotseling afgebroken, en dat, terwijl
er nog zooveel te doen is. Ook als Secretaris
der gemeente heeft hij zich betoond als een zéér
nauwgezet en stipt man. Van harte 'hopen wij,
dat het hem en zijne gade wel moge gaan te
Ophemert, gelijk wij ook van harte wenschen,
dat de man, die hem te Zuidscharwoude opvolgt,
moge arbeiden met denzelfden ijver, denzelfden
ernst; met dezelfde liefde en toewijding, als
waarmede hij bijna twee en een half jaar gear
beid heeft.
Twee en een half jaar, hoe een korte tijd,
doch niet te kort, om reeds aanspraak te kunnen
maken op veler achting en waardeering.
Zuidscharwoude. Naar wij vernemen
zal Ds. H. A. Ludwig zijn laatste woord tot
zijne gemeente spreken op Zondag 5 November
e. k. op nader te bepalen uur.
«Zeer vriendelijk van u, mijnheer Gürtler, har
telijk dank,« sprak mama.
Elsa bekeek met kinderlijke vreugde de twee
roode, gedrukte papiertjes, kaartjes voor de opera
voorstelling van dien avond, waarmede mijnheer
Gürtler, een goede bekende van de familie, de dames
verrast had.
Moeder en dochter waren voor eenige dagen uit
hare woonplaats in de provincie naar de residentie
gekomen, om daar eenigen tijd te vertoeven. Elsa
was pas 17 jaar geworden en hare ouders hadden
haar dit uitstapje, al jaren geleden, beloofd tot
voltooiing harer opvoeding. Het trof nu ook zoo
goed, dat mijnheer Gürtler, die zijne ambtelijke
loophaan onder Elsa's vader was begonnen, de dames
tot geleider kon strekken. Hij was reeds sedert
eenigen tijd in de residentie en kon de dames met
zijne ondervinding ter zijde staan. De moeder was
voor een tiental jaren reeds in de residentie ge
weest, maar de dochter kende al de heerlijkheden
van de hoofdstad slechts uit de kranten. Mama, nog
eene knappe, levenslustige vrouw, verheugde zich
trouwens evenzeer als de dochter op de genoegens,
die men zou smaken. Elsa was een weinig senti
menteel en gevoelde iets, dat naar eene huivering
geleek, bij de gedachte aan de groote gebeurtenis,
die zij als een keerpunt in haar leven beschouwde.
Haar leven was tot nu toe zeer eenvoudig en
eentonig geweest. Mijnheer Gürtler, haar oude be
kende, was bij deze eerste ontmoeting verbaasd
ja, zelfs een weinig verlegen geworden, toen hij
Elsa, die hij als een klein meisje had verlaten, nu
als eene groote dame terugzag. Hij kwam echter
spoedig tot de ontdekking, dat in die groote dame
nog altijd de kleine Elsa van vroeger verborgen was.
Zij was vrij lang geworden, maar haar gezichtje
was kinderlijk en rond gebleven en zij had nog
dezelfde blauwe oogen, hetzelfde lichtblonde haar,
dezelfde schroomvallige houding als het meisje van
twaalf jaren. Ook mijnheer Gürtler zelf was eenigs-
zins veranderd en volgens mama, in zijn voordeel.
Hij had de manieren aangenomen van eene groote
stad en iets deftigs gekregen in zijne houding zooals
mama beweerde. Elsa echter, die veel romans had
gelezen, vond hem erg gewoon.
»Elsa heeft eigenlijk nog nooit eene opera ge
zien, ging mama, zich tot den heer Gürtler wen
dende, voort. «Wel is waar geeft men bij ons ook
opera's maar hoe? De Linda van Chamounix,
de Zampa, la Dame blanche en dergelijke. En dan
de primitieve decoratiën van een tooneel in de pro
vincie O, het zal een overweldigenden indruk op
haar maken
»Ik verheug er mij vreeselijk op I« riep nu ook
Elsa met schitterende oogen. Mijnheer Gürtler zag
haar met welgevallen aan.
«Do rollen zijn zeer goed bezet,antwoordde hij.
»Becker treedt op als Lohengrin.
«Werkelijk riep Elsa uit. «Db beroemde
Becker?"
»Nu, ik hoor liever Eckemann,« meende Gürtler,
«maar die is op reis.".
Elsa was verrukt. Hoeveel had zij niet reeds in
de kranten over dien Becker, dien gevierden zan
ger, gelezen. Hij was een van de beroemdste teno
ren van zijnen tijd. Maar Eckemann nu ja, dien
naam had zij wel eens gehoord
Mijnheer Gürtler beloofde nog de dames tijdig
at te zullen halen en naar het theater te geleiden.
Mama was verrukt over zijne beleefdheid en ook
Elsa prees hem, maar eenigszins verstrooid hare
gedachten waren reeds bij «Lohengrin.Toen zij
dien avond in een huurrijtuig met mijnheer Gürt
ler naar de opera reden, was het haar zonderling
te moede. Door een der groote glazen deuren be
traden zij de marmeren vestibule, die met fresco's
van de beroemdste schilders was versierd. Eindelijk
hadden zij hunne plaatsen ingenomen. Mijnheer
Gürtler was onvermoeid in het geven van ophelde
ringen over de fresco's en de bustes op het groote
scherm en langs de loges en vestigde de aandacht
van de dames op enkele bekende personen, die de
voorstelling met hunne tegenwoordigheid vereerden.
Mama was geheel oor, maar Elsa zat droomerig te
luisteren. Haar hartje klopte hoorbaar, toen onder de
verrukkelijke tonen van de ouverture het scherm
opging. Zij had een gevoel, alsof er iets bijzonders
met haar moest gebeuren. Met hartstochtelijke be
langstelling zag zij de beide eerste scènes afspelen,
waarin het leven wordt bezongen van hare naam-
genoote. Zij beefde voor Elsa, toen de heraut met
stentorstem ten strijde opriep voor de aangeklaagde
Elsa van Brabant, over wier schuld of onschuld een
godsoordeel zou beslissen. Reeds twee malen had
de noodlottige roep te vergeefs weerklonken thans
klonk hij voor de derde en laatste maal. Daar komt
beweging onder het volk en alles haast zich naar
den oever van de zee; langzaam nadert daar eene
reusachtige zwaan. In de boot, die door het dier
wordt voortgetrokken, staat een gewapende en ge
harnaste ridder. Zijn harnas glinstert als zilver,
zijne golvende haren en baard zijn blond, zijne
houding is fier en vol waardigheid, maar zijn oog
opslag verraadt een zacht gemoed. Met vasten tred
stapt hij aan land en met een vriendelijk handge
baar zendt hij de zwaan terug zacht, als hemel-
sche muziek, klinkt zijne stem
«Nun sei bedankt, mein lieber Schwan
De zwaan verdwijnt. Het volk is achteruitgesto-
ven als zag het eene bovenaardsche verschijning.
Elsa is op eene knie neergezonken. Hoe had zij
anders kunnen doenDe fiere ridder is immers ge
komen om haar te reddenTerwijl zijn zilveren
rusting een blauwachtigen glans verspreidt, staat
hij met opgeheven hoofd midden op het tooneelde
pracht van het keizerlijk hof verbleekt bij den
nimbus, die deze heerlijke verschijning omstraalt.
Moest dan Elsa ook niet verbleeken Zelfs dei-
kleine Elsa, daar beneden in het parket, staat het